Spring naar inhoud


In de ban van een pedofiel

‘Het enige wat ik niet leuk vond aan Peter was dat hij soms dwingend kon zijn.’ Zo herinnert Margaux Fragoso (1978) zich haar perceptie op achtjarige leeftijd van de man die haar beminde en misbruikte. Tiger, Tiger is een egodocument, waarin het verhaal van een pedofiele relatie wordt verteld vanuit het perspectief van het slachtoffer. Het meisje Margaux was zeven jaar, toen zij de 51-jarige Peter voor het eerst tegenkwam in een buurtzwembad in Union City, een grauwe voorstad van New York. Hun relatie zou vijftien jaar duren, tot hij op zijn 67ste zelfmoord pleegde door van een rots in een park af te springen.

Het is een verbijsterend relaas, niet in de laatste plaats vanwege de gedetailleerde en levendige herinneringen aan de krankzinnige toestanden die zich hebben afgespeeld, maar ook omdat de schrijfster heel goed de psychologie van de twee gedoemde hoofdpersonen weet over te brengen. Vanzelfsprekend is het hind sight van de volwassene nodig om het boek te kunnen schrijven, desondanks worden de gebeurtenissen consequent vanuit de blik van het kind beschreven. Hierdoor krijgt het boek de allure van een ondraaglijk claustrofobische roman, een omgekeerde Lolita maar dan zonder verlossend fictielabel.

De zevenjarige Margaux was degene die toenadering zocht toen ze in het zwembad een man met lichtblauwe ogen enthousiast zag spelen met zijn zoontjes, die naar later bleek niet van hem waren, maar van de vrouw met wie hij samenwoonde. Peter nodigt het meisje en haar moeder uit om eens langs te komen in het huis waar hij woont met zijn samengestelde gezin en een hele menagerie van konijnen, vissen, iguana’s, katten, cavia’s en een hond. Binnen de kortste keren is het tweetal kind aan huis en kan het grote inkapselen beginnen.

Margaux is dol op Peter, die haar overlaadt met aandacht, eindeloos meegaat in haar fantasiespelletjes en zelf ook allerlei wilde spelletjes verzint. Drie jaar lang, tot haar tiende, begeleidt haar moeder haar bij elk bezoek twee of drie keer per week. Heel geleidelijk sluipen er bedenkelijke elementen in de omgang tussen de middelbare man en het kleine meisje. Het begint met kusjes, waar Peter altijd stiekem om bedelt. Eerder al moedigde hij haar aan om haar kleren uit te trekken en halfnaakt rond te rennen, iets wat haar niet deerde, bovendien kon ze zo makkelijker spelen dat ze een of ander dier was. Maar het kussen hoefde voor haar niet zo, zeker het tongzoenen niet, toch kon ze er moeilijk onderuit komen, omdat hij verder zo aardig was. Ze sluiten een pact met elkaar om nooit tegen elkaar te liegen.

Op haar achtste verjaardag, die bij hem thuis wordt gevierd, neemt hij haar mee naar de kelder, terwijl de rest van het gezelschap naar een video zit te kijken, en vraagt haar of ze iets heel speciaal intiems wil doen om hun liefde te bezegelen: zijn ‘babymaker’ kussen. Ze weigert vol walging (zijn teleurgestelde commentaar: ‘De maatschappij heeft je gehersenspoeld met zijn regels’), de twee gaan onverrichterzake terug naar boven, maar een tijdje later komt het er natuurlijk toch van. Peter voert de druk op en chanteert haar, nadat hij een verzoek van haar heeft ingewilligd om dure groente te kopen voor een ziek konijn: ‘Ik heb die dure boontjes gekocht, omdat je beloofd had dat je alles zou doen wat ik wilde.’ Margaux is zich van geen belofte bewust, maar de val is al dichtgeklapt.

De hiernavolgende jaren bevindt ze zich in een verstikkende relatie die zowel het fundament van haar bestaan vormt als de zuurstof eruit wegzuigt. Met een onderbreking van twee jaar (als haar wantrouwige vader een veto instelt) speelt hun omgang zich af op de paar vierkante meter van Peters kamer in de middag- en vroege avonduren. Het samenzijn wordt ingevuld met (computer)spelletjes, tochtjes achterop de motorfiets of met de auto, pseudo-echtelijke ruzies met geweld en huilpartijen, jaloezie op echte of vermeende rivalen en op den duur bekentenissen over zijn verleden (liefdeloze jeugd, misbruik door familieleden en van eigen dochters). Om hem seksueel te gerieven ontwikkelt ze een tweede persona ‘Nina’ die zich uitdagend gedraagt en pornopraat uitslaat. Na afloop van zo’n – altijd eenzijdige – sessie komt haar beloning: ongelimiteerd video’s kijken. Op haar veertiende sluiten ze een geheim onzinhuwelijk in een stille kerk. Voortdurend bezeweren ze elkaar hun exceptionele liefde.

Van een sociaal leven met leeftijdgenoten was geen sprake. Telkens wanneer ze iets met iemand erbuiten probeerde, werd ze toch weer teruggezogen. Waar zijn de ouders, waar zijn de autoriteiten? is de vraag die zich opdringt, hoe kan zoiets zo lang onopgemerkt blijven? Margaux Fragoso gaat uitgebreid in op de verhouding met haar ouders en maakt aannnemelijk dat het makkelijk kon gaan, zoals het ging. Haar moeder was een psychiatrische patiënt die telkens in het ziekenhuis moest worden opgenomen en eigenlijk nergens toe in staat was. Haar cholerische en alcoholische vader moest werken voor geld, het huishouden doen, koken en zag zijn gezin als een blok aan zijn been voor wie hij zich opofferde. Zijn verbod op contact van zijn dochter met Peter was voor haar juist reden om het koste wat kost door te zetten. Tussen niemand in het gezinnetje bestond een vertrouwensband. De autoriteiten dienden zich wel degelijk aan, in de vorm van een sociaal werkster die onderzoek deed, maar die werd simpelweg afgebluft.

Na de zelfmoord van Peter verkeerde Fragoso maandenlang in diepe rouw. Later werd ze gediagnosticeerd met posttraumatisch stresssyndroom en ging in therapie. Met behulp van de honderden brieven die hij haar geschreven had, haar eigen dagboeken, de mappen met foto’s die hij van haar had aangelegd en andere memorabilia schreef ze dit grafschrift van een vergiftigde jeugd, ook om anderen te waarschuwen. Een boek om van te rillen.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


Afspiegeling

Soms doet de regering ook nog wel eens iets goeds. Het afschaffen van het diversiviteitsbeleid voor scholen bijvoorbeeld. Jarenlang heeft de overheid zich ingespannen om het bestaan van witte en zwarte scholen tegen te gaan door in te zetten op menging van autochtone en allochtone leerlingpopulaties. Dit is niet gelukt, omdat de bevolking zich niets gelegen liet liggen aan stimuleringsmaatregelen. Ouders hebben hun eigen motieven om een bepaalde school te kiezen voor hun kinderen, en overheidsideeën over wat een maatschappelijk wenselijke keuze zou zijn spelen daarbinnen geen rol. Het beleidsspeerpunt van de school als afspiegeling van de maatschappij is daarmee verlaten en dat is maar goed ook, want overheidsgeld kan beter ingezet worden om het onderwijs zelf te verbeteren dan voor iets ongrijpbaars als afspiegeling.

Het afspiegelingsideaal houdt in dat iets kleins (een club, een school, een bedrijf, een instelling) precies zo samengesteld moet zijn als het grotere geheel van de maatschappij. Hoe meer de samenstelling van het kleine lijkt op de samenstelling van het geheel, hoe beter. Niet verwonderlijk leidt de eis van numeriek correcte afspiegeling tot aantijgingen over achterstelling van niet-gerepresenteerde groepen.

In discussies over vrouwenemancipatie komt dit punt telkens weer naar voren. Nu eens heeft een promovenda in de communicatiewetenschap uitgezocht dat in Nederlands drama vrouwen zelden aan het werk in een baan worden opgevoerd, maar des te vaker in de keuken staan. Dan weer ontdekt een andere vlijtige turver dat op de opiniepagina’s van kwaliteitskranten slechts twintig procent van de stukken door vrouwen zijn geschreven. Ook is becijferd dat van de bijdragen aan Wikipedia, waar iedereen aan kan meedoen en waar geen drempels voor bestaan, slechts dertien procent door vrouwen zijn geschreven. Volgens de theorie van de afspiegeling zijn dit soort man-vrouw-verschillen altijd fout: vrouwen zouden baantjes moeten hebben in dramaseries, de helft van de opiniestukken in kranten moeten schrijven en de helft van de Wikipedia-artikelen. Maar misschien speelt zich in het privéleven van vrouwen meer drama af dan in hun saaie baantjes en misschien vinden veel vrouwen dat ze wel wat leukers te doen hebben dan stukken schrijven voor de opiniepagina of feitjes rangschikken voor de Wikipedia. Afspiegeling van het grote in het kleine is een irreële eis die mensen in een mal dwingt vanwege hun demografische kenmerken.

De vrijheid van schoolkeuze is belangrijker dan het voeren van een spreidingsbeleid voor een nooit te verwezenlijken afspiegelingsideaal. Consequentie van het accepteren van het fenomeen witte en zwarte scholen betekent wel dat het postcodebeleid óók onmiddellijk moet worden afgeschaft. Oorspronkelijk was dit bedoeld om het autochtone ouders in een gemengde wijk onmogelijk te maken hun kind aan het andere eind van de stad op een witte school in te schrijven. Maar het postcodebeleid ontneemt natuurlijk ook aan allochtone ouders de mogelijkheid om hun kind op een school naar hun voorkeur in een andere wijk te doen. Als de schoolkeuze principieel vrij is, dan moet die ook in de praktijk vrij zijn en is het handhaven van postcoderestricties even verwerpelijk als een spreidingsbeleid.

Het voordeel van vrijheid en keuzemogelijkheden aan afnemerszijde is dat scholen zich scherper kunnen profileren in wat zij te bieden hebben. In Nederland hebben scholen van verschillende religieuze of onderwijskundige signatuur evenveel recht op subsidie als openbare scholen, mits ze voldoen aan de standaarden van goed onderwijs. Christelijk, katholiek, islamitisch, dalton of antroposofisch maakt niet uit, zolang de cito- of eindexamenresultaten maar in orde zijn. Het is heel vreemd dat een katholieke school in Volendam door de Commissie Gelijke Behandeling van discriminatie wordt beschuldigd als de schoolleiding geen hoofddoekjes in de klas wil. Even ongerijmd als wanneer het blad Opzij het recht ontzegd zou worden om een gehoofddoekte moslima als redacteur te weigeren. Als bijzondere scholen geen bijzondere regels mogen stellen aan hun afnemers, kunnen ze net zo goed worden opgeheven, want dan hebben ze geen onderscheidende functie meer.

Bij een maximale vrijheid van ouders om een school naar hun gading te kiezen past een even grote vrijheid van scholen om regels te stellen overeenkomstig hun religieuze of onderwijskundige overtuiging.

Artikelen in Column.


Een vroeg aanzoek

Beste Beatrijs,

Mijn vriendin en ik (allebei 25) zijn bijna vier jaar samen en we houden veel van elkaar. Zoveel dat ik onlangs besloot haar ten huwelijk te vragen. Tevoren vroeg ik belet bij haar ouders om te vragen of zij hiermee konden instemmen. Vervolgens ging ik tijdens een lange strandwandeling op één knie.

Erg romantisch allemaal, maar het probleem doet zich voor dat we eigenlijk geen geld hebben om te trouwen. We hebben geen spaargeld en onze ouders zullen het ook niet voor hun rekening nemen. Voor een enigszins respectabele bruiloft zullen we meer dan een jaar moeten sparen. Zelf vind ik dit geen bezwaar. Ik vind het fijn om verloofd te zijn en heb verder geen haast. Maar uit mijn omgeving krijg ik kritiek dat ik te hard van stapel ben gelopen. Het zou potsierlijk zijn om iemand ten huwelijk te vragen als je dit niet concreet kunt waarmaken. Heb ik inderdaad een misstap begaan?

Te voortvarend?

Beste Te voortvarend,

Allereerst dit: u had geen toestemming aan de ouders moeten vragen, voordat u uw vriendin een huwelijksaanzoek deed. Dat was een wereldvreemde exercitie, want hier ten lande hebben vrouwen geen fiat van hun ouders meer nodig om te trouwen. Die traditie is voorbij net als die van het lorgnon en de paardentram. Een vrouw is allang geen eigendom meer van de vader en ze wordt ook geen eigendom van haar echtgenoot. De enige die over haar eigen toekomst beschikt is de vrouw zelf, dus is zij de enige aan wie de vraag gesteld moet worden. Als een vrouw ‘ja’ heeft gezegd, dan is de volgende stap dat de wederzijdse ouders op de hoogte worden gesteld van het voorgenomen huwelijk. Dat is de correcte gang van zaken, maar dit terzijde.

U en uw geliefde lopen tegen het probleem aan dat u geen geld hebt om op korte termijn te trouwen. Dat is helemaal niet erg. U gaat fijn samen een jaartje sparen en als u genoeg geld hebt, geeft u een spetterend feest. In vroeger tijden was het heel gebruikelijk dat er jaren zaten tussen een verloving en het huwelijk zelf. Een verloving staat voor de wederzijds uitgesproken intentie om in het huwelijk te treden. Er zit verder geen termijn aan vastgekoppeld. Er kunnen tal van redenen zijn waarom de bruiloft enige tijd op zich laat wachten (geen geschikt huis, studie afmaken, buitenlandse verplichtingen, geen geld enzovoort). De kritiek vanuit uw omgeving slaat nergens op. Leg deze naast u neer.

Artikelen in Bruiloft.

Gelabeld met .


Spelfouten aanmerken

Beste Beatrijs,

Een kennis van ons is onlangs zijn eigen schildersbedrijf gestart. Wij hebben hem recent gevraagd een offerte op te stellen voor een aantal werkzaamheden bij ons thuis. Toen we de offerte lazen, zagen we dat deze nogal veel spel- en stijlfouten bevatte. Dat maakte geen professionele indruk, vonden wij. Nu is ons dilemma: moeten we hier nu wel of niet iets van zeggen? We willen niet het risico lopen voor betweterige figuren te worden aangezien.

Taalfouten corrigeren

Beste Taalfouten corrigeren,

Het hangt ervan af hoe bekend u met elkaar bent. Is het een goede vriend of een vage kennis? Tegen een goede vriend kunt u in waarschuwende zin aanmerkingen maken op spelfouten en hem bijvoorbeeld aanraden de spellingscontrole los te laten op de tekst. Hebt u te maken met een vage kennis, dan kunt u het beter laten zitten. Bij offertes van eenmansklusbedrijfjes is het geschreven woord niet zo vreselijk belangrijk. Handwerkslieden worden niet geacht foutloos te kunnen spellen. Zij worden beoordeeld op de kwaliteit van hun werkzaamheden.

Artikelen in Zakelijke relaties.

Gelabeld met .


Zittend plassen

Beste Beatrijs,

Al  decennialang heb ik (man) thuis de regel dat mannelijke familieleden en bezoekers zittend op het toilet dienen te plassen, omdat staand plassen onhygiënisch is. Zelfs als heel precies wordt gemikt, verstuift er urine die op de rand van de toiletpot en op de onderzijde van de toiletbril terechtkomt én op de broek van de plasser. Hoewel ik boven de toiletpot de tekst ‘Heren, zittend plassen a.u.b.!’ heb opgehangen, trekken lang niet alle mannelijke gasten zich dit duidelijk leesbare verzoek aan, met als gevolg zichtbare urinesporen op de vloer naast de toiletpot.

Ik overweeg nu om mannelijke bezoekers die vragen of ze gebruik mogen maken van mijn toilet nog steeds ruimhartig toestemming te verlenen, maar op de uitdrukkelijke voorwaarde dat zij dat uitsluitend zittend doen. Ik vind dat ik het volste recht heb in mijn eigen huis de toiletgebruikregels vast te stellen. Zondig ik tegen een etiquetteregel als ik die voorwaarde – vriendelijk, maar wel duidelijk en kort gemotiveerd – stel aan bezoekers?

Gij zult zitten!

Beste Gij zult zitten,

Natuurlijk hebt u in uw eigen huis het volste recht de regels vast te stellen. Zo ook regels voor toiletbezoek van heren. Dit vooropgesteld lijkt het mij vreselijk gênant om gasten elke keer dat zij uw wc bezoeken met zo veel woorden op het hart te drukken dat zij vooral moeten gaan zitten. Terwijl er op uw wc al een briefje hangt met deze strekking. De extra mondelinge aanmaning die u van plan bent mee te geven maakt op mij (en wellicht ook op uw bezoekers) de indruk van een obsessie met andermans urine. Terwijl een paar druppels gemorste urine nou ook weer niet zo’n verschrikkelijke ramp is. U kunt er later toch een dweiltje overheen halen?

Ik raad u aan om het uitspellen en toelichten van de toiletregels achterwege te laten wegens al te pietluttige bemoeienis met andermans gewoontes, en u te beperken tot de schriftelijke aansporing. Vertrouw erop dat bezoekers zich zullen houden aan uw regel om zittend te plassen. Als u na gedane zaken merkt dat iemand zich niet aan uw consignes heeft gehouden, kunt u de onverlaat altijd nog voor straf nooit meer uitnodigen. Op een gegeven ogenblik zult u alleen regelvolgers overhouden in uw kennissenkring.

Artikelen in Visite.

Gelabeld met .


Hipo’s en lopo’s

Het vmbo heeft een imagoprobleem. Voor zo ver dat nog niet algemeen bekend was, werd het wel duidelijk uit de licht wanhopige open brief die op 1 februari in de Volkskrant stond. Onder de kop ‘Cito paniek’ richtte een tiental pedagogen, onderwijsadviseurs en bekende Nederlanders als Jack Spijkerman, Erik van Muiswinkel en Sylvia Witteman zich rechtstreeks tot ouders om hen te bezweren op te houden met het ventileren van hun vooroordelen over het vmbo tegenover hun kinderen. Dit zet te veel druk op achtste-groepers om hoog te presteren op de cito-toets en versterkt de ideeën dat het vmbo minderwaardig is, terwijl, zo leggen de briefschrijvers geduldig uit, 65 procent van de beroepsbevolking uit ‘vakkanjers’ bestaat die vmbo en mbo hebben gevolgd. De ruggengraat van de maatschappij verdient het niet om als losers te worden weggezet. Dus kunnen de etiketten voortaan achterwege blijven, ja?

Sympathiek, hoor, deze smeekbede om een onbevooroordeelde blik, maar tegen imago’s valt net zo slecht op te boksen als tegen windmolens. Imago’s zijn kleverig, hardnekkig en gebaseerd op gevoel. Afgezien daarvan berust de tegenstelling havo/vwo versus vmbo ontegenzeggelijk op een harde maatschappelijke werkelijkheid: de ene opleiding bereidt voor op hogere beroepen en meer geld, de andere op middelbare/lagere beroepen en minder geld. Het kan kinderen vanaf een jaar of tien onmogelijk ontgaan dat de cito-toets als poortwachter dient voor hoog en laag, om het maar even cru te stellen. Hoe veel sussende woorden van ouders, leerkrachten en bekende Nederlanders hier ook aan te pas komen (een loodgieter is even belangrijk als minister, een crèchemedewerkster even nuttig als een advocaat, alle mensen zijn evenveel waard, het gaat erom dat je gelukkig bent met wat je doet), feit blijft dat de cito-toets selecteert tussen high potentials (hipo’s) en lower potentials (lopo’s).

Die etikettenplakkerij zou niet zo erg zijn, als er verderop in het traject voldoende ruimte bestond om wat te schuiven met de ingenomen posities. Naar bevind van zaken een trapje omhoog of een trapje omlaag. Tenslotte is van veel twaalfjarigen het potentieel nog lang niet uitgekristalliseerd en komen vooral onder jongens veel laatbloeiers voor. Maar het verdwijnen van de mavo heeft stapelen ingewikkelder gemaakt en de kloof tussen hoog en laag is daardoor dieper geworden.

Aan de bovenkant van het schoolspectrum spelen zich vergelijkbare worstelingen af. Het gymnasium heeft inmiddels zo’n begeerlijk imago gekregen dat er nu anderhalf keer zo veel leerlingen op zitten als in 1990. Jammer genoeg vinden steeds meer gymnasiasten de klassieke talen moeilijk, saai en nutteloos, wat (vooral voor Latijn) lage examencijfers geeft. Het gymnasium staat als gevolg van zijn eigen populariteit onder druk om de normen voor de klassieke talen naar beneden te schroeven. Je kunt je afvragen wat leerlingen met een hekel aan klassieke talen op een gymnasium hebben te zoeken. Die hadden natuurlijk op het atheneum moeten zitten of op het tweetalig vwo of (ook heel modern) het technasium.

Maar ja, het gymnasium heeft het imago van crème de la crème, zeker in de categoriale variant: kwaliteitsonderwijs, homogene en beschaafde klandizie, waardevast diploma. Onweerstaanbaar voor ouders met eliteaspiraties voor hun kinderen. Dat er voor het stoeien met klassieke talen meer komt kijken dan alleen een maximum citoscore (je moet er ook een beetje aardigheid in hebben) is voor ouders lastig van tevoren in te schatten en voor kinderen helemaal, want die kunnen hun eigen ontwikkeling niet voorspellen. Tegen de tijd dat ze genoeg ervaring hebben opgedaan om weerzin te ontwikkelen, zijn ze halverwege het gymnasium en moeten ze met hangen en wurgen door het Latijn heen worden gesleept.

Zowel het vmbo als het gymnasium hebben last van hun imago, het vmbo omdat het ten onrechte als minderwaardig wordt beschouwd, het gymnasium omdat het ten onrechte geldt als de begeerlijkste school. In beide gevallen richten de imago’s schade aan: op het vmbo in psychologische zin, op het gymnasium daalt het niveau van klassieke talen. De enige manier om het imago-effect tegen te gaan is het instellen van een middenschool volgens het high school model met binnen de school veel tussentijdse overstapmogelijkheden naar een niveautje hoger of lager. Maar ouders zijn traditioneel gehecht aan kleine, homogene onder-ons scholen. In de strijd tussen breed spectrum onderwijs met kansen voor iedereen en imago wint imago.

Artikelen in Column.


Opspringende honden

Beste Beatrijs,

Vanochtend kwam er een loslopende hond op mij afstormen die naar ervaring mij geleerd heeft, vast van plan was tegen mij op te springen, wat het beest dan ook deed, ondanks dat hij door zijn baasjes vanuit de verte gemaand werd bij hen te komen. Ik had de neiging om de hond in zijn opgaande sprong te trakteren op een ferme schop in zijn ribbenkast. Maar ik beheerste mijn reflex op het laatste moment om hier achteraf spijt van te hebben, want zo leert hij het nooit af. Had ik hem wel een schop verkocht, dan had ik daarmee mogelijk voorkomen dat hij ’s anderendaags een wankel oud dametje een heupfractuur bezorgt. Dat zijn baasjes het hem afleren, kunnen we gevoeglijk vergeten. Handel ik tegen de etiquette als ik zo’n springer een opvoedende trap geef?

Pak aan, rotbeest!

Beste Pak aan, rotbeest,

Het is nooit raadzaam om honden een schop te geven. Het risico bestaat dat de hond zich tegen u keert en u uit angst gaat bijten. Een ander gevaar is dat het baasje/vrouwtje zich tegen u keert, hetzij met verbale hetzij met fysieke agressie, en mogelijk met allebei. Allemaal voor niks, want de hond leert niet eens iets wanneer hij geslagen of geschopt wordt. Integendeel, hij wordt er alleen maar vals (bijtgraag) van. Dit geldt trouwens voor alle zoogdieren inclusief de mens. Er zijn betere methodes om dieren en mensen iets te leren dan het toebrengen van pijn. Veel honden gaan tegenwoordig samen met het baasje op opvoedcursus, omdat de eigenaren geen idee hebben hoe ze een hond moeten opvoeden en hoe ze het beest koest moeten houden. Bij geen van die cursussen staat slaan of schoppen op het programma. Toch is het heel goed mogelijk om een hond bij te brengen om onbekende mensen met rust te laten. Als u door een onopgevoede hond wordt belaagd, moet u niet de hond te grazen nemen, maar de eigenaar erop aanspreken – als u het tenminste kunt opbrengen om dit op een zachtzinnige manier te doen. Anders kunt u het beter laten zitten.

Artikelen in Het publieke domein.

Gelabeld met .


Cadeaulijst voor huwelijk

Beste Beatrijs,

Over drie maanden gaan mijn vriend en ik trouwen. We hebben alvast nagedacht over cadeaus in diverse prijscategorieën en we willen een online verlanglijst maken, zodat mensen iets kunnen uitkiezen dat ze leuk vinden om te geven. Kunnen we meteen bij de uitnodiging verwijzen naar de betreffende webpagina met een begeleidende tekst als ‘Mocht u behoefte hebben aan cadeausuggesties, dan kunt u op deze pagina kijken’? Of lijkt dat te veel op vissen naar cadeaus en kunnen we beter afwachten tot mensen er zelf naar informeren?

Cadeaulijst meesturen?

Beste Cadeaulijst meesturen,

Op zichzelf is er geen bezwaar om de webpagina met cadeaumogelijkheden mee te sturen met de huwelijksuitnodiging. De zinsnede ‘Mocht u behoefte hebben aan cadeausuggesties…’ is bescheiden genoeg om geen hebberige indruk te maken. En het is nu eenmaal traditie dat mensen cadeaus geven bij een bruiloft, dus genodigden zullen blij zijn met de suggesties. Dat bespaart hen een hoop gepieker over wat ze moeten aanschaffen en het bespaart het bruidspaar een hoop heen-en-weer-gemail, wanneer ze u allemaal afzonderlijk gaan vragen waar ze u een plezier mee kunnen doen.

Mocht u over een ceremoniemeester beschikken, iemand die zich met organisatorische klusjes rondom een huwelijk bezighoudt, dan hoort het bij zijn/haar taken om de genodigden te voorzien van informatie over gewenste cadeaus. Als de ceremoniemeester de betreffende webpagina rondzendt, is het net wat eleganter dan wanneer u het zelf doet.

Artikelen in Bruiloft, Cadeaus.

Gelabeld met .


Ruzie over hagelslag

Beste Beatrijs,

Ik ben een meisje van negen jaar en ik heb een jonger broertje en zusje. Elke ochtend bij het ontbijt en soms ook ’s middags bij de lunch is er ruzie om de funnies in de hagelslag. Soms heeft iemand er vijf en degene die er nul heeft, wordt dan boos. Mijn ouders willen die hagelslag eigenlijk niet meer kopen. Maar de kinderen vinden het heel lekker. Mijn moeder wil de hagelslag alleen nog kopen als we met een goede oplossing komen. Kunt u ons helpen?

Ruzie over broodbeleg

Beste Ruzie over broodbeleg,

Funnies zijn onzin. Ze smaken precies hetzelfde als hagelslagkorrels, ze hebben alleen een andere kleur en vorm. Omdat ze er grappig uitzien, zijn kinderen er tuk op. Dus kijken ze met scheve ogen naar andere bordjes en gaan ze schreeuwen als ze niks hebben. Dus strooien ze meer hagelslag op hun brood om nog een funnie extra te krijgen. Dus gaat het pak hagelslag eerder op. Dus moeten de ouders eerder naar de winkel om weer een nieuw pak hagelslag te kopen. Dus verdienen de fabrikanten meer geld, omdat al die kinderen steeds het halve pak hagelslag op hun boterham omkeren.

Het verstandigste zou zijn als je ouders een ander merk hagelslag kopen zonder funnies erin. Dan is het afgelopen met het gedonderjaag om niks en de verspilling. Er is heerlijke hagelslag zonder funnies te krijgen in de supermarkt.

Dit is een betere oplossing dan aan de kinderen vragen om op te houden met ruzie maken over onzin. Alles wat verschil maakt tussen kinderen (de een krijgt drie koekjes, de ander maar eentje) leidt tot onenigheid. Kinderen willen eerlijk behandeld worden en ze willen niet dat hun broertjes of zusjes meer krijgen dan zijzelf. Daar hebben die kinderen gelijk in. Er is door de dag heen al meer dan genoeg onvermijdelijk kindergebakkelei over wie er met de lego mag spelen, wie er achter de computer mag, wie het eerste de Donald Duck mag lezen en wie de afstandsbediening mag vasthouden. Gelegenheid te over om te leren delen, beurt afwachten, verlies incasseren, enzovoort. Daar hoeft geen extra splijtzwam van op winst beluste hagelslagfabrikanten bovenop te komen. Weg met de funnies!

Artikelen in Kinderopvoeding.

Gelabeld met .