Spring naar inhoud


Egocentrisch barpersoneel

Beste Beatrijs,

Ik ben een man van eind dertig en kom geregeld in een café met personeel dat vooral uit studentes (twintigers) bestaat. Het contact is altijd hartelijk. In de loop van de tijd hebben ze uitgebreid verteld over hun studies, vakanties, belevenissen en andere persoonlijke zaken. Het zit me dwars dat niemand belang stelt in mijn wederwaardigheden. Ze hebben nog nooit een vraag gesteld over bijvoorbeeld mijn werk of mijn interesses. Ze weten niets van me. Hoe kan ik op een aardige manier duidelijk maken dat belangstelling wederzijds zou moeten zijn? Of moet ik mijzelf beschouwen als een oudere man die alleen hoeft te zorgen voor een ruime fooi?

Eenrichtingsverkeer

Beste Eenrichtingsverkeer,

De relatie tussen barpersoneel en klanten is zakelijk van aard. De een schenkt drank, de ander drinkt het op en betaalt. Deze uitwisseling kan worden gecombineerd met koetjes, kalfjes en kwinkslagen. Het is voor de klanten prettig als het personeel een zekere geanimeerdheid aan de dag legt, althans niet chagrijnig is. Volgens de traditionele caféconventie impliceert aardigheid van het barpersoneel de bereidheid om te luisteren naar verhalen van de klanten (als het tenminste niet te druk is), maar niet om zelf die verhalen te houden. Voor de moeite van het luisteren kunnen zij dan rekenen op een iets hogere fooi. Het barpersoneel waar u mee te maken hebt gedraagt zich niet erg professioneel en ook niet erg aardig. Zij zouden de beleefdheid moeten opbrengen om de klanten niet over zichzelf door te zagen. Bedenk in ieder geval het volgende: noch de spraakzaamheid van het barpersoneel, noch het door u verlangde luisterend oor heeft iets te betekenen. De belangstelling voor de persoon achter de klant is even vluchtig als het schuim van uw biertje. Het personeel is niet in u geïnteresseerd, ga daar maar van uit! Voor het leggen van betekenisvolle contacten kunt u zich beter richten op de andere cafégangers.

Artikelen in Horeca.

Gelabeld met , .


Verkeerde uitspraak

Beste Beatrijs,

Ik kan me met plezier ergeren aan mensen die het woord ‘puzzel’ uitspreken als ‘puzel’. Nu kan ik me voorstellen dat zoiets er langzaam insluipt maar mijn klomp brak toen onze dochter recent de logopediste bezocht die ook van ‘puzels’ sprak. Ik begrijp natuurlijk dat de dame in kwestie op een puzzel doelt, maar toch zou ik haar graag willen verbeteren. Men spreekt immers ook niet van een baker wanneer men een bakker bedoelt. Mag ik hier wat van zeggen en hoe dien ik dat dan te brengen of moet ik er mijn schouders over ophalen?

Verkeerde uitspraak

Beste Verkeerde uitspraak.

Het woord ‘puzel’ kan evenals het woord ‘swieter’ (in plaats van ‘swetter’), ‘bleu bend’ (in plaats van ‘bloe bend’), ‘normalíter’ (in plaats van ‘normáliter’) sommige toehoorders tot innerlijke razernij brengen. De uitspraak is verkeerd en, wat nog veel erger is, wordt geassocieerd met ‘lage afkomst’. Doorgaans is het geen goed idee om mensen te corrigeren op hun woordgebruik, want dat maakt een pedante indruk. Of het nu gaat om de buurman, de juf van school of de logopediste – allen zullen zich gepikeerd voelen. De klassengebondenheid van deze fout maakt het extra moeilijk om als schoolmeester op te treden. Het is niet fijn om de aandacht te vestigen op milieuverschillen, dus raad ik u aan om het maar te laten zitten.

De enigen die u kunt corrigeren zijn uw eigen kinderen. Mogelijk hebt u nog wat vrienden, voor wie u zich niet in acht hoeft te nemen, met wie u vrijuit kunt bakkeleien over de vraag of je ‘nótulen’ of ‘notúlen’ moet zeggen. Bij het overige deel van de mensheid is verbeteren het sop de kool niet waard.

Artikelen in Taalgebruik.

Gelabeld met .


Geen gewoon Nederlands meisje

Over pakweg een jaar of veertig zit prinses Amalia op de troon. Het kind zit nu in groep drie en zal nog weinig benul hebben van wat haar boven het hoofd hangt, maar ze staat op de rails en de trein dendert door. Dat louter geboorte iemand voorbestemt tot een specifieke maatschappelijke positie past natuurlijk niet in het idee van de meritocratie. Iemands plaats op de statusladder zou alleen mogen afhangen van individuele verdiensten. Overigens is Amalia niet de enige die zich onttrekt aan het meritocratische model. Nog steeds hebben kinderen van welgestelde, goed-opgeleide ouders veel meer kans op goede banen en hoge inkomens dan kinderen uit lagere milieus. Laatstgenoemden kunnen ook hogerop komen, maar dat kost veel meer inspanning. Ook voor degenen zonder koninklijke bloede is de plaats waar de wieg heeft gestaan van grote invloed op de rest van het leven.

Maar alla, bij het voorbestemd zijn voor de troon ligt alles natuurlijk wel een graadje vaster dan bij de chirurgenzoon die zonder er veel denkwerk aan te besteden in de voetsporen van zijn vader treedt. Het achterhaalde van de monarchie zit dan ook vooral in de overerfbaarheid ervan: de erfenis staat bij geboorte vast en kan niet met goed fatsoen worden geweigerd. Er is geen keuzevrijheid. Bedankt de kroonprins(es) voor de eer, dan is de volgende in de lijn aan de beurt. Het systeem overwint altijd. Misschien hebben gewone mensen evenmin veel keuzevrijheid. Iemand die de schoenmakerij van z’n vader overneemt, kan net zo goed voornamelijk uit plichtsbetrachting handelen en zich daaronder beklemd voelen. Maar het hoeft niet. Als hij ten diepste niet wil, kan hij weigeren.

Toekomstige koningen en koninginnen kunnen zich dat niet permitteren. Het landsbelang! De traditie! Het volk! Die kun je niet zomaar in de steek laten om iets te gaan doen wat je zelf belangrijk vindt. Anti-monarchisten wijzen graag op het heerlijke leventje van ons vorstenhuis: luxe, weelderige banketten, de wereld rondvliegen op kosten van de overheid, interessante contacten met de internationale jetset, de beste plaatsen bij evenementen, nooit in de rij, een standaard hoffelijke bejegening, veel personeel dat de vervelende klusjes opknapt. Dat zijn zeker fijne perks. Daar staat tegenover dat de vorst niet vrijuit kan spreken en bij alles wat hij doet in de gaten wordt gehouden en kritiek kan verwachten.
Lang geleden had het nog wel wat om koning of koningin te zijn. Vóór vestiging van de sociaal-democratie en vóór de opkomst van de massamedia had een vorst macht. Hij moest regeren en had dus iets nuttigs omhanden. Verder kon hij zich incognito onder het volk begeven, als hij daar aardigheid in had. Of dat een veelvoorkomende praktijk was, weet ik niet, maar de vrijheid bestond in ieder geval voor een vorst om voor korte tijd als gewoon mens onder gewone mensen te verkeren. Macht uitoefenen is, op het benoemen van een formateur na, geschrapt uit de functieomschrijving en incognito in een café zitten is er al helemaal niet meer bij.

Wat overblijft is een decoratief baantje als troostrijk boegbeeld van de natie, goodwillkweker en lintendoorknipper. Gedrag en uitingen moeten aan strenge normen van politieke correctheid beantwoorden. Vakantiewoningen bouwen in corrupte derde-wereldlanden? Dat gaat mooi niet door! Máxima die vanuit de beste multiculturele bedoelingen het bestaan van ‘de’ (monolithische) Nederlandse identiteit ontkent krijgt de wind van voren. Zelfs als de koningin zich in haar kerstpreekje iets laat ontvallen over mensen die niet alleen maar op hun toetsenbord moeten rammen, maar ook in persoonlijk contact met de medemens moeten treden, gaat ze over de schreef, gezien de ridiculisering van deze onschuldig pastorale boodschap in de media. Intussen proberen de roddelbladen elk snippertje privéleven met foto’s te betrappen en worden de wederwaardigheden van de koninklijke familie ter vermaak van het volk omgezet in een reeks van semi-gefictionaliseerde toneelstukken en tv-series. Het hoort nu eenmaal bij de baan om dit te ondergaan.

Hoe comfortabel en luxueus ook, met zo’n voorbestemd leven zit je in de val. Van werkende vrouwen tot en met zorgbehoeftige oudjes, iedereen in deze maatschappij omarmt het adagium van de keuzevrijheid en de zelfbeschikking. Behalve de vorst die aan een atavistische geboorteplicht moet voldoen. Bevrijd Amalia en schaf de poppenkast af.

Artikelen in Column.


Uitnodigingsbeleid

Beste Beatrijs,

Mijn vriendin en ik geven binnenkort een feest ter ere van onze verjaardagen en omdat we tien jaar bij elkaar zijn. We hebben allebei een uitgebreid sociaal netwerk. Er komen dus veel mensen in aanmerking om uit te nodigen. Een zaaltje huren vinden we niet zo gezellig, maar ons huis, waar we het feest willen houden, is niet heel groot. We hebben de lijst van vrienden en kennissen doorgenomen en bekeken wie we wel en wie we niet zullen uitnodigen. Mijn vraag: hoe onbeleefd is het om kennissen niet uit te nodigen voor zo’n feest? Moeten wij die kennissen een verklaring geven voor het niet uitnodigen?

Te veel gasten

Beste Te veel gasten,

Wanneer u van plan bent om een substantieel feest te geven, is het niet verstandig om al te scherp te selecteren. Voor zo ver uw vrienden en kennissen elkaar onderling kennen, bestaat er een gerede kans dat zij met elkaar over het op handen zijnde feest zullen komen te spreken, bijvoorbeeld om te overleggen over cadeautjes. Vervolgens ontstaat de pijnlijke situatie dat iemand erachter komt dat hij/zij niet is uitgenodigd en de anderen wel. Zoiets zal men u niet in dank afnemen. U kunt wél besluiten om een hele groep tegelijk niet uit te nodigen, bijvoorbeeld uw teamgenoten van de volleybalclub, maar zwijg dan over het feest als zodanig. Als u van tevoren tegen bepaalde kennissen gaat zeggen dat u hen niet gaat uitnodigen omdat uw huis te klein is, zullen ze dat ogenschijnlijk beleefd aanhoren (‘Nee, joh, geeft niks, begrijp ik best’), maar ze zullen zich nog steeds gepikeerd voelen. Zou u het leuk vinden om van een kennis te horen dat hij een feest ging geven, maar dat hij nu eenmaal ergens een grens moet trekken en dat u er helaas net buiten valt? Dan zou u ook denken: waarom neemt hij de moeite om mij op de hoogte te brengen van een feestelijke bijeenkomst waar ik niet eens welkom ben?

Ik raad u daarom aan om alleen die mensen niet uit te nodigen, van wie u zeker weet dat ze niet van anderen zullen horen dat u een feestje geeft, of dat het hen, als ze er toch lucht van krijgen, onverschillig laat dat ze niet zijn uitgenodigd. Mensen die u in geen tijden hebt gesproken, mensen die ver weg wonen, zakelijke contacten of niet-dichtbije collega’s kunt u makkelijk van de gastenlijst verwijderen zonder repercussies voor uw relatie met hen. Het is niet erg als u ondanks deze schifting nog steeds meer mensen overhoudt om uit te nodigen dan u kunt herbergen. Nodig gewoon iedereen uit die u aardig vindt en die u er graag bij wilt hebben en bedenk dat van de totale gastenlijst altijd een kwart tot een derde niet komt opdagen wegens verplichtingen elders, ziekte of geen zin. Zelfs als de opkomst hoger blijkt dan je volgens deze vuistregel kan verwachten, geeft dat niet, want een vol feest vinden gasten altijd geanimeerder en geslaagder dan een minder vol feest.

Artikelen in Festiviteiten.

Gelabeld met .


Mag ik mijn vriend ‘mijn man’ noemen?

Beste Beatrijs,

Mijn vriend en ik (vrouw) hebben sinds kort een geregistreerd partnerschap. Voorheen stelde ik hem aan andere mensen voor als ‘mijn vriend’ of ik noemde alleen zijn naam. Als je trouwt ben je man en vrouw. Ik wil mijn partner niet meer als ‘mijn vriend’ voorstellen. Het liefste zou ik hem ‘mijn man’ willen noemen. Mag dit wel volgens de regels of is het heel raar?

Van vriend naar man

Beste Van vriend naar man,

Ja hoor, u mag hem best als ‘mijn man’ aanduiden. Het is niet gebruikelijk om in de omgang met andere mensen verschil te maken tussen degenen die getrouwd zijn en degenen die een vorm van geregistreerd partnerschapschap hebben gesloten. U hebt met andere woorden niet de plicht om anderen mee te delen welke formele status uw relatie heeft. Ook mensen die hun relatie in geen enkel opzicht bij de overheid hebben geaccrediteerd mogen in de informele sfeer van ‘mijn man’ of ‘mijn vrouw’ spreken, als ze daar aardigheid in hebben.

Artikelen in Taalgebruik.

Gelabeld met .


Onaardig kind

Beste Beatrijs,

Al vele jaren heb ik een goede vriendin die op latere leeftijd (alleenstaande) moeder is geworden. Ik kom regelmatig bij haar op bezoek. Haar zoontje is nu drie jaar. Sinds het kind een beetje kan praten, maakt hij opmerkingen tegen mij in de trant van ‘Jij mag hier niet komen’ of ‘Jij bent stout’. Mijn vriendin hoort dit gewoon aan en besteedt er geen aandacht aan. Ik geef het kind genoeg aandacht door met hem te praten en te spelen. Ik vraag me af waar dit gedrag vandaan komt. Is het jaloezie omdat het kind tijdens mijn aanwezigheid niet de volle aandacht van zijn moeder krijgt? Het begint me toch wel te storen en ik merk dat ik minder zin heb om bij mijn vriendin langs te gaan. Zal ik deze kwestie met haar bespreken of krijg ik dan ruzie omdat ik aanmerkingen maak op haar kind?

Kind is jaloers

Beste Kind is jaloers,

Bespreken lijkt me beter dan negeren. Het is waar dat mensen andermans kinderen niet moeten afkammen en die invalshoek raad ik u dan ook af. U zou iets over uw eigen onbehagen kunnen zeggen en dat zit ’m in dit geval eerder in de lakse houding van uw vriendin dan in het gedrag van haar kind. Probeer voor de volgende ontmoeting voor de verandering eens ergens anders zonder kind erbij af te spreken. Als uw vriendin tegenstribbelt wegens oppasproblemen, kunt u haar zeggen dat u het gevoel hebt niet welkom te zijn bij haar kind. U legt uit dat haar kind meer dan eens heeft laten blijken dat hij u liever kwijt dan rijk is, en dat u dus om hem te sparen liever ergens anders afspreekt. Uw vriendin zal dan wel zeggen dat haar zoontje helemaal geen hekel heeft aan u. Dát is het moment waarop u aan haar kunt vragen of ze haar zoontje wil corrigeren als hij hatelijke opmerkingen aan uw adres maakt, omdat u dat niet fijn vindt om te horen, of hij het nu meent of niet. Door uw eigen ongemak op een vriendelijke manier aan de orde te stellen helpt u uw vriendin bij de zware taak om in haar eentje een kind op te voeden.

Artikelen in Kinderopvoeding, Visite.

Gelabeld met , .


Onder het vergrootglas

De gemeente Amsterdam begint binnenkort op een vijftal basisscholen een proef met het screenen van leerlingen op psychosociale problemen. Ouders en leerkrachten moeten vragenlijsten over kinderen invullen die door deskundigen geanalyseerd zullen worden. Bedoeling is om gedragsstoornissen, hyperactiviteit, depressie, angsten en eenzaamheid bijtijds te ontdekken, zodat kinderen later niet zullen ontsporen hetzij in psychiatrische aandoeningen, hetzij in de criminaliteit. Geschat wordt dat vijftien procent van de kinderen in de gevarenzone verkeert.

Naast alle onderwijsinhoudelijke testen van het leerlingvolgsysteem, de medische check-ups van consultatiebureau of schoolarts, moeten kinderen zich nu dus ook onderwerpen aan een periodiek onderzoek naar hun psychische gezondheid. Je moet er niet aan denken hoeveel mankracht, formulieren en beoordelingstijd er heen zullen gaan met deze exercitie. En dat terwijl de wachtkamers bij Jeugdzorg overvol zitten en elke schoolklas sowieso een paar kinderen-met-gebruiksaanwijzing herbergt. Alsof de hulpverlening om klantjes verlegen zou zitten!

