Spring naar inhoud


Televisiegesprekken

Het gekke is dat ik me helemaal niet kan herinneren dat er vroeger nou zoveel nagepraat werd over de televisie van de avond daarvoor. Je hoort wel eens verzuchten dat de televisie sinds de wonderbaarlijke zenderproliferatie van eind jaren tachtig niet meer als nationaal bindmiddel fungeert. Iedereen volgt al zappend zijn eigen parcours door de jungle van het dagelijkse aanbod en de dag daarna zit men in de kantoortuin verlegen om een gespreksonderwerp, omdat niemand naar hetzelfde heeft gekeken.

Vroeger waren er maar twee zenders, dat klopt. Veel mensen keken noodgedwongen naar dezelfde programma’s. Maar betekent dat ook automatisch dat al die programma’s steeds doorgenomen en geëvalueerd werden? Ik heb vaak naar Mies Bouwmans ‘Een van de acht’ gekeken. Ik zie ons nog zitten met het hele gezin op zaterdagavond, bakje chips erbij, glaasje cola, gezellig! Maar op school erover napraten? Welnee.

De eerste televisiehappening die ik me kan herinneren vond plaats in het huis van mijn oma, waar zich vele familieleden hadden verzameld om de een of andere Eurovisie-begrafenis te volgen. Het zal Churchill wel geweest zijn of anders Wilhelmina. Hoe plechtig ook de aanleiding, de stemming in de huiskamer was buitengewoon opgewekt en aan de geanimeerde sfeer werd nog bijgedragen door een enorme schaal met diagonaal doorgesneden sandwiches die op een gegeven moment door een tante werd binnengedragen. De uitzending duurde zo lang en de gebeurtenis was zo gewichtig dat de normale routine van aan tafel gaan zitten voor de lunch ervoor opzij gezet werd. En een diagonaal doorgesneden sandwich smaakte zoveel beter dan een dubbelgeklapte boterham.

Het samenbindende van televisie zit in het moment zelf. Dat je allemaal tegelijk ergens naar zit te kijken. Het gesprek van de dag gaat dan over die gebeurtenis en de televisie heeft daar niet zoveel mee te maken, behalve in de functie van medium. De landing op de maan, de val van de Muur, de Golfoorlog, de begrafenis van Lady Diana hielden iedereen gekluisterd aan de televisie. Voor grote sportwedstrijden geldt hetzelfde. Het gaat om het evenement en niet om het medium en of de gebeurtenissen nu op één, op twee of op twintig zenders tegelijk te volgen zijn, doet niet ter zake. Er wordt toch wel over gepraat.

De huis-, tuin- en keuken-programma’s die niet aan brandende actualiteit maar aan vertier zijn gekoppeld herinner ik me minder als conversatie-aanjager dan als onderdeel van een groepsbeleving. Denk ik aan Toppop, zie ik altijd weer die gemeenschappelijke woonkamer, waar studenten rondhingen en doorlopend commentaar gaven op alles en iedereen die passeerde, hetzij op de gang, hetzij op televisie. De tv-kritiek vond tijdens de uitzendingen plaats en niet erna, want dan ging het weer over andere dingen.

Is een televisieprogramma eigenlijk wel geschikt als gespreksonderwerp? Als mensen naar de film gaan, praten ze na afloop meestal even na over hun indrukken. Vaak duurt zo’n gesprek niet langer dan een minuut of vijf. Ook als je de film prachtig hebt gevonden, ben je er toch weer relatief snel over uitgesproken. Negatieve reacties leiden al tot interessantere gesprekken, omdat de betrokkenen zich op gaan winden. Maar de beste gesprekken zijn de naar-aanleiding-van-gesprekken. Hierin wordt de film nog wel als uitgangspunt genomen, maar associërenderwijs komt het gesprek iets verder dan de details van het getoonde op verwante onderwerpen terecht. Mensen die de film toevallig niet hebben gezien kunnen dan toch nog heel aardig aan zo’n conversatie meedoen.

Televisie is als aanleiding even goed als een film of wat er in de krant staat of wat je net die ochtend op straat hebt meegemaakt. Als iemand ergens over begint hoeft de ander niet precies hetzelfde gezien, gelezen of meegemaakt te hebben om iets zinnigs te kunnen zeggen. In een gesprek dat iets voorstelt (hoeft echt niet veel te zijn) worden meningen en ideeën heen en weer gepingpongd. Gesprekken naar aanleiding van een bepaald programma of met referenties naar bepaalde programma’s zijn interessanter dan gesprekken over het programma zelf.

Citaten uit en referenties naar tvprogramma’s kunnen een wij-zij-gevoel tot stand brengen. Zolang dit tot een subcultuurtje beperkt blijft, is het leuk, maar als heel Nederland ‘Reeds!’ of ‘Goeiesmorges’ gaat zeggen, wordt het vervelend. Monty Python en Koot & Bie werden door hun publiek ook uittentreure geciteerd. Hierbij stuitte ik op een merkwaardig fenomeen: soms zorgt de referentie, het citaat of de regelrechte imitatie voor meer plezier dan de oorspronkelijke bron. Ik kan me meer dan een gelegenheid herinneren, waarbij ik harder moest lachen om iemand die in een gezelschap scènes uit Monty Python of van de heren Koot & Bie nadeed dan om de uitzending zelf. Dit illustreert dat een gesprek waar de stemming er goed in zit nog altijd superieur is aan de beste tv-uitzending. Een gesprek met muziek erin en flonkering kan met elk willekeurig startpunt opstijgen. Tv-programma’s die iedereen gezien heeft zijn als aanleiding even geschikt als tv-programma’s die niemand heeft gezien.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-column.


Het moederschap

Naomi Wolf

(Misconceptions). Truth, Lies, and the Unexpected on the Journey to Motherhood

Doubleday. Importeur…. $ 24.95

In Amerika zijn zwangerschap en bevalling vrijwel volledig gemedicaliseerd. Zelfs het begin van deze cyclus, de conceptie, gaat gepaard met dwingende gezondheidsvoorschriften. De betrokkenen dienen alcohol- en druggebruik te staken – ook de mannen, want dit tast de kwaliteit van het zaad aan – en de vrouwen moeten van tevoren foliumzuurtabletten slikken. Het laatste restje spontaneïteit is aldus effectief verwijderd uit de aanloopfase naar een zwangerschap en de vrouwen die zich desondanks laten verrassen door een conceptie zonder voorzorgsmaatregelen krijgen onmiddellijk te maken met hun eerste schuldgevoelens: Had ik maar niet vorige week die vier glazen wijn gedronken… En ik stond daar in die kamer vol met sigarettenrook…Nu heeft de baby vast een open ruggetje…

Risico’s, angst en schuldgevoelens zijn de samenstellende elementen van de reguliere Amerikaanse zwangerschap. Het hele traject is één grote, doffe poel van ellende, als je Naomi Wolf mag geloven in haar nieuwste boek (Misconceptions). Naomi Wolf, bekend van The Beauty Myth uit 1991, waarin ze de disproportionele schoonheidsidealen van de media verantwoordelijk stelde voor de golf van anorexia bij tienermeisjes, gebruikt sinds deze bestseller haar persoonlijk leven als inspiratie voor cultuurkritiek. Na de monter-feministische ‘laten we de handen ineen slaan’-oproep uit Fire with Fire en de reflecties op haar tienerjaren in Promiscuities was nu het krijgen van kinderen aan de beurt.

(Misconceptions) (ik begrijp die haakjes ook niet) is het treurige verhaal van haar eerste zwangerschap, aangevuld met feiten en statistieken en persoonlijke relazen van vrouwen die het ook hebben meegemaakt. De treurigheid zit niet in een slechte afloop (iedereen heeft uiteindelijk een gezonde baby, ook Wolf), maar in de onderwerping aan het medische regime. Wie in Amerika in een ziekenhuis bevalt, en dat geldt voor 98 % van de vrouwen, geeft alle macht uit handen aan de dienstdoende arts. Het gevolg is een praktijk van foetale controle door middel van monitors die over de buik van de vrouw worden aangelegd, wee-opwekkende middelen, ruggenprikken om de pijn tegen te gaan, routinematig inknippen en een ongehoorde hoeveelheid keizersnedes (gemiddeld 30 %, in sommige ziekenhuizen 50 %). Vrouwen gaan hoopvol het ziekenhuis in, vