Spring naar inhoud


De marges van de vrije wil

De bloei van de neurowetenschappen heeft het mensbeeld een andere richting op getrokken. Overheerste dertig jaar geleden nog het nurture paradigma (de mens is vooral een product van zijn omgeving), sinds de snelle opkomst van de moleculaire biologie en de verhevigde belangstelling voor alles wat met genetica te maken heeft, is het nature wat de klok slaat. Ook in de sociale wetenschappen is men geïntrigeerd door het biologische verklaringsmodel, getuige de immer groeiende populariteit van hersenscans. Of de hormoonspiegels en de plaatjes van al dan niet doorbloede hersendelen nu de ultieme verklaring vormen voor bepaalde verschijnselen of alleen maar een fysieke illustratie (oftewel een symptoom) laat ik even in het midden. Duidelijk is wel dat het inzoomen op processen in de hersenen steeds meer determinisme met zich meebrengt en steeds minder maakbaarheid.

Volgens hersenonderzoeker Dick Swaab, die het boek Wij zijn ons brein schreef, wordt het wezen van een individu al bepaald gedurende het verblijf als foetus in de baarmoeder. Tijdens de zwangerschap kan er op hormonaal niveau zo verschrikkelijk veel mis gaan (van verkeerd voedsel, geïnhaleerde vervuilde lucht, alcohol tot depressie of stress van de moeder – factoren die leiden tot lage intelligentie en persoonlijkheidsstoornissen van degene die nog moet worden geboren) dat een zwangere vrouw dit boek beter niet kan lezen. De stress die deze informatie oproept vormt op zichzelf een gevaar voor de ongeborene.

Ook de titel De vrije wil bestaat niet van hoogleraar cognitieve neurowetenschap Victor Lamme laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Met tal van, inderdaad interessante, onderzoeken toont Lamme aan dat mensen wel kunnen denken dat zij de regie voeren over hun eigen leven, maar dat de beslissingen om iets wel of niet te doen worden genomen door het lichaam, in de hersenen of op moleculair niveau, terwijl het bewustzijn daar achteraan komt hobbelen. Het bewustzijn is niets anders dan een kwebbeldoos die het gedrag verbaal begeleidt en achteraf van passende rationele argumenten voorziet. Vandaar zijn punt: de vrije wil is een illusie.

Hoe illusoir ook, mensen kunnen niet zonder het concept van de vrije wil, omdat anders het fundament onder het strafrecht wegvalt en het leven gereduceerd wordt tot een kwestie van predestinatie. Het zal best kloppen dat specifieke beslissingen het resultaat zijn van een mistige optelsom van wel of niet vurende zenuwcellen, eerdere ervaringen en halfbewuste voorkeuren, maar zo’n onontwarbaar amalgaam van factoren heeft geen praktisch nut. Als het bewustzijn slechts een verbale articulatie is van waar de hersenen zich al voor opmaakten, dan is het verschil tussen die twee entiteiten ook niet zo belangrijk. Stel dat mijn neurotransmitters/ mijn genen/ mijn bloedsuikerspiegel of wat er dan ook zichtbaar gemaakt kan worden op een hersenscan mij onbewust dirigeren in de richting van een reisje naar Parijs. Mijn bewustzijn werkt alleen met bepaalde aangename herinneringen en de behoefte ‘er eens even helemaal uit te zijn’. Wat maakt het eigenlijk uit dat mijn fysieke substraat eerder met dat plan kwam aanzetten dan mijn vrije wil? Beide geledingen horen onvervreemdbaar bij mij als persoon, omdat ik een mens ben en geen dier. Een hond kan nu eenmaal geen reisje naar Parijs plannen, ook al zetten zijn genen, neurotransmitters en bloedsuikerspiegel hem aan tot uitgaan met het baasje.

Als mens ben ik gehecht aan mijn vrije wil en zonder die illusie zou het leven sterk aan betekenis verliezen. Het hééft al niet veel zin, maar zonder vrije wil wordt het helemaal iets wat zich automatisch aan je voltrekt. Geen controle, geen schuld, geen verantwoordelijkheid, terwijl dat net de elementen zijn die het leven interessant maken.

Niet dat de marges voor die vrije wil groot zijn. Vorige week las ik een bezorgd essay van Jeroen Vullings in Vrij Nederland over de besmettelijkheid van de feelgood-literatuur. Volgens hem luistert een bestseller-schrijver als Herman Koch te veel naar de zoete lokroep van het commerciële succes. Koch kan betere (echte) literatuur schrijven, als hij maar wil, meent Vullings: stel je voor als Roosenboom of Nooteboom ook ineens literaire thrillers gingen schrijven, dat zou een ramp zijn! Maar schrijvers kunnen alleen in hun eigen stem schrijven. Ze kunnen niet besluiten om het nu eens over een literaire of juist een commerciële boeg te gooien. Zo ver reikt hun vrije wil niet.

Artikelen in Column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan