Spring naar inhoud


Twintigers zijn te jong voor bekommernis voor hun ouders

Elitaire lezers, een groep waartoe ik mezelf ook reken, hebben moeite met bestsellers. Als ik van een boek overal grote stapels zie liggen, denk ik al snel dat het niks kan wezen. Te veel massa-appeal, te gelikt, te commercieel. Een beetje zoals vroeger de ware muziekliefhebber naar underground luisterde en z’n neus ophaalde voor de hitparade. Merkwaardig genoeg gaat dat mechanisme niet op, wanneer ik toevallig aan het begin zit van een populariteitsgolf en enthousiast ben over een boek van een onbekende schrijver dat pas daarna een bestseller wordt. Dan vind ik het verkoopsucces alleen maar terecht, ook omdat het leuker is iets op eigen kracht ontdekt te hebben dan alleen maar braaf op te souperen wat zich aandient.

Zo heb ik de afgelopen jaren het fenomeen Knausgard met enig dedain aan me voorbij laten gaan. De stapels in de inloopboekwinkels waren te hoog, er verschenen voortdurend nieuwe delen met diezelfde markante kop erop en uit de achtergrondartikelen in de pers wist ik allang waar de serie over ging: de obsessief gedetailleerde herinneringen van een Noorse schrijver die overhoop lag met zijn jeugd, zijn vader, zijn liefdes en zijn eigen rol als vader. Iets in de sfeer van Het bureau van Voskuil, dacht ik, een kelk die ik destijds ook al liet passeren wegens te veel bladzijden en de veronderstelling van een te grote overlap met het leven zelf.

Maar goed. Tijdens een vakantieweek met een uitgebreid gezelschap van familie en aanwaaiende bekenden dat er een sport van maakt om te midden van alle drukte en maaltijdvoorbereidingen hap snap elkaars meegebrachte boeken te lezen, kwam ik ten slotte (‘Wat? Heb je die niet gelezen? Hier, neem mijn boek, ik ben zo benieuwd wat je ervan vindt!’) toch tot Knausgard, deel 1. Het was in ieder geval lectuur die zich makkelijk liet doornemen tegen de achtergrond van Risk spelende studenten, puzzelende bejaarden en kletsende vijftigers. Veel lijn zit er niet in Mijn strijd – Vader. Het meandert maar door op een niet-chronologische manier van de ene minutieus beschreven herinnering naar de volgende. Je kunt makkelijk allerlei pagina’s overslaan zonder iets essentieels te missen.

Mijn vooroordelen werden aanvankelijk ruim bevestigd: er staat heel veel overbodigs in en waarom het boek eigenlijk ‘Vader’ heette was me op de helft ervan nog steeds niet duidelijk, wanneer de schrijver tientallen pagina’s heeft besteed aan een krankzinnige, maar wel amusante herinnering hoe hij als 16-jarige samen met een vriend een herculisch plan ten uitvoer brengt om op Oudjaarsavond stiekem een grote hoeveelheid (voor minderjarigen verboden) flessen bier aan te schaffen, te verbergen en vervolgens in een barre tocht door de sneeuw te transporteren. Vader is niet bepaald een warme opvoeder, maar ook weer geen beestmens. Streng, afstandelijk, ongenaakbaar, maar als veroorzaker van jeugdtrauma’s zijn er wel ergere.

De werkelijke inslag van de vader komt pas veel later als die op driekwart van het boek overlijdt en de zoon, inmiddels 25 en allang het huis uit, samen met zijn oudere broer zijn leven moet afhechten. De vader, gescheiden en alcoholist geworden, heeft de laatste jaren van zijn leven in totale verloedering doorgebracht in het huis van zijn eigen moeder (de oma van de schrijver). De beschrijving van de puinhoop die wordt aangetroffen en de manhaftige schoonmaakpogingen is ijzingwekkend en geeft het failliet van de vader-zoon-relatie.

Hoe is het mogelijk dat kinderen (de schrijver, maar ook zijn broer) hun vader plus hun oma jarenlang zo laten afglijden de afgrond in zonder op één moment in te grijpen? Scandinavisch individualisme misschien, waar familiebanden er niet zo toe doe en waar mensen zich graag in hun eentje volgieten. Toen ik het boek uit had, las ik in de Volkskrant over een onderzoek, waaruit naar voren kwam dat oude ouders meer gebaat zijn bij dochters dan bij zonen als het op mantelzorg aankwam. Als het aan zonen lag, staken die geen vinger uit naar hulpbehoevende ouders. Even leek het lot van pa Knausgard een geval van pech. Dochters hadden hem niet in zijn eigen vuil laten omkomen. Maar dat is een onzinhypothese. Het gaat niet om sekse, maar om leeftijd.

Twintigers hebben geen oog voor de zwakheid van hun ouders. Bij de afzichtelijke troep die de zoon aantreft doorloopt hij een heel spectrum van sentimenten, maar zelfverwijt zit daar niet bij. Dat is knap gezien van Knausgard. Op het nippertje toch nog een goed boek.

Artikelen in Column.


1 reactie

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.

  1. Kim schrijft

    ‘Twintigers hebben geen oog voor de zwakheid van hun ouders’, waar haalt u het vandaan? Mijn moeder werd op mijn 20e ziek en ik heb altijd voor haar gezorgd. Nu op mijn 28e is ze nog steeds ziek en ik ben er nog altijd voor haar. Op basis van de gedragingen van een personage uit een roman, trekt u een conclusie over de totale populatie twintigers. Hopelijk ziet u zelf ook in dat dit voorbarig is.



Sommige HTML is toegestaan