Spring naar inhoud


Vrouwelijke stuntels

Beatrijs Ritsema

In het domein van de letteren leidt de tegenstelling tussen high brow en low brow tot meer frictie dan elders. In de beeldende kunst kijken critici niet neer op illustratoren en strips. Muziektheoretici laten André Rieu ongemoeid. Toneelvernieuwers doen niet denigrerend over de musicalsector van Joop van den Ende. Maar in de literatuur ligt dat anders. Het begint al bij leraren Nederlands – als het aan hen lag, zouden leerlingen nooit meer een boek van Yvonne Keuls, Tessa de Loo of Ronald Giphart op de lijst zetten. Niet literair genoeg. Tja, als je bedenkt dat misschien twintig procent van de bevolking echt hart voor de literatuur heeft, dan lijkt dit me toch wel een zware eis voor tienerlezers met honderd andere dingen aan hun hoofd.

Zo groot is de kloof tussen serieuze literatuur en populaire fictie dat toen een tijdje geleden een vertegenwoordiger van het ene kamp per ongeluk in het andere terecht kwam (Jonathan Franzen wiens Corrections door Oprah Winfrey tot boek van de maand werd verkozen), hij schielijk retireerde uit angst voor besmetting met populisme. Wie door de massa wordt omarmd valt kennelijk van zijn voetstuk bij de elite. Althans in de literatuur, want niemand doet schamper over Maria Goos, die met haar stuk Cloaca voortdurend uitverkochte zalen trekt. ‘De mensen’ willen best naar ‘het toneel’ – als er maar iets goeds te zien is.

Merkwaardig is ook het katten van literatuurminnende critici op de zogenoemde chicklit (satirisch-humoristische boeken over vrouwen die worstelen met de moderne eisen van liefde, carrière en kinderen). Dit genre, waartoe bijvoorbeeld Het dagboek van Bridget Jones behoort evenals Hoe krijgt ze voor het elkaar van Allison Pearson, werd in deze krant door Corine Vloet beschimpt als hersenverwekend (dom dus) en getuigend van vrouwelijke zelfhaat. Dit laatste omdat de hoofdpersonen stuntels zijn die voortdurend in nodeloze conflicten terechtkomen, wanneer werk en gezinsleven botsen. Ai, wanneer je hilarisch beschrijft hoe de boel in het honderd loopt wanneer de oppas zich ziek meldt, doe je dus al aan zelfhaat. Nu ligt zelfhaat aan de basis van veel werk van humoristen.Groucho Marx’ uitspraak ‘Ik zou nooit lid van een club willen worden die mij als lid wil aannemen’ is hiervoor exemplarisch. Goede humor heeft altijd iets zelf-ridiculiserends. De schlemiel is nu eenmaal leuker dan het machotype. De vrouw met een kwakje door baby uitgespuugde bananenprut op haar powerpakje is toch echt leuker dan het smetteloos sjieke vrouwelijke lid van de Raad van Bestuur, dat zonder een centje pijn door het glazen plafond is heengebroken.

In Allison Pearsons boek probeert de hoofdpersoon een bij de supermarkt aangeschafte appeltaart door enig stomp- en duwwerk het aanzien van een eigengebakken taart te geven om op die manier indruk te maken op de (niet-werkende) moeders op het schoolplein, een scène die ik persoonlijk vrij geestig vond, juist omdat dit gedrag zo ver gaat. Satire is overdrijving van iets wat in de werkelijkheid zit, en als het nergens op zou slaan, zou niemand geïnteresseerd zijn.

De chicklit is een populair genre, omdat de thematiek iets aanboort wat in brede kringen leeft, in ieder geval onder moderne duizendpootvrouwen. Maar van de feministisch-correcte critici mag dit genre niet populair zijn, omdat de maatschappij niet zo in elkaar hoort te zitten dat vrouwen er moeite mee hebben om hun kinderen aan babysitters uit te besteden. Vrouwen die hier wel over tobben zijn meelijwekkende figuren die door minderwaardige lectuur in hun achterhaalde masochisme worden gesterkt. Gelukkig kan de literatuur-elite zich over verhevener zaken buigen.

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan