Spring naar inhoud


Geen heimwee naar ex

Beste Beatrijs,

Vorig jaar kreeg ik ineens een telefoontje van een oude liefde, die ik in geen twintig jaar gesproken had. We spraken af om elkaar te ontmoeten en dat was een leuke avond. Sindsdien stuurt hij me met enige regelmaat e-mails, waarin hij me op de hoogte brengt van zijn persoonlijk leven (sombertjes). Ik mail wel eens wat terug, maar houd het vrijblijvend, want ik heb niet zo’n zin om de banden weer echt aan te halen. Hij dringt nu aan op weer een nieuwe afspraak, want hij ‘kan zo goed met me praten’. Ik ben getrouwd (gelukkig), met twee jonge kinderen en heb geen behoefte aan intieme etentjes met een ex. Hoe kan ik onder die afspraak uitkomen zonder hem te kwetsen?

Geen heimwee naar gepasseerd station

Beste Geen heimwee,

Soms is ontslag humaner dan iemand aan het lijntje houden. U heeft al een ontmoedigingstrategie gevolgd door zijn intimiteiten met vrijblijvendheden te pareren. U kunt doorgaan met mist verspreiden en excuses verzinnen om een volgende afspraak uit te stellen, maar waarom belangstelling veinzen, als u geen belangstelling heeft? Dit is nodeloze zelfkwelling, waar uw ex trouwens ook niet bij gebaat is. Hij zal iemand anders moeten vinden om zijn levensproblemen te analyseren. In bovenstaande brief verwoordt u helder uw positie. Als u in de tekst het woord ‘hij’ door ‘jij’ vervangt, krijgt u een nette guillotine-brief. Druk op de forward-toets en ervaar een gevoel van diepe bevrijding.

Artikelen in Exen.

Gelabeld met , .


Kinderen lenen auto

Beste Beatrijs,

Mijn man heeft twee kinderen (19 en 21 jaar) uit zijn eerste huwelijk, die niet bij ons wonen. Regelmatig vraagt een van hen aan mijn man of wij in het weekend wat te doen hebben, want zo niet, dan willen ze onze auto lenen om uit te gaan. Mijn man vraagt dan aan mij of we de auto nodig hebben op vrijdag- of zaterdagavond en als dat niet het geval is, geeft hij toestemming. De auto wordt als het ware gereserveerd. Mijn man wil zijn kinderen graag ter wille zijn en ik ging en ga daar in mee. Ik bemerk echter steeds meer weerstand bij mezelf. Aan het begin van de week begin ik al te denken dat er wel om de auto gevraagd zal worden en dat ik daar geen zin meer in heb. Ik voel het alsof mijn vrijheid in het gedrang komt en dat we niet meer spontaan uit kunnen gaan, ook al doen we dat zelden of nooit. Mijn man begrijpt mijn bezwaren niet. Moet ik mijn chagrijn verbijten of een eind aan het uitlenen maken? Maar hoe kan ik dan voorkomen als boze stiefmoeder te worden gezien?

(Te?) Bezitterig

Beste (Te?),

Uw irritatie over de auto als een soort gemeenschappelijk bezit is begrijpelijk. Het is een vorm van parasitisme van kinderen op ouders, zeker wanneer het uitlenen van de auto niet met verrekening van de benzinekosten gepaard gaat. Iets in uw brief zegt me dat bij deze deal de kinderbeurzen gesloten blijven. Dat lijkt een overbodige subsidiëring van hun mobiliteit, nog los van de vraag of het überhaupt wel raadzaam is om het uitgaan per auto te stimuleren, gezien de enorme hoeveelheden alcohol die erdoorheen gaan in het uitgaanscircuit. Jongeren van omstreeks de 20 moeten in staat geacht worden om voor hun eigen vervoer te zorgen. Als u niet thuis bent, gebruiken ze uw huiskamer en drankvoorraad toch ook niet als gratis café? Waarom dan wel uw auto als gratis vervoermiddel?