Screening is bij de overheid heel populair. Het geldt samen met voorlichting als een ideaal preventie-instrument. Wie kan er tegen het idee ‘voorkomen is beter dan genezen’ zijn? Voor het opsporen van lichamelijke mankementen, zoals beginnende borst- of baarmoederhalskanker of zeldzame stofwisselingsziekten bij zuigelingen, heeft screening zeker zijn nut bewezen en een substantieel aantal levens gered. Maar resultaten, geboekt op het lichamelijk vlak, bieden geen garantie voor het mistige terrein van de psychosociale problematiek. Het is al moeilijk om de vlekjes op een mammogram te beoordelen, laat staan de data-chaos die een vragenlijst naar geobserveerd gedrag en afgeleide gevoelens oplevert. Daar kan alleen maar onzin uitkomen, lijkt mij.

Als iets via screening moet worden opgespoord, dan is het kennelijk niet manifest genoeg om met het blote oog waar te nemen. Maar de symptomen van psychosociale aandoeningen (bijvoorbeeld agressie van een kind of teruggetrokkenheid of de clown uithangen) hoeven niet op iets serieus te duiden. Het onaangepaste gedrag kan net zo goed iets tijdelijks zijn, wat door extra aandacht van opvoeders of vanzelf weer kan verdwijnen. Met een screening wordt iets gemeten, waarvan niet op voorhand duidelijk is wat het betekent.

Normaal gesproken komt een kind in de hulpverleningsmolen terecht omdat zijn ouders problemen ervaren in de opvoeding of zich zorgen maken over het welzijn van hun kind. Ook komt het voor dat de leerkracht bepaalde abnormaliteiten waarneemt in het gedrag of andere aanhoudende tekens dat er iets mis zit: kind ligt slecht in de groep, kan het onderwijs niet bijbenen, is ongemotiveerd, apathisch, trekt te veel aandacht of ligt dwars. Als het de leerkracht niet lukt om dit bij te sturen, moet er met de ouders worden overlegd en eventueel naar professionele hulpverleners worden doorverwezen. Deze route wordt honderden misschien wel duizenden keren jaarlijks afgelegd in Nederland. Met alle andere kinderen is niets aan de hand, zou je denken, behalve de incidentele narigheid, waar elk kind wel eens last van heeft maar die vanzelf weer overgaat en waar in ieder geval geen professionals aan te pas hoeven te komen. Maar nee, volgens de gemeente Amsterdam is er in zodanige mate sprake van verborgen psychosociaal disfunctioneren (als een tikkende tijdbom) dat collectieve screening geboden is. Alle kinderen onder de loep!

Waar dat toe leidt is behoorlijk voorspelbaar. Een zwik vals positieve resultaten: ouders en leerkrachten die op te veel slakken zout leggen door onaangepast gedrag van het kind te problematiseren en te medicaliseren in plaats van het te corrigeren. Een zwik vals negatieve resultaten: ouders die niet meewerken en voor zover ze wel meewerken op een ontkennende, botertje aan de boom manier. En natuurlijk een aantal terecht opgespoorde probleemgevallen, waarvoor – als het zo duidelijk ligt – iemand al veel eerder aan de bel had moeten trekken.
Ten koste van veel overheidsinspanning wordt op die manier vooral het bekende boven water gehaald. Zowel de onthullende als de betekenisloze resultaten worden natuurlijk opgeslagen in de individuele kinddossiers, zodat een episode van bijten tijdens de kleuterperiode een kind zal kunnen blijven achtervolgen. Elke leerkracht die het dossier openslaat is gewaarschuwd: pas op, crimineeltje in de dop!

Artikelen in Column.


Het eigendom van dementen

Beste Beatrijs,

Kort geleden was ik op bezoek bij een oude, nooit getrouwde dame die aan Alzheimer lijdt en in een verpleeghuis zit. Toen ze haar huis verruilde voor een kamer moest er heel veel weg. Al haar mooie spulletjes, waaronder zilver, kristallen glaswerk en sieraden, verdeelden de neven en nichten onder elkaar. Tijdens ons gesprek miste ze haar bontjasje en haar sieraden en ze vroeg aan haar neef waar alles gebleven was. ‘Het is verdeeld onder de familie,’ was het antwoord, waarop ze verontwaardigd zei: ‘Maar ik ben toch nog niet dood?’ De neef sprak namens allen zijn zorg uit over eventuele diefstal van de sieraden. ‘Ik kan niet eens een ketting omdoen of een paar oorbellen dragen!’ klaagde ze. Ik vond het triest en raadde haar aan het onderwerp nog eens ter sprake te brengen met haar familie. ‘Mag een familie zich dat wel op voorhand toe-eigenen?’ vroeg ik me af, toen de neef mij later verzekerde dat ze het over vijf minuten vergeten zou zijn.

Verdwenen sieraden

Beste Verdwenen sieraden,

Het probleem met Alzheimer-patiënten is dat zij het leven niet meer kunnen overzien. Deze dame is niet voor niets in een verpleeghuis opgenomen. De zorg voor zichzelf wordt haar aldus uit handen genomen. De persoon verkeert in veiligheid, maar de bezittingen niet. Diefstal in zorginstellingen komt voor. Niet systematisch, maar wel incidenteel. En anders gebeurt het wel dat demente patiënten zelf voor Sinterklaas spelen. Omdat ze geen besef meer hebben van de waarde, kunnen ze zo een diamanten ring weggeven aan een uitzendkracht die aardig voor hen is geweest (en dit vervolgens onmiddellijk vergeten). Natuurlijk mogen die geschenken niet worden aangenomen, maar het gebeurt wel. Voor de opvatting ‘dement of niet, mensen mogen zelf beschikken over hun eigendom,’ valt best iets te zeggen, maar familieleden hebben ook een punt als ze denken: daar gaat de erfenis! Hoe bevoogdend ook, het is niet ongebruikelijk dat waardevolle spullen van demente patiënten op voorhand worden verdeeld om te voorkomen dat een en ander in het ongerede raakt.

Als een Alzheimer-patiënt volwassen kinderen heeft die regelmatig op bezoek komen, kunnen die ervoor zorgen dat Mama’s favoriete ketting of oorbellen in haar bezit blijven. Zij kunnen ook controleren dat ze deze draagt of dat ze in een bepaald laatje liggen. Demente patiënten zonder kinderen hebben het in dit opzicht moeilijker. Ze hebben niemand die dichtbij genoeg staat om dit soort details in de gaten te houden. U hebt tegen deze dame gezegd dat zij moet protesteren over deze gang van zaken. Maar waarschijnlijk heeft haar neef gelijk dat zij vijf minuten later is vergeten waar zij zich net nog over opwond. U bent een buitenstaander. U kent haar exacte conditie niet. U weet niet wat een tijdelijke klacht van iemand bij wie u toevallig op bezoek bent waard is. Het gaat nogal ver om de goede trouw van de familie die haar belangen behartigt in twijfel te trekken. Ik denk dat u zich hier beter niet mee kunt bemoeien.

Dat wil allemaal niet zeggen dat u zich niets hoeft aan te trekken van  het verdriet van deze dame. Het is vreselijk om op het einde van je leven in verwarde toestand in een inrichting te moeten eindigen. Dat is een groter probleem dan die verdwenen oorbellen of kettingen. In plaats van u zorgen te maken over haar bezittingen, kunt u beter af en toe deze dame bezoeken en proberen om het voor een uurtje of wat gezellig voor haar te maken.

Artikelen in Familie, Ziekte.

Gelabeld met , , .


Vervelende vriendin

Beste Beatrijs,

Ik (man, 28) woon bijna twee jaar samen met mijn vriendin. Het geval wil dat zij een vriendin heeft die regelmatig langskomt. Op zichzelf een beste meid maar ze heeft een ongelooflijk grote mond en zoekt altijd de confrontatie. Als mevrouw iets niet bevalt, dan krijg je het voor je kiezen. Mijn partner is in mijn ogen veel te lief door niet tegen haar in te gaan, wat ik dus wel doe. Het liep laatst zo hoog op, nota bene tijdens mijn vriendins verjaardag, dat ik mijn bekomst van haar heb. Hoe moet ik hiermee omgaan? Mijn relatie is verder heel goed en ik wil haar niet verbieden om met die vriendin om te gaan als zij dat zelf nog wel wil.

Belaagd in eigen huis

Beste Belaagd in eigen huis,

Praat er gewoon over met uw vriendin! U kunt toch wel tegen haar zeggen dat u niet zo dol bent op deze ruziezoekster? Misschien krijgt uw vriendin langzamerhand ook genoeg van deze vriendschap en kan ze een beetje dimmen met de contacten. Stel anders voor dat uw vriendin wat vaker buitenshuis afspreekt met haar. Of ga zelf de deur uit en spreek met een vriend af, wanneer de helleveeg weer eens op de agenda staat. Of neem de wijk naar tv- of computerscherm en zet een koptelefoon op, als zij bij u over de vloer is. U hoeft niet mee te doen aan het gesprek tussen de twee vriendinnen.

Artikelen in Visite, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .