Spring naar inhoud


Moreel appèl

Tot wie richt de regering zich eigenlijk? Een simpele vraag met een simpel antwoord: tot alle inwoners van het land, van jong tot oud, van arm tot rijk, van links tot rechts. De overkoepelende functie van de regering, en in iets mindere mate van de volksvertegenwoordiging, noopt tot terughoudendheid in publieke uitspraken. Zodra een politicus losse flodders uitkraamt, begint iedereen tegen te spartelen. Zo ook vorige week, toen Minister van onderwijs, Marja van Bijsterveldt, opmerkte dat ouders meer betrokkenheid met de school van hun kinderen moeten tonen. De minister vond dat ouders zich te veel als consumenten opstelden en deed een moreel appèl op hen om meer tijd en energie te investeren in de begeleiding van hun kinderen op school. Desnoods door betaald werk in te leveren.

Voorspelbaar genoeg viel heel commentariërend Nederland al twitterend over haar heen. Dit was een zalvend appèl, zoals doorgaans alleen vanaf de kansel wordt uitgevaardigd. Ik heb er geen onderzoek naar gedaan (dat hoeft niet in mijn branche), maar door goed op te letten weet ik dat er drie soorten ouders bestaan. De eerste is een betrekkelijke nieuwvorming en staat bekend als helicopterouder. Ik schat deze groep op twintig procent van het totaal. Dit zijn de moeders, soms ook vaders, maar meestal toch moeders, die hun eigen leven ondergeschikt hebben gemaakt aan de behoeften van hun kinderen.

De helicoptermoeder zal tot ver in de bovenbouw van de basisschool dagelijks met haar kind de school inlopen om het persoonlijk af te leveren in de klas. Aldus kan ze het afscheidsmoment nog even uitstellen en een woordje wisselen met de leerkracht om die erop te wijzen dat het kind slecht geslapen heeft of om aan te dringen op een extern dyscalculie-onderzoek. Natuurlijk meldt de helicoptermoeder zich als eerste aan voor taakjes als excursiebegeleider, kerstdinerkok en –ober, voorlezer en luizencontroleur. Zij kent alle namen van de kinderen uit de klas van haar kind en geniet als ingewijde binnen het reilen en zeilen van de school grote status op het schoolplein. Zij verricht onbetwistbaar goede werken, maar van sommige schoolprofessionals zou het wel een onsje minder mogen.

De tweede categorie ouders, veruit de meerderheid, bestaat uit traditionelen. Het welzijn van hun kind gaat hun zeer ter harte, maar ze staan niet te trappelen om allerlei hand- en spandiensten op school uit te voeren. Deze moeders werken en hebben het daar te druk voor of ze hebben geen behoefte om zich voortdurend in de sociale sfeer van hun kind te begeven. Ook een kind heeft enig recht op privacy. Helpen met huiswerk doen ze niet, tenzij het kind er expliciet om vraagt. Hun houding laat zich omschrijven als: ik hoor het wel, wanneer er iets misgaat. Leerkrachten hebben een stiekeme voorkeur voor deze ouderlijke stijl.

De derde categorie bestaat uit de lamlendigen. Dit zijn ouders die tekortschieten in opvoeding en hun kind zonder ontbijt naar school sturen of het standaard voor de tv parkeren. Zij falen in onderwijsbetrokkenheid en komen niet eens opdagen voor de tien-minuten-gesprekken, omdat ze zelf de grootste moeite hebben met overleven. Zij vormen hooguit tien procent van de ouders. Dit is de groep die de minister op het oog had met haar moreel appèl, maar die groep luistert niet en de anderen die wel luisteren worden woedend, omdat ze zich niet aangesproken voelen.

Meer ouderlijke betrokkenheid op school, meer mantelzorgzaamheid, meer respect in de omgangsvormen, vaker groeten op straat, kinderen die weer u moeten zeggen tegen de leraar – politici die hameren op het aambeeld van de mentaliteitsverandering onderschatten de verschrikkelijke irritatie die burgers bevangt, wanneer ze om de oren worden geslagen met dit soort gratuïte aanmaningen. Burgers en overheidsdienaren zijn uitstekend in staat hun onderlinge omgangsvormen te regelen. Daar heeft een minister die statutair tot allen spreekt niets van belang aan toe te voegen.

Artikelen in Column.


2 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.

  1. Ineke van Alphen schrijft

    Helemaal met Beatrijs eens. Ik neem het de minister ook kwalijk dat we minder zouden moeten werken. Zelf lukt het mij prima om fulltime te werken en ook nog te overhoren, vinger aan de pols te houden en mijn kinderen goed te voeden en te kleden. Sommige anderen hebben daar moeite mee terwijl ze niet of nauwelijks werken. Juist een ijverig rolmodel zijn, is volgens mij van belang. Kinderen kijken veel meer naar het gedrag van hun ouders dan dat ze luisteren naar hun woorden. Zelf hoef ik mijn kinderen nooit te zeggen dat ze huiswerk moeten maken, kennelijk vinden ze dat vanzelfsprekend. De oproep is dus inderdaad een schoen die de meeste ontvangers maar slecht past en dus niet aangetrokken wordt.

  2. Suzanne schrijft

    Het is maar hoe je het bekijkt.
    Als ik kinderen zie (klasgenootjes van de mijne) die ’s morgens door de oppas naar school gebracht worden, na overblijven en bso door de oppas weer opgehaald worden en als de oppas ’s avonds naar huis gaat door oma opgevangen worden en naar bed gebracht worden, omdat vader en moeder allebei een eigen bedrijf hebben, in allerlei besturen (van kinderdagverblijf tot hockeyclub) zitten en moeder daarnaast ook nog raadslid is… Dan denk ik dat sommige ouders best wat minder zouden mogen werken.
    Ik ben ervan overtuigd dat deze mensen ook vinden dat hun kinderen niets tekort komen. En materieel gezien is dat ook zo. Alleen jammer dat ze hun ouders nauwelijks kennen.



Sommige HTML is toegestaan