Spring naar inhoud


Persoonlijk schrijven

De onthulling van de identiteit van de schrijfster Elena Ferrante, die wereldfaam verwierf met haar vierluik over twee vriendinnen uit Napels, wekte verontwaardiging. Dertig jaar lang hadden schrijfster en uitgever het geheim in stand kunnen houden. Pas toen een gisse journalist de geldtransacties naspeurde – dezelfde follow the money methode als werd toegepast om de identiteit van de populaire bejaardenhuisschrijver Hendrik Groen te achterhalen – bleek wie er achter dit pseudoniem schuilde.

Zo veel journalistiek speurwerk voor zo weinig baten. Elena Ferrante is haar zorgvuldig bewaarde privacy kwijt en waar zit hem precies de winst voor het lezerspubliek om haar echte naam te weten? Ook nu deze bekend is, zal ze niet bereid zijn tot het houden van interviews die, zoals altijd in schrijversinterviews gebeurt, voornamelijk draaien om de vraag ‘weerspiegelen uw romans uw eigen ervaring?’ Met of zonder pseudoniem hoort Ferrante bij de schrijvers die vinden dat hun boeken voor zichzelf moeten spreken en op hun eigen merites beoordeeld moeten worden en dat hun persoonlijke achtergrond er niets mee te maken heeft. Als iemand zijn privé leven niet wil delen met een hongerige meute, is het akelig om hem toch uit zijn hol te slepen en midden op de markt tentoon te stellen. Dat is zo’n beetje wat met Ferrante is gebeurd. Het recht van het publiek om te weten wint het altijd van het recht van een individu om met rust gelaten te worden.

‘Doorleefd’ zou je kunnen zeggen, maar dat zijn die boeken dus juist niet!

Toch zit er één grappig winstpuntje aan deze identiteitsonthulling, zoals de schrijver Adam Kirsch opmerkte in The New York Times: Elena Ferrante, van huis uit vertaalster, komt uit een geletterd milieu en is in het geheel niet opgegroeid in de achterbuurten van Napels die ze zo treffend beschreef in haar Napolitaanse serie. Ik heb die boeken ook gelezen en ze maakten op mij een onvergetelijke indruk, niet alleen in psychologisch opzicht, maar juist ook in Ferrantes oog voor detail, haar evocatie van de sfeer, het dagelijkse leven en de omgangsvormen in prefeministische tijden. ‘Doorleefd’ zou je kunnen zeggen, maar dat zijn die boeken dus juist niet, wat ze tot mogelijke steen des aanstoots promoveren binnen de discussie over culturele toe-eigening. Mag een intellectuele vrouw uit de gegoede middenklasse wel schrijven over opgroeien in een volksbuurt, als ze daar geen ervaring mee heeft? Ik heb daar geen probleem mee – integendeel, een extra compliment voor Ferrantes verbeeldingskracht – maar, nu haar identiteit bekend is, zullen de tegenstanders van culturele toe-eigening niet anders kunnen dan hun waardering van haar boeken omlaag schroeven: ’t is alleen maar verzonnen!

Het lezerspubliek heeft geen recht op het persoonlijk leven van de schrijver. Dat neemt niet weg dat ook voor mij het boek zelf niet voldoende is. In deze tijden van heen en weer klotsende informatie is dat een onhoudbaar idee. Zodra ik een boek van een mij onbekende schrijver uit heb, stort ik me op google. Voor de recensies, maar ook voor de schrijver zelf. Van de week las ik Imagine Me Gone van Adam Haslett, een roman over een gezin, waarvan de vader en een van de drie kinderen kampen met depressie. Het boek heeft niets te maken met het van clichés overlopende overheidsspotje ‘Depressie, herken de signalen!’ Het is meer van het niveau van William Styrons memoir Darkness Visible: buitengewoon inzichtgevend en elegant verwoord, ook de gevolgen van depressie op de onderlinge familierelaties.

Een van de kinderen (niet degene met depressie) is homoseksueel en ook zijn ontwikkeling wordt buitengewoon aansprekend, empathisch en rijk gestoffeerd weergegeven op een manier die ik niet eerder had gelezen. Authentiek? Ik moest weten of de schrijver zelf ook homoseksueel was en binnen een minuut stuitte ik op een interview met Haslett, waarin ook terloops zijn gay zijn aan de orde kwam. Precies wat ik al dacht. Maar depressief was hij niet geweest. Goede schrijvers putten niet alleen uit zichzelf.

Artikelen in Column.


1 reactie

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.

  1. vandongen schrijft

    Op zich heeft elke schrijver het recht zich achter een pseudoniem te verbergen. Het is dan aan de lezer om te begrijpen dat ‘in de ik-persoon schrijven over een bejaarde/vrouw/zwarte/junkie/etc niet automatisch betekent dat de schrijver namens zichzelf spreekt’.
    Het is wel een totaal ander verhaal als het bijv gaat over ‘a million little pieces’: een fictie-boek aanprijzen als waargebeurde memoir is oplichting. Je in interviews voordoen als een mishandelde tiener terwijl je in werkelijkheid een verveelde huisvrouw bent valt absoluut niet meer onder ‘artistieke vrijheid’.

    Op zich begrijp ik de klacht over ‘culturele toe-eigening’ ergens nog wel (imo zijn er veel te veel lezers die denken dat ‘een boek lezen over arme mensen/ gekleurde mensen/etc’ ze brengt tot een dieper begrip van die mensen en hun situaties, en dan vanuit die fictie de betreffende groep benaderen). Natuurlijk is het ongemakkelijk dat een verhaal als ’the help’ of ‘aafkes tiental’ werd verteld vanuit het perspectief van de nobele werkgever ipv vanuit de persoon zelf.
    Maar ik vind de roep om dat nooit meer te doen overdreven: dan mag een mannelijke schrijver ook niet over vrouwen schrijven, een oudere niet over jongeren, een blondje niet over een roodharige, etc et. want je kunt ook dan immers ‘niet weten hoe het echt voelt’ om exact die persoon te zijn.

    Natuurlijk heeft u het volste recht om ‘de boeken van Ferrante ook nu nog goed te vinden’, maar ik zou u willen vragen om u niet al te zeker op te stellen mbt de ’treffende sfeer’ die u in de verhalen meent te ontwaren (ik neem tenminste aan dat u niet uit een napolitaans arbeidersmilieu komt). Google anders even op ‘anti-tom literature’ om een beeld te krijgen van de uitwassen van culturele toe-eigening.



Sommige HTML is toegestaan