Spring naar inhoud


Kinderen als hobby

Waarom staat het gezin ineens op de politieke en culturele agenda? Daar kun je een heleboel vraagtekens bij zetten inderdaad, want als er één ding zeker is: het gezin is nooit weggeweest. In heel die losgeslagen jaren zeventig, die egoïstische, materialistische jaren tachtig leefde het merendeel van de bevolking nog altijd in dat goede, oude burgerlijke bastion: het gezin.

Gescheiden werd er volop, de bommoeder was een althans in de media geliefde verschijning, er werd (en wordt nog steeds) lustig geëxperimenteerd met woongroepen, maar dat je nou zegt: het instituut 'gezin' heeft flinke deuken opgelopen, neuh. Gescheiden echtparen weten niet hoe snel ze een nieuwe partner aan de haak moeten slaan (met wie ze opnieuw een gezinnetje kunnen vormen), de meeste bommoeders blijken bij enig doorvragen in het geheel geen ideologische bezwaren tegen mannen erop na te houden, maar konden eenvoudig niet de ware vinden, en de woongroepen, tja. Daar blijkt de zaak spaak te lopen, wanneer er eenmaal een kind wordt geboren. De theorie leek glashelder: we delen met z'n allen de verantwoordelijkheid, we voeden het kind samen op. Zeggen ze in Afrika niet: it takes a whole village to raise a child? En vindt niet iedereen, Hillary Clinton incluis, dit een schitterend nastrevenswaardige gedachte? Oké, wij beginnen dan weliswaar niet met het hele dorp, maar met de hele woongroep. Wij zijn van zessen klaar. Maar al gauw komen er problemen: de echte ouders, vooral de moeder stelt zich te bezitterig op. Stiekem vindt ze bijvoorbeeld dat zij zelf, de moeder, het beste weet wat goed voor het kind is. En al die goedbedoelde adviezen van huisgenoten legt ze naast zich neer. De anderen, de niet-genetische ouders zal ik maar zeggen, hebben daar aanvankelijk wel begrip voor, maar na enige tijd komt er onvermijdelijk een moment, als papa z'n klaverjasavond heeft en mama naar college kunstgeschiedenis is, dat de draaier van de babydienst bij zichzelf denkt: 'potdorie, ik heb helemaal geen zin in 'wat doet het koetje, boeh, boeh'. Normaal gesproken krijgen mensen acht gulden per uur voor het verwisselen van luiers en het zingen van klap eens in je handjes. Waar ben ik eigenlijk mee bezig? Het is niet eens mijn eigen kind!' En binnen de kortste keren explodeert de woon-gemeenschap in voorspelbare fragmenten en betrekt het kerngezinnetje gekwetst een doorzonwoning in een nieuwbouwwijk.

Het gezin is verre van een bedreigde diersoort, het is eenvoudig even vitaal als altijd. Ik ken alle kritiek op het gezin als broeinest van incest, mishandeling en geestelijke verwaarlozing. Hoeveel boeken heb ik niet gelezen, waarin door woede gedreven schrijvers minutieus afrekenden met een helse jeugd? Maar met kaas ligt het precies zo: je hebt allerlei soorten kaas die stuk voor stuk lekker zijn. Sommige kazen zijn helaas besmet met de gemene listeria-bacterie. Als je daarvan eet, word je ziek, zwak en misselijk en sommige mensen gaan er zelfs aan dood. Dat is afschuwelijk, het zegt alleen niets over de wenselijkheid van kaas in het algemeen.

Alle incestverhalen ten spijt blijft nog steeds overeind staan dat de maatschappij plezier heeft van een goed functionerend gezin. Een goed functionerend gezin veroorzaakt geen last, zou je ook kunnen zeggen. Daar zijn de ouders bij machte om de problemen die kinderen nu eenmaal met zich meebrengen in de hand te houden en zelf op te lossen. In de 20ste eeuw heeft de maatschappij deze nuttige functie lange tijd erkend door gezinnen voordeeltjes te gunnen in de vorm van kinderbijslag, -aftrek of andere belastingextra'tjes. Liefde is weliswaar de eerste prioriteit in de kinderopvoeding, maar zonder geld bereik je toch niet veel. Met de groeiende individualisering brokkelden deze voordeeltjes langzaam af. Het is toch zo dat je geen kinderen hoeft te krijgen. Je doet het omdat je het leuk vindt. Waarom zou de maatschappij deze particuliere hobby gaan subsidiëren door er een fokpremie op te zetten? Een ander houdt tropische vissen of maakt graag survival-tochten in het regenwoud. Daar steekt de overheid toch ook geen geld in?

Het is deze houding van kinderen als hobby voor het particuliere gerief, die het paarse kabinet een jaar geleden ertoe bracht om de kinderbijslag terug te schroeven. Op de een of andere rare manier ging het ineens voor progressief door om ouders van kinderen gelijk te schakelen aan tweeverdienende yuppies. De ene groep geeft z'n geld uit aan kinderkleren en schoolgeld, de andere groep aan skivakanties en concertbezoek.

De solidariteit is intussen niet uit de samenleving verdwenen. Neem bijvoorbeeld de ziektekostenverzekering. Iedereen met een inkomen boven een bepaald minimum betaalt een solidariteitsheffing ten behoeve van de medische zorg voor de laagstbetaalden. Dat is een mooie zaak. Maar hoe werkt dat in de praktijk? Een samenwonend stel tweeverdieners betaalt twee keer solidariteitsheffing. Een gezin met hetzelfde inkomen dat daar ook drie kinderen van onderhoudt, betaalt vijf keer solidariteitsheffing. De kinderen zijn dus ook solidair.

Het is deze tendens van individualisering, waar gezinnen met kinderen een beetje genoeg van krijgen. De terugkeer van het gezin op de politieke agenda heeft dan ook niets te maken met een herwaardering van spruitjeslucht, maar alles met besteedbaar inkomen. Uiteindelijk dient het krijgen en opvoeden van kinderen een algemeen belang, namelijk de continuïteit van de maatschappij. Het is met andere woorden: geen hobby.

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan