Spring naar inhoud


Het tiende gebod biedt zelfbescherming

De kernachtige formulering geeft de oud-testamentische tien geboden een patina van eeuwigheidswaarde. Hier is de kracht van de eenvoud aan het werk. Steeds opnieuw proberen filosofen en maatschappijcritici de relevantie ervan voor het veranderde dagelijkse leven vast te stellen. In hun onlangs verschenen boek Erfenis zonder testament nemen Hans Achterhuis en Maarten van Buuren elk vijf geboden voor hun rekening en ik stortte me onmiddellijk op hoofdstuk 10, omdat dat een nieuwsgierig makend motto van René Girard had meegekregen: ‘Het enige gebod dat onmogelijk kan worden opgevolgd’. Aan de orde is het tiende gebod, toevallig ook mijn favoriet: ‘Gij zult niet begeren’.

Wat komt filosofie toch vaak neer op semantische woordspelletjes. Nogal wiedes dat de opdracht om niet te begeren onmogelijk te volbrengen is, maar zo staat het helemaal niet in de oorspronkelijke tekst. Er staat nadrukkelijk: Gij zult niet begeren het huis van uw naaste, noch zijn akker, noch zijn vrouw, noch zijn ezel, noch een hele riedel andere bezittingen die ik verder niet ga opnoemen. Essentieel in het tiende gebod zijn de bezittelijke voornaamwoorden. Het gaat om specifieke mensen of objecten die tot het eigendom van de naaste behoren, waar niet naar gesmacht mag worden. Er staat niet: Gij zult niet begeren een huis, een vrouw, een ezel zoals of in de trant van die van mijn buurman. Als je ziet dat je beste vriend of je broer een lieve vriendin heeft gevonden of een mooi huis heeft gekocht, mag je best voor jezelf ook een fijne relatie of betere woonomstandigheden begeren. Het gaat erom dat je niet dat specifieke vriendinnetje wil hebben/ afpikken of je vriend zijn gelukje op de woningmarkt misgunt.

Het tiende gebod gaat over jaloezie en afgunst, niet over begeertes en verlangens in het algemeen. Iets op een jaloerse of afgunstige manier begeren impliceert dat de wereld een zero-sum-game is. Het aantal begeerlijkheden is schaars, er is maar één vrouw, één villa, één dure auto de moeite waard en omdat je naaste dat in zijn bezit heeft, wil je het zelf hebben. Een denkfout, want in werkelijkheid lopen er ontelbare vrouwen rond om iets moois mee te beginnen, en als je je zinnen hebt gezet op een comfortabel huis of een gelikte auto, zou je hard kunnen werken om het geld bij elkaar te scharrelen. Het feit dat je naaste beschikt over diverse begeerlijkheden zegt niets over je eigen falen of succes om een en ander te verwerven. De enige die geschaad wordt met afgunst is de afgunstige zelf die zijn geestesgesteldheid vergiftigt met zijn stiekeme geloer naar anderen die meer hebben dan hij.

Het verbod op jaloezie en afgunst is geen verbod op het verlangen naar lotsverbetering.

Het bijzondere van het tiende gebod is dat het in zelfbescherming voorziet. In tegenstelling tot de andere negen die allemaal dienen ter protectie van ofwel God ofwel de medemens heeft het tiende gebod het welbevinden van het individu op het oog. Als je je eraan houdt, ben je een vrijer, onafhankelijker persoon die zich minder snel van de wijs laat brengen door willekeurige begeerlijke bezittingen van de buurman. Wat overigens niet betekent dat strijd tegen een onrechtvaardige maatschappelijke verdeling van geld en goederen taboe is. Er staat nergens in de tien geboden dat je geen vakbond mag oprichten om hogere lonen af te dwingen. Het verbod op jaloezie en afgunst is geen verbod op het verlangen naar lotsverbetering. Dat de ideeën en ambities voor een beter leven afkomstig zijn van andere mensen spreekt vanzelf. Mensen spiegelen zich aan andere mensen en niet aan poema’s. Ophouden met begeren in het algemeen kan nooit een oplossing zijn, want begeren staat gelijk aan willen en wie niets (meer) wil is z’n vitaliteit kwijt. Die kan net zo goed meteen in zijn graf gaan liggen. Dat kan niet de bedoeling zijn van het tiende gebod.

Artikelen in Column.


Overheersende schoonmoeder

Beste Beatrijs,

Mijn schoonmoeder bemoeit zich met de opvoeding van mijn dochter van twee. Ze geeft niet alleen mij doorlopend ongevraagd advies, maar corrigeert ook mijn dochter. Ik heb geen probleem met regels die bij haar thuis gelden, zoals geen schoenen op de bank, maar haar commentaar raakt elke facet van de opvoeding: vanaf hoe mijn kind moet eten tot de manier waarop ik haar in bad doe. Verder verbiedt ze mijn dochter doorlopend dingen, zoals ‘niet rennen, want dan val je’ en haalt bijvoorbeeld al haar eten weg als ze een onderdeel niet lekker vindt. Dit alles terwijl ik er naast zit. Het is altijd al gebeurd, voor ik iets kan doen. Mijn man ziet het ook en zegt er wat van, maar het helpt niet veel. Bovendien doet ze het vooral als hij er niet bij is. Inmiddels bezoek en ontvang ik mijn schoonouders met steeds meer tegenzin. Ik wil niet dat mijn dochter zo behandeld wordt. Het geeft mij het idee dat wij onze dochter niet goed opvoeden. Wat kan ik hier aan doen? Ik ben bang dat ik binnenkort uit mijn vel spring met de nodige kwetsuren tot gevolg.

Schoonmoeder gaat te ver

Beste Schoonmoeder gaat te ver,

Het is tijd voor een openhartig gesprek met uw schoonmoeder. Om te voorkomen dat u als schoondochter (koude kant) de kwaaie pier wordt, is belangrijk dat uw man erbij is. Misschien moet hij zelfs wel het woord voeren, in ieder geval het gesprek openen.

Neem eerst met uw man door welke concrete grieven u naar voren wilt brengen. De algemene boodschap moet zijn dat u en uw man het niet fijn vinden als oma andere regels voor uw kind hanteert dan uzelf. Geef voorbeelden: over eten, over in bad gaan, over slapen. Zeg vervolgens dat de voortvarendheid waarmee oma te werk gaat (te strenge regels, te snel met verbieden, te veel correcties van uw kind) de ouders ondermijnt. Maak het verschil duidelijk tussen regels die in haar huis gelden (geen schoenen op de bank, niet rennen in de huiskamer) en de opvoedingsregels die uzelf als ouders hanteert. In haar eigen huis stelt zij natuurlijk haar eigen regels, maar voor de grote lijn van de opvoeding ligt het gezag bij de ouders. Breng uw klachten op een vriendelijke, rustige manier onder haar aandacht.

Als uw schoonmoeder een beetje gezond verstand heeft, zal zij uw klachten serieus nemen en beterschap beloven.

Als uw man het te moeilijk vindt om zijn moeder hierop aan te spreken, moet u het zelf doen, want u bent degene die het meeste lijdt onder haar gedrag. Nog steeds is het heel belangrijk dat uw man erbij is en u steun geeft, zodat zijn moeder ziet dat u een front vormt. En dan is het afwachten hoe ze reageert. Als uw schoonmoeder een beetje gezond verstand heeft, zal zij uw klachten serieus nemen en beterschap beloven. De impliciete dreiging van uw hartige woordje zal haar niet ontgaan: als ze niet inbindt met haar opvoedingsbemoeienis, als ze u niet erkent als de baas, kan ze een leuke relatie met haar kleinkind wel vergeten.

Wat haar ongevraagde adviezen betreft: Zeg gewoon ‘ja, ja’ tegen haar en leg naast u neer wat u niet kunt gebruiken.

Artikelen in Schoonfamilie.

Gelabeld met .


Patiënten tutoyeren

Beste Beatrijs,

In ons gezondheidscentrum hebben wij een nieuwe assistente van 23 jaar. Zij tutoyeert bijna alle patiënten. Ik wil haar hierover aanspreken, maar merk dat ik geen goede richtlijn kan noemen en die heeft zij nodig, omdat zij niet aanvoelt wat – volgens mij – correct is. Met de andere assistentes heb ik deze problemen niet, zij spreken veel mensen met u aan, maar maken ook – terechte – uitzonderingen. Heeft u een suggestie hoe ik dit aan kan pakken?

Patiënten tutoyeren

Beste Patiënten tutoyeren,

De algemene regel zou moeten luiden dat assistenten alle patiënten met ‘u’ aanspreken behalve kinderen en tieners. Bespreek dit met de nieuwe assistente. Laat haar geen uitzonderingen maken. Voor iemand die geneigd is iedereen te tutoyeren is het makkelijker om volledig naar ‘u’ over te schakelen dan elke keer te moeten nadenken of ze een ‘je’ of een ‘u’ voor zich heeft staan of aan de telefoon heeft. Leg haar uit dat de omgang met patiënten een zakelijk en formeel karakter heeft, dat er vele patiënten zijn die er geen prijs op stellen om door een jonge vrouw familiair benaderd te worden, dat er ook patiënten zullen zijn die dat best vinden, maar dat het gewoon makkelijk is om voor iedereen dezelfde (zakelijke) omgangsvormen in acht te nemen. Het zal even wennen zijn voor de assistente, maar na een week is het ‘u’ zeggen geautomatiseerd en gaat het vanzelf.

Artikelen in Aanspreken en begroeten, Zakelijke relaties.

Gelabeld met .


Gebrouilleerde gasten

Beste Beatrijs,

Ik organiseer een verjaardagsfeest voor een vriendin die 65 wordt. Op haar verzoek nodig ik vrienden en kennissen uit onder wie ook een aantal van lang geleden. Ze hebben elkaar tientallen jaren niet meer gezien. Na telefonisch contact hoor ik dat sommigen met één van hen gebrouilleerd zijn. Passeer ik betrokkene of nodig ik toch iedereen uit en bekijken we wel hoe het loopt? Ik overweeg om een briefje bij de uitnodiging te doen waarop ik schrijf wie er zijn uitgenodigd en de mededeling dat we niemand willen passeren en de keuze bij de genodigden laten. Ik wil aan de ene kant andermans probleem niet oplossen maar word gespannen als ik bedenk dat het tijdens het feestje kan gaan clashen.

Bang voor aanvaringen

Beste Bang voor aanvaringen,

Het is heel eenvoudig: de jarige bepaalt de gastenlijst en hoeft zich verder niet te bekommeren over de vraag of de gasten het onderling met elkaar kunnen vinden. De uitnodiging gaat naar mensen die elkaar uit een ver verleden kennen. Sommige van hen zijn gebrouilleerd met één andere genodigde. Dat is hun probleem en niet van de jarige en al helemaal niet van u als organisator. Als bepaalde gasten een hekel hebben aan één specifieke persoon is het enige wat ze hoeven te doen zich niet met hem of haar te bemoeien. Er zullen genoeg andere mensen aanwezig zijn om een gezellige tijd mee te hebben. Er is geen enkele reden om net met die ene persoon ruzie te gaan maken of een scène te schoppen. Ik raad de jarige en u aan om alles op z’n beloop te laten, geen waarschuwingen van te voren uit te delen, ook geen gastenlijst rond te sturen en erop te vertrouwen dat de welwillendheid zal zegevieren. Beleefde mensen gebruiken andermans feestje niet om oude ruzies op de spits te drijven.

Artikelen in Verjaardag, Visite.

Gelabeld met .


Kortzichtig moederschap

In de huis-, tuin- en keukencolumnistiek vormt de afdeling ‘klagen over het moederschap’ een aparte niche. Enerzijds regeert de komische hyperbool: kleine kinderen doen ergere dingen dan je ooit voor mogelijk had gehouden, projectielbraken op je nette kantoor-outfit bijvoorbeeld of door gesprekken heen krijsen, waardoor je ze ‘Achter het behang’ zou willen plakken (zo heette de rubriek in een inmiddels opgeheven opvoedingstijdschrijft, waar lezers treffende ervaringen naar toe konden sturen). Anderzijds mag de toon niet te schril worden. De klaagster (je leest zelden een man die het genre beoefent) mag nog zo haar best doen om de verschrikkingen van het moederschap herkenbaar voor het voetlicht te brengen, het is niet de bedoeling dat het echt pijnlijk wordt en al helemaal niet om twijfel te zaaien over haar geschiktheid voor deze slopende taak. Daarom zit in elk klaagstukje een draai à la: oké, het zijn monsters, maar mijn liefde voor hen gaat torenhoog en mijlendiep. Die combinatie van klagen en liefdesbetuiging heeft iets onuitstaanbaar kokets.

Laatst stond er weer een nieuwe aflevering in dit beproefde genre in het Volkskrant Magazine vol opperste en licht verongelijkte verbazing over de totaal nieuwe wereld waarin de schrijfsters zich na hun bevalling (ook al veel erger en pijnlijker dan hen was voorgespiegeld) en in de daarop volgende jaren bleken te bevinden. Ze leden aan slapeloosheid, ze hadden moeite met de combinatie kinderen en werk, ze konden nooit eens rustig met een vriendin praten, kortom ze waren de regie over hun leven kwijt. Niemand had hen erop voorbereid dat het zo vreselijk zou zijn. Ik moet er bij zeggen dat de voorbeelden van ‘achter het behang’ niet allemaal even sterk waren. Hoe onthand kun je zijn als je een peuter op een loopfietsje meeneemt naar de supermarkt, terwijl hij er op de terugweg niet meer op wil, en jij dus de boodschappentassen èn het fietsje moet dragen?

Geen wonder dat jonge moeders zichzelf rijp maken voor het gesticht.

Dit is natuurlijk geen voorbeeld van weerspannig peutergedrag, maar van kortzichtig moederschap. Nooit iets mee naar buiten nemen wat verloren kan raken (favoriete knuffels) of wat de begeleider zelf moet gaan sjouwen omdat het kind er al na twee minuten genoeg van krijgt – is zo ongeveer regel één van zelfbeschermend ouderschap. Hetzelfde geldt voor boterhammen in een speciale door het kind gewenste vorm snijden en razernijaanvallen over je heen krijgen als je het anders doet. Tja, als ze het er zo aan toe laten gaan, is het geen wonder dat jonge moeders zichzelf rijp maken voor het gesticht.

Toch is dit geklaag niet alleen maar aanstellerij. Van de week las ik over een demografisch onderzoek dat gehouden is onder 2000, bij aanvang van de studie kinderloze, Duitsers die gedurende een aantal jaren gevolgd werden. Van alle gebeurtenissen met een grote impact, zoals ontslagen worden en scheiden van je partner bleek het krijgen van een eerste kind het slechtste uit te werken op het algemene gevoel van welbevinden. Een jaar na de geboorte waren mensen (niet alleen moeders) zelfs ongelukkiger dan degenen die te maken kregen met de dood van hun partner!

Waar komt dit collectieve, hysterische ongeluk vandaan? Vroeger, toen jonge vrouwen rechtstreeks uit huis trouwden, waren ze zo blij dat ze eindelijk onder hun ouderlijk regime uit waren, dat ze er niet over piekerden om zich door hun kleine kinderen de wet te laten voorschrijven. In deze tijd na een lange periode van onafhankelijkheid en doen waar je zin in hebt, weten jonge moeders best dat de komst van een baby hun leventje ingrijpend zal veranderen. Ze weten dat een baby een tiran is met dwingende behoeftes die om bevrediging schreeuwen. Van de weeromstuit slaan ze door in dienstbaarheid. Met funeste gevolgen voor het eigenbelang dat geheel ondergesneeuwd raakt. Laat om te beginnen dat loopfietsje eens thuis. Daar krijgt een kind heus geen trauma van.

Artikelen in Column.


Een penetrante zweetgeur

Beste Beatrijs,

Als voorzitter van een mannenkoor krijg ik na afloop van de repetitie een wanhopige collega-zanger bij me. Hij zegt: ‘Ik houd het niet meer uit naast Karel. Hij stinkt verschrikkelijk naar zweet, elke week weer. Kun jij dat niet eens met hem bespreken?’ De collega heeft gelijk: deze man verspreidt een zeer penetrante zweetgeur. De zaak gewoon met Karel bespreken vind ik vreselijk moeilijk. Misschien zegt hij beledigd op, als ik het zeg, en het koor kan hem niet missen, hij zingt heel goed en er zijn al zo weinig hoge tenoren. Maar als ik het niet doe, zal het klagende koorlid misschien bedanken en hem kunnen we ook eigenlijk niet missen. Hebt u misschien een oplossing?

Als een collega stinkt

Beste Als een collega stinkt,

U bent de voorzitter van het koor, dus u bent de aangewezen persoon om met Karel een gesprek te voeren. Er is geen andere manier om dit probleem op te lossen. Ik begrijp dat u ertegen opziet, want het is bij uitstek een onprettig onderwerp en het is heel vervelend om in iemands privé zone te treden, maar het moet gebeuren.

Door uw eigen neus als getuige op te voeren haalt u de klachten uit de anonieme sfeer.

Schiet hem aan na de repetitie en neem hem even apart. Het gesprek kan overal plaatsvinden, zolang het maar even rustig onder vier ogen is. Vertel hem dan dat hij zich ongetwijfeld nergens van bewust is, maar dat u hem wil attenderen op een probleem met zijn lichaamsgeur: dat hij een geur van zweet en ongewassen kleren verspreidt. Niet incidenteel, maar structureel. Zeg dat u op dit moment die geur ook ruikt. Door uw eigen neus als getuige op te voeren trekt u het probleem in het hier en nu. Karel kan dan niet meer ontkennen.

Het gesprek moet staan in het teken van waarschuwen en hulpverlening. De toon moet vriendelijk zijn en niet aanvallend. Leg uit dat u hem ervoor wil behoeden dat mensen hem mijden vanwege zijn lichaamsgeur. Afgezien daarvan is het natuurlijk echt lastig voor de koorleden om zich op het zingen te concentreren, terwijl ze afgeleid worden door een onprettige geur. Dat heeft z’n weerslag op de zangprestaties. Als u het vriendelijk uitlegt, zal hij de pijnlijkheid van de boodschap ten spijt uw goede bedoelingen wel onderkennen. Hopelijk besluit hij maatregelen te treffen voor verbetering van zijn lichaamshygiëne en zijn kleding vaker te wassen dan wel naar de stomerij te brengen. Als hij graag zingt, is hij er tenslotte niet bij gebaat om beledigd uit het koor te stappen.

Artikelen in Scholen en verenigingen.

Gelabeld met , .


Het delen van voedingswaren

Beste Beatrijs,

Als men van een collega op het werk een stukje fruit krijgt aangeboden, mag men dit dan mee naar huis nemen of is het de bedoeling dat dit op de werkplek wordt opgegeten? Een collega sprak mij er vandaag op aan dat het onbeleefd was dat ik iets wat zij had uitgedeeld mee naar huis had genomen. Het werd omschreven als hebberigheid en thuis niets krijgen, terwijl ik zelf vaak genoeg aan anderen iets aanbied. Wat zegt de etiquette hierover?

Bewaren of opeten?

Beste Bewaren of opeten,

Voedingswaren die aangeboden worden door collega’s of vrienden zijn bedoeld voor onmiddellijke consumptie. Het is een beetje raar om een partje appel/ een paar aardbeien/ een halve banaan/ een snoepje/ een stukje chocola/ een koekje te accepteren en vervolgens in je tas te stoppen om later nog eens in privéomstandigheden te consumeren. Nog daargelaten dat gesneden fruit (stukjes meloen of appel) helemaal niet geschikt is om urenlang te bewaren. Iemand die zijn fruit of zijn snoep of wat voor etenswaren dan ook wil delen met een ander, biedt het aan omdat die persoon niet in z’n eentje wil eten, terwijl de ander toekijkt. De bedoeling van het aanbieden is om het samen op te eten en niet om iemands honger op langere termijn te stillen of om andermans voorraden aan te vullen. Degene die ergens een hapje of een stukje van krijgt aangeboden heeft twee opties: ofwel accepteren en het dan ook meteen opeten, ofwel beleefd weigeren: nee, dank je.

Artikelen in Eten en drinken, Traditionele etiquette.

Gelabeld met .


Een redelijk afstudeercadeau

Beste Beatrijs,

Binnenkort studeert een kleindochter van mij af. Na een HBO-opleiding heeft ze nog een vervolgstudie gedaan en ze is de eerste in onze familie die afstudeert aan de universiteit. Ik wil haar graag een cadeau geven, waarschijnlijk wordt het een geldbedrag. Wat is te doen gebruikelijk? Ik wil haar graag goed geven – ik respecteer haar doorzettingsvermogen en enthousiasme voor de studie – maar niet te veel vergeleken bij haar (gescheiden) ouders. Ik heb een gemiddeld inkomen, AOW en pensioen. Ik hoop echt dat u mij een richtlijn voor een bedrag kunt geven, hoewel ik begrijp dat het eigenlijk een onmogelijke vraag is.

Afstudeercadeau van opa

Beste Afstudeercadeau van opa,

Weet u, het maakt niet zoveel uit. Aan de universiteit afstuderen is tegenwoordig niet zo bijzonder meer. Uw kleindochter mag dan de eerste in uw familie zijn met een masterdiploma, binnen haar generatie is ze echt geen uitzondering. Ruim een kwart van de jongeren studeert aan de universiteit. Wat niet wegneemt dat u natuurlijk uw enthousiasme kunt laten zien door haar een mooi cadeau te geven. Richtlijnen zijn lastig, omdat elke gift uit een goed hart per definitie in orde is. Is 50 euro misschien een idee? Meer mag natuurlijk ook. Ik raad u aan om qua hoogte van het geldbedrag niet zozeer met haar ouders rekening te houden als wel met uw andere kleinkinderen en te begroten hoeveel geld u kwijt bent als u hun ook een cadeau wil geven. In feite is er geen verschil tussen een kleinkind dat een masterdiploma heeft gehaald en een kleinkind dat een MBO-diploma heeft gehaald. Iedereen heeft naar beste vermogen gewerkt en een diploma gehaald dat hopelijk van pas komt voor het werkend bestaan.

U zou de regel kunnen handhaven dat elk kleinkind een redelijk bedrag krijgt als cadeau, wanneer hij/zij een vervolgopleiding succesvol heeft afgerond. Afhankelijk van het aantal kleinkinderen dat u heeft, kan dat bedrag wat hoger of wat lager uitvallen. De hoogte van het bedrag doet er niet toe. Belangrijk is dat u de kleinkinderen gelijkelijk begiftigt onafhankelijk van het niveau dat ze bereikt hebben.

Artikelen in Grootouders en kleinkinderen.

Gelabeld met .


Als iets vergezocht is, klopt het meestal niet

Het zorgvuldig herhalen van honderd psychologische studies die in het jaar 2008 in vakbladen zijn gepubliceerd heeft een onthutsende ravage opgeleverd: bij twee derde van de replicaties kon het oorspronkelijke effect niet worden bevestigd. Binnen het vakgebied van de empirische psychologie lijkt me dat een enorme klap, alsof het vloerkleed onder je existentie wordt weggetrokken, maar daarbuiten bracht deze uitslag nauwelijks een rimpeling teweeg. Dat komt natuurlijk doordat veel van die onderzoeken een schreeuwend gebrek aan relevantie vertonen. Het gaat om verbanden die ofwel vreselijk voor de hand liggen ofwel vergezocht en daarmee ongeloofwaardig zijn. In beide gevallen overheerst het ‘nou en?’ gehalte en gaan de onderzoeken het ene oor in, het ander oor uit.

Een schrijnend voorbeeld van vergezochtheid is het onderzoek dat aantoonde dat vrouwen zich tijdens de eisprong meer aangetrokken voelen tot flirterige, ongebonden mannen om mee vreemd te gaan en in de rest van de cyclus tot zorgzame huisvadertypes. Het evolutionair-psychologische idee hierachter is dat ovulerende vrouwen (onbewust!) gedreven worden om zich te laten bevruchten met goede (dat wil zeggen macho-) genen, terwijl ze op andere dagen die verleiding prima kunnen weerstaan. Dat dit verband of dit effect niet opnieuw werd gevonden hoeft geen verbazing te wekken. Het was om te beginnen al een absurde hypothese. De ovulatie van vrouwen is niet voor niets zowel voor de vrouw zelf als voor haar omgeving verborgen. Het verborgen zijn geeft vrijheid en mogelijkheden, angsten en onbeheersbaarheid. Verborgen ovulatie leidt tot verborgen conceptie, kortom die hele voortplanting is een beladen onderneming, iets waar vrouwen zich maar al te goed bewust van zijn. Eén slippertje op het verkeerde moment, en je leven neemt een definitieve wending.

Dit afgeserveerde onderzoek naar het doen en laten van ovulerende vrouwen is niet het enige. Er is een hele zwik geweest van dat soort studies die met wisselend succes probeerden om de effecten van hormonale gesteldheden boven water te krijgen. Jammer genoeg hebben al deze onderzoeken onbewuste drijfveren nodig om het effect te verklaren, want het is helemaal niet in hun eigen belang dat vrouwen tijdens hun ovulatie bereid zijn om vreemd te gaan met onbetrouwbare Don Juans.

Als een vrouw zich aangetrokken voelt tot een zogeheten foute man, wat vaak genoeg gebeurt, dan is die fascinatie een paar dagen na de eisprong niet ineens voorbij, alsof de luiken weer gesloten worden. Afgezien daarvan houden de meeste vrouwen er een uitgebreid scala van voortplantingscriteria en bijpassende strategieën op na – een man met geld verschalken of een man vinden die op je vader lijkt horen bij de gebruikelijke. Die overwegingen spelen zich doorgaans op bewust niveau af en zijn daarmee veel doorslaggevender dan welke hormonale schommeling dan ook. Zo’n ovulatie-effecten-onderzoek ervaar ik als een persoonlijk affront, omdat het buitengewoon veelzijdige gebied van partnerkeus en voortplanting geanalyseerd wordt in termen van een scheutje oestrogeen.

Deze replicatieronde heeft overtuigend laten zien dat de psychologie geen cumulatieve wetenschap is.

Enfin, deze studies kunnen de composthoop op, zoals vermoedelijk twee derde van ál het psychologisch onderzoek en niet alleen maar dat wat toevallig in 2008 werd gepubliceerd. Een geluk bij een ongeluk is dat het niemand wat uitmaakt. Het onderzoek was niet relevant toen het met 95 procent zekerheid wetenschappelijk werd aangetoond, en het is ook niet relevant, nu het gefalsifieerd is, althans niet bevestigd kan worden. Met terugwerkende kracht heeft de fraude van Diederik Stapel aan schandaligheid ingeboet. Hij manipuleerde zijn onderzoek, maar als hij wel alles netjes volgens de regels had uitgevoerd, was de wereld of de mensheid er ook niets mee opgeschoten.

Wat deze replicatieronde overtuigend heeft laten zien is dat de psychologie geen cumulatieve wetenschap is. De waarheid is wat al eeuwenlang circuleert in de vorm van elkaar tegensprekende common sense wijsheden die per individu prima voldoen, maar nooit als wetmatigheid.

Artikelen in Column.