Spring naar inhoud


Grootouders geven te veel geld

Beste Beatrijs,

Ik ben een gehuwde vrouw van midden dertig met twee kinderen. Mijn grootouders van vaderskant zijn inmiddels ver in de tachtig. Mijn neef die het financieel moeilijk heeft met drie kinderen en een echtscheiding, is het enige andere kleinkind van mijn grootouders. Zij hebben veel contact met deze neef en springen hem financieel bij door bij iedere feestelijke gelegenheid (Kerstmis, verjaardagen van hem en zijn kinderen) een groot geldbedrag te schenken. Ik vind dit prima, ware het niet dat zij er vast van overtuigd zijn dat ze mijn gezin niet tekort mogen doen. We zien hen ongeveer twee keer per jaar en bij elke gelegenheid worden ons envelopjes overhandigd, soms meerdere tegelijk voor verjaar- en feestdagen die al maanden geleden zijn. Weigeren is geen optie. Ik heb hier moeite mee, omdat mijn man en ik allebei uitstekend betaalde banen hebben en er financieel goed voor staan.

Zoveel geld krijgen van mensen die van een pensioentje rondkomen maakt me heel ongemakkelijk. Voor mijn neef is dit cadeaugeld belangrijk. Wij hebben het niet nodig. Maar ze staan erop om hun twee kleinkinderen precies even veel te schenken. Ziet u een beleefde uitweg?

Te gulle grootouders

Beste te gulle grootouders,

Hebt u hier duidelijk over gesproken met uw grootouders? U schrijft ‘weigeren is geen optie’ – daaruit leid ik af dat uw pogingen het geld te weigeren mislukt zijn. Maar het onderwerp ‘schenkingen’ op een algemeen zakelijke manier bespreken met uw grootouders is iets anders dan nee zeggen tegen een concreet envelopje dat u tersluiks toegestopt krijgt (dat laatste lukt natuurlijk niet). Als u nog geen serieus gesprek onder vier ogen hebt gevoerd met uw grootouders, waarin u uitlegt dat u het geld niet nodig hebt en dat het u pijn doet als zij zichzelf allerlei dingen ontzeggen, dan raad ik u aan dat alsnog te doen. Maak duidelijk dat u alleen voor u en uw gezin spreekt, en dat zij zich vrij moeten voelen om uw neef zo veel toe te stoppen als ze willen.

Misschien hebt u dit gesprek allang gevoerd, en blijven zij bij hun wens om hun nakomelingen evenveel geld te geven. Op zichzelf is dat redelijk en verstandig. Als (groot)ouders hun (klein)kinderen ongelijk begiftigen (het ene kind krijgt geld omdat-ie het nodig heeft en het andere kind niet omdat-ie het niet nodig heeft) geeft dat bijna altijd onmin en kwaad bloed. Het is beter om (klein)kinderen financieel gelijk te behandelen.

Als uw grootouders na een goed gesprek toch blijven vasthouden aan hun wil om hun kleinkinderen plus achterkleinkinderen evenveel geld te geven, dan kunt u ervan uitgaan dat ze dit geld kunnen missen. Met andere woorden: ze benadelen zichzelf niet financieel, maar ze vinden het gewoon leuk om hun surplus, waar ze toch niks meer mee kunnen doen, aan hun familie weg te geven in plaats van dat hun spaarcentjes na hun dood gedeeltelijk naar de belastingen gaan. Aanvaard het dan gracieus onder hartelijke dankzegging en probeer iets immaterieels te bedenken waarmee u hen een plezier kan doen. Ga iets vaker langs misschien en laat uw kinderen af en toe een tekening naar hen sturen.

Artikelen in Grootouders en kleinkinderen.

Gelabeld met .


Op straat spugen

Beste Beatrijs,

Mijn vriend en ik, beiden zestigplussers, hebben drie jaar een relatie. We gaan regelmatig samen erop uit, stadjes bezoeken of de natuur in. Het is een leuke man, maar ik stoor me aan een ding. Sinds een paar maanden snuit hij zijn neus al wandelend op straat en spuugt hij ook geregeld op de grond. Op het aanbod van een zakdoek gaat hij niet in. Op de grote, stille heide maakt het me minder uit, maar op straat tussen de mensen staat het me steeds meer tegen. Wat vindt u hiervan?

Snuiten en spugen

Beste Snuiten en spugen,

Je neusinhoud op straat legen en op de grond spugen zijn geen innemende gewoontes. Als uw vriend de hint naar een zakdoek niet vat, moet u duidelijker zijn. Paal en perk! Reageer onmiddellijk, zodra hij dit gedrag weer vertoont. Houd een pakje papieren zakdoekjes bij de hand en steek hem er een toe. Zeg hem dat het er buitengewoon onappetijtelijk uitziet, als hij overal in het wilde weg zijn lichaamssappen deponeert. Vraag hem of hij u een plezier wil doen door ermee op te houden. Waarschijnlijk zal hij zich herinneren dat zijn moeder hem in een ver verleden ook al eens een soortgelijke boodschap heeft meegegeven en belooft hij beterschap. Mocht hij tegenspartelen en iets recalcitrants naar voren brengen in de trant van: ‘Als ik zin heb om op de grond te spugen, dan doe ik dat gewoon,’ lijkt het tijd om een punt te zetten achter de gemeenschappelijke uitstapjes, niet zozeer vanwege het spugen als wel omdat hij weigert om u met iets een kleinigheid ter wille te zijn.

Artikelen in Het publieke domein, Liefde en relaties, Traditionele etiquette.

Gelabeld met , .


Wil geen hennenfeest

Beste Beatrijs,

Binnenkort ga ik (vrouw van 27) trouwen met mijn geliefde. We zijn druk bezig met de organisatie van onze bruiloft, die een traditioneel karakter zal hebben, omdat wij en onze families hechten aan een formele aanpak. Via via heb ik gehoord dat mijn bruidsmeisjes als tegenhanger een enorm wild hennenfeest gaan organiseren. Inclusief strippers, liters drank, bellyshots en dat allemaal in een nachtclub op de Amsterdamse wallen. Mijn bruidsmeisjes zijn echte feestbeesten maar ik ben een grijze muis. Dit feest druist tegen mijn persoonlijkheid in en ik voel me hier uiterst oncomfortabel bij. Het feest had eigenlijk geheim moeten blijven maar bij toeval hoorde ik over de geplande activiteiten. Hoe maak ik duidelijk dat ik zo’n feest absoluut niet wil, terwijl ik eigenlijk niet eens van het bestaan af had mogen weten?

Niets voor mij

Beste Niets voor mij,

Het kan niet anders of in de groep bruidsmeisjes bevindt zich een persoon (uw beste vriendin? een zus misschien?) met wie u het meest vertrouwd bent en met wie u oprecht van gedachten kunt wisselen. Wend u tot die persoon en spreek uw veto uit. Waarschuw haar dat er geen sprake van kan zijn dat u in de aanloop naar uw huwelijk naar allerlei scabreuze activiteiten meegesleept wordt op groezelige locaties, zoals stripclubs en drankholen, omdat de gedachte alleen al u bij voorbaat misselijk maakt.

Er is geen reden voor extra festiviteiten buiten het huwelijksfeest zelf.

Ontmoedig het hele idee van ‘hennenfeest’. Leg uit dat u geen behoefte hebt aan ordinair vertoon, dat u niet ontvoerd wilt worden, en dat u overigens ook geen heil ziet in een middagje braaf punniken met de meiden, gevolgd door een high tea. Er is geen reden voor extra festiviteiten buiten het huwelijksfeest zelf. Bovendien zou u zich schamen om de bruidsmeisjes op nog meer kosten te jagen dan wat er toch al  komt kijken bij een traditionele bruiloft. Uw beste vriendin of zus moet hiervan overtuigd kunnen worden. Zij kent u toch langer dan vandaag? Zij weet toch wel waar u wel en niet aardigheid in hebt? Als u er niet gerust op bent dat uw contactpersoon een en ander zal afblazen, kunt u voor alle zekerheid een rondzendmail sturen naar alle bruidsmeisjes met de onderwerpregel ‘hennenfeest’ en de boodschap ‘Alsjeblieft! Niet doen! Ik wil het niet!’

Artikelen in Bruiloft.

Gelabeld met .


Oké, glass, wie hebben we daar?

Echtparen op stap mogen graag het spelletje ‘Wat zijn dat voor mensen?’ spelen. De ontbijtzaal van een hotel tijdens vakanties is er heel geschikt voor vanwege dagelijks terugkerende figuranten, maar het kan in elk willekeurig restaurant. Het spel draait om mensen aan belendende tafeltjes en om de vraag in wat voor verhouding die tot elkaar staan. ‘Die knar heeft een drankprobleem,’ opent de man tegen z’n vrouw, ‘rood dooraderde aardappelneus links achter je, niet meteen kijken.’
‘Nou en of,’ zegt de vrouw, terwijl ze haar schoudertas die aan de stoelleuning hangt tersluiks naar achteren schikt, ‘daar is heel wat whisky doorheen gegaan, van die coupe rose komt-ie nooit meer af.’
‘Tweede huwelijk,’ oppert de man.
‘Zou je denken? Zo groot is het leeftijdsverschil niet. Die vrouw ziet er patent uit – daarom denk je dat ze jonger is. Ze heeft jarenlang de binnendienst opgeknapt en van zijn geld dure kleren gekocht. Bankier in ruste, schaapjes op het droge.’
‘Zou kunnen,’ zegt de man, ‘saai stel, maar wat denk je van dat drietal op tien over elf?’
‘Middelbaar echtpaar met volwassen zoon. Die zoon heeft een baantje in de ICT en zit in zijn vrijetijd alleen maar te gamen in het geblokte overhemd dat-ie nu ook aan heeft. Vrienden heeft-ie niet en ook geen vriendin, daarom namen z’n ouders hem op sleeptouw.’

En zo voort en zo verder. Wilde speculaties vliegen op gedempte toon over tafel. Maîtresses worden gespot, afkomst, sociale klasse en beroepen ingevuld, levensgeschiedenissen geconstrueerd, de temperatuur van relaties opgemeten – dit alles op grond van niet meer dan uiterlijk, houding en af en toe een flard opgevangen conversatie.

Onschuldig vermaak voor stellen die zin hebben de buitenwereld op de korrel te nemen. Door een fantasietje te bouwen rondom onwetende subjecten wordt het superioriteitsgevoel aangewakkerd en verstevigen de roddelaars hun eigen band. Voorwaarde is wel dat het stiekem gebeurt, want het is ten enenmale ongepast om zo over anderen te spreken dat die mensen in de gaten hebben dat ze onderwerp van gesprek zijn. Vandaar dat vingerwijzen naar wie dan ook, bekend of onbekend, geldt als etiquettaire doodzonde.

Met het merkbaar beroddelen of openlijk aanwijzen van iemand wordt die persoon uit de anonimiteit gelicht. Hij wordt geïnspecteerd alsof het om een bijzondere diersoort gaat en verliest daarmee zijn privacy. Begrijpelijk reageren veel mensen furieus, wanneer een onbekende zomaar foto’s van hen neemt. De smartphones, waarmee iedereen voortdurend foto’s en filmpjes maakt, vormen het technologische equivalent van wijzen en roddelen. Wanneer het opgenomen materiaal vervolgens ook nog eens op internet belandt, is er helemaal reden voor stennis over privacy. Dat is allemaal nog niks vergeleken bij de impact van het google glass, als die eenmaal op de markt komt. Het google glass dat onlangs met veel fanfare werd geïntroduceerd, ziet eruit als een diadeem en wordt als een bril gedragen. In een hoek van het gezichtsveld bevindt zich een mini-contraptie met internet, e-mail en een camera. Bediening gebeurt met de stem.

Het gadget deed me denken aan het äppärät uit Gary Shteyngarts in de nabije toekomst gesitueerde roman Super Sad True Love Story. Een äppärät (voorzien van drie sinistere umlauten) is een smartphone inclusief gezondheids- en statusmeter. Het dient als zender en ontvanger van filmbeelden en is permanent aangesloten op internet. Je kunt er iemands financiële en seksuele kracht aan aflezen. Handig!

Een google glass heeft bij lange na de potentie niet van een äppärät. Het is gewoon bedoeld als smartphone waar je je handen niet voor nodig hebt. Leuk voor mensen met een dwangmatige behoefte om hun belevenissen instant up te loaden. Maar ik denk: als er internet en een camera op zitten, dan kun je toch een willekeurige voorbijganger filmen en even zijn identiteit opzoeken door de foto’s te matchen aan bijvoorbeeld facebook-tags? Google schijnt beloofd te hebben dat het glass ongeschikt voor gezichtsherkenning zal zijn, maar een beetje nerd zal zo’n beperking makkelijk kunnen omzeilen. Sommige cafés en clubs in Amerika weigeren nu al toegang aan zogeheten glassholes. Terecht natuurlijk. Je moet er niet aan denken dat je buren in het restaurant met een google glass op hun kop jou als object nemen voor een, nu realistisch, spelletje ‘Wie is dat eigenlijk?’

Artikelen in Column.


De traagheid van sociale media

Beste Beatrijs,

Op het gevaar af een ouderwetse kerel genoemd te worden (ik ben 43), toch maar
eens een vraag over moderne communicatiemiddelen, zoals facebook, whatsapp, sms en dergelijke. Ik ga met mijn tijd mee en vind die ontwikkelingen interessant, maar ik heb er steeds vaker een ongemakkelijk gevoel bij. Wat me stoort is de vrijblijvendheid bij het elkaar beantwoorden. Vooral op facebook wordt er voortdurend gemultitaskt. Ik zit geregeld minutenlang op een antwoord te wachten en dan komt er een mededeling terug in de trant van ‘ik moest even het vuilnis buiten zetten’. Ik heb me er al bij neergelegd dat je blijkbaar 24 uur per dag bereikbaar moet zijn en dat mensen met allerlei andere dingen bezig zijn, terwijl ze gsm-gesprekken voeren, maar toch. Eis ik te veel onverdeelde aandacht en moet ik het niet zo serieus nemen of moet ik gewoon eens opperen dat ik het vervelend vind? Om het even in perspectief te zetten: als ik bij iemand op bezoek ben en we hebben een gesprek dat zich naar de keuken verplaatst omdat er gekookt moet worden, dan stoor ik me daar veel minder aan. Wat doe ik verkeerd?

In de wacht

Beste In de wacht,

Facebook, whatsapp en sms zijn weliswaar razendsnelle media, maar ze verhouden zich tot een lopend gesprek als correspondentieschaak tot een gewone schaakpartij. Vaak gaat het om betrekkelijk onpersoonlijke mededelingen die je voor kennisgeving aan kunt nemen (‘Heb net de schuur geverfd’) of waar geen haast bij zit (‘Ik geef volgende week een feestje, kom je ook?’). Op facebook en twitter delen mensen informatie, foto’s en meningen en de consument van de berichtjes kan reageren op een tijd dat het hem uitkomt, of helemaal niet reageren.

Als u een tweegesprek wil voeren dat iets om het lijf heeft, moet u geen sociale media gebruiken. E-mail komt daarvoor nog het meest in aanmerking, omdat dit veel lijkt op de ouderwetse brief. Maar net zoals met brieven het geval was, hoeft de ontvanger niet ogenblikkelijk te antwoorden.

De sociale media zijn door hun virtuele karakter vrijblijvender dan een levende conversatie (hetzij onder vier ogen, hetzij onder twee oren per mobiel of vaste lijn). Als u met iemand een lopend gesprek wil voeren, zult u moeten bellen, skypen of een ouderwetse tête-à-tête afspraak maken. U hoeft niet 24 uur per dag bereikbaar te zijn. Het voordeel van de mobiele telefonie is nu net dat je hem uit of stil kunt zetten en later terugbellen. Het klopt dat mensen vaak andere dingen doen tijdens het telefoneren. Ze zitten in de trein of ze lopen op de markt of ze ruimen de afwasmachine uit. Afhankelijk van de aandacht die deze bezigheden vergen kan een gebelde zeggen: ‘Mag ik je later even terugbellen, ik kan nu niet rustig praten.’ Maar soms interfereert het gesprek niet met de bezigheden van de gespreksgenoot. Net zoals u er geen last van hebt dat de persoon bij wie u op bezoek bent aardappels staat te schillen, hoeft u er ook geen last van te hebben dat degene met wie u belt de hond uitlaat of overhemden strijkt.

Het ligt anders met mentaal afleidende activiteiten. Die kannibaliseren elkaar wel. Iemand die aan het bellen is kan niet tegelijkertijd z’n e-mail doornemen, een film bekijken of z’n facebookprofiel updaten. Ook autorijden combineert niet goed met mobiel bellen. Dat soort multitasken is een mythe. Als u een telefoongesprek voert en uw gespreksgenoot geeft u niet de een-op-een aandacht die hierbij hoort, dan zegt u: ‘Je hebt het druk, merk ik, we spreken elkaar later nog wel’ en u hangt op.

Artikelen in Internet en e-mail, Telefoon, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met , .


Moet ik gemiste oproepen terugbellen?

Beste Beatrijs,

Op mijn mobiele telefoon heb ik als voicemailbericht ingesproken dat ik mijn voicemail niet afluister en vraag ik of bellers een berichtje (whatsapp of sms) willen sturen. Niet elke beller doet dat. Minstens zo storend vind ik het om een berichtje te krijgen met alleen de tekst ‘Hoi, kan je mij terugbellen?’ Zonder enige uitleg van de reden waarom er gebeld werd. Ik vind het vervelend om achter mensen aan te moeten bellen. Ik ben niet zo’n beller, behalve als ik een gerichte vraag of mededeling heb. Ben ik verplicht om op alle gemiste oproepen te reageren?

Terugbellen een dagtaak

Beste Terugbellen een dagtaak,

Als u zichzelf standaard verschanst achter de voicemail, geen ingesproken boodschappen wil afluisteren en ook niet terug wil bellen, dan houdt het op. U kunt mensen wel willen dwingen om hun mededeling of vraag per sms of whatsapp in te dienen, maar velen zullen daar geen zin in hebben, bijvoorbeeld omdat het te lang duurt om in te tikken, of omdat het te onbelangrijk is, of omdat ze daar geen tijd voor hebben. Uw contacten hoeven van tevoren geen formulieren in te vullen met een toelichting waarom ze de euvele moed hebben gevat om te proberen u te bereiken.

De mededeling op uw schermpje dat u een oproep hebt gemist moet voldoende zijn, althans wanneer het telefoontjes betreft van mensen die u kent (gemiste oproepen van onbekenden zonder sms-uitleg kunt u negeren). U kunt vervolgens geheel en al in uw eigen tijd bepalen of u nieuwsgierig genoeg bent om terug te bellen of u kunt het laat zitten, omdat het u niet boeit. Als u terugbelt, loopt u op uw beurt de kans om op de voicemail stuiten van iemand die weigert z’n boodschappen af te luisteren en bellers verzoekt om berichtjes in te tikken. Zo ontaardt soepele bereikbaarheid in een hogere vorm van verstoppertje spelen. Neem gewoon die telefoon op, wanneer u niets beters te doen hebt, en wees zo tegemoetkomend om gemiste oproepen van bekenden te honoreren met een belletje terug.

Artikelen in Telefoon.


Wie ís die man eigenlijk?

De praktijk van het shotgun marriage (door ouders afgedwongen tienerhuwelijk na de ontdekking van een zwangerschap) was misschien zo gek nog niet. Dit vooral Amerikaanse fenomeen stamt uit het midden van de vorige eeuw, toen de seksuele vrijheid toenam maar betrouwbare anticonceptie nog niet algemeen beschikbaar was. Ook in Nederland lag tot eind jaren zestig de huwelijksleeftijd laag en veel van die verbintenissen vonden ongetwijfeld plaats met het pistool op de borst.

De nadelen van onder externe druk gesloten adolescentenhuwelijken zijn zonneklaar. Op die leeftijd ben je nog niet toe aan de verantwoordelijkheid voor nageslacht, er moeten opleidingen worden gevolgd en of de partners geschikt voor elkaar zijn is helemaal dubieus. Dankzij de pil kunnen deze kwesties met een gerust hart worden uitgesteld naar later in het leven. Toch zat er één voordeel aan het shotgun-huwelijk: het nageslacht wist precies waar het aan toe was met papa, mama en de rest van de familie. Het kunnen slechte huwelijken geweest zijn die vaker dan gemiddeld op de klippen liepen of, als ze in stand bleven, geen goede jeugdherinneringen opleverden, maar er werd in ieder geval de moeite genomen om de oerscène van vader, moeder, kind (allen elkaar liefhebbend) daadwerkelijk op te voeren. Dat vinden kinderen fijn.

Die archetypische triade staat onder druk. Niet alleen vanwege de hoge echtscheidingscijfers, maar ook omdat er überhaupt minder wordt getrouwd, niet shotgungewijs en ook niet op de geëigende manier. In plaats daarvan kwamen het ongehuwd samenwonen, de alleenstaande moeder en de stiefgezinnen. Ruim een derde van de kinderen tot 18 jaar leven in niet-traditionele gezinsverbanden – in Scandinavië, waar mensen nog minder van het huwelijk moeten hebben, is dat meer dan de helft. Mooi natuurlijk dat alle vooroordelen tegen alternatieve gezinsvormen zijn verdwenen, maar vaders lopen een veel grotere kans om te worden gemarginaliseerd. Binnen de gezinsdriehoek vormt de vader toch al de zwakste schakel. Sinds het kostwinnerschap geen exclusief mannelijke functie meer is, heeft een vader gewonnen aan overbodigheid. Veel moeders die uitgekeken zijn op hun relatie doen het net zo makkelijk zonder.

Gaat het om de ontbinding van een conventioneel huwelijk, dan bestaan er wettelijke regelingen die de plaats van de vader handhaven in het leven van de kinderen, zoals het vastleggen van een ouderschapsplan en een omgangsregeling. In het geval van samenwonen ontbreekt vaak helderheid over rechten en plichten. Er moeten verschillende hordes worden genomen, voordat een man erkend wordt als ‘juridisch vader met gezag’. Voor stappen als erkenning van het kind, aanvraag van ouderlijk gezag is een handtekening van de moeder nodig. Veel samenwoners denken hier van tevoren niet over na of schuiven de bureaucratische rompslomp voor zich uit, met als gevolg dat veel vaders naar hun kinderen kunnen fluiten als de relatie eenmaal is verzuurd. Zomaar een biologische vader heeft geen rechten en voor alleenstaande moeders is het helemaal makkelijk om de vader buiten beeld te houden. Als er één ding duidelijk wordt uit het onlangs verschenen boek De afwezige vader bestaat niet van Irene Zwaan, dan wel dat een ouderwets huwelijk de vader-kind-relatie veiliger stelt dan wat voor alternatief dan ook. De hele discussie over vaders die typische vaderrollen dienen te vervullen, afgezet tegen moeders die het typisch moederlijke voor hun rekening nemen, is irrelevant vergeleken met dit moeras van rechteloosheid, want het gaat niet om seksespecifiek voorbeeldgedrag – het gaat om twee ouders die alle twee op de een of andere manier aanwezig moeten zijn in het leven van het kind.

In dit verband is het een even merkwaardig als veelzeggend detail dat ouders tegenwoordig moeten kiezen of hun kinderen de achternaam van de vader of van de moeder krijgen. Eeuwenlang was de identiteit van kind gekoppeld aan zijn vader. Je kunt dat zien als een vorm van compensatie. De moeder heeft alles al: zwangerschap, baren, zogen – nooit wordt de zekerheid van het moederschap betwijfeld. Zijn naam verstrekken, waarmee hij de ouder-kindrelatie definieert en het kind in de wereld plaatst, is wel het minste wat een vader kan bijdragen en die vanzelfsprekendheid is hem ontnomen. Hij moet met zijn vrouw onderhandelen over de naam van zijn kind. Dit degradeert een vader tot tweederangs ouder en onderstreept zijn rol als schimmige figurant in de symbiose tussen moeder en kind.

Artikelen in Column.


Ranne Hovius

Bertha, de waanzinnige vrouw op zolder, fungeert in Charlotte Brönte’s roman Jane Eyre (1847) niet als mens van vlees en bloed maar als plotaanjager. Veel compassie legt de auteur niet aan de dag met het beklagenswaardige lot van Bertha: zij zet haar neer als een afzichtelijke woesteling die ’s nachts rondspookt, onwetende huisgenoten de stuipen op het lijf jaagt en ook nog de boel in brand steekt. Uit verontwaardiging over deze weergave van een uit de West Indies afkomstige krankzinnige schreef Jean Rhys de roman Wide Sargasso Sea (1966), waarin ze Bertha (door haar Antoinette genoemd) van een levensgeschiedenis voorzag die haar uit de dierlijke regionen naar het menselijke niveau tilde.

Hoe krankzinnigheid in de literatuur wordt opgevoerd zegt iets over hoe er in de betreffende tijdsperiode tegenaan wordt gekeken door medici en wetenschappers. Journalist en psycholoog Ranne Hovius werd getroffen door het verschil in visie tussen Brönte en Rhys. Haar boek De eenzaamheid van de waanzin is een geschiedenis van de psychiatrie van de afgelopen tweehonderd jaar, geïllustreerd met talrijke voorbeelden uit de literatuur, waarin fictieschrijvers de heersende theorieën weerspiegelen of juist kritisiseren.

In dit aangenaam leesbare boek worden de medisch-psychiatrische geschiedenis en de literaire verbeelding van gekte op een inzichtelijke manier door elkaar heen gevlochten. Ranne Hovius is buitengewoon goed thuis in de wereldliteratuur en komt met veel boeiende citaten en parafrases, waaraan de ontwikkelingen op psychiatrisch gebied kunnen worden afgelezen.

De belangrijkste verschuiving in de perceptie van waanzin, tevens het startpunt van de moderne psychiatrie, vond plaats in 1793 toen de Franse arts Philippe Pinel besloot om de gekken in het Parijse gesticht Hôtel de la Salpêtrière uit hun ketenen te bevrijden. In Engeland werd al eerder geëxperimenteerd met een nieuwe benadering, moral treatment geheten. In plaats van uit het zicht verwijderen, opsluiten en vastbinden, kwam er een meer verlichte visie op wat je met gekken aan moet: empathie en heropvoeding. De fysieke omgeving van de patiënt speelde hierin een belangrijke rol: ‘De waanzin lag niet langer ondervoed en aan ijzeren kettingen in een donkere, vochtige kelder op smerig stro, maar zat gewassen en gevoed met hooguit een linnen dwangbuis aan op een schoon bed, met uitzicht op tuinen en bomen.’ In de nieuwe inrichtingen konden patiënten door middel van nuttige, regelmatige werkzaamheden oefenen voor een gezonder (normaler) leven.

Zola

Goethes boek Wilhelm Meisters Lehrjahre (1795) echoot het voorzichtig optimistische idee van moral treatment, ook omdat hij uitgebreid ingaat op de vraag waarom zijn hoofdpersonen lijden aan hun psychische stoornissen. Desondanks loopt het slecht af met de gestoorden. Empathie,  begrip en heropvoeding blijken onvoldoende remedie voor gekte.

Een ander interessant voorbeeld van psychiatrisch/literaire parallellie vormt Emile Zola die zijn romancyclus Les Rougon-Macquart opzette als een experimentele verbeelding van de zogeheten degeneratietheorie die in de tweede helft van de negentiende eeuw opkwam in Frankrijk. Op vele fronten werd verloedering waargenomen: de maatschappij werd steeds hectischer, ongezonder en onnatuurlijker; de moderne, ruime psychiatrische instellingen slibden dicht met steeds meer ongeneeslijk krankzinnigen. Imbeciliteit dreigde alom, meenden cultuurpessimisten.

Zola combineerde darwiniaanse en verondersteld lamarckiaanse wetmatigheden in de natuur met de invloed van slechte omgevingsfactoren, zoals overbevolking, werken in fabrieken, moerassen, alcoholisme en opiumgebruik, om het echte, ‘naturalistische’ leven in zijn volle ellende weer te geven. Hij hoopte hiermee de wetenschap van dienst te zijn, een even pretentieuze als vergeefse ambitie.

Flaubert spotte in zijn roman Bouvard en Pécuchet (1881) met de mode van het magnetiseren, een behandeling die de Oostenrijkse arts Mesmer had ontwikkeld, waarbij hij zijn eigen ‘fluïdum’ inzette om allerhande geestelijke en lichamelijke kwalen te bestrijden. Onder de Parijse beau monde was magnetiseren zo populair dat Mesmer om de volle wachtkamer leeg te krijgen de behandeling efficiënter maakte: ‘hij magnetiseerde buiten zijn huis een grote eikenboom waaraan touwen werden gehangen die de toegestroomde patiënten rond hun zieke lichaamsdeel konden binden.’ Bouvard en Pécuchet magnetiseren met succes een geconstipeerde koe en gaan vervolgens ook over op tijdbesparende maatregelen: ze sturen hun patiënten gemagnetiseerde penningen, zakdoeken, water en brood.

De hoogste top in het berglandschap van zielkundigen van de afgelopen twee eeuwen wordt natuurlijk gevormd door Freud en zijn psychoanalyse. Van geen enkele theoreticus van de menselijke geest is de maatschappelijke en culturele invloed zo groot geweest. Daar kwam bij dat Freud ook nog eens goed kon schrijven. In het geval van Freud is er geen sprake meer van kruisbestuiving tussen psychiatrie en literatuur, maar van regelrechte concurrentie. Het waren traditioneel altijd de schrijvers die zich bezighielden met het irrationele, met gecompliceerde familierelaties en met psychische ontreddering.

[ik heb hier dus een zinnetje weggehaald en naar de vorige alinea verplaatst!]Veel literaire auteurs (onder wie confessionele dichters als Anne Sexton, Sylvia Plath) deden hun voordeel met Freuds gedachtengoed. Eerder was de jonge Franse dichter André Breton, voorman van de surrealistische beweging, onder de indruk geraakt van de begrippen ‘onbewuste’ en ‘vrije associatie’. Breton idealiseerde de waanzin en de creativiteit die loskwamen als de logica buiten spel werd gezet. Hij experimenteerde met ‘écriture automatique’ wat resulteerde in een geschrift Les champs magnétiques. Dit stuurde hij naar Freud, maar die kon er geen chocola van maken. Beleefd schreef hij terug dat hij ‘niet in staat was helder voor ogen te krijgen wat het is dat het surrealisme wil.’ Andere schrijvers zetten zich juist af, zoals Vladimir Nabokov die in Speak Memory geen goed woord over had voor de ‘bizarre zoektocht naar seksuele symbolen met zijn verbitterde kleine embryo’s die het liefdesleven van hun ouders bespioneren.’

Hoe veel er ook over Freud te doen is geweest, over echte waanzin had hij weinig te zeggen. De psychoanalyse was bedoeld voor neurotici, mensen die in staat waren tot zelfreflectie op de sofa, en niet voor katatone schizofrenen of zware psychotici. De categorie mensen met zware psychische stoornissen die aanvankelijk werd vastgeketend, verbleef gedurende de negentiende en twintigste eeuw onverminderd in inrichtingen. Ze kregen te maken met koudwaterbaden, spanlakens, dwangbuizen, rustkuren, lobotomie, kunstmatig opgewekte epileptische insulten, kalmeringsmiddelen, insulinekuren, electroshocks en pillen.

Antipsychiatrie

De als bevrijding en ter emancipatie bedoelde beweging van de antipsychiatrie in de jaren zestig resulteerde niet in enige vorm van genezing, maar in een leegloop van de psychiatrische inrichtingen (bezuiniging op overheidsmiddelen) en een groeiend aantal daklozen met psychische stoornissen.

De symptomen van psychische aandoeningen zijn nauwgezet geïnventariseerd en over diverse spectra gerubriceerd in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), waarvan de vijfde editie net is verschenen. Hoe nauwgezet de symptomen van psychische aandoeningen ook zijn geïnventariseerd en over diverse spectra gerubriceerd in de DSM – editie vijf is net verschenen –,  Desondanks bestaat over de oorzaak van psychiatrische ziektes geen wetenschappelijk uitsluitsel, behalve dan dat ze het gevolg zijn van een combinatie van genetische en omgevingsinvloeden in iemands levensgeschiedenis, een verklaring die alles omvat en dus niets.

Het is de persoonlijke invalshoek die waanzin begrijpelijk maakt. Vandaar de vele op eigen ervaring gebaseerde ziekteverhalen die gepubliceerd worden, waar lezers inzicht en steun aan kunnen ontlenen. Mark Haddons boek Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht, dat overigens niet autobiografisch is maar fictie, heeft bijvoorbeeld veel bijgedragen aan begrip voor autisme.

Freud is intussen niet helemaal uitgerangeerd. De scherpzinnige opmerkingsgave die analytici eigen is en hun interesse in de seksuele krochten van de menselijke geest hebben de psychoanalyse een nieuwe afzetmarkt bezorgd. Voor analytische therapie is geen geld meer, nu er dringend moet worden bezuinigd in de zorg (de patiënt krijgt cognitieve gedragstherapie plus ongelimiteerd pillen). Maar de Londense psychoanalytica Frieda Klein timmert als detective tegen wil en dank stevig aan de weg in de thrillerserie van Nicci French. Ook in het domein van de ontspanningslectuur blijft Freud succesvol.

Artikelen in NRC-boekrecensies.


Wie doet de mantelzorg?

Beste Beatrijs,

Mijn moeder is na een ziekenhuisverblijf in een verpleeghuis opgenomen en mijn zus en ik delen de zorg voor haar. Mijn zus woont op loopafstand van het verpleeghuis en ik op drie kwartier rijden met de auto. Gedurende de ziekenhuisperiode van vier weken hebben mijn zus en ik elkaar zoveel mogelijk afgewisseld, zodat mijn moeder bijna elke dag van een van ons bezoek had. Nu verwacht mijn zus van mij nog steeds dezelfde inzet. Ik hou dit niet vol, ik heb een baan van vier dagen per week. Zij werkt daarentegen twee dagen.

Als ik een keer afbel, en dat doe ik echt niet zomaar, word ik min of meer op het matje geroepen omdat ik het in haar ogen laat afweten. Mijn zus cijfert zichzelf helemaal weg voor onze moeder. Daar kiest ze zelf voor, zegt ze. Mijn zus doet verder de was en houdt het huis van mijn moeder bij, dus ze doet ook heel veel. Ik wil geen ruzie, want de situatie is al moeilijk genoeg. Hoe moet ik hiermee omgaan?

Het delen van de zorg

Beste Het delen van de zorg,

Uw zus woont vlakbij uw beider moeder en u een stuk verder weg. U hebt meer werkverplichtingen dan zij. Bij zodanig verschillende uitgangsposities kan de zorginspanning niet precies gelijk worden verdeeld. Bespreek dit in alle openheid met uw zus. Probeer tot een algemene taakverdeling te komen en vertel uw zus wat u wel en niet kunt bijdragen aan de zorg voor uw moeder. Denk na over hoe vaak u haar kunt bezoeken en neem een beslissing over wat een redelijke frequentie zou zijn. Ongetwijfeld is dit minder dan wat uw zus zou willen, maar u bepaalt uw eigen prioriteiten.

Erken en benadruk dat uw zus een zwaardere taak heeft dan u. Zij zal degene zijn die als aanspreekpunt voor het verpleeghuis dient. Zij loopt daar voortdurend binnen, doet de was en houdt het huis bij. Plus waarschijnlijk de financiën en de administratie van uw moeder. Zij is kortom de belangrijkste mantelzorger. Spreek uw dankbaarheid daarvoor uit. Om uw dankbaarheid wat concreter te maken kunt u voorstellen dat uw zus een financiële compensatie krijgt uit de reserves van uw moeder (als uw moeder daar tenminste over beschikt en daarmee instemt). Met een mantelzorgloon wordt de grotere inzet van uw zus beloond en hoeft zij niet meer op u te vitten dat u minder doet dan zij.

Artikelen in Broers en zussen, Ziekte.

Gelabeld met .