Probeer met uw man tot overeenstemming te komen in een gesprek, waarin u niet zozeer uw gevoelens van onvrijheid benadrukt (hoewel ook die legitiem zijn), alswel het argument dat de kinderen op een leeftijd zijn om voor zichzelf te zorgen. Een auto lenen moet iets uitzonderlijks zijn in bijzondere omstandigheden, geen vanzelfsprekendheid. Misschien vindt uw man deze opvatting onzin of zielig voor de kinderen of onsympathiek. Gescheiden ouders vinden het vaak moeilijk om wensen van hun kinderen niet te honoreren, omdat ze het idee hebben dat ze bij hen in de schuld staan. Ter compensatie van het leed dat de kinderen is berokkend door het mislukte huwelijk betonen ze zich in andere opzichten toegeeflijk. Als uw man het niet over zijn hart kan verkrijgen om het sluipenderwijs gegroeide bruikleenrecht op te zeggen, dan zit er niets anders op dan om u neer te leggen bij de gegeven situatie. In zaken die de kinderen betreffen geeft de ouder de doorslag en niet de stiefouder.

Artikelen in Ouders en volwassen kinderen, Stieffamilie.

Gelabeld met , .


Discussie

Beatrijs Ritsema

In het weekend zag ik Pim Fortuyn in twee programma’s bezig met zijn stokpaardje: het oproepen tot een discussie met de islam. Hij deed me denken aan een opgeschoten jongen die soepeltjes met de bal stuiterend om zich heen roept of er niet iemand met hem een potje basketbal wil komen spelen. Hij is er alvast helemaal klaar voor, hij dribbelt op z’n sportschoenen heen en weer en demonstreert achteloos hoe je zo’n bal in het net doet belanden. Hij scoort punt na punt, maar een tegenstander komt niet opdagen, althans niet eentje van formaat, geen geharnaste moslim of zo iemand. En dat terwijl Fortuyn nog wel zo grootmoedig met de spelregels is. Normaal gesproken worden mensen boos als ze door een ander voor ‘minder dan een varken’ worden uitgemaakt. Schelden of de doodstraf over iemand afroepen hoort niet thuis in een beschaafde discussie. Er is wel voor minder naar de rechter gelopen. Maar Fortuyn zit daar verder niet mee. Van hem mag iedereen zeggen wat hij denkt – de vrijheid van meningsuiting boven alles – , als ze vervolgens maar om de tafel gaan zitten om een grondig debat te voeren op het scherp van de snede.

Dit gebeurt natuurlijk niet. Over religie valt niet te discussiëren, omdat je vroeg of laat (meestal vroeg) tegen het plaatstaal van de openbaring aanloopt en dan is het gesprek alweer afgelopen. De discussie gaat bijvoorbeeld zo:

Vertegenwoordiger van het westerse gedachtengoed: ‘Klopt het dat in uw religie de vrouw ondergeschikt is aan de man?’

Moslimfundamentalist: ‘Ja, hun taak is het om kinderen voort te brengen en te verzorgen. Om te voorkomen dat vrouwen mannen op zondige gedachten brengen, moeten ze zichzelf van top en teen bedekken en zoveel mogelijk binnen blijven.’

Liberale moslim: ‘Onze vrouwen worden niet onderdrukt. Zij hebben macht binnen hun eigen vrouwenwereld en ze volgen vrijwillig de codes die voor hen gelden.’

Superliberale moslim: ‘Onze dochters mogen studeren en werken en kiezen of ze wel of geen hoofddoek dragen. Maar ze mogen niet zelfstandig wonen of aan voorechtelijke seks doen en ze moeten natuurlijk wel met een moslimjongen trouwen.’

Moslimvrouw: ‘Ik draag uit vrije wil een hoofddoek als symbool voor mijn religie.’

Westerling: ‘En waarom vinden jullie dat het zo hoort?’

Allen: ‘Zo staat het in de Koran.’

Elke religie heeft een kern van irrationaliteit, waar niet mee te argumenteren valt, omdat het erkennen van kritiek van buiten, of zelfs maar het open staan voor contra-argumenten, de religie zelf verzwakt. Het heeft geen zin om met fundamentalistische joden te discussiëren over de onzin van de kosjere keuken. Het heeft geen zin om met de paus over voorbehoedmiddelen te discussiëren. Een religie die rationeel wil zijn, houdt op een religie te zijn.

Deze weken wordt de vraag gesteld of de Islam misschien niet ook een ‘verlichting’ nodig heeft, zoals het Christendom die heeft meegemaakt met als resultaat de scheiding tussen kerk en staat. Dit is een fantasie die nergens op slaat, want zo’n verlichting is er al geweest, namelijk die ene uit de achttiende eeuw. De Verlichting van Voltaire en Diderot had en heeft universele pretenties. De verlichtingsdenkers hebben rationaliteit gemonopoliseerd en in het kielzog daarvan twijfel, scepsis en het idee van godsdienst als particuliere hobby. Wie vindt dat de islam (voor zover je van ‘de’ kunt spreken) een verlichting nodig heeft, zegt eigenlijk dat moslims moeten worden, zoals wij in het westen. Voor hetzelfde geld kunnen moslims vinden dat ‘het’ westen een nieuwe profeet nodig heeft. Die hebben we ook allang gehad en die heten Jezus of Mohammed of Lou de Palingboer.

In het westen is godsdienst een persoonlijke keuze, die in de sfeer van life-style is komen te liggen. Wie niet in God gelooft, kan het toch nog ver brengen in het CDA. Het probleem in de moslimwereld is dat er geen ruimte is om niet-moslim te zijn. Wie om de een of andere reden van het moslimgeloof af wil, omdat hij of zij twijfelt aan de leerstellingen, kan geen kant op behalve die van het goddeloze westen. Niet geloven, geen religie hebben bestempelt iemand automatisch tot supporter van de westerse cultuur. Een moslim die niet gelooft levert zijn identiteit in en schuift aan bij de vleespotten van de verlichting, wat misschien nog wel erger is dan je ziel aan de duivel verkopen. Zonder heilig boek heeft het leven geen zin. Daar kunnen discussies niets aan veranderen.

Artikelen in NRC-column.


Het vraagstuk van de assertiviteit

Gabriël van den Brink: Geweld als uitdaging. De betekenis van agressief gedrag bij jongeren. Uitgeverij van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW. 429 pag. f

Geweld en agressie zijn in Nederland de laatste decennia toegenomen. Er zijn vele manieren om misdaadstatistieken te interpreteren, er moet rekening gehouden worden met fluctuaties in aangiftebereidheid en met de sturende danwel remmende invloed van de misdaadberichtgeving, maar zorgvuldige ontrafeling van relevante factoren leert dat er inderdaad sprake is van een substantiële stijging. Vanaf 1975 kruipen de curves genadeloos omhoog. In zijn uitgebreide studie Geweld als uitdaging. De betekenis van agressief gedrag bij jongeren besteedt Gabriël van den Brink vele pagina’s aan de inventarisatie van allerlei empirische onderzoeken. De hiervoor noodzakelijke tabellen en grafieken veraangenamen de lectuur niet bijzonder, maar het is wel erg nuttig dat Van den Brink zoveel empirisch materiaal heeft geordend en in een kader geplaatst. Op feitelijk niveau staat deze studie als een huis.

In zijn analyse legt Van den Brink een grote nadruk op assertiviteit. Tegelijk met de opkomst van assertiviteit als een centrale persoonlijke waarde in het leven, halverwege de jaren zeventig, begonnen ook de cijfers voor geweld en agressie te stijgen. De toegenomen mondigheid van burgers zorgde voor instorting van de standenmaatschappij, een vergaande informalisering en meer egalitarisme in de opvoeding. Massaal en in een vrij kort tijdsbestek werd zowel in het publieke leven als in het privédomein overgeschakeld van een bevelsstructuur op een onderhandelingsstructuur.

Geweld, criminaliteit en agressie kennen vele oorzaken of beter gezegd: voedingsbodemachtige risicofactoren, want je kunt van één geweldpleger niet zeggen dat hij tot zijn daad is gekomen doordat zijn ouders zijn gescheiden of doordat hij te veel alcohol drinkt, maar voor groepen gelden deze verbanden wel. De risicofactoren voor criminaliteit zijn bekend: jong zijn, man zijn, gebroken gezinnen, lage welstandsklasse, slechte schoolprestaties, geneigdheid tot alcohol- of druggebruik en (de laatste tijd) allochtoon zijn. Voor de meeste van deze verbanden geldt dat mensen geneigd zijn ze te beschouwen als feiten die bij het leven horen, omdat ze zo weinig aangrijpingspunten voor verandering bieden. Aan iemands sekse valt niets te doen, jongheid gaat vanzelf voorbij en sociaal-economische problemen zijn notoir lastig aan te pakken. Preventiebeleid slaat doorgaans te pletter tegen de rotsen van de maatschappelijke status quo.

Het opmerkelijke is echter dat de welvaart voor iedereen, dus ook voor de lagere klassen, juist enorm is toegenomen de afgelopen 25 jaar. Mensen maken zich niet zozeer druk over het aloude instrumentele geweld (inbraak, beroving, verkrachting), alswel over wat met een moderne term ‘zinloos geweld’ is gaan heten. Onder deze paraplu worden uiteenlopende incidenten bij elkaar geveegd, variërend van uit de hand gelopen ruzies in het verkeer, uitgaansgeweld, vandalisme in de publieke ruimte tot het molesteren van onschuldige voorbijgangers. Zinloos geweld dient geen duidelijk doel, het is gratuït, arbitrair en toevallig. Het heeft vooral een expressieve functie. De plegers worden overmand door emotie en handelen in een impuls.

Analyse van ‘zinloos-geweld’-incidenten laat zien dat de daders lang niet altijd uit de bekende risicogroepen afkomstig zijn. Onder voetbalhooligans bevinden zich huisvaders met een vaste baan, iets wat ook gold voor de groep die Meindert Tjoelker doodschopte. Het makkelijk toegeven aan agressieve impulsen staat volgens Van den Brink in verband met de toegenomen assertiviteit. Wie overtuigd is van zijn eigen geweldigheid en er een groot gevoel van eigenwaarde op nahoudt, is relatief vatbaarder voor narcistische krenkingen. Als een onbekende de assertieve persoon bedoeld of onbedoeld niet het verschuldigde respect betuigt, ontsteekt hij in woede en bij gebrek aan zelfbeheersing kunnen er dooien vallen. Niet zo bedoeld, maar toch.

Assertieve mensen eisen ruimte voor zichzelf op. Wat er gebeurt als ze die niet krijgen, wordt duidelijk in het verkeer, waar de ene autobestuurder de ander doodschiet, als die hem een paar minuten blokkeert en waar automobilisten al bumperklevend en de middelvinger opstekend wraak nemen op een ander die hen toevallig gehinderd heeft. Op eerste-hulpafdelingen, op consult bij de huisarts exploderen mensen van woede, als hun eisen niet snel genoeg worden ingewilligd. In menigtes, in uitgaansgelegenheden moeten mensen op hun tellen passen, want een verkeerde blik kan al aanleiding zijn voor ruzie. Dolgedraaide assertiviteit dringt op in het dagelijks leven.

Andere maatschappelijke ontwikkelingen versterken de ontsporing van assertiviteit in agressie. Kinderopvoeding staat in het teken van liefde en zorg, waarbij disciplinering en regels op de achtergrond zijn geraakt. Kinderen worden in materieel en geestelijk opzicht veel meer verwend, waardoor er niet of nauwelijks tolerantie voor frustratie wordt aangeleerd. Het idee van discipline verhoudt zich slecht met het belang dat ouders hechten aan kinderlijke zelfontplooiing of identiteit. Kinderen gaan op steeds jongere leeftijd uit en drinken steeds meer. Voor veel jongeren valt uitgaan samen met uit je dak gaan. De weggevallen religieuze kaders zijn vervangen door een cultus van het lichaam, de sensatie en de kick. De bijkomende agressie kan zelfs een doel op zichzelf worden, zoals gebeurt bij voetbalevenementen, waar supporters heengaan om te matten, omdat dit zo’n euforisch gevoel geeft.

Ouders zijn trouwens niet de enigen die moeite hebben met het handhaven van regels, want de Nederlandse overheid is bijna synoniem met het begrip gedoogbeleid. Tegelijkertijd signaleert Van den Brink op allerlei terreinen een verzwaring van de normatieve eisen die mensen aan elkaar stellen. Het bedrijfsleven vraagt routinematig van sollicitanten sociale en communicatieve vaardigheden. In de slipstream van de assertieve levensstijl stellen partners hogere eisen aan elkaar (en gaan ze scheiden bij teleurstelling). Egalitaire en informele omgangsvormen maskeren een toegenomen gevoeligheid voor krenking door anderen. Seksueel geladen opmerkingen van mannen die vroeger als grapjes zouden zijn geklassificeerd vallen nu onder de categorie ‘seksuele intimidatie’. Het vroegere ‘kattenkwaad’ van kinderen of tieners kan nu niet meer door de beugel. Was het vroeger gewoon om overal te mogen roken, tegenwoordig is de roker een paria.

Het is de vraag of dit voorbeelden zijn van hogere normatieve eisen. Er hebben zich verschuivingen voorgedaan in wat wel en niet acceptabel gedrag wordt gevonden, maar het lijkt me onjuist hier het predikaat ‘hoger’ aan toe te kennen. Voor 1975 lag alles wat met autoriteit te maken had zeer gevoelig. Iemand tutoyeren, terwijl hij ‘u’ verwachtte was al een enorme gaffe. Vroeger werden vrouwen als vanzelfsprekend als (seks)object tegemoet getreden. Tegenwoordig laten mannen dit wel uit hun hoofd. Wèl is het vrouwen toegestaan om onafgebroken – ik hoor of zie het dagelijks – de zinsnede ‘lekker ding’ (over mannen) in de mond te nemen. Ik kan dit niet echt als een vooruitgang in normatieve eisen kwalificeren. Ongelikte berigheid van mannen wordt vervangen door pathetische stoerdoenerij van vrouwen. Alsof de maatschappij daar mee opschiet.

Van den Brink concentreert zich vooral op jongeren (zie de ondertitel van zijn boek). Bij het schetsen van oplossingen ter beteugeling van de toegenomen agressie wijst hij op het belang van de situationele component: het zijn de momentane omstandigheden, waardoor jongeren zich aan geweld te buiten gaan. Jongeren die zich op school of op het werk netjes aan de regels houden ervaren in hun vrije tijd, of ze die nu thuis doorbrengen of in het uitgaanscircuit, nauwelijks beperkingen. Er is niemand die hen tot de orde roept. Deze ontremmende factor wordt extra aangeblazen door het feit dat de jongeren die van zichzelf al geneigd zijn tot het najagen van kicks ook makkelijk in staat zijn de voor hen aantrekkelijke omstandigheden op te zoeken. Ouders noch gezagsdragers stellen grenzen aan de fysieke mobiliteit van jongeren. Van den Brink ziet weinig in het invoeren van repressieve maatregelen, omdat deze haaks staan op de principes van het moderne verkeer. Hij pleit ervoor om sociale normen en gedragsregels sterker te expliciteren. Hij meent kennelijk dat jongeren niet weten wat de regels zijn. Hij wil meer zichtbare politie in gebieden waar de regels worden overtreden. Ook pleit hij voor een minder afzijdige opstelling van burgers en lijkt het hem raadzaam als de cafés er verschillende sluitingstijden op nahouden. Op die mnaier kunnen het dronkemansgeschreeuw en de kloppartijen prettig over de hele nacht worden uitgesmeerd.

Dit zijn allemaal aanbevelingen van het niveau druppel-op-gloeiende-plaat. Van den Brink vindt wel dat ouders meer discipline moeten verwerken in hun opvoeding, maar hoe dat precies in z’n werk gaat als tegelijk het alcoholgebruik van jongeren onder de 16 maatschappelijk wordt gedoogd, is niet helemaal duidelijk. Wat oplettende burgers zouden kunnen uitrichten op Station Lelylaan, waar de machinist niet durft te stoppen uit angst voor het geweld van daar opererende roversbendes, is ook niet duidelijk. De regels uitspellen aan degenen die het Slotervaartzwembad terroriseerden heeft evenmin effect gehad.

Er zijn te veel problemen met geweld die niet speciaal met jongeren te maken hebben. De problemen met bijvoorbeeld Marokkaanse of Antilliaanse criminelen zijn anders van aard en vereisen een andere aanpak dan de voetbalhooligans of het uitgaansgeweld. In het panorama van agressie en geweld zijn jongeren misschien niet eens zo belangrijk. Ze zijn belangrijk omdat ze statistisch meer aan geweld doen dan ouderen, maar dat is overal en altijd het geval. Jongeren imiteren de assertieve opstelling van ouderen. Ook onder volwassenen komt veel agressiviteit voor. Ouders bedreigen leerkrachten, omdat er iets op school is gebeurd met hun kind wat hun niet zint. Volwassenen gedragen zich grof en onbeschoft in loketsituaties of gaan met elkaar op de vuist om een parkeerplaats. Veel van dit soort om zelfbeheersing vragende maar agressie oproepende situaties hebben met drukte en volheid te maken. Er is teveel vraag naar goederen, diensten, hulp, informatie en er zijn te weinig mensen om de stroom van instant-behoeftebevredigers vlotjes te verwerken. In een maatschappij waar iedereen de hele dag bezig is zijn recht en zijn plezier te zoeken doen jongeren vanzelfsprekend mee. Hoe zouden ze beter moeten weten?

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


Met collega in openbaar vervoer

Beste Beatrijs,

Ik reis per trein naar mijn werk en ’s avonds weer terug. Dit kost mij met de wandeling van station naar kantoor meegerekend twee maal drie kwartier per dag. Ik geef de voorkeur aan de trein boven de auto, omdat ik de reistijd op die manier nog een beetje nuttig kan besteden. Nu komt er vaak een collega naast me zitten die tegen me aan begint te kwekken. Ik vind twee maal drie kwartier per dag sociaal doen met iemand op wie ik toch al niet dol ben, een te zware belasting. Hoe kom ik op een beleefde manier onder haar uit?

Geen gezelligheidsdier

Beste Geen,

U brengt precies onder woorden waarom het nooit iets zal worden met het door de overheid immer gepropageerde carpoolen. Het kantoor dringt dan met z’n tentakels van slappe humor en eeuwige roddels ook de privétijd binnen en de meeste mensen vinden dat onverteerbaar. U kunt tegenover uw collega een ontmoedigingsbeleid voeren door minimaal te reageren op haar conversatiepogingen en voortdurend een krant of belangrijke papieren bij de hand te hebben, waarin u zit te turen met een pen in aanslag. Als deze fysieke barrière haar niet afschrikt, zegt u: ‘Sorry voor de ongezelligheid, maar het wordt/was zo druk vandaag dat ik even wat rust nodig heb, anders draai ik helemaal door’. En vervolgens sluit u de ogen voor een gefingeerd dutje.

Artikelen in Collega's, Reizen.

Gelabeld met .


Dikke moeder

Beste Beatrijs,

Mijn moeder, halverwege de vijftig, is een beetje eenzaam en wil ontzettend graag een leuke man. Nu is ze de laatste jaren door allerlei oorzaken nogal aangekomen, en ik geloof niet dat ze haar gewicht accepteert, want ze perst zich in veel te kleine truitjes en te strakke broeken. Het ziet er echt niet uit, terwijl ze van zichzelf zo’n leuke vrouw is om te zien. Soms probeer ik wel eens een hint te geven, maar ze reageert daar heel bozig op – ze wil er gewoon niet aan dat maat 44 haar beter staat dan maat 40. Ik weet wel: karakter is belangrijk, maar het oog wil ook wat. Hoe kan ik haar helpen zonder haar te kwetsen?

Goedwillende dochter

Beste Goedwillende,

Hoe vindt u het, wanneer uw moeder uw verschijning bekritiseert? Zegt u dan: Oh, dankje Mam, nee ik heb er niet bij stilgestaan dat zo’n legging ordinair staat. Bent u haar innig dankbaar dat zij u erop gewezen heeft dat uw kapsel u het voorkomen van een vogelverschikker geeft?

U denkt nu bij uzelf: dat zou ze nooit tegen me zeggen, want ik doe moeite voor een verzorgd en aantrekkelijk uiterlijk. Neemt u van mij aan: op haar manier doet zij dat ook. Het resultaat mag u als dochter misschien niet bevallen, maar wat er ook met haar uiterlijk mis is, het is geen kwestie van onwetendheid, waarin u een voorlichtende rol kunt vervullen. Alle dikkerds zijn zich bewust van hun overgewicht en zij weten van zichzelf dat zij smokkelen met maten.

Uw moeder wil een man. Raad haar een gezelligheidsvereniging of hobbyclub aan en zie af van kledingadviezen.

Artikelen in Liefde en relaties, Ouders en volwassen kinderen.

Gelabeld met , .


Bestwil

Beatrijs Ritsema

In Amsterdam zijn het vorig jaar 47 lijken aangetroffen van mensen, meest oude mannen, die dagen tot maanden dood in hun woning lagen. Als ik zo’n berichtje in de krant lees, is mijn eerste gedachte: 47 door niemand gemiste doden? Dat valt nog reuze mee. Het had me niet echt verbaasd als dat aantal twee of drie keer zo hoog was geweest. Niet dat ik het geen treurige zaak vind. Het is altijd tragisch als de mensen door niemand betreurd in eenzaamheid doodgaan. Maar het is ook heel onaangenaam om de schuld van zo’n deprimerende dood naar de omstanders te schuiven. ‘De grote stad zorgt voor steeds meer individualisme, daarbij kijken mensen niet meer naar elkaar om,’ zei een woordvoerder van de Amsterdamse GG&GD in reactie op de 47 lijken.

Fijn dat deze GG&GD-man zich zo in de rol van dominee heeft ingeleefd. Onze door individualisme getekende tijd drijft mensen ertoe onbekommerd hun eigenbelang na te jagen en zich niets gelegen te laten liggen aan buren die onder hun ogen liggen te verkommeren en te creperen. Die 47 doden zijn de schuld van u en ik, weldenkende mensen die een comfortabel leventje leiden en zich intussen welbewust afsluiten voor het lijden van hun naaste. Maar zo ligt het helemaal niet. De mensen die op zo’n manier aan hun einde komen zijn een lange weg gegaan van onaangepast gedrag, verslavingen, conflicten met familieleden, arbeidsproblemen en mislukte hulpverleningsinterventies. Daar zit vijftig, zestig, zeventig jaar ellende achter. En dan krijgt de sociale omgeving de schuld, als zo iemand ook eens een keer komt te overlijden net als ieder ander. Terwijl die buren alleen maar overlast gehad hebben. Ze kregen ongedierte, lawaai en stank te verduren, maar ze hadden kennelijk moeten riposteren met een pannetje soep en een therapeutisch gesprek.

De eenzame dood is inderdaad een gevolg van het individualisme, maar dit heeft niets te maken met egoïsme, alswel met het idee dat zelfbeschikking de hoogste waarde in het leven vormt. Iedereen in het westen, van oud tot jong, van links tot rechts, van arm tot rijk, onderschrijft deze waarde. Zelfbeschikking en onafhankelijkheid zijn belangrijker dan al het andere. Bij consequentie ook voor mensen die helemaal niet tot zelfbeschikking in staat zijn en er alleen maar brokken mee maken.

Vijftig jaar geleden, toen de maatschappij nog niet individualistisch was maar paternalistisch of collectivistisch, waren er ook personen met wie niets te beginnen viel. Die werden misschien aanvankelijk liefderijk opgevangen door opofferende familieleden (of buren), maar als de sociale omgeving dit op een gegeven moment niet meer op kon brengen, werden de onaangepaste personen zonder pardon opgesloten in een inrichting, waar de overlast binnen de perken gehouden kon worden. Als ze daar stierven, gebeurde dat niet onopgemerkt, dus de schande van het ontbindende lijk bestond niet. Maar dat is dan ook alles. Je had natuurlijk wel de schande van de onvrijwillige opsluiting. Althans, zo wordt daar nu tegenaan gekeken. In deze tijd wordt niemand meer onvrijwillig opgesloten. Tenzij criminelen met een veroordeling. Maar het maatschappelijk soelaas is van korte duur en een gevangenisverblijf zet misdadigers niet op het rechte pad, integendeel, ze versterken alleen hun connecties in het criminele circuit. Een onvrijwillig verblijf in een psychiatrische inrichting heeft ook weinig nuttig effect. De inrichtingswerkers hebben bovendien helemaal geen zin in ongemotiveerde mensen. Met dezulken kunnen ze niet uit de voeten. Die vormen een aanslag op de energie, het budget en het vooruitgangsgeloof. Die kun je maar beter kwijt dan rijk zijn.

Het was vroeger makkelijker om mensen die overlast gaven, of afweken van het stramien op de een of andere manier weg te werken. Allerlei soorten van onaangepastheid wekten angst en walging. In mijn eigen streng-katholieke familie van de vroege 20ste eeuw kreeg een artistiek, al te flirterig meisje het klemmende consigne om ‘een bruidje van Jezus’ te worden, een eufemisme voor levenslange opsluiting in een klooster.

De meeste mensen, in wat voor cultuur ze ook leven, bekommeren zich zo goed en zo kwaad als het gaat om hun familie, vrienden en andere naasten. Er zijn er ook die om wat voor reden dan ook buiten de boot vallen en vereenzamen. Voor hun bestwil hadden zij geholpen moeten worden. Maar als iemand niet in zijn eigen bestwil is geïnteresseerd, krijg je hem ook niet zo ver. Dat is de kern van het individualisme waar niemand van af wil.

Artikelen in NRC-column.


Envelop als cadeau

Beste Beatrijs,

Binnenkort ga ik met de VUT. Ik ben van plan om voor familie, vrienden en kennissen een groot diner te geven. Kunnen we op de uitnodiging als cadeautip een envelop zetten of is het helemaal niet gebruikelijk om dan een cadeau te krijgen?

Tussen twee levensfases

Beste Tussen,

Wees gerust, aanstaande Vutters of gepensioneerden krijgen zeer zeker cadeaus. Spijtig voor u is het niet gebruikelijk om op de uitnodiging tips te geven over de richting waarin de genodigden moeten denken qua geschenken. U was van plan een ‘envelop’ te suggereren? Ik vermoed dat u hiermee een voorkeur voor contant geld tot uitdrukking wilt brengen. Doet u dat alstublieft niet! Dat is vreselijk ordinair!

De beleefdheid vereist dat cadeaus het allerlaatste zijn waar u aan denkt, en dat u dus bij elk overhandigd, fleurig ingepakt object oprechte verrassing tentoonspreidt. ‘Ach, wat enig, wat attent van je!’ Nu beseft iedereen dat een man die met de Vut gaat al genoeg cd’s en krikkemikken bezit. Al gauw zullen de gedachten uitgaan naar een gemeenschappelijk cadeau, iets groots waar de jubilaris echt wat aan heeft. Niets staat u in de weg om informatie over datgene waar uw hart naar uitgaat te laten lekken naar een vertrouwd persoon, die graag een en ander wil organiseren voor zijn goede vriend. Terloops kunt u het hebben over dat reisje naar de Harz, het werk van een door u geliefde kunstenaar, computer-parafernalia, een dvd-toestand, een cursus zelf tuinieren. Wat het ook is, uw vrienden zullen graag dokken voor iets speciaals, maar ze hebben geen zin om in het wilde weg uw huishoudportemonnee te spekken.

Artikelen in Cadeaus, Festiviteiten.

Gelabeld met .


Zwangere over de buik aaien

Beste Beatrijs,

Is het normaal dat zwangere vrouwen te pas en te onpas door anderen over hun buik geaaid worden? Bij vrienden durf ik nog wel te protesteren, hoewel dat ook niet altijd goed valt, maar tegen mijn schoonfamilie kan ik niet op. Terwijl mijn schoonvader, toen ik twee maanden zwanger was, al voor het eerst naar mijn buik greep (zonder te vragen). Zelf ervaar ik dat als behoorlijk ongepast. Voor de goede orde: ik ben niet iemand die zich uitdagend kleedt, of de hele tijd aandacht voor haar zwangerschap vraagt. Wat te doen? Wat te zeggen?

Vogelvrij door buik

Beste Vogelvrij,

Zwangerschap roept het gemeenzame in de mens wakker. Het geaai over de buik is de non-verbale begeleiding van de onuitgesproken gedachte ‘Waar een lolletje al niet toe kan leiden!’ Het is lastig om er iets tegen te doen. Bij wijze van krasse tegenmaatregel kunt u, zodra het aanraken begint, kreunend dubbelklappen, alsof de weeën al begonnen zijn. Dat zal ze leren. Verklaar u nader met: ‘Sorry, ik schrik altijd zo als iemand ineens aan me begint te zitten.’ Laat een pijnlijk bedoelde stilte vallen en zeg dan overdreven nuffig: ‘En ik vind het ook niet prettig.’ Of iemand nu zwanger is of niet, mensen moeten gewoon hun handen thuishouden.

Artikelen in Schoonfamilie, Zwangerschap en baby's.

Gelabeld met .