Spring naar inhoud


Straatcontacten

Beatrijs Ritsema

Lang geleden, toen het leven nog niet die jachtigheid had, maakten de mensen praatjes met elkaar op straat. Dat wil tenminste de conventionele wijsheid. In de kille anonimiteit van de moderne stad lopen de voetgangers in een onzichtbare cocon en geldt oogcontact als een overtreding van de privacy. Vroeger was het op straat pas gezellig! En veilig en schoon en leefbaar. Eigenlijk zette de huiskamer zich gewoon voort buiten de voordeur. Dat van die praatjes kwam me altijd nogal ongeloofwaardig voor – iedereen mag dan nu altijd haast hebben, vroeger was dat natuurlijk niet anders, al was het maar doordat er meer tijd heenging met taken die nu in een ommezien door apparaten opgeknapt worden.

De mensen die ongunstige vergelijkingen trekken tussen heden en verleden zijn per definitie oud (de rest kan daar uit gebrek aan ervaring niet over meepraten) en hun nostalgie zal eerder ingegeven worden door een grotere behoefte aan gezelligheid dan door een jammerlijke verarming van de contacten tussen onbekenden. Toch heb ik nooit van mijn leven zoveel praatjes met wildvreemden gehouden op straat als de laatste paar jaar. Aan één stuk door word ik staande gehouden, aangesproken, gegroet en vriendelijk toegeknikt. Als ik kom aanlopen, zie ik ze uit de verte al opkijken en alert worden. Zijn we elkaar op tien meter genaderd, is een glimlach wel de minste eer die me te beurt valt. In de metro houdt het gros van de medepassagiers in de wagen een vertederde blik gericht op mij of beter gezegd, op mijn metgezellen, want zij zijn het brandpunt van de aanminnigheid. De gezelligheid op straat is helemaal niet verdwenen en het zijn kinderen van onder de vijf die ervoor zorgen. Waar zij gaan of staan bloeit het sociaal klimaat en waan je je in een eerdere eeuw of althans op het platteland.

Het begint al, wanneer ze pas geboren zijn. Het moet raar lopen, wil je als nieuwe moeder of vader tijdens de eerste wandeling met de kleine niet al meteen met het fenomeen kinderwagengluurder te maken krijgt. Kinderwagengluurders kunnen zowel man als vrouw zijn en ze komen voor in alle leeftijden, maar de grootste concentratie vind je in de categorie oude dames. De meeste van hen houden het bij het werpen van een steelse blik, de vrijmoedigen stellen vragen en geven complimentjes.

'Ach, wat een schatje.'

'Is het een meisje of een jongetje?'

'Hoe oud is-ie?'

'Kijk nou toch, hij slaapt.'

Wordt de baby wat ouder, zodat hij in zittende positie vervoerd kan worden, dan breidt het vragenarsenaal zich gestaag uit. Nu doet zich ook de huisdierbenadering voor: veel mensen hebben een hond of een kat om tegenaan te praten, als de echtgenoot allang geen antwoord meer geeft. Het aanspreken van onmondigen en de eenzijdige conversatie hardnekkig volhouden is zo tot een tweede natuur geworden.

'Jij bent al een grote jongen. Hoe heet je?'

'Je hebt de ogen van je moeder, wist je dat?'

'Is dat je broertje?'

'Ga je al naar school?'

De babybegeleider krijgt intussen het licht vervreemdende gevoel dat de antwoorden eigenlijk met een piepstem in de ik-vorm uitgesproken dienen te worden ('Ik heet Jan en ik ben anderhalf'), daar staat tegenover dat een dergelijke driebands-conversatie zich eenvoudig laat afsluiten: 'Kom Jan, genoeg gekletst, we zullen deze mevrouw niet langer ophouden.'

En dan zijn er de hulptroepen voor het ontriefde kind. Temperatuur is iets dat deze groep na aan het hart ligt: 'Moet hij geen mutsje op? Moet ze geen wantjes aan? Vindt hij het niet koud in dat wagentje?' Ook wijzen ze graag op dreigende gevaren: 'U moet hem vasthouden, straks loopt hij onder een auto', 'U moet hem goed in de gaten houden, anders wordt-ie gekidnapt.' Wanneer het kind huilt, raken ze helemaal ontredderd: 'Mevrouw, uw kind huilt! Geeft u het iets te eten!' 'Ach, poelepoelepoele, wil je soms een snoepje?' 'Mevrouw, uw kind probeert u iets te vertellen. Hij heeft het niet naar z'n zin!'

Soms loop ik alleen op straat. De neiging om tegemoetkomende voorbijgangers in te schatten op praatjesgeneigdheid en eventueel dekking te zoeken is een automatisme geworden. Maar niemand maakt aanstalten tot glimlachjes of vriendelijke woorden. Even geen sociaal klimaat om me heen, eindelijk een beetje opschieten.

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan