Spring naar inhoud


Ruzie over een fles wijn

Het staatsbezoek van Hassan Rouhani, president van Iran en tevens godsdienstig leider, aan Parijs gaat niet door in verband met de aanslagen. President Hollande zal andere dingen aan zijn hoofd hebben, maar de afzegging betekent tenminste uitstel van een dreigende protocollaire botsing met als steen des aanstoots een fles wijn. Rohani wilde wel komen eten, maar alleen een halal-maaltijd zonder wijn op tafel. Halal eten zal het probleem niet zijn, maar een staatsbanket zonder symbool van de Franse identiteit, ondenkbaar!

Een bord met krokodillenballen – ogen dicht, opeten en bij jezelf denken: ‘smaakt als kip’.

Het lijkt een kinderachtige ruzie over iets onbelangrijks, maar het terrein van eten en drinken in combinatie met gastvrijheid is meer dan ooit een mijnenveld van machinaties, waarin ideologie de troefkaart vormt. De relatie tussen gastheer (-vrouw) en gast is precair. In principe is degene die ontvangt de baas en degene die wordt onthaald de ondergeschikte. De gastheer schenkt vanuit de grootmoedigheid van zijn hart spijs en drank, die de gast dankbaar aanvaardt. De oerwet die kinderen van hun ouders leerden luidde dan ook: eet zonder tegenspartelen alles op wat er voor je neus wordt gezet. Kieskeurigheid was een etiquettaire doodzonde. Dit gold in de kinderopvoeding en des te meer als je de wijde wereld in trekt. Missionarissen, antropologen, ontdekkingsreizigers, zakenlieden wisten wat hen te doen stond als ze een bord met krokodillenballen kregen voorgeschoteld. Ogen dicht, opeten en bij jezelf denken: ‘smaakt als kip’.

Het verbod op kieskeurigheid, waarbij de gast zich ondergeschikt maakt aan de conventies van de gastheer is alleen een vertrekpunt. In de praktijk wil een gastheer zijn gasten natuurlijk op geen enkele manier ontrieven en zal hij altijd moeite doen om rekening te houden met particuliere eigenaardigheden. Iemand die gastvrijheid biedt doet er verstandig aan, voordat hij in de keuken aan de slag gaat, te informeren naar medische, religieuze of ideologische dieetbeperkingen om pijnlijke incidenten in de voedselweigeringssfeer te vermijden (sorry, ik eet geen dode dieren). Waarom een gast bepaald voedsel niet wil eten doet er niet toe. Je wil niet dat iemand een toeval krijgt, omdat er toevallig pinda’s in een gerecht zijn verwerkt, en je wil ook niet dat iemand zich met nauwelijks bedwingbare kotsneigingen door een bord zuurkool heen werkt. Een gastheer wil geen diep religieuze gevoelens kwetsen en zeker geen voedselideologieën ter discussie stellen, dus van elk voorbehoud dat een gast maakt zal zorgvuldig nota worden genomen. Het gaat tenslotte om de verbroedering van een gemeenschappelijke maaltijd en niet om de gast iets door de strot te duwen wat hem tegenstaat.

Een gast met noten op z’n zang aangaande het menu komt extra in het krijt te staan bij de ontvangende partij, die niet alleen reguliere gastvrijheid betoont, maar ook specifieke eisen inwilligt. Gasten die zich bezwaard voelen om een gastheer dubbel te belasten laten bij wijze van tegemoetkoming nog wel eens stilzwijgend een eisje vallen. Het is aardig als een veganist na een veganistisch onthaal toch maar dat gelatinedessert opeet, omdat het tenslotte gaat om de verbroedering van een gemeenschappelijke maaltijd en niet om de goedbedoelende gastheer te ontmaskeren als iemand die het verkeerd heeft aangepakt. Maar oké, toetjes weigeren mag altijd.

Wat daarentegen nooit mag is verbieden dat de andere aanwezigen dat dessert wél opeten. Een vegetariër op bezoek bij de Inuits hoeft geen zeehondenvlees te eten, maar hij kan niet eisen dat het gastgezin zich onthoudt. Rouhani spreekt als mullah een veto uit tegen de zondige aanblik van een fles wijn, waar hij zelf niet van hoeft te drinken en die de ontvangende partij uit solidariteit met de geheelonthouder vanzelf al met rust zal laten. Onder de vlag van religie wordt de gastheer geschoffeerd en vernederd in zijn eigen huis. Verbroedering zit er niet in op die manier.

Artikelen in Column.


De kosten van de vrijdagmiddagborrel

Beste Beatrijs,

Regelmatig ga ik met collega’s wat drinken op vrijdag na het werk. Een groep van vijftien tot twintig man. Sommigen zijn er de hele tijd bij, anderen komen later aanwaaien of gaan eerder weg. De een eet een hamburger, de ander bestelt bitterballen of kaas. Allemaal heel gezellig, maar bij de afrekening gaat het dan mis. De meesten hebben wel wat geld op tafel gelegd, maar het is nooit genoeg. Toen ik de vorige keer als laatste vertrok, kon ik 165 euro afrekenen. Daar baalde ik natuurlijk enorm van. Zie het geld dan maar eens terug te krijgen. Ik heb iedereen wel een appje gestuurd om de kosten alsnog te delen. Maar daar reageert dan weer niet iedereen op en uiteindelijk ben ik er flink bij ingeschoten. Hoe kan dit beter? Iedereen voortaan zelf af laten rekenen? Maar dat is zo’n gedoe. En hoe doe je het dan met die bitterballen waar iedereen van eet? Een pot aanleggen? Ook lastig, want sommigen drinken bewust maar één wijntje, het is dan niet fair om hen op kosten te jagen. Ik ben benieuwd of u hier een oplossing voor hebt.

De laatste was de klos

Beste De laatste was de klos,

Deze situatie is te onoverzichtelijk om alle consumpties op een ongedifferentieerde groepsrekening te zetten. Een groep van vijftien à twintig mensen is te groot en de afzonderlijke personen willen allemaal verschillende dingen, vanaf één drankje en dan weer weg tot en met de hele avond blijven hangen en drinken plus eten.

De enige oplossing is dat iedereen voor zichzelf betaalt dan wel een persoonlijke rekening voor zichzelf opent. Degene die maar één drankje wil rekent dat contant af. De mensen die langer blijven en rondjes willen geven bestellen dat op eigen naam. Zij rekenen ofwel meteen contant af ofwel betalen aan het eind van de avond hun eigen rekening. Op die manier blijft niemand zitten met de resterende totaalkosten. Consequentie van dit systeem is dat er minder rondjes worden gegeven. Maar dat geeft niet, want het rondjessysteem werkt veel drinken in de hand. De rondjes die wél gegeven worden zullen vanzelf minder mensen betreffen: je koopt bijvoorbeeld een rondje of een portie bitterballen voor de drie of vier personen met wie je in gesprek bent en niet voor de hele menigte. Hierdoor weet iedereen wat hij/zij zo ongeveer kwijt zal zijn. Sommige mensen zullen meer betalen dan anderen, omdat ze vrijgeviger zijn, maar dat verschil houd je altijd met groepsavondjes in het café. Overstappen van een gemeenschappelijke groepsrekening naar individuele rekeningen zal in ieder geval voor een eerlijker kostenverdeling zorgen.

Artikelen in Collega's, Horeca.

Gelabeld met , , .


Toekomstbestendig familieportret

Beste Beatrijs,

Voor het 50-jarig huwelijksfeest van onze ouders willen we met de hele familie een familieportret laten maken. De vraag is alleen of de vriend (21) van mijn dochter (18) ook op de foto moet. Hij is regelmatig aanwezig bij familiebezoekjes en verjaardagen en hun relatie houdt inmiddels al weer drie jaar stand. We willen niemand voor het hoofd stoten, maar als in de nabije toekomst onverhoopt toch een einde komt aan de relatie, kan het familieportret een nare bijsmaak krijgen. Wat vindt u?

Met of zonder aanhang?

Beste Met of zonder aanhang,

Zet gewoon iedereen op de foto! Sluit niemand uit op grond van ‘te jong’ of ‘nog niet getrouwd’ of ‘misschien binnenkort weer vertrokken’. Een familiefoto is per definitie een momentopname. Ook het stevigste huwelijk van een ander familielid dat al 25 jaar duurt kan toch ineens volgend jaar afgelopen zijn. En dan zit de familie met een staatsiefoto, waarop ex-schoonzoon Guus in volle glorie zit te glimmen, terwijl hij een half jaar na dato ervandoor is gegaan met zijn fysiotherapeute.

Er valt geen toekomstbestendige familiefoto te maken die tot in lengte van dagen zijn geldigheid behoudt. Laat iedereen die op dit moment belangrijk is meedoen, met inbegrip van het jongmens, als hij tenminste wil. De tijd leert vanzelf wie er buiten het kader zal komen te vallen. Dat is helemaal niet erg. Toekomstige generaties zullen zich afvragen wie die onbekende is op de familiefoto en daar kan dan een mooi verhaal over worden verteld.

Artikelen in Huwelijksjubileum.

Gelabeld met .


Te veel gegadigden voor diploma-uitreiking

Beste Beatrijs,

Binnenkort is de diploma-uitreiking van mijn bachelor aan de universiteit. Ik mag hier mensen voor uitnodigen en ik vraag me af wie ik zal vragen. Andere studenten nemen ongeveer vier gasten mee: ouders en hun vriend(in), als ze die hebben, of broer/zus. Nu zijn mijn ouders gescheiden met allebei weer een nieuwe relatie. Verder heb ik een vriend, die ook gescheiden ouders heeft (met ook beiden een nieuwe relatie). En dan zijn er de broers en zussen van mij en mijn vriend. De vader van mijn vriend hamert er al lange tijd op dat ik hem hoor uit te nodigen. Hij vindt zelfs dat schoonouders eerder voor een diploma-uitreiking uitgenodigd dienen te worden dan eigen broers en zussen. Wat vindt u hiervan? Hoeveel mensen neem ik mee en wie komt eerder in aanmerking?

Veel supporters

Beste Veel supporters,

Houd in gedachten dat de uitreiking van een bachelor-diploma niet een heel bijzondere gebeurtenis is. Op het HBO is een bachelor het einddiploma, maar op de universiteit is het niet meer dan een tussenstap op weg naar het halen van een masterdiploma. De master halen, het afstuderen, is de echte mijlpaal.

Lang niet alle studies voorzien in aparte, persoonlijke praatjes bij de uitreiking van bachelor-diploma’s. Soms stelt de plechtigheid niet meer voor dan in een zaal met honderd studenten naar voren geroepen worden en een handtekening zetten. Als het er bij uw studie zo aan toe gaat, is het niet de moeite waard om daar mensen voor uit te nodigen, zelfs uw ouders niet. Als er wel persoonlijke praatjes worden gehouden door de scriptiebegeleider of de mentor, is dat natuurlijk leuk voor ouders om mee te maken. Ik raad u aan om de andere studenten na te volgen en uw groepje genodigden zeer beperkt te houden: alleen uw ouders (zonder nieuwe aanhang) en uw vriend. Broers en zussen hoeven niet. Ouders, broers en zussen van uw vriend hoeven ook niet. Zeg tegen iedereen die u moet teleurstellen dat de plechtigheid betrekkelijk onbelangrijk is, dat er geen ruimte is in de zaal en beloof nieuwe kansen voor wanneer u afstudeert. Overigens hebben bij een ruimer uitnodigingsbeleid, waar toch nog een limiet aan zit vanwege een beperkt aantal plaatsen, uw eigen broers en zussen voorrang boven uw toekomstige schoonfamilie.

Artikelen in Feestdagen.

Gelabeld met .


Mijn bloedrode zonde bij het ontbijt

Lang nam ik om de dag te beginnen een paar slokken cola. Ik weet het: een wansmakelijke, barbaarse gewoonte die nog het meest weg heeft van het flesje bier dat een alcoholist in plaats van een ontbijt achterover slaat om zijn kater te bedwingen. Normaal ontbijten, een boterham met kaas en een kop koffie, deed ik ook heus wel, alleen een uurtje later. Mijn colabehoefte bij het ontwaken was minimaal maar wel hardnekkig. Die een of twee slokken op een nuchtere maag lesten niet alleen de ochtenddorst, maar hadden een onmiddellijk effect dat ik niet anders kan omschrijven dan vitaliserend. Hoe laat het ook was geworden de avond daarvoor, en ik ging altijd te laat slapen, hoe veel alcohol er ook doorheen was gegaan, met een paar slokken cola was ik weer helemaal bij de les. En daarnaast vond ik het ook gewoon lekker.

Aan de gewoonte van stiekeme colaslokjes recht uit de fles (te weinig om een glas voor in te schenken) kwam pas een eind, toen ik het bloedsinaasappelsap ontdekte, alweer jaren geleden. Rode tropicana gaf diezelfde kickstart als cola. Regulier sinaasappelsap van de supermarkt vond ik niet te drinken: wee, melig en mierzoet, maar bloedsinaasappelsap had datzelfde frisse, zure met een vleugje bitterheid, waar een mens van opveert. Ik ruilde de cola in voor de rode tropicana en complimenteerde mezelf voor deze ommezwaai in gezonde richting met behoud van dufheidsverdrijving, tot ik erachter kwam dat cola en bloedsinaasappelsap een pot nat zijn, tot aan de hoeveelheid calorieën per consumptie-eenheid aan toe. Allebei de drankjes moeten het hebben van veel suiker dat ingenieus gemaskeerd wordt door veel zuur. Precies de reden waarom ik het een met plezier voor het ander inwisselde en alsnog door de mand viel als colajunk. Je denkt iets met bite te drinken, maar er is geen verschil met willekeurige frisdrank of met wat voor laf vruchtensapje dan ook.

Wat wel mag: vier sneetjes volkorenbrood per dag en een handje zouteloze noten.

In de nieuwe voedselwijzer worden sapjes en frisdranken rigoureus in de ban gedaan als vloeibare caloriebommen. Terecht natuurlijk en behalve mijn bloedrode zonde bij het ontbijt dronk ik die sapjes en frisjes al lang niet meer. Tot zo ver geen probleem. Toch vormt de voedselwijzer in z’n totaliteit een behoorlijk vreugdeloze bedoening. Alcohol is afgeschaft. Wie echt niet zonder kan, dient zich tot maximaal een glas per dag te beperken. Vlees: minderen wegens kankergevaar. Wit brood, suiker, snoep: voorzichtig aan. Kroketten, friet en andere vettigheid: zo min mogelijk. Vis: niet meer dan een keer per week. Wat wel mag: vier sneetjes volkorenbrood per dag en een handje zouteloze noten. Melk is ineens weer oké en de aanbevolen hoeveelheid groente en fruit is opgehoogd naar 400 gram. 200 gram per categorie – sapjes tellen niet mee.

Het zal vast niet de bedoeling zijn van de gezondheidspolitie, maar bij het doornemen van de aanbevelingen drong zich een toekomstbeeld op van de hele dag door nee zeggen tegen elke denkbare verleiding (en alles wat maar een beetje lekker is mag eigenlijk niet, hooguit in een muizenportie), en bij het avondeten eindelijk toetasten met een flink bord spitskool en pastinaak, afgeblust met een kopje thee.

In Nieuwsuur was een filmpje uit de jaren zestig te zien, waarin een schriele man enthousiast zijn dagelijkse menu opsomde: favoriet voorgerecht een Russisch ei, daarna groente en aardappels, lekker veel vlees erbij, later op de avond nog drie boterhammen met kaas. Een Russisch ei! Zo’n heerlijke kledder mayonaise! Die man zal vast aan de kanker zijn overleden, net als gezonde eters nog steeds staat te wachten, maar hij heeft wel lekker gegeten.

Artikelen in Column.


De kleinerende derde persoon

Beste Beatrijs,

Goede vrienden van me zijn vorig jaar grootouders geworden en nu betrap ik ze op de (in mijn ogen verkeerde) gewoonte om tegen hun kleinkind over zichzelf te praten in de derde persoon. ‘Geef dat maar aan opa’ in plaats van ‘Geef dat maar aan mij’ of ‘Oma gaat even een boodschap doen’ in plaats van ‘Ik ga even een boodschap doen’. Veel ouders en kleuterjuffen doen dat ook. Willen ze hun eigen rol benadrukken? Is het niet kleinerend om kinderen zo toe te spreken? Als docent op een pabo begeleid ik studenten in hun stage en dan vraag ik ze wel eens waarom ze over zichzelf praten als ‘de juf’ – het is voor de taalontwikkeling van kinderen veel beter om gewoon het woord ‘ik’ te gebruiken als het over jezelf gaat. Studenten durf ik er op aan te spreken, maar kan ik dat bij (groot)ouders ook doen?

Waarom niet gewoon ‘ik’?

Beste Waarom niet gewoon ‘ik’,

Over jezelf in de derde persoon spreken is inderdaad iets wat heel veel volwassenen doen, als ze het tegen kleine kinderen hebben. Het is net zoiets als de spreektoon een octaaf verhogen. Bij baby’s en peuters gebeurt dit bijna vanzelf vanuit een intuïtief idee dat persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, wij) voor een beginnende spreker moeilijker zijn dan namen. Iedereen kan een ‘ik’ zijn, maar er is maar één mama, papa, oma voor het kind. Heel jonge kinderen duiden zichzelf ook met de voornaam aan, omdat ze het begrip ‘naam’ eerder beheersen dan het begrip ‘ik’. Namen en zelfstandige naamwoorden zijn concreet, persoonlijke voornaamwoorden abstract. Zodra een kind zich het concept van ‘ik’ en de andere persoonlijke voornaamwoorden heeft eigen gemaakt, is het snel afgelopen met deze gewoonte van over zichzelf in de derde persoon spreken. Vanaf een jaar of drie à vier wordt het infantiliserend om een kind nog op peuterniveau aan te spreken, daar hebt u gelijk in. Maar het lijkt me niet nodig om grootouders die zich met een kind van een jaar onderhouden te corrigeren op kleinerend taalgebruik, want op die leeftijd past die manier van spreken bij de taalontwikkeling en het slijt vanzelf.

Bij het voorbeeld van docenten ligt het ietsje anders. Als (groot)ouders er allang mee opgehouden zijn, spreken zij in de lagere klassen van de basisschool nog steeds wel eens over zichzelf in de derde persoon: de juf wil dit, de meester wil dat. Dan is het ook niet kleinerend bedoeld, maar meer ter onderstreping van de autoriteit. Juffen en meesters kunnen prima ‘ik’ zeggen, kinderen begrijpen precies wie ermee bedoeld wordt. Maar ‘ik’ heeft ook altijd iets subjectiefs. Er zijn allerlei personen die het over ‘ik’ hebben in gesprekken met kinderen. Van klasgenoten tot de buurman tot moeders van vriendjes. Maar degene die zichzelf met ‘de juf’ of ‘de meester’ aanduidt in plaats van met ‘ik’ overstijgt het belang dat een willekeurige ‘ik’ zou kunnen hebben voor de kinderen. ‘De juf’ is minder vrijblijvend dan ‘ik’. Een juf die ‘de juf’ zegt in plaats van ‘ik’ geeft een duidelijk signaal af: ‘opletten en luisteren’.

Artikelen in Grootouders en kleinkinderen, Kinderopvoeding, Taalgebruik.

Gelabeld met .


Niet teruggevraagd

Beste Beatrijs,

Een half jaar geleden is onze buurman een avondje op bezoek geweest op onze uitnodiging. Terloops zei hij: ‘Komen jullie over een tijdje dan ook eens bij mij.’ Hij is daar nooit meer op terug gekomen. Kan ik de buurman als ik hem toevallig zie hier voorzichtig op aanspreken of is dat opdringerig? Wij hebben geen nauw contact met hem, we zeggen gedag als we elkaar buiten zien. We hebben de indruk dat hij niet zo op bezoek gesteld is. We zitten daar niet mee, het is alleen irritant dat wij ons gastvrij opstellen, maar nooit eens worden teruggevraagd.

Tegeninvitatie blijft uit

Beste Tegeninvitatie blijft uit,

Laat het zitten. Als u de buurman een half jaar geleden ontvangen heeft, is er helemaal geen haast om teruggevraagd te worden. Over een jaar is vroeg genoeg. Ik neem aan dat u zelf ook niet zit te vlassen op een burenrelatie, waarbij u meerdere keren per jaar bij elkaar over de vloer komt. Het is voldoende om elkaar vriendelijk te groeten bij het elkaar buiten tegen het lijf lopen en af en toe als het zo uitkomt een kort praatje te houden. Die tegenuitnodiging van hem zal ooit nog wel eens komen. En zo niet, is dat ook geen ramp. Niet alles in het leven hoeft tot op de vierkante centimeter terugbetaald te worden.

Artikelen in Buren, Visite.

Gelabeld met .


Jonge vrijwilliger

Beste Beatrijs,

Ik ben een meisje van 13 en ik zou dolgraag willen helpen in een vluchtelingencentrum. Laatst kwam er bijvoorbeeld een aanbod voorbij om de vluchtelingen te leren fietsen. Ik had dat allang gedaan, als mijn moeder niet dwars had gelegen. Van haar mag ik niet helpen in een centrum, omdat zij denkt dat ik dan aangerand zal worden. Wat vindt u? Ben ik naïef en heeft zij gelijk of kan ik zonder gevaar gaan helpen?

Te jong?

Beste Te jong,

Nee, ik denk niet dat je aangerand wordt, als je gaat helpen in een vluchtelingencentrum. Die angst van je moeder is ongegrond. Anderzijds kun je daar niet zomaar binnenstormen en in het wilde weg je diensten aanbieden. Er is waarschijnlijk sowieso niet veel wat je kunt doen als dertienjarige. De taal is een grote barrière. Maar oké, misschien kun je in de keuken helpen met groente snijden. Wat je kunt doen is contact opnemen met de leiding van het centrum en informeren naar de mogelijkheden. Bij het organiseren van vrijwilligers draait het niet alleen om goede bedoelingen, maar ook om verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. De leiding zal het niet aan een dertienjarige willen toevertrouwen om volwassenen te leren fietsen. Daar is iemand met ervaring en kennis van zaken voor nodig. Wat als er iemand valt en een enkel breekt? Wie betaalt er?

Als je vluchtelingen wil helpen, zal de leiding garant moeten staan dat er niets vervelends met jou gebeurt of met de personen met wie jij je bezighoudt. Ik stel me voor dat je best iets met jonge kinderen kunt doen: spelletjes, helpen met huiswerk of misschien wel leren fietsen. Maar daar zullen allerlei randvoorwaarden in de veiligheidssfeer (toezicht) aan verbonden zijn, die trouwens ook weer als geruststelling voor je moeder kunnen werken. Als minderjarige kun je geen vrijwilliger worden zonder toestemming van je ouders. Oriënteer je op de mogelijkheden, bespreek die met je moeder en als het om een overzichtelijke taak gaat, stapt ze misschien over haar bezwaren heen.

Artikelen in Scholen en verenigingen.

Gelabeld met .


De oogkleppen van de leraar

De Citotoets die sinds jaar en dag op het einde van de basisschool wordt afgenomen heeft zijn oorspronkelijke functie verloren. De toets vindt nog steeds plaats, maar nu drie maanden later in het schooljaar. Dit om onnodige stress bij de leerlingen tegen te gaan en de effectieve periode dat kinderen nog iets leren te verlengen. Voor de keuze van een vervolgopleiding betekent dit dat middelbare scholen (vwo, havo of vmbo) die moeten beslissen over toelating van leerlingen alleen nog maar af kunnen gaan op het schooladvies van de basisschoolleraar. De toetsuitslag komt te laat om mee te tellen.

De nieuwe regeling lijkt een welwillende tegemoetkoming voor kinderen die zichzelf op het moment van de waarheid niet meer hoeven op te zwepen tot een eenmalige prestatie waar hun toekomst van afhangt, maar werkt subjectiviteit in de hand. In een tijd waarin iedereen het adagium ‘meten is weten’ omhelst en waarin de ontwikkeling van kinderen minutieus in dossiers wordt vastgelegd via het leerlingvolgsysteem klinkt het absurd om harde toetsscores af te schaffen. De leraar kan een veel beter en veelzijdiger oordeel vellen over een kind dan een kale score op de citotoets was het argument om de toets terzijde te schuiven. Ongetwijfeld kunnen leraren in hun schooladvies een bloemrijk verhaal vertellen over een kind, ingebed in allerlei belangwekkende psychologische en sociologische analyses, maar onderzoek naar de impact van die schooladviezen liet zien dat bij een gelijke citoscore kinderen van hoogopgeleide ouders drieënhalf keer zo vaak een hoger schooladvies kregen als kinderen van laagopgeleide ouders.

De cito-toets moet terug naar februari.

Voorspelbaar genoeg heeft het niet meer meewegen van de citotoets rampzalig uitgepakt. De kloof tussen het hoog- en het laagopgeleide deel van de bevolking is groter geworden. Leraren hebben dan ook net als iedereen zo hun onbewuste vooringenomenheden, oogkleppen en parti pris. Niets om je voor te schamen, zo zitten mensen in elkaar, maar het is toch eigenlijk te dol voor woorden dat de maatschappij (de overheid, de regering) zegt: ‘wij geven de oordeelkundigheid van de leraar uit groep 8 carte blanche – die kan best zonder ruggensteuntje in de vorm van een objectieve toetsscore’. En dat terwijl elders in de maatschappij serieus nagedacht wordt over de mogelijkheden van anoniem solliciteren om vooringenomenheid van werkgevers tegenover afwijkende namen tegen te gaan.

Minister Jet Bussemaker werd in Trouw geïnterviewd over deze materie en over de toenemende sociale segregatie in het onderwijs in het algemeen en zij kwam er niet uit. Als mensen geen oplossing voor een probleem hebben, beginnen ze altijd over bewustwording. Zo ook Jet Bussemaker, die vond dat pabo-studenten geleerd moest worden om dit probleem te onderkennen en om breder naar de vaardigheden en de persoonlijkheid van de kinderen te kijken. Sowieso moest de vervolgopleiding minder in termen van ‘hoog/laag’ en meer in termen van ‘anders’ worden beschouwd. De echte vaardigheid van de toekomst was volgens haar zelfvertrouwen.

In een ideale wereld maken mensen geen onderscheid tussen hoge en lage opleidingen, maar vooralsnog doen ze dat wel en zetten hoogopgeleide ouders zo hoog mogelijk in voor hun kinderen, omdat een hoger schooltype meer kansen geeft op betere inkomens. Eventuele tekortkomingen van de kinderen om zo’n diploma ook werkelijk te halen compenseren die ouders met geld: huiswerkbegeleidingsinstituten, eindexamentrainingen en zo nodig privéscholen. Zelfvertrouwen aankweken of oog hebben voor de intrinsieke kwaliteit en de lucratieve mogelijkheden van vakmanschap doet helemaal niet ter zake. Daar zijn die ouders niet in geïnteresseerd. De ambitie concentreert zich op het diploma.

Laagopgeleide ouders hebben ook ambities voor hun kinderen. Maar zij gaan geen leerkrachten onder druk zetten in onderhandelingen om het schooladvies een tandje op te schroeven. Gun hun dan tenminste een tijdige citoscore om mee te zwaaien.

Artikelen in Column.