Spring naar inhoud


Actieve liefde

Britse sociologen hebben ontdekt dat de tegenwoordige elite bestaat uit culturele omnivoren. Geld en opleiding fungeren niet langer meer als de belangrijkste indicatoren voor macht en status. Volgens Mike Savage, hoogleraar sociologie te York, zijn het vooral mensen met vele uiteenlopende hobby’s die zich bovenaan de sociale ladder bevinden. Dit is een gevolg van het verdwijnen van de kloof tussen hoge en lage cultuur. De liefhebber van kamermuziek wordt ook wel eens op de voetbaltribune gesignaleerd. De professor luistert op z’n iPod naar Metallica en de ambitieuze jonge juriste heeft op haar dijbeen een tatoeage van een dolfijn laten zetten. Doordat stijlvoorkeuren en liefhebberijen hun klassegebondenheid verliezen is het makkelijker om onbekommerd tussen (voorheen) hoog en (voorheen) laag te pendelen en degenen met het breedste spectrum, de culturele omnivoren, zijn toevallig ook degenen die bovenin de sociale hiërarchie zitten. Het erop nahouden van hobby’s zou dan ook goed zijn voor de sociale mobiliteit en zou van overheidswege gestimuleerd moeten worden.

Als je je met uiteenlopende dingen bezighoudt, beweeg je je in verschillende kringen en kom je meer mensen tegen. Diversiteit in het activiteitenpatroon is altijd beter voor de sociale mobiliteit dan wanneer je steeds in hetzelfde benauwde kringetje zit en nooit iemand anders tegenkomt. Dit valt nauwelijks aan te merken als een nieuw sociologisch inzicht en wat de vermenging van hoge en lage cultuur er mee te maken heeft is ook niet duidelijk. Opvallend in het cultureel-relativisme is juist, zoals Theodore Dalrymple al opmerkte, de eenzijdigheid ervan: het zijn mensen uit de hogere klassen die rondshoppen in de lage cultuur en daar uitingen van overnemen en zelden of nooit andersom. Iedereen van hoog tot laag kijkt naar ‘Boer Zoekt Vrouw’ of ‘The Voice of Holland’ en Kluun is voor iedereen genietbaar. Maar avant garde toneel of free jazz concerten worden toch echt alleen door de intellectueel-artistieke elite bezocht en Tokkies lezen geen poëziebundels. Het onderscheid tussen hoge en lage cultuur blijft hardnekkig in stand en zal blijven bestaan zolang er sprake is van sociale stratificatie.

Toch is het Britse onderzoek naar hobby’s als cultureel kapitaal nuttig, misschien niet zozeer sociologisch, maar des te meer op het psychologisch vlak. Zie het hopeloze fenomeen internetdaten. Twee miljoen mensen in Nederland staan ingeschreven op een datingsite omdat ze op zoek zijn naar een relatie. Erg succesvol zijn ze hier niet in. De datingsites scheppen op over hun succesratio’s (sommige schermen met zogenaamd wetenschappelijke matchingmethodes), maar in werkelijkheid vindt maar een heel klein percentage echte liefde. Natuurlijk mislukt het daten voortdurend, want wie zichzelf parachuteert aan een tafeltje met een onbekende staat voor de herculische taak zich als een beminbare persoon op te stellen en tegelijk de beminbaarheid van de ander te proeven. Afgezien van de preselectie op grond van persoonskenmerken uit de demografische sfeer gebeurt dit voornamelijk door het aftasten van elkaars bezigheden, zoals ook de profielen op een datingsite vooral informatie over hobby’s en stijlvoorkeuren bevatten.

Enerzijds zijn hobby’s en voorkeuren volstrekt irrelevant en arbitrair (wat kan mij het schelen dat een kennis, een vriend of een geliefde van snooker houdt of een fan is van Star Trek), anderzijds is het delen van iets gemeenschappelijks een essentiële voorwaarde om een relatie een beetje aan te kleden. Een gemeenschappelijke belangstelling voor liefde, seks en intimiteit telt niet mee, want dat is niet onderscheidend genoeg. Toch is aan zo’n imaginair datingtafeltje de behoefte aan een partner het enige wat men werkelijk gemeenschappelijk heeft. Wie weet hebben de daters elkaar uitgekozen, omdat ze allebei sportief zijn of allebei van Bob Dylan houden of van de Koreaanse cinema. Maar over een hobby praten verschilt dag en nacht van een hobby beoefenen. Het een is virtueel en bloedeloos, het ander is echt. Het aftastende hobbygesprek is even weinig subtiel als een tekening maken met behulp van een verkoolde boomtak.

Iemand is wat hij doet en niet wat hij zegt wat hij doet. Om een gelijkgestemde te vinden die beminbaar is, zul je moeten zoeken onder mensen die plezier hebben in hetzelfde soort activiteiten. Hoe meer hobby’s waarvoor je de deur uit moet, hoe groter de kans. In een variant op John Lennon: Love is what happens to you when you’re making other plans.

Artikelen in Column.


Tijgermoeders

– Geen slaapfeestjes

– Geen speelafspraken met klasgenoten

– Geen televisie en ook geen computerspelletjes

– Niet je eigen clubjes en vrijetijdsactiviteiten mogen kiezen

– Altijd de beste van de klas moeten zijn behalve in de vakken gym en theater

– Thuis alleen piano of viool spelen

Ziehier een greep uit de regels waarmee Amy Chua haar dochters, Sophia en Lulu, jarenlang heeft opgevoed. Ze schreef er een boek over, Battle Hymn of the Tiger Mother, dat bij verschijning in Amerika begin januari een ware mediastorm veroorzaakte. Na een voorpublikatie in The Wall Street Journal stroomden de boze e-mails van lezers binnen, radio- en tv-programma’s stonden in de rij om de schrijfster te interviewen, columnisten wierpen zich op dit smakelijke brokje en op de internetforums werd alles doorgelinkt met het nodige verontwaardigde commentaar.

Blijkbaar raakte Amy Chua met haar strijdkreet een gevoelige snaar. Uitdagend neemt zij in haar boek stelling tegen de slapheid en de laksheid in de westerse opvoedingscultuur, waarin gehoorzaamheid een vies woord is uit de fascistische hoek, waarin kinderlijke grillen in toom worden gehouden door het kind aan een eindeloze stroom van irrelevante keuzes bloot te stellen om het aldus een – misplaatst – gevoel van controle te geven, waarin kinderen automatisch worden geprezen voor niets bijzonders en waarin korte-termijn-pleziertjes van sociale media en rondhangen met leeftijdgenoten voorrang krijgen boven serieuze studie en zelfverbetering. Zij had zich voorgenomen om het met haar kinderen anders aan te pakken en wel op de manier van Chinese moeders oftewel tijgermama’s.

Amy Chua (haar leeftijd wordt nergens vermeld, maar na enig puzzelwerk met diverse elementen uit de tekst kwam ik op een geboortejaar van 1962 uit) is de oudste dochter van Chinese immigranten die zich eind jaren vijftig in Amerika vestigden. Ze trouwde (tot aanvankelijk verdriet van haar ouders) niet met een man van Chinese maar van joodse afkomst (later sloten haar ouders hem in hun hart). Beiden zijn hoogleraar, zij aan Yale, haar man Jed aan Harvard. Chua’s ouders voedden haar en haar drie jongere zusjes op volgens de Chinese tradities: streng, autoritair, met heel veel nadruk op hard werken en het nastreven van uitmuntendheid. Ook met veel liefde, maar die liefde was zo vanzelfsprekend dat die geen aparte aandacht behoefde. Haar jeugd draaide om vooruit komen in de wereld.

De tegenstelling ‘Chinese tijgermoeder – westerse moeder’ is een pars pro toto voor het globale verschil tussen oost en west in ideeën over kinderopvoeding. De Chinese moeder zit niet alleen in China, Japan en heel Zuid-Oost-Azië, maar komt ook veel voor onder immigranten uit wat voor landen dan ook: de voormalige oostbloklanden, El Salvador, Chili, Zimbabwe – enfin iedereen uit de derde wereld die zich een beter bestaan in het westen probeert te verwerven vertoont trekjes van de Chinese moeder. Een kwestie van mentaliteit.

Als Chinees-Amerikaanse die trots was op haar afkomst was Amy Chua vastbesloten haar eigen opvoeding te kopiëren voor haar dochters, niet alleen vanuit dankbaarheid en eerbetoon aan haar ouders, maar ook omdat ze zich zorgen maakte over de wet van de drie generaties. Het Chinese spreekwoord luidt: ‘welvaart gaat teloor bij de derde generatie’ en ze zou er alles aan doen om ervoor te zorgen dat die vloek haar dochters (liever gezegd: haarzelf, want Chinese kinderen zijn een extensie van de ouders) niet zou overkomen. Het patroon van de eerste generatie als opbouwer, de tweede die de zaak tot bloei brengt en de derde die, in weelde opgegroeid, vervalt tot decadentie is geen typisch Chinees maar een universeel fenomeen, vaak beschreven en heel treffend door Thomas Mann in De Buddenbrooks. Het opkomst-, bloei- en ondergangscenario is inderdaad een pijnlijke wetmatigheid die zich zowel voltrekt aan families, organisaties als aan (wereld)rijken. De vraag is of er ook kan worden ingegrepen in dit scenario of dat het zich onverbiddelijk uitspeelt, hoe hevig je ook tegenspartelt. Deze angst vormt de grondtoon van het boek.

Haar dochters Sophia (1993) en Lulu (1996) ondergingen een ijzeren discipline van hard werken en plichtsbetrachting, waarin ze gedwongen werden tot de hoogste prestaties op school en al hun vrije tijd te besteden aan oefenen met muziek. Allebei begonnen ze op hun derde met pianospelen. Voor de jongste kwam daar een paar jaar later viool bij. Tijgermama koos zelf de instrumenten en natuurlijk kwamen alleen de piano en de viool in aanmerking. Drums of gitaar leiden immers rechtstreeks tot drugsgebruik, waarna de goot niet ver weg meer is. Gelukkig bleken zowel Sophia als Lulu over grote muzikale aanleg te beschikken. Het was – althans in westerse ogen – een moordend regime. Elke dag moest er na het maken van huiswerk ten minste drie uur worden geoefend. Als de kinderen thuiskwamen van muziekles, betekende dat niet dat het oefenen voor die dag erop zat, nee, dan moesten ze alsnog hun drie uur volmaken. Ook als ze geen zin hadden, ook als ze moe of ziek waren, ook als het gezin op vakantie was.

De ouders stelden er een eer in om hun dochters tijdens korte tripjes zo veel mogelijk van de wereld te laten zien en in elke stad die ze aandeden lokaliseerde Amy Chua van tevoren een piano en regelde repetitieruimtes, waar de meisjes hun dagelijkse uren konden maken. De vader speelt een zijdelingse rol in het boek. Hij zorgde voor tegenwicht voor de kadaverdiscipline van zijn vrouw door spelletjes met de kinderen te spelen en uitstapjes te maken, maar de echtelijke ruzies over opvoeding die zich hebben afgespeeld zijn op verzoek van de vader uit het verhaal weggelaten.

Met oudste dochter Sophia verliep alles naar wens. Ze won prijzen, werd concertmeester van het jeugdorkest van New Jersey en werd uitverkoren voor een optreden in Carnegie Hall. Maar aan haar jongste had Amy Chua een taaie dobber. Lulu was minder meegaand van aard dan haar oudere zus en kwam van jongsaf aan in opstand tegen de rigide directieven van haar moeder. Op haar derde bleef ze liever koppig buiten in de vrieskou zitten dan binnen gehoorzaamheid betrachten, terwijl gehoorzaamheid de eerste en belangrijkste eis is die Chinese moeders stellen aan hun kinderen.

Vele tamelijk afschuwelijke scènes schetsen de botsingen tussen moeder en dochter die allebei over een onverzettelijke wil beschikken. Zo blaft tijgermoeder haar dochter die zich niet genoeg inzet toe: ‘Als je het nu niet perfect speelt, pak ik al je knuffelbeesten af en ga ik ze verbranden!’ Fysiek geweld komt er niet aan te pas, maar om vooruitgang af te dwingen moest ze regelmatig haar toevlucht nemen tot dreigementen, chantage en afpersing. Zelf leidde Amy Chua twee full time levens, het eerste van vijf uur ’s ochtends tot drie uur ’s middags als universiteitsmedewerker en later hoogleraar, het tweede de rest van de dag als supervisor en dompteur van haar kinderen. In de weekends waren er lessen van topmusici, waarvoor vaak uren autotransport nodig waren. Intussen haalt ze na jaren lang gezeur van de kinderen om een huisdier (‘Huisdier? Je hebt al een huisdier, je hebt je viool!’) twee sledehonden in huis die ze aanvankelijk eveneens aan een strak trainingsprogramma onderwerpt, dat ze later weer liet varen wegens onbegonnen werk.

Of het nu om muziek of andere dingen gaat, altijd worden de kinderen tot excellentie gedwongen. Bij een verjaardag krijgt ze van haar dochters die op dat moment nog klein zijn allebei een zelfgemaakte felicitatiekaart, waar de kinderen zich naar haar smaak met een jantje-van-leiden van afgemaakt hebben. Ze smijt de kaarten terug in hun gezicht met de opdracht dat ze mooiere moeten maken, want dat ze deze rotzooi niet gaat bewaren bij haar memorabilia.

De inspanningen werpen vrucht af. Sophia en Lulu slagen voor audities, treden op bij concerten en worden allebei door topmusici als veelbelovende talenten aangemerkt. Tot het misgaat tijdens een tripje naar Moskou, waar op een terrasje op het Rode Plein de recalcitrante Lulu, inmiddels 13 jaar, weigert om te proeven van de blini’s met kaviaar die haar moeder heeft besteld om de vakantie te vieren. De zoveelste huil- en schreeuwpartij met haar rebellerende dochter kan Amy Chua niet meer aan. Ze geeft zich over en zegt tegen Lulu dat ze mag ophouden met de viool als ze niet meer wil. Het kind zet geen punt achter de viool, maar wel achter de tijdverslindende topvioolactiviteiten, want ze heeft zin om op tennis te gaan. Eventjes dreigt Chua weer op de nek van haar dochter te gaan zitten om haar naar grotere hoogtes op te stuwen, maar Lulu weet haar moeder op afstand te houden: ze speelt geen tennis om Wimbledon-kampioen te worden. Amy Chua neemt haar verlies: je kunt een kind niet in een vacuüm opvoeden. De conventies van de omgeving zijn altijd sterker.

Toch houden de meisjes heel veel van muziek en van hun instrument en zouden ze nooit zo ver zijn gekomen, als hun moeder hen met haar extreme methodes niet tot excellentie had opgezweept. ‘Kindermishandeling!’ bliezen de geschokte lezers, ‘dit is een ontaarde moeder!’

Maar zo eenvoudig ligt het niet. In de commotie rondom dit boek komt de individualistische (westerse) cultuur keihard in aanvaring met de collectivistische (niet-westerse) culturen. Amerika als dominante natie wordt economisch bedreigd door China en andere opkomende Zuid-Oost-Aziatische landen. Dit komt onder andere tot uiting in de jaarlijkse PISA-cijfers (een wereldranglijst voor onderwijsprestaties), waarin Chinese en Koreaanse kinderen steeds bovenaan scoren in wiskunde en de Amerikaanse kinderen in de middenmoot zitten. Saillant detail is dat de helft van de Amerikaanse kinderen denkt dat ze heel goed zijn in wiskunde, terwijl van de Chinese kinderen dat maar tien procent is. De Amerikaanse kinderen lijden met andere woorden aan een opgeblazen zelfbeeld, ongetwijfeld het gevolg van de al decennia durende zelfrespectmode op scholen. In deze onderwijskundige benadering wordt het zelfrespect van de leerling als een cruciale voorwaarde beschouwd om iets te kunnen leren en is onderpresteren het gevolg van te weinig zelfrespect. Vandaar het accent op complimentjes voor wat een kind goed doet in plaats van op negatieve feedback bij fouten. Vandaar dat onderwijs in de eerste plaats ‘leuk’ en ‘uitdagend’ moet zijn, terwijl de saaie elementen (uit het hoofd leren van woordjes, tafels, formules, topografie, spellingsregels) zo veel mogelijk naar de rand van het curriculum zijn geduwd. Voor de slimme kinderen maakt dat niet zo veel uit, want die pikken de regels impliciet wel op. Maar de gemiddelde kinderen, die de leerstof onder de knie hadden kunnen krijgen door hard te werken met saaie oefeningen, bereiken nooit het niveau dat binnen hun macht lag.

Om ergens goed in te worden is tienduizend uur oefening nodig, zoals een veel geciteerd cijfer luidt uit Malcolm Gladwells Outliers: Why Some People Succeed and Some Don't. In China bekwamen honderdduizenden kinderen zich in piano of viool – onder druk van tijgermoeders en –vaders vanzelfsprekend. Uit zichzelf zouden die kinderen dat op zo jonge leeftijd niet hebben verzonnen. De vader van de zusjes Polgar heeft in z’n eentje de gevestigde opinie gefalsifieerd dat vrouwen niet op topniveau kunnen schaken. Achter alle tegenwoordige toptennissers staan superambitieuze ouders die het beste uit hun kind willen halen. De standaard westerse reactie op deze ouders is meewarigheid: een Mozart wordt geboren en niet gemaakt, het is een eenzijdig leven en vooral zielig voor het kind.

Extreme ambitie garandeert geen succes, dat is zonneklaar. Aan de andere kant garandeert ambitieloosheid wel zeker mislukking en is ergens moeite voor doen objectief gezien altijd beter dan ergens géén moeite voor doen. Hoezeer westerse ouders ook tobben over en begaan zijn met het geluk van hun kinderen, het hoofdstuk ‘eisen stellen’ figureert nauwelijks in hun denken. Ter illustratie kan een stuk in Trouw dienen van 21 januari over kinderen die tatoeages willen. In een kadertje een lijst met tips voor ouders in de trant van ‘niet op zichtbare plaatsen, dunne lijntjes, vragen of het kind zeker weet dat het geen spijt zal krijgen enzovoort’. Eén suggestie ontbrak in het rijtje: ‘Verbieden die handel!’ Verbieden is te hoog gegrepen, dat past niet meer in onze cultuur. Tijgermoeders zouden er wel raad mee weten: ‘Een tatoeage? Je hebt al een tatoeage, dat is de permanente vioolplek in je hals!’

Amy Chua: Battle Hymn of the Tiger Mother. Bloomsbury. € 30,75

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


Huwelijk van overspelige collega’s

Beste Beatrijs,

Pas geleden ontving ik een uitnodiging voor een bruiloft van twee collega’s. Een leuke gebeurtenis zou je denken, maar deze collega’s zijn hun relatie begonnen, terwijl een van de twee nog getrouwd was (met kinderen). Vóór de scheiding was de relatie al meer dan een jaar bekend in ons bedrijf. Dit gaf veel geroddel en onrust, maar het werd door de directie afgewimpeld als een privézaak. Ik en vele collega’s met mij voelen er niets voor om een vrolijk feest bij te wonen ter gelegenheid van een relatie die ontstaan is uit overspel. Bij eerdere huwelijken was het de gewoonte om met het hele team aanwezig te zijn en een gezamenlijk cadeau te organiseren. Kan ik op een nette manier onder de bruiloft uitkomen?

Overspel op het werk

Beste Overspel op het werk,

Het is niet raadzaam om als groep verstek te laten gaan bij de bruiloft van die twee collega’s. Als iedereen thuisblijft uit protest tegen dit uit overspel voortgekomen huwelijk, dan wordt er een nare, vijandige sfeer op het werk gecreëerd. Het collectief zou daarmee een moreel oordeel uitspreken over die twee, en dat gaat te ver. Mensen zijn vrij om een levenspartner te kiezen, ook al moeten ze soms daarvoor eerst scheiden van een ander.
Op het werk heeft men bezwaar tegen een huwelijk dat gebaseerd is op overspel. Maar de collega’s zijn daar op een toevallige manier van op de hoogte. Als een van de twee betrokkenen buiten het werk een relatie met een getrouwd persoon had gekregen, waarna de hele geschiedenis zich op dezelfde manier had afgewikkeld, hadden de collega’s niet geweten hoe het zat en was iedereen opgewekt naar de bruiloft gegaan.

Ga niet met uw collega’s samenzweren om met z’n allen dit huwelijk te boycotten. Ook al heeft de schuinsmarcheerderij in het verleden voor onrust gezorgd, het overspel is witgewassen door een scheiding en een nieuw huwelijk. De relatie is daarmee officieel gemaakt – een voldongen feit dat geaccepteerd moet worden. Iedereen kan voor zichzelf uitmaken of hij/zij naar het feest toegaat of niet. Als u er persoonlijk niets voor voelt, omdat u een en ander moreel onverteerbaar blijft vinden, dan kunt u beleefd afzeggen onder het mom van andere verplichtingen op die dag. Maar doe niet mee aan het creëren van een antistemming tegen het voorgenomen huwelijk.

Artikelen in Bruiloft, Vreemdgaan, Zakelijke relaties.

Gelabeld met .


Zoenende politici

Beste Beatrijs,

Ik zie op de televisie soms politici die aan het zoenen zijn. Afgelopen weekend was het weer raak: Jolande Sap zoende Emile Roemer. Ik vind dit vreemd en ik geef toe dat ik ook een beetje jaloers ben: ik (man van 49) word nooit gezoend door vrouwen. Wat vindt u hiervan?

Smak, smak

Beste Smak, smak,

Zoenende politici doen aan vreugdebetoon. Je ziet dit gedrag meestal bij verkiezingsuitslagen, als partijleden met elkaar de zetelwinst aan het vieren zijn. En kennelijk ook bij de manifestatie ‘Een beter Nederland’ die de eenheid van de linkse oppositie (PvdA, GroenLinks en SP) luister bij moest zetten. Het gezoen demonstreerde hoe blij men was om de handen ineen te slaan, samen de schouders eronder, dat soort dingen.

De verstrekte zoenen zijn niets meer dan etalagezoenen om een bepaald elan van ‘we gaan ervoor’ uit te stralen, en absoluut niet iets om jaloers op te zijn. Het is helemaal geen pretje om op een podium door collega’s (of ze nu vrouwelijk of mannelijk zijn) te worden gezoend en omhelsd alsof je elkaars beste intimi bent.

Artikelen in Zakelijke relaties.

Gelabeld met .


Nederlands of Engels

Beste Beatrijs,

Mijn vriend spreekt alleen zijn moedertaal, Engels. Hij is voor mij naar Nederland gekomen en woont hier nu twee jaar. Hij heeft drie cursusen Nederlands afgerond, waarvan een door mijn ouders is betaald. Hij kan een broodje kopen bij de bakker, maar veel verder komt hij niet.

Laatst ging ik met mijn familie en mijn vriend uit eten. Toen mijn zus als enige van de groep steeds terugviel op Nederlands, klaagde mijn vriend dat hij de conversatie niet kon volgen. Mijn zus vindt dat hij langzamerhand toch wel Nederlands zou moeten kunnen praten en dat hij haar niet zou moeten dwingen tot Engels. Ik denk enerzijds dat mijn vriend beter zijn best moet doen om Nederlands te leren spreken, ook als een signaal dat hij mijn cultuur en familieleden (zoals mijn oma) wil leren kennen. Anderzijds vind ik dat mijn zus niet zo moeilijk moet doen, omdat zij minder moeite heeft met Engels dan mijn vriend met Nederlands. Wat is in deze situatie correct?

Eigen of andere taal

Beste Eigen of andere taal,

Natuurlijk is het beleefd om de conversatie in het Engels te voeren, wanneer er in een gezelschap iemand bij zit die geen Nederlands spreekt. Maar het is moeilijk om dat jarenlang vol te houden. Als uw vriend van plan is om in Nederland te blijven wonen, dan is het van groot belang dat hij de taal leert. Hoe langer hij hier zit, hoe minder de mensen die hij kent zin hebben om altijd maar weer op Engels te moeten overschakelen in zijn buurt. De ergernis van uw zus is wel begrijpelijk. Uw vriend moet meer moeite doen.

Hij heeft drie cursussen gevolgd, maar op een cursus leer je de taal niet echt. Om een taal te leren, moet je oefenen en dat gaat het beste door in het diepe te springen en de taal te spreken, ook al maak je nog zoveel fouten. Uw vriend zou veel naar Nederlandse tv-programma’s moeten kijken, Nederlandse kranten en bladen lezen, en zichzelf moeten voornemen in het dagelijkse leven zo veel mogelijk Nederlands te spreken. U kunt zelf ook uw vriend helpen door Nederlands met hem te spreken. Hij moet zichzelf willen onderdompelen in de taal, anders blijft hij altijd een buitenstaander.

Artikelen in Taalgebruik.

Gelabeld met .


Een tweede loket

De levenseindekliniek, indien opgericht, zou absoluut een primeur van formaat zijn. Nooit eerder en nergens anders ter wereld bestaat er een instantie, waar je je kunt vervoegen voor hulp om daadwerkelijk je leven te beëindigen. Zelfmoord is van alle tijden, maar gebeurt privé of in een impuls in het openbaar, in ieder geval niet onder instemmende supervisie van autoriteiten. Socrates, die een beker dolle kervel opdronk, pleegde niet op eigen initiatief zelfmoord, maar werd daartoe veroordeeld door de Atheense rechtbank.

De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) heeft een haalbaarheidsonderzoek gedaan voor zo’n levenseindekliniek en beweert dat er draagvlak voor bestaat. De doelgroep bestaat uit mensen die een persistente doodswens hebben, maar niet in aanmerking komen voor reguliere euthanasie omdat die alleen wordt toegepast in geval van ondraaglijk en uitzichtloos lijden (meestal patiënten in het laatste stadium van een terminale ziekte). Wie als hoogbejaarde ‘klaar met leven’ is, wie lijdt onder een psychiatrische aandoening of aan beginnende dementie voldoet in de huidige regeling niet aan de euthanasiekriteria en krijgt nul op het rekest.

Naar schatting gaat het om duizend mensen per jaar die hier geholpen zouden kunnen worden. De maximale opnametijd zou drie dagen in beslag nemen, waarbij overigens volgens de NVVE op geen enkele manier de wet zou worden overtreden. Dat zou betekenen dat mensen die voornemens zijn hun leven te beëindigen nog steeds hetzij zelf de nodige pillen bij elkaar moeten scharrelen (zoals beschreven in het boek Uitweg. Een waardig levenseinde in eigen hand van psychiater Boudewijn Chabot en Stella Braam), hetzij moeten beslissen om met eten op te houden. Artsen en andere begeleiders mogen zich hierbij niet proactief maar wel palliatief opstellen.

Hoe dit alles in de praktijk zijn beslag moet krijgen is niet goed voorstelbaar. Wanneer ik mezelf als potentiële klant in de toekomst projecteer, spreekt mij vooral de conditie ‘beginnende dementie’ aan als reden om eruit te stappen. Je moet natuurlijk wel slagvaardig handelen bij het vernemen van de betreffende diagnose, want het window of opportunity om terminale besluiten te nemen bij afnemend geestelijk vermogen is niet groot. Zolang het nog gaat, denk je: het gaat nog wel. Tegen de tijd dat je de macht over de stuurknuppel helemaal kwijt dreigt te raken, kun je ook de knop van de schietstoel niet meer vinden.

Als beginnend dementerende zou ik dus doelbewust met nog zo veel mogelijk wits bij elkaar moeten aanbellen bij de kliniek, want ik kan natuurlijk niet in een later stadium door mijn bedroefde man of kinderen daar worden afgeleverd met als verklaring dat het een half jaar geleden mijn diepdoorvoelde wens was om te vertrekken, maar dat ik telkens vergat om maatregelen te treffen. Maar als beginnend dementerende met voldoende tegenwoordigheid van geest was het me misschien toch niet gelukt om de nodige pillen te scoren in obscure apotheken aan de randen van Europa, en voor een verhongertraject zou geen tijd zijn, want ik kan er maar drie dagen terecht. Als mondige beginnend dementerende zou ik dan tegen de chef van de levenseindekliniek zeggen: ‘Wat is jullie core business? Laat me niet door die ingewikkelde hoepeltjes springen, alsjeblieft, kom op met die pillen!’ En dat zou niet mogen gebeuren, want zo’n pil-van-Drionachtige exercitie is tegen de wet, dus zou ik onverrichterzake terug naar huis gaan om al snel te vergeten wat ook alweer het plan was.

Tenzij de dodelijke pillen wél worden verstrekt, net zo goed aan beginnend dementerenden als aan de hoogbejaarde levensvermoeiden en de zwaar depressieven. Dit lijkt inderdaad de bedoeling, want hoe is het anders mogelijk om een planning te maken voor duizend gegadigden per jaar die stuk voor stuk binnen drie dagen worden ‘geholpen’? ‘Ik verwacht dat dit een hele blije kliniek zal worden,’ zei NVVE-directeur Petra de Jong in de Volkskrant. Een blije kliniek? Het lijkt meer op een centrum voor het doordraaien van groente die over de datum is. Wie zou daar willen werken? Maar de crux is dat er met de instelling van zo’n kliniek een tweede loket voor euthanasie wordt geopend met coulantere hulpverleners die minder zware eisen stellen dan in het reguliere circuit. Dat kan natuurlijk niet. De overheid kan niet parallel aan de formele kaders een euthanasie-light-bedrijf exploiteren.

Artikelen in Column.


Karen Armstrong

Karen Armstrong: Compassie. Vertaling Albert Witteveen. De Bezige Bij, E 19,90.

‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ Deze gulden regel (positief geformuleerd: ‘Behandel anderen altijd zoals je zelf wilt worden behandeld’) ligt volgens Karen Armstrong ten grondslag aan de grote wereldgodsdiensten christendom, jodendom, islam, boeddhisme en confucianisme. Religie wordt door atheïsten vaak beschouwd als een verscheurende kracht en als de belangrijkste oorzaak van oorlog, maar in haar visie is dat een even simplistische als verkeerde voorstelling van zaken die geheel voorbij gaat aan waar het in religie eigenlijk om gaat, namelijk compassie.

Karen Armstrong (1944) is een gewezen kloosternon die veel spiritueel angehauchte boeken over godsdienst heeft geschreven en enigszins controversiële faam bereikte met haar verdediging van de islam als een principieel vredelievende religie. Zaken als man-vrouwverhoudingen, seksuele praktijken en wat voor leefregels dan ook vindt ze secundair, want in oorsprong stellen alle religies de opdracht van menslievendheid. De behoefte aan transcendentie die de mens eigen is en door middel waarvan hij in contact komt met God, Brahma, Allah, nirwana, tao enzovoort, kan alleen worden gerealiseerd door compassie met de medemens. Onder de categorie medemens vallen niet alleen de naasten in je eigen omgeving, maar ook onbekenden en zelfs vijanden.

Haar missie draagt ze uit op de website ‘Charter for Compassion’, waar ze medeleven (mededogen) aanprijst als ‘het pad naar verlichting, en onontbeerlijk voor het tot stand brengen van een rechtvaardige economie en een vreedzame mondiale gemeenschap.’ Toe maar, voor minder dan de wereldvrede doet Armstrong het niet. Het boek is niet opgedeeld in twaalf hoofdstukken, maar in twaalf stappen, een terminologie die doet denken aan de twelve-steps methode van de Anonieme Alcoholisten en soortgelijke religieus geïnspireerde zelfhulpprogramma’s. Twaalf stappen is te veel, dacht ik altijd al, wanneer ik me in de AA-beweging trachtte te verdiepen, en nu denk ik het weer, wanneer ik me over het compassie-aankweek-programma van Armstrong buig. Een paar voorbeelden van stappen: kennis (10), mindfulness (5), actie (6), inzicht (11), empathie (4). Twaalf stappen kun je niet allemaal onthouden, er zit te veel overlap tussen, de ene stap vloeit niet logisch uit de ander voort – het is een bij elkaar geraapt zooitje waarover ze waarschijnlijk nog heeft moeten piekeren om de twaalf überhaupt vol te krijgen.

Om haar punt te maken gaat Armstrong terug naar de bronnen van de religies en citeert kwistig uit heilige boeken van uiteenlopende signatuur. Ook illustreert ze haar betoog met voorbeelden uit de Griekse mythologie, anecdotes over Oosterse wijzen en hun leerlingen en moderne filantropen zoals Albert Schweitzer en Mahatma Gandhi. Het putten uit heilige teksten is altijd al een zinledige, want in hoge mate selectieve, onderneming. Zowel in de bijbel als in de koran wordt nu eens liefde gepredikt en dan weer haat, net als in de werkelijkheid eigenlijk. Vanzelfsprekend onderkent Armstrong deze inconsequentie, maar in navolging van Augustinus die benadrukte dat naastenliefde de enige boodschap van de Heilige Schrift was, meent ook zij dat ongeacht wat er staat haatpassages moeten worden geëxegeerd in de richting van naastenliefde. Waarom deze intellectuele omweg, als je net zo goed die hele Bijbel links kunt laten liggen en meteen je eigen boodschap (van naastenliefde) naar voren kunt brengen?

De oproep om vandaag nog te beginnen met het consequent praktiseren van de gulden regel is helder genoeg, maar door de vele referenties naar voorbeelden uit de religieus/ filosofisch/ spirituele hoek krijgt het boek een zalvend en tegelijk bloedeloos karakter. Het is volslagen losgezongen van het dagelijkse leven van een gemiddeld mens in een gemiddeld westers land begin 21ste eeuw en blijft steken in abstracties en mooie woorden. Armstrong gaat niet eens in op de problemen die zij zelf zou hebben kunnen ondervinden bij het in praktijk brengen van de gulden regel, wat toch wel het minste is wat je mag verwachten van iemand die de morele lat voor iedereen onbereikbaar hoog legt.

‘Wat gij niet wil…’ is een simpele regel voor elementaire omgangsvormen die niet speciaal een religieuze oorsprong heeft, maar inherent is aan de menselijke natuur. Voor zo ver kinderen niet uit zichzelf begrijpen dat ze een ander niet op zijn kop moeten slaan omdat ze het zelf ook niet leuk vinden om op hun kop te worden geslagen, wordt die regel hun door ouders, opvoeders en andere kinderen wel ingeprent. Empathie is net zo goed een aangeboren geneigdheid als agressie, maar als eigenschap wel sociaal-wenselijker en dus gaat er in een goede opvoeding terecht meer aandacht uit naar het aanmoedigen van empathie dan naar het aanmoedigen van agressie.

De gulden regel is een adequaat handvat voor persoonlijke interactie, maar verliest al snel aan zeggingskracht, wanneer er sprake is van grotere groepen (massa’s), structuren, ingewikkelde constellaties en vooral wanneer er elkaar uitsluitende belangen in het geding zijn. Dan wordt het een onwerkbare platitude. Het is makkelijk om lezers voor te houden om, zie de barmhartige Samaritaan, behoeftigen concreet de helpende hand te reiken. Dat zou betekenen dat ik als rijke westerling een toevallige asielzoeker onderdak zou moeten bieden, of althans druk op de Nederlandse regering uitoefenen om deze compassie op nationaal niveau aan de dag te leggen. Maar er zijn ook nog de belangen van de mensen die er al zitten (niet noodzakelijk die van mezelf persoonlijk) om mee rekening te houden. De wereld wordt er niet beter van als mensen zich ondergeschikt maken aan andermans belangen. Bij kwaadaardige intenties is principiële compassie zelfs contraproductief. Compassie is een zweverig, prekerig en irrelevant boek.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


Laatste wensen

Beste Beatrijs,

Mijn vader is in de laatste fase van zijn leven. Hij is hoogbejaard en ongeneeslijk ziek, maar helder van geest. Sinds enige tijd zijn er gesprekken gaande over de begrafenis en zijn wensen met betrekking tot genodigden, bloemen, keuze van bijbelteksten, dragen van de kist enzovoort. Onlangs zei hij dat hij graag zou zien dat mijn moeder, mijn broers en ik een zwarte shawl dragen tijdens de plechtigheid. Het mag ook wit zijn.

Tot op heden kon ik meegaan in zijn ideeën, maar op dit verzoek heb ik met enige voorzichtigheid geantwoord dat een kledingvoorschrift mij wat ver gaat. Hoe ver moet je meegaan in het vervullen van laatste wensen van ouders? Zijn daar regels voor?

Laatste wensen

Beste Laatste wensen,

Nabestaanden mogen zelf beslissen welke laatste wensen van een overledene ze willen honoreren en welke niet. Ik doel nu niet op testamenten (wat daarin staat is verplichtend, is vastgelegd door een notaris en moet worden uitgevoerd), maar op de informele aanwijzingen die iemand kan geven voor de praktische gang van zaken rondom de uitvaart.

Doorgaans respecteren nabestaanden iemands laatste wensen. Als iemand zegt dat hij wil worden begraven, dan regelen ze een begrafenis en geen crematie. Ook qua sfeer en stijl van de uitvaart kan de overledene bepaalde voorkeuren hebben uitgesproken. Meestal zijn nabestaanden meer dan bereid om het afscheid zoveel mogelijk te organiseren in overeenstemming met de wensen van de overledene. Maar de aanwijzingen mogen niet instrijken tegen de haren van nabestaanden. Kledingvoorschiften waar rouwenden bezwaar tegen hebben hoeven niet te worden opgevolgd. Sommige mensen leggen op hun sterfbed lijsten aan van personen die wel en die niet mogen worden uitgenodigd voor hun begrafenis. Het wegens particuliere wrok uitsluiten van bepaalde mensen die nabestaanden er wél graag bij willen hebben valt onder ‘over het graf heen regeren’ en gaat te ver. Een uitvaart is een bijeenkomst van en voor nabestaanden en zij dragen verantwoordelijkheid voor het uitnodigingsbeleid. Degene die zal overlijden zou erop moeten vertrouwen dat de nabestaanden een en ander zullen aanpakken in de geest van de dierbare overledene.

Sommige mensen vertonen in het oog van de dood een uitgesproken regisseerzucht en worden geobsedeerd door irrelevante details of ze geven consignes om (familie)brouilles te continueren, waar nabestaanden zich niet in kunnen vinden. In die gevallen is het niet de moeite waard om erover te gaan steggelen, omdat het onaangenaam en onnodig is om ruzie te maken aan een sterfbed. U kunt overal ‘ja en amen’ op zeggen, en wanneer het moment daar is, legt u de specifieke voorschriften waar u bezwaar tegen hebt eenvoudig naast u neer.

Artikelen in Dood en begrafenis.

Gelabeld met .


Zwangerschap vertellen

Beste Beatrijs,

In het algemeen licht men de omgeving ongeveer na de derde maand in over een zwangerschap. Van vrienden begrijpen we dat intimi vaak al veel eerder worden ingelicht. Mijn vrouw is nu twee maanden zwanger en we aarzelen nog om dit blijde nieuws met onze ouders en beste vrienden te delen. We willen zelf in alle rust even afwachten hoe de zwangerschap verloopt en niet meteen allerlei adviezen op ons dak krijgen. Maar zullen onze ouders zich op hun tenen getrapt voelen als we hen niet zo snel mogelijk inlichten? Hoe hoort het?

Goed nieuws

Beste Goed nieuws,

De aloude regel (wacht met het aankondigen van een zwangerschap tot de vrouw goed en wel drie maanden zwanger is) geldt nog steeds. Niet alleen om rekening te houden met een eventuele miskraam, maar ook om ongevraagde bemoeienis van familie en vrienden een beetje op afstand te houden. Het is prettiger om een privégebeurtenis enige tijd privé te houden om het goed door te laten dringen en er zelf aan te wennen. Dit verstevigt ook de band tussen de toekomstige ouders.

Uw ouders zullen zich niet beledigd voelen als u de gebruikelijke tijd in acht neemt voordat u uw goede nieuws aan hen vertelt. Ongetwijfeld hebben zij zelf destijds, toen uw moeder u verwachtte, ook drie maanden gewacht met het wereldkundig maken.

Artikelen in Zwangerschap en baby's.