Spring naar inhoud


Een oplossing voor daklozen?

Beste Beatrijs,

Weer of geen weer, bij vrijwel alle supermarkten staan daklozen hun krant te verkopen. Zij groeten voorbijgangers vriendelijk. Ik zie iedereen doorlopen. Sommigen maken een praatje, maar ik zie zelden iemand de krant kopen. Ik doe het ook niet. Ik heb genoeg leesvoer. Soms geef ik een euro, maar ik heb er altijd een rotgevoel bij. Is er geen betere oplossing dan deze mensen daar neer te zetten met een krant die niemand wil? Ben ik de enige die het akelig en beschamend vindt dat zij er staan? Het is toch een vorm van bedelen? Waarom geen vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld schoffelen of ouderen helpen met klusjes?

Een oplossing voor daklozen

Beste Een oplossing voor daklozen,

Daklozenkrantjes verkopen is inderdaad een verkapte vorm van bedelen. Het is een geaccepteerde manier om toch iets van inkomen te genereren. Net iets minder beschamend dan je hand ophouden op straat, maar veel maakt het niet uit. Bedenk wel dat daklozen zelf gekozen hebben voor het verkopen van krantjes om iets om handen te hebben en zich verdienstelijk te maken. Sinds kort worden in sommige gemeentes mensen die in de bijstand zitten gedwongen om vrijwilligerswerk te doen op straffe van korting op hun uitkering. Het is ingewikkeld om dit te organiseren en er kleven nadelen aan, omdat nuttig werk als ouderenhulp of schoffelen in het park ook gedaan wordt door echte vrijwilligers of door mensen met een taakstraf. Het lijkt weinig zinvol deze concurrentieslag om ongeschoold werk nog verder te intensiveren door daklozen aan de mix toe te voegen.

Het valt niet te ontkennen dat er daklozen bestaan – het is niet goed ze te willen wegmoffelen.

Nog even iets over uw gemoedstoestand: de aanblik van bedelaars/ daklozen roept bij u schaamte en afkeer op. Medelijden is een tweesnijdend zwaard. U wekt een beetje de indruk dat u zich beter zou voelen, wanneer zich geen daklozen in uw gezichtsveld zouden bevinden. Het zou voor ú een oplossing zijn, wanneer de daklozen te werk gesteld zouden worden met klusjes (of die nu wel of niet zinvol zijn vanuit maatschappelijk standpunt). Uw gevoel voor moraliteit wordt medegekleurd door uw gevoel voor esthetiek. Moraliteit à la, maar met esthetiek moet u uitkijken. De consequentie van te veel belang hechten aan esthetiek is het Potemkindorp, waar alle ongerechtigheden netjes zijn weggewerkt achter bordkartonnen facades, zodat bezoekers zich nergens aan hoeven te storen. Ongeveer zoals geestelijk gehandicapten vroeger ver weg in de bossen werden opgeborgen. In een echte maatschappij ligt rotzooi en is er van alles mis. Overheid en burgers moeten hun best doen om tegen ellende in het geweer te komen, maar sommige ellende is niet uit te bannen, en het minste wat je dan als individuele burger kunt doen is geen aanstoot nemen aan de zichtbaarheid ervan. Het valt niet te ontkennen dat er daklozen bestaan – het is niet goed ze te willen wegmoffelen.

Laat u zich niet van slag brengen door de aanblik van daklozen. U hoeft zich niet te schamen, want het is uw verantwoordelijkheid niet. Koop het krantje, als u hiervoor in de stemming bent. Een aardig gebaar kan nooit kwaad. En als u er geen zin in hebt, houdt u het bij een vriendelijke groet.

Artikelen in Winkels.

Gelabeld met , .


Zie af van ‘Reply to all’

Beste Beatrijs,

Het valt mij op dat mensen steeds vaker e-mailtjes die zijn gericht aan een grote groep beantwoorden met een mail ‘aan allen’. Een voorbeeld: op het werk mailt iemand aan alle 100 collega’s: ‘wie heeft mijn gsm-oplader meegenomen?’ Bij zo’n vraag kan ik me nog iets voorstellen. Anders ligt dat voor de 15 antwoorden die volgen, grotendeels grappig bedoeld, die ik ook weer moet bekijken en wissen. Moet ik een vlammende mail schrijven (voor een keer dan ‘aan allen’), waarin ik vraag of men mij niet meer wil lastigvallen? Of moet ik gelaten accepteren dat dit er nu eenmaal bij hoort?

Laat me met rust!

Beste Laat me met rust,

‘Reply to all’ is inderdaad een irritante functie, wanneer die klakkeloos wordt toegepast. Hetzelfde geldt voor overbodige cc’s. Het legt extra druk op het toch al uit zijn voegen barstende e-mailverkeer. De functie zou alleen gebruikt moeten worden, wanneer de inhoud van de mail ook echt relevant is voor iedereen. Dat is bijna nooit het geval.

Het is lastig om een groep mensen zo ver te krijgen om overbodig en irritant gedrag achterwege te laten. Er blijven altijd sukkels die per ongeluk op ‘reply to all’ drukken in plaats van op ‘reply to sender’, en je houdt ook altijd mensen die denken dat de grap die zij maken leuk genoeg is voor het hele kantoor. Ik vrees kortom dat het schrijven van een vlammende oproep aan allen om hiermee op te houden weinig zin heeft. U kunt het natuurlijk altijd proberen, als het u te dol wordt, maar reken niet op succes. Het simpelste is om alle reply’s op een massa-missive die uw mailbox binnenstromen als spam te behandelen: onmiddellijk deleten zonder ze zelfs maar te openen.

Artikelen in Internet en e-mail.


Lener blijft in gebreke

Beste Beatrijs,

Meer dan een jaar geleden heb ik een goede vriend een cd uitgeleend die ik zelf cadeau had gekregen. Ik was zo enthousiast over de muziek, dat ik die graag wilde delen. Na een paar maanden informeerde ik of ik de cd terug kon krijgen. Maar mijn vriend liet het afweten, ondanks herhaald aandringen. Mij bekroop het gevoel dat hij niet eens actief zocht naar het schijfje. Mijn verzoeken werden dringender, ik wilde een eind aan deze kwestie. En ik was geïrriteerd door zijn laksheid.

Deze week vond ik een envelop in de brievenbus met mijn cd erin. Dat wil zeggen: niet mijn cd, maar een nieuwe die door hem was aangeschaft. Ik voel nu de sterke neiging dit troostschijfje terug te geven. Ik wil namelijk mijn eigen exemplaar terug. Ik baal ervan dat daar zo onachtzaam mee is omgegaan.

Ik wil geen substituut!

Beste Ik wil geen substituut,

Uw vriend is die cd natuurlijk kwijtgeraakt of heeft hem doorgeleend. Met geleende spullen wordt vaak slordiger omgesprongen dan met het eigen bezit. Geleende voorwerpen die kapot of verloren raken moeten worden vervangen door een nieuw exemplaar. Wat dat betreft heeft uw vriend zich netjes aan de uitleenconventies gehouden, al ging er wel veel tijd overheen en was het vervelend voor u om te moeten aandringen.

In het algemeen wordt aan massaal geproduceerde gebruiksvoorwerpen zoals boeken, cd’s, dvd’s, geen persoonlijke, emotionele waarde toegekend. Een geërfde halsketting of antieke soepterrine heeft voor de eigenaar een unieke waarde en is daardoor onvervangbaar. Dat geldt niet voor een cd. Of je nu het ene of het andere schijfje opzet, de muziek klinkt hetzelfde. Idem dito met boeken. Kennelijk heeft deze specifieke cd een bijzondere emotionele waarde voor u, omdat u hem bij een gedenkwaardige gelegenheid van een geliefde hebt gekregen. In dat geval had u hem niet moeten uitlenen! Een boek dat uniek is geworden door een persoonlijke opdracht of door eigen aantekeningen in de marge kun je ook maar beter niet uitlenen. Maar vervangbare spullen mogen vervangen worden, dus aan die verplichting is voldaan. Wel kunt u bij uw vriend navragen wat er precies is misgegaan met de oorspronkelijke cd. Misschien vindt hij hem nog eens, en dan kunt u ruilen.

Artikelen in Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .


Taalfouten corrigeren

Beste Beatrijs,

Mijn vraag gaat over enkele mensen die ik vrienden noem of heel goede bekenden. Elke keer als een van hen een zin uitspreekt als ‘Hun komen zeker!’ heb ik het daar moeilijk mee. Zelf horen ze het niet, weten niet van de fout, maar bij een sollicitatie onlangs van een vriendin ging het mis, al weet ik natuurlijk niet of het (alleen) daaraan lag. Ik zeg er niets over, omdat ik niet als betweter uit de hoek wil komen. Het is pijnlijk en, omdat het een grammaticale fout betreft, niet eenvoudig uitlegbaar. Je zult dan toch over begrippen als ‘onderwerp’ moeten beginnen. Waarschijnlijk worden ze daar alleen maar onzeker van en dat wil ik beslist niet. Bovendien zijn die mensen, net als ik, al wat ouder en hoeveel zin heeft het dan nog? Alleen die sollicitante is wat jonger. Moet ik erover beginnen of kan ik er maar beter mijn mond over houden, temeer daar al zoveel mensen het onderscheid niet meer kennen?

Gewond taalgevoel

Beste gewond taalgevoel,

De kwestie ‘hun hebben’ sleept al eeuwen. Sommige taalkundigen menen dat het gebruik van ‘hun’ als onderwerp binnen een aantal decennia zo wijd verspreid zal zijn dat het niet meer als fout zal worden aangemerkt. Taal staat bloot aan veranderingen en is onderhevig aan mode. Als iedereen ineens van de ij een ai maakt en ‘zich beseffen’ gaat zeggen in plaats van ‘beseffen dat’, wordt dat op den duur vanzelf de statistische norm. De meerderheid beslist. Maar dat ‘hun hebben’ ook correct wordt zie ik voorlopig niet gebeuren, omdat deze zegswijze een sterke signaalfunctie heeft: let op, hier spreekt een ongeletterde! In formele, geschreven tekst zal ‘hun hebben’ voorlopig een doodzonde blijven, waar elke professionele tekstredacteur het rode potlood voor zal inzetten. Ouders in de midden- en hogere klasse zullen hun kinderen op dit punt onbarmhartig corrigeren, en of die kinderen zich daar wel of niet iets van aantrekken – de besmette lading van dit taalgebruik zal zeker tot hen doordringen.

Boter aan de galg. Paarlen voor de zwijnen.

Dit neemt niet weg dat u uw vrienden beter niet op hun fouten kunt wijzen, want dat zullen zij u niet in dank afnemen. Het is inderdaad behoorlijk ingewikkeld om uit te leggen. Veel mensen hebben geen flauw idee van grammatica en begrippen als onderwerp/ lijdend voorwerp zeggen hun niets. Het heeft dan weinig zin om de schoolmeester uit te hangen. Boter aan de galg. Paarlen voor de zwijnen.

Een uitzondering is misschien uw kennis, de sollicitante. Zij is jonger dan u, dus dat geeft uw uitlatingen meer gewicht en haar vatbaarheid voor verbetering is ook groter. Ouderen die hun hele leven gewend zijn om ‘hun hebben’ te zeggen zijn helemaal niet meer in staat om te veranderen. Of u uw kennis attent kunt maken op haar te informele (volkse) manier van spreken hangt af van de mate waarin zij zich openstelt voor kritiek en hoeveel waarde zij hecht aan uw oordeel.

De manier om het aan de orde te stellen moet tastend en voorzichtig zijn. Vraag bijvoorbeeld aan haar: ‘Zeg jij altijd “hun hebben” of alleen maar als je niet oplet?’ Als ze bevestigt dat dit haar normale manier van spreken is en zich verwondert over de aard van uw vraag, kunt u uitleggen hoe het zit, dat het een veelgemaakte fout is en dat u bang bent dat zij daarmee geen goede indruk maakt tijdens sollicitatiegesprekken. Vervolgens kan zij met deze informatie doen wat ze wil.

Artikelen in Taalgebruik, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met , .


Bang voor toespraak van ex

Beste Beatrijs,

Binnenkort gaat mijn dochter trouwen. Ik ben tien jaar geleden op een heel vervelende manier gescheiden van haar vader. Mijn ex heeft er alles aan gedaan om het geld dat ik van mijn ouders had geërfd te bemachtigen en dat is hem gelukt. Nu heeft mijn dochter haar vader gevraagd om als tijdelijk trouwambtenaar op te treden en het huwelijk te sluiten. Dit vind ik vreselijk. Ik weet zeker dat hij in zijn toespraak zal laten blijken dat hij zich boven mij verheven voelt. Ik heb al aan mijn dochter laten weten dat ik het niet leuk vind, maar het is haar keuze. Gezien de omstandigheden zie ik er tegen op om naar de trouwerij te gaan. Kan ik maar beter thuisblijven?

Ex leidt trouwplechtigheid

Beste Ex leidt trouwplechtigheid,

Begrijpelijk heeft u moeite met deze gang van zaken. Het is ook niet verstandig van uw dochter om haar huwelijksplechtigheid op die manier in het vat te gieten gezien de ongetwijfeld traumatische echtscheidingsperikelen en de aanhoudende gevoelens van onvrede aan uw kant. Maar er is geen reden om te verwachten dat uw ex-man in zijn tijdelijke functie van trouwambtenaar zijn toespraak zal gebruiken om oude rekeningen met zijn ex te vereffenen of om u publiekelijk te vernederen. Hij zal beseffen dat hij zijn dochter daar ook geen plezier mee doet.

Ga er vanuit dat dit u bespaard zal blijven en dat uw ex, zoals het een correcte trouwambtenaar betaamt, zich in zijn toespraak zal concentreren op het stralende bruidspaar en dat hij de verleiding zal weerstaan om steken onder of boven water naar zijn ex-vrouw uit te delen. Ga dus gewoon naar het huwelijk van uw dochter. Begroet uw ex koeltjes met een hoofdknik en de rest van de dag kunt u hem gevoeglijk negeren, terwijl u zich onderhoudt met andere aanwezigen.

Artikelen in Bruiloft, Exen.

Gelabeld met .


Ophouden met zoenen

Beste Beatrijs,

Ik zit in een kookgroep met een aantal dames van rond de 30 jaar. Sinds een jaar of drie spreken we om de zes weken af bij een van de leden thuis. Tot nu toe werd er bij binnenkomst altijd gezoend, maar onlangs deelde een van de leden mee dat zij voortaan een hand wilde geven. Ze zei dat ze had besloten om alleen haar beste vrienden nog te zoenen. Er ontstond een beetje ongemakkelijke situatie. Bij het vertrek werd er helemaal niet meer gezoend, ook niet door de andere leden van de groep. Wat vindt u hiervan? Kun je zomaar zo’n besluit afkondigen (en stoppen met zoenen) en hoe ga je daar als ‘ex-gezoende’ mee om? Is dat beledigend, of in het geheel niet?

Niet meer zoenen

Beste Niet meer zoenen,

Een beetje raar is het wel om ineens op te houden met een conventioneel begroetingsritueel. Zo ben je goede eetvriendinnen, zo ben je gedegradeerd tot vage kennissen. Het is alsof iemand die je al een tijdje kent aankondigt dat het afgelopen is met tutoyeren, omdat hij zich bij nader inzien prettiger voelt als er over en weer u wordt gezegd. Waarschijnlijk heeft deze vriendin tabak van het obligate zoenritueel (het zoenenderwijs afwerken van een heel gezelschap valt wel meer mensen zwaar) zonder dat ze daar speciaal iets beledigends mee bedoelt. Maar het treft wel degelijk onaangenaam wanneer mensen terugschakelen van warme naar wat koelere omgangsvormen. Ik raad u aan er verder geen aandacht aan te besteden. De andere leden van de kookgroep moeten vooral doorgaan met elkaar begroeten, zoals ze dat gewend waren: met zoenen. En de zoenweigeraarster wordt, geheel volgens haar wens, overgeslagen. Even goede vrienden toch?

Artikelen in Traditionele etiquette, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met , .


Hoe de heksen verdwenen uit Europa

Marius Engelbrecht: De onttovering van de waanzin. Hoe het psychologisch mensbeeld het magische verdrong. Uitgever: Athenaeum-Polak & Van Gennep. 367 p., E 22,50.

De heksenvervolgingen behoren tot de beschamendste episodes uit de geschiedenis van Europa. Vanaf de 15de tot eind 17de eeuw heerste er een breed geloof in het bestaan van heksen die een verbond met de duivel hadden gesloten en daarom omgebracht moesten worden. Achteraf kun je spreken van een collectieve waan, die zich des te verderflijker en hardnekkiger betoonde, omdat een van hekserij verdachte vrouw nooit haar onschuld kon bewijzen. Zo werden misoogsten, natuurrampen, persoonlijke ongelukken en ziektes die iemand overkwamen toegeschreven aan de kwaadaardige invloed van heksen. Bezetenheid door demonen werd ook beschouwd als een gevolg van de machinaties van een heks. Voor alle duidelijkheid: de bezetene was niet de heks, maar het slachtoffer. Het boek Malleus Maleficarum (1486), zowel een inventarisatie van de heksenpraktijken als een handleiding om ze op te sporen, stond – volgens de huidige normen – bol van de demonenangst, vrouwenhaat en seksuele obsessies.

Toch had niet iedereen dezelfde opvattingen over hekserij, zoals Marius Engelbrecht laat zien in zijn boek De onttovering van de waanzin. Deze studie (een bewerkte versie van zijn proefschrift) is een mentaliteitsgeschiedenis en gaat over de geleidelijke verdringing van het magische mensbeeld door een meer psychologische zienswijze. Bezetenheid (hysterie, waanzin) is een goed voorbeeld om die verandering aan af te lezen. De artsenij hanteerde al vijftien eeuwen lang de vier-humeuren-theorie van Hippocrates en Galenus om ziektes te verklaren. Hierin was sprake van vier soorten lichaamsvochten (bloed, zwarte gal, gele gal en lymfe) die met elkaar in balans moesten zijn. Ook had je de theorie van de wandelende baarmoeder die bij vrouwen tot hysterische aandoeningen kon leiden. Het lichaam werd gezien als bevattelijk voor geesten die vrij rondzweefden. In de Bijbel stonden genoeg voorbeelden van ongelukkigen die door onreine geesten werden geënterd. Voor 17de-eeuwers hoorden engelen en demonen bij de werkelijkheid.

De symptomen van bezetenheid waren lichamelijk, maar de oorzaak werd als extern beschouwd. De geneesheer Johan Wier (van Nederlandse afstamming) beleed als een van de eersten openlijk zijn twijfel over hekserij. In zijn boek Over duivelse begoochelingen (1563) trekt hij een vergelijking tussen bovennatuurlijke fenomenen en goochelaars op de markt die illusies vertoonden waar het publiek versteld van stond. Wier was van mening dat arme, oude, onwetende vrouwen alleen maar hekserij bekenden, omdat ze gemarteld werden. Hij geloofde overigens wel in het bestaan van demonen. De scepticus Reginald Scot ging een stapje verder en keerde zich tegen bovennatuurlijke verklaringen als zodanig. Als heksen zoveel macht hebben om kwade geesten ergens toe aan te zetten, betoogde hij, waarom zorgen ze dan niet dat zij zelf rijk, mooi en eeuwig gezond blijven? Alleen al door te stellen dat mensen in staat zijn tot bovennatuurlijke handelingen wordt Gods glorie bezoedeld.

In de 17de eeuw werd de ‘War on Truths’ uitgevochten tussen geleerden, artsen, theologen en filosofen, waarbij het bovennatuurlijke kamp steeds meer terrein prijs moest geven aan het kamp der natuurlijke verklaringen. Dit alles met instandhouding van de religie, wat geen gemakkelijke opgave was, want als je eenmaal begint met het uitrangeren van bijgeloof, loopt het geloof zelf ook gevaar. In het voorbeeld van bezetenheid hebben verschillende artsen bijgedragen aan de onttovering van het fenomeen door te wijzen op diagnoseproblemen. Tussen hysterie en aanstellerij lag een dunne scheidslijn. In zorgvuldig beschreven ziektegeschiedenissen merkten zij naast de gebruikelijke humeurenverstoring ook bepaalde voordelen voor patiëntes op: aandacht en zorg van de familie en de vrijheid om zich onbekommerd te misdragen. De term ziektewinst komt van Freud, maar het verschijnsel zelf is natuurlijk van alle tijden. Ook als artsen niet zo ver wilden gaan om bezeten patiënten van opzettelijke manipulatie te betichten, bood een natuurlijke verklaring voor de symptomen meer aangrijpingspunten voor medisch handelen. Houdt men het op bezetenheid, bestaat de remedie uit exorcisme (geen artsenpraktijk).

De belangrijkste doorbraak op lichamelijk gebied was de ontdekking van de bloedsomloop en de functie van het hart als pomp door William Harvey. Dit sloeg de basis onder de humeurenleer weg en diende als funderend principe voor het lichaam als een gesloten systeem. Terwijl vroeger sappen en vochten vrijelijk in alle richtingen door het lichaam stroomden, vatte nu het idee post dat het lichaam werkte volgens fysische wetmatigheden. Voor invasies uit de wereld der geesten kwam steeds minder ruimte. Wel werd de menselijke geest zelf (de psyche) steeds belangrijker. De arts Thomas Snydenham, een man van de praktijk, wierp de hypothese op dat bij hysterie de geest niet instort onder druk van verstoorde organen en vervuilde sappen, maar andersom: verwarde animale geesten werken via het zenuwstelsel in op het lichaam. Thomas Willis (arts met interesse in chemie) ontwierp onder invloed van John Locke een indeling in lichaam, onsterfelijke ziel en corporele ziel. De corporele ziel viel uiteen in vitale ziel (elementaire lichaamsfuncties) en sensitieve ziel (wat je denkt op grond van zintuigen). Dit was een gevaarlijk propositie, omdat in theorie alle denkinhouden door de sensitieve ziel gedacht kunnen worden. Als materie kan denken, waar is de onsterfelijke ziel dan nog voor nodig?

Het honderdjarige debat over het bestaan van demonen en heksen is boeiend om te volgen, omdat het niet langs voorspelbare lijnen verloopt. Tegen het eind van de schermutselingen traden Joseph Glanville (pro) en John Webster (contra) tegen elkaar in het strijdperk. Het grappige is dat de argumenten van de gelover in hekserij een sterkere indruk maken dan die van diens tegenstander. Glanville was een voorvechter van de empirische methode en wilde het bestaan van hekserij wetenschappelijk bewijzen. Hij had bezwaar tegen het gecentraliseerde godsbeeld dat geen ruimte liet voor goede of kwade geesten. Als de onsterfelijke ziel (wiens bestaan niet ter discussie stond) een lichaam uit kan, moet een andere geest erin kunnen. In die tijd waren fysieke vluchten op bezemstelen al niet meer te verdedigen, maar binnen het kader van uittredingen en trances moest een geest op een bezemsteel nog wel tot de mogelijkheden behoren.

Webster was een puritein en een alchemistische arts, die het allemaal bijgeloof vond. Hij gooit het op fantasie, suggestie en natuurlijke verklaringen, maar geloofde weer wel dat de corporele ziel na de dood als een etherisch lichaam een tijdje blijft rondzweven en zich ergens aan kon hechten. Alleen plaatst hij religie buiten de menselijke waarneming en dus ook buiten de wetenschap.

Hun posities liggen goedbeschouwd helemaal niet ver uiteen, en dat komt doordat de ruimte voor het bovennatuurlijke als verklaringsgrond ook voor de strikt religieuzen steeds kleiner werd. Dit laatste is niet speciaal een nieuw inzicht, maar het is interessant om te lezen hoe men worstelde met nieuwe ontdekkingen en hoe men debatteerde over de scheiding lichaam/geest, religieuze twisten, de bestrijding van sektes en het altijd op de loer liggende gevaar van atheïsme in die opwindende 17de eeuw.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


Jaloezie in vriendschap

Beste Beatrijs,

Ik heb al veertig jaar een goede vriendin. Onze mannen zijn ook bevriend, we gaan regelmatig met ons vieren op stap en hebben etentjes. Op een verjaardag heeft mijn vriendin mijn zus leren kennen en het klikt bijzonder goed tussen hen. In eerste instantie natuurlijk leuk, maar dat gaat soms wel erg ver. We hadden onlangs een voorjaarsvakantie met acht stellen, waaronder ik, mijn vriendin, mijn zus en nog een echtpaar. Ze zochten elkaar voortdurend op. Bij het eten ging mijn vriendin naast mijn zus zitten en niet naast mij. Dit gebeurde met wandelen en allerlei andere activiteiten ook. Ik kan daar niet zo goed mee overweg. Ik trek me terug, bleef soms thuis in plaats van gezellig mee te doen. Kortom, het is gewoon jaloezie en ik voel me er niet lekker bij. De verstandhouding met die vriendin gaat er ook niet op vooruit. Dit knaagt aan mij. Ik ben bang dat ik de vriendschap beschadig, als ik haar vertel dat ik me tekortgedaan voel. Hoe moet ik hiermee omgaan?

Op de tweede plaats,

Beste Op de tweede plaats,

Tja, soms gaan die dingen zo. Een vriendin raakt bevriend met een andere vriendin of met een zus. Ze kunnen het ineens vreselijk goed met elkaar vinden en de persoon die hen met elkaar in contact heeft gebracht blijft met lege handen achter. Althans zo voelt u dat. Dat is niet prettig om mee te maken. Of uw gevoel van in de steek gelaten zijn geschikt is om met uw vriendin te bespreken, betwijfel ik. U deinst er zelf ook al voor terug. Jaloezie toegeven in de vriendschap werkt als een domper. Een dergelijke bekentenis maakt u zwak en afhankelijk. Vrienden/innen zijn niet elkaars eigendom en kunnen geen exclusieve rechten op elkaar laten gelden.

Het is uw probleem en u moet het zelf oplossen. Dit kan op verschillende manieren. Bijvoorbeeld door het minder groot te maken dan het is. U bent al veertig jaar bevriend met deze vriendin. Ze heeft uw zus ontdekt met wie het goed klikt. Een plotseling opbloeiende vriendschap kan zo enthousiasmerend werken dat bestaande vriendschappen erbij inschieten. Doorgaans is dit tijdelijk. De nieuwigheid slijt en oude patronen herstellen zich. Er is geen reden voor uw vriendin om u na veertig jaar vriendschap te laten vallen. Stel uzelf gerust: ze komt wel weer bij u terug.

U kunt zich ook zelf wat actiever opstellen. Als uw vriendin uw zus uitkiest om naast te zitten, gaat u er rustig bij zitten en doet mee met hun gesprek. Of u sluit zich bij hen aan, als ze samen gaan wandelen. Bedenk onderwijl dat er geen reden is waarom uw vriendin en uw zus uw aanwezigheid niet op prijs zouden stellen. Houd voor ogen dat zij niet de bedoeling hebben om u te kwetsen en dat ze niet achter uw rug een bondje tegen u hebben gesloten. Dat zit alleen maar in uw hoofd – dat is de werkelijkheid niet! Als u gewoon met hen had meegedaan tijdens de vakantie, hadden zij u heus niet buitengesloten. Als u zich niet toestaat om te piekeren over de keren dat zij samen optrekken zonder dat u erbij bent (als u hun die vriendschap gunt, kortom), dan is er ook niets aan de hand. Een beetje meer vertrouwen en een beetje minder angst kunnen heilzaam werken in zo’n vriendschapsdriehoek.

Artikelen in Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .


Wanneer mag je sms’en?

Beste Beatrijs,

In mijn vriendengroep heerst verdeeldheid over het tijdstip waarop een telefonisch bericht verstuurd mag worden. Ikzelf doe dat meestal tussen zeven en acht uur ’s ochtends, als ik in de trein naar mijn werk zit. Sommige vrienden klagen daarover: ze worden wakker van het geluid van hun telefoon. Eén vriendin heeft mij zelfs verboden om vóór 8 uur in de morgen sms’jes te versturen. Deze klacht verbaast mij. Naar mijn mening dienen mensen die niet wakker willen worden van sms-piepjes hun telefoon uit of op stil te zetten. Doen ze dat niet, ja, dan worden ze wakker – een vorm van eigen schuld, lijkt me. Mijn vrienden brengen hiertegen in dat het niet meer van deze tijd is om je telefoon überhaupt ooit uit te zetten. Moet ik mijn sms-gedrag verplaatsen naar de middag of niet?

Ergernis over sms’jes

Beste Ergernis over sms’jes,

Waarom zou u geen rekening willen houden met vrienden die u verzoeken om hen niet voor dag en dauw met sms’jes te bestoken? Het onderscheid tussen mobiele en vaste telefonie is irrelevant in dit verband. Vroeger, toen er alleen vaste telefoons bestonden, trokken mensen de stekker er ook niet uit, als ze gingen slapen. Dat betekende niet dat ze in het holst van de nacht gebeld wilden worden voor wissewasjes, maar dat ze bereikbaar wilden zijn in geval van nood. Het ligt heel simpel: uw vrienden wíllen u niet om half acht ’s ochtends, stop dus met uzelf op te dringen om half acht ’s ochtends.

Artikelen in Telefoon.

Gelabeld met .