In Rotterdam en nog een aantal andere gemeentes in Nederland onderwerpen sociale woningbouwcorporaties potentiële huurders aan een screening. De antecedenten van gegadigden voor een huurwoning worden getoetst aan wat er bij de politie over hen bekend is, en mensen met een crimineel verleden kunnen worden geweigerd. In de vorige week uitgezonden Zembla-documentaire ‘Burenruzie’ over terroriserende buren betoonde wethouder Joost Eerdmans (Leefbaar Rotterdam) zich verbaasd dat deze screeningspraktijk illegaal zou zijn. Woningbouwverenigingen moeten er toch voor zorgen dat huurders het woonklimaat niet vergiftigen?
Daar ligt inderdaad een taak, maar gegadigden weigeren is wel een heel draconische methode. De vrije sector is te duur voor mensen die in aanmerking komen voor een sociale huurwoning. Nee zeggen tegen hen betekent een verwijzing naar dakloosheid. Om die reden is het ook onmogelijk om zich misdragende huurders (die wél de huur betalen) eruit te zetten: die belanden op straat. De documentaire was een grote aanklacht tegen een falende overheid die zich onverschillig betoonde tegenover mensen die lijden onder hun buren.
Dat lot kan verschrikkelijk zijn. Uit een onderzoek van jaren geleden heeft het cijfer zich in mijn geheugen genesteld dat een op de drie mensen min of meer in onmin met de buren leeft. Die dertig procent bestaat natuurlijk niet allemaal uit slaande ruzie en pesterijen. Meestal blijft het bij elkaar over en weer negeren, wat overigens al vervelend genoeg is – je kunt niet meer onbekommerd je huis in- en uitlopen -, maar bij een klein gedeelte van de onprettige betrekkingen kan actieve agressie van de ene partij zo ver oplopen dat het dagelijks leven voor de buren een hel wordt.
Veel lijden is subjectief, maar daarom nog niet minder reëel.
Als er iets duidelijk wordt uit het volgen van zo’n burenconflict, dan wel dat de duur ervan allesbepalend is. De oorsprong van de onenigheid is irrelevant. Het gaat (althans voor buitenstaanders) meestal om relatief onbenullige zaken: een schutting, een parkeerplaats, woongeluiden, blaffende honden, wasgoed in het trapportaal – kolfjes naar de hand van de rijdende rechter. Ik hoorde eens over een oude dame die zwaar leed onder buurkinderen die voetbalden tegen een garagedeur, omdat het gebonk herinneringen aan bombardementen in de oorlog bij haar boven haalden. Veel lijden is subjectief, maar daarom nog niet minder reëel.
Hoe langer een burenconflict duurt, hoe meer het escaleert en hoe geringer de kans op verzoening. In de Zembla-documentaire waren ijzingwekkende staaltjes van geëscaleerde burenruzies te zien. Officiële burenbemiddeling haalde niets uit, woningcorporaties spanden zich niet in om het conflict op te lossen, een politieveroordeling maakte het alleen maar erger. Een initiatief om burgemeesters meer legale middelen te verstrekken om zich misdragende buren uit hun huis te zetten dreigde te stranden op onwil van diezelfde burgemeesters. Begrijpelijk. Het is niet de taak van een burgemeester om burgers dakloos te maken, zelfs geen asociale tokkies.
De verantwoordelijkheid ligt bij de verhuurder. Die bezit de huizen, die heeft de contracten afgesloten en die moet erbovenop zitten. Als bemiddelingssessies met de strijdende partijen niet werken, als een van beide zich niet coöperatief opstelt en het conflict een bepaalde tijdslimiet overschrijdt, dan zit verzoening er kennelijk niet in en is uit elkaar gaan de enige oplossing. Een van de twee betrokkenen zal moeten verhuizen. Omdat het conflict eigenlijk alleen nog maar om persoonlijke haat draait, hoeft er met die mensen in een andere omgeving niet zo veel aan de hand te zijn. Dat verhuizen kan niet zo moeilijk zijn, want een sociale woningbouwcorporatie beschikt over honderden woningen. Een kwestie van ontruimen met een verhuiswagen voor de deur. Voor mensen met een koopwoning en terroriserende buren geldt hetzelfde. Er komt een moment dat verhuizen als enige optie overblijft. Dat kost geld, maar gemoedsrust is verkieslijk boven financiële schade.
Interessant artikel!
Twee bewoners in conflict hoe dan ook het niet eens kunnen worden over wie van de twee moet verhuizen.
Wie bepaalt op een redelijke en eerlijke manier welk gedrag acceptabel is?
Ik heb last van een kettingrokende buurvrouw, het walmt steeds mijn woning in en meurt maar ik weet dat het haar recht is om op het balkon een peukie te paffen. Ik heb last van haar maar ben ik nu degene die moet verhuizen, of zij? Ze weet dat ik er last van heb, maar stopt niet. Volgens de huidige wet ben ik degene die fout zit, je mag op je balkon roken, dat is niet verboden. Ik moet ’t maar tolereren. Daar staat dan tegenover dat ik ook een vieze pijp of sigaar op mag steken en dan zit zij in de stank. Dat wil ik helemaal niet, maar dat mag ik wel.
Laatste punt “Dat kost geld, maar gemoedsrust is verkieslijk boven financiële schade.”. De woningcorporatie wil niet opdraaien voor die kosten en doet daarom niks. Of bewoners nou tevreden of ontevreden zijn, zolang ze hun huur betalen is er voor de woningcorporatie niets aan de hand. Pas wanneer het probleem met een bewoner zo dramatisch wordt dat de inkomensstroom in gevaar komt, is er reden voor de woningcorporatie om in actie te komen. Dat is voor de bewoners natuurlijk al veel te laat.
Daarom is het begrijpelijk dat mensen bij een machtige authoriteit als de (lokale) overheid of de rechterlijke macht aan gaan kloppen.
Een compromis zou kunnen zijn dat er wettelijk wordt bepaald dat woningcorporaties hier hun beter hun best moeten doen, door ze via regelgeving te dwingen bijv. zo’n geforceerde verhuizing te laten uitvoeren.