Uit de aangestreepte passages in iemands boekenverzameling zou een geestelijke biografie te destilleren zijn. Ik herinner me eens een stuk te hebben gelezen van een schrijver die onverwachte inzichten had gekregen in wat voor man zijn vader was en wat hem bezighield, doordat hij na de dood van die vader langs de markeringen in zijn boeken las. Het is een mooi beeld: een persoonlijkheid gecondenseerd in potloodstreepjes.
Zelf hanteer ik ook graag het potlood bij het lezen. Van de theoretische mogelijkheid om de zaak weer uit te gummen komt het nooit, toch gebruik ik alleen een potlood, want ik heb vroeger ingeramd gekregen dat het barbaars is om een boek met een pen te lijf te gaan en hoe onzinnig ook, dat idee krijg ik er niet meer uit. Ik hanteer het potlood in de eerste plaats om fouten te verbeteren. Zodra ik een druk-, spel- of taalfout zie staan, wordt de eindredacteur in me wakker en voel ik me gedwongen het verbeteren. Soms sta ik zelfs op uit mijn comfortabele positie op de bank om een puntenslijper te gaan zoeken, omdat het potlood onder handbereik te stomp is voor mijn venijnige correcties. Ik ben me ervan bewust dat dit een rare tic is, maar taalfouten in boeken vind ik bijna persoonlijk beledigend, alsof er een dooie vlieg in de yoghurt zit.
Ik lees genoeg boeken, zonder dat er een potlood aan te pas komt, maar soms krijg ik de geest en markeer ik interessante gedachtes en mooie of treffende formuleringen. Dat kan door streepjes in de kantlijn of door de zin zelf te onderstrepen. Als ik iets irritante flauwekul vind, plaats ik een aaneenschakeling van liggende streepjes of ik zet sic! in de kantlijn. Eigenlijk zijn de markeringen een soort stil applaus en boegeroep. Ze zijn vooral handig wanneer ik later nog eens wat wil opzoeken. Dat gebeurt niet heel vaak, maar als het nodig is, wijzen mijn streepjes heel snel de weg. Ook grappig is dat streepjes van jaren geleden doorgaans nog steeds op dezelfde manier tot mij spreken: ik vertoon dezelfde reactie van instemming of afkeer op de betreffende passage.
Een tijdje geleden vergeleek Arjan van Veelen in NRC Next het fysieke boek met een melkpak. Niemand piekert erover om leeggedronken melkpakken te verzamelen in een kast, maar boekenlezers vinden het heel gewoon om hun uitgelezen exemplaren te bewaren in daarvoor bestemde kasten, alwaar ze ruimte vreten, stof verzamelen en bezoekers proberen te imponeren. De Kindle en soortgelijke e-readers zullen een eind maken aan deze overbodige gewoonte en ten slotte zal de geest (de inhoud van de boeken) zegevieren over de materie (het fysieke boek).
Ongetwijfeld gaat het die kant op en ik geef het grif toe: een Kindle is handig met vakantie en van mijn eigen boekenbezit kan best de helft bij het grofvuil, sterker nog, ik zet regelmatig hele dozen tegelijk buiten, anders slibt het hier dicht. Maar van een niet onaanzienlijk gedeelte zou ik geen afscheid willen nemen, omdat die boeken tot mij hebben gesproken en ik heb teruggesproken. Ze zijn in hun fysieke vorm een soort huisgenoten die mij zullen overleven, tenzij er brand uitbreekt.
Op de Kindle kunnen lezers ook passages markeren, maar die digitale streepjes worden met allerlei andere lezersinformatie teruggekoppeld naar het hoofdkantoor van Amazon, zodat dat bedrijf meer of juist minder van dat soort boeken op de markt kan zetten. Mijn persoonlijke privéstreepjes als input voor de commercie? Hoe durven ze! Met een beetje geluk valt het doek voor mij net iets eerder dan voor het papieren tijdperk. Mijn nabestaanden kunnen dan mijn anoniem geworden streepjes buiten zetten.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.