Spring naar inhoud


Ranne Hovius

Bertha, de waanzinnige vrouw op zolder, fungeert in Charlotte Brönte’s roman Jane Eyre (1847) niet als mens van vlees en bloed maar als plotaanjager. Veel compassie legt de auteur niet aan de dag met het beklagenswaardige lot van Bertha: zij zet haar neer als een afzichtelijke woesteling die ’s nachts rondspookt, onwetende huisgenoten de stuipen op het lijf jaagt en ook nog de boel in brand steekt. Uit verontwaardiging over deze weergave van een uit de West Indies afkomstige krankzinnige schreef Jean Rhys de roman Wide Sargasso Sea (1966), waarin ze Bertha (door haar Antoinette genoemd) van een levensgeschiedenis voorzag die haar uit de dierlijke regionen naar het menselijke niveau tilde.

Hoe krankzinnigheid in de literatuur wordt opgevoerd zegt iets over hoe er in de betreffende tijdsperiode tegenaan wordt gekeken door medici en wetenschappers. Journalist en psycholoog Ranne Hovius werd getroffen door het verschil in visie tussen Brönte en Rhys. Haar boek De eenzaamheid van de waanzin is een geschiedenis van de psychiatrie van de afgelopen tweehonderd jaar, geïllustreerd met talrijke voorbeelden uit de literatuur, waarin fictieschrijvers de heersende theorieën weerspiegelen of juist kritisiseren.

In dit aangenaam leesbare boek worden de medisch-psychiatrische geschiedenis en de literaire verbeelding van gekte op een inzichtelijke manier door elkaar heen gevlochten. Ranne Hovius is buitengewoon goed thuis in de wereldliteratuur en komt met veel boeiende citaten en parafrases, waaraan de ontwikkelingen op psychiatrisch gebied kunnen worden afgelezen.

De belangrijkste verschuiving in de perceptie van waanzin, tevens het startpunt van de moderne psychiatrie, vond plaats in 1793 toen de Franse arts Philippe Pinel besloot om de gekken in het Parijse gesticht Hôtel de la Salpêtrière uit hun ketenen te bevrijden. In Engeland werd al eerder geëxperimenteerd met een nieuwe benadering, moral treatment geheten. In plaats van uit het zicht verwijderen, opsluiten en vastbinden, kwam er een meer verlichte visie op wat je met gekken aan moet: empathie en heropvoeding. De fysieke omgeving van de patiënt speelde hierin een belangrijke rol: ‘De waanzin lag niet langer ondervoed en aan ijzeren kettingen in een donkere, vochtige kelder op smerig stro, maar zat gewassen en gevoed met hooguit een linnen dwangbuis aan op een schoon bed, met uitzicht op tuinen en bomen.’ In de nieuwe inrichtingen konden patiënten door middel van nuttige, regelmatige werkzaamheden oefenen voor een gezonder (normaler) leven.

Zola

Goethes boek Wilhelm Meisters Lehrjahre (1795) echoot het voorzichtig optimistische idee van moral treatment, ook omdat hij uitgebreid ingaat op de vraag waarom zijn hoofdpersonen lijden aan hun psychische stoornissen. Desondanks loopt het slecht af met de gestoorden. Empathie,  begrip en heropvoeding blijken onvoldoende remedie voor gekte.

Een ander interessant voorbeeld van psychiatrisch/literaire parallellie vormt Emile Zola die zijn romancyclus Les Rougon-Macquart opzette als een experimentele verbeelding van de zogeheten degeneratietheorie die in de tweede helft van de negentiende eeuw opkwam in Frankrijk. Op vele fronten werd verloedering waargenomen: de maatschappij werd steeds hectischer, ongezonder en onnatuurlijker; de moderne, ruime psychiatrische instellingen slibden dicht met steeds meer ongeneeslijk krankzinnigen. Imbeciliteit dreigde alom, meenden cultuurpessimisten.

Zola combineerde darwiniaanse en verondersteld lamarckiaanse wetmatigheden in de natuur met de invloed van slechte omgevingsfactoren, zoals overbevolking, werken in fabrieken, moerassen, alcoholisme en opiumgebruik, om het echte, ‘naturalistische’ leven in zijn volle ellende weer te geven. Hij hoopte hiermee de wetenschap van dienst te zijn, een even pretentieuze als vergeefse ambitie.

Flaubert spotte in zijn roman Bouvard en Pécuchet (1881) met de mode van het magnetiseren, een behandeling die de Oostenrijkse arts Mesmer had ontwikkeld, waarbij hij zijn eigen ‘fluïdum’ inzette om allerhande geestelijke en lichamelijke kwalen te bestrijden. Onder de Parijse beau monde was magnetiseren zo populair dat Mesmer om de volle wachtkamer leeg te krijgen de behandeling efficiënter maakte: ‘hij magnetiseerde buiten zijn huis een grote eikenboom waaraan touwen werden gehangen die de toegestroomde patiënten rond hun zieke lichaamsdeel konden binden.’ Bouvard en Pécuchet magnetiseren met succes een geconstipeerde koe en gaan vervolgens ook over op tijdbesparende maatregelen: ze sturen hun patiënten gemagnetiseerde penningen, zakdoeken, water en brood.

De hoogste top in het berglandschap van zielkundigen van de afgelopen twee eeuwen wordt natuurlijk gevormd door Freud en zijn psychoanalyse. Van geen enkele theoreticus van de menselijke geest is de maatschappelijke en culturele invloed zo groot geweest. Daar kwam bij dat Freud ook nog eens goed kon schrijven. In het geval van Freud is er geen sprake meer van kruisbestuiving tussen psychiatrie en literatuur, maar van regelrechte concurrentie. Het waren traditioneel altijd de schrijvers die zich bezighielden met het irrationele, met gecompliceerde familierelaties en met psychische ontreddering.

[ik heb hier dus een zinnetje weggehaald en naar de vorige alinea verplaatst!]Veel literaire auteurs (onder wie confessionele dichters als Anne Sexton, Sylvia Plath) deden hun voordeel met Freuds gedachtengoed. Eerder was de jonge Franse dichter André Breton, voorman van de surrealistische beweging, onder de indruk geraakt van de begrippen ‘onbewuste’ en ‘vrije associatie’. Breton idealiseerde de waanzin en de creativiteit die loskwamen als de logica buiten spel werd gezet. Hij experimenteerde met ‘écriture automatique’ wat resulteerde in een geschrift Les champs magnétiques. Dit stuurde hij naar Freud, maar die kon er geen chocola van maken. Beleefd schreef hij terug dat hij ‘niet in staat was helder voor ogen te krijgen wat het is dat het surrealisme wil.’ Andere schrijvers zetten zich juist af, zoals Vladimir Nabokov die in Speak Memory geen goed woord over had voor de ‘bizarre zoektocht naar seksuele symbolen met zijn verbitterde kleine embryo’s die het liefdesleven van hun ouders bespioneren.’

Hoe veel er ook over Freud te doen is geweest, over echte waanzin had hij weinig te zeggen. De psychoanalyse was bedoeld voor neurotici, mensen die in staat waren tot zelfreflectie op de sofa, en niet voor katatone schizofrenen of zware psychotici. De categorie mensen met zware psychische stoornissen die aanvankelijk werd vastgeketend, verbleef gedurende de negentiende en twintigste eeuw onverminderd in inrichtingen. Ze kregen te maken met koudwaterbaden, spanlakens, dwangbuizen, rustkuren, lobotomie, kunstmatig opgewekte epileptische insulten, kalmeringsmiddelen, insulinekuren, electroshocks en pillen.

Antipsychiatrie

De als bevrijding en ter emancipatie bedoelde beweging van de antipsychiatrie in de jaren zestig resulteerde niet in enige vorm van genezing, maar in een leegloop van de psychiatrische inrichtingen (bezuiniging op overheidsmiddelen) en een groeiend aantal daklozen met psychische stoornissen.

De symptomen van psychische aandoeningen zijn nauwgezet geïnventariseerd en over diverse spectra gerubriceerd in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), waarvan de vijfde editie net is verschenen. Hoe nauwgezet de symptomen van psychische aandoeningen ook zijn geïnventariseerd en over diverse spectra gerubriceerd in de DSM – editie vijf is net verschenen –,  Desondanks bestaat over de oorzaak van psychiatrische ziektes geen wetenschappelijk uitsluitsel, behalve dan dat ze het gevolg zijn van een combinatie van genetische en omgevingsinvloeden in iemands levensgeschiedenis, een verklaring die alles omvat en dus niets.

Het is de persoonlijke invalshoek die waanzin begrijpelijk maakt. Vandaar de vele op eigen ervaring gebaseerde ziekteverhalen die gepubliceerd worden, waar lezers inzicht en steun aan kunnen ontlenen. Mark Haddons boek Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht, dat overigens niet autobiografisch is maar fictie, heeft bijvoorbeeld veel bijgedragen aan begrip voor autisme.

Freud is intussen niet helemaal uitgerangeerd. De scherpzinnige opmerkingsgave die analytici eigen is en hun interesse in de seksuele krochten van de menselijke geest hebben de psychoanalyse een nieuwe afzetmarkt bezorgd. Voor analytische therapie is geen geld meer, nu er dringend moet worden bezuinigd in de zorg (de patiënt krijgt cognitieve gedragstherapie plus ongelimiteerd pillen). Maar de Londense psychoanalytica Frieda Klein timmert als detective tegen wil en dank stevig aan de weg in de thrillerserie van Nicci French. Ook in het domein van de ontspanningslectuur blijft Freud succesvol.

Artikelen in NRC-boekrecensies.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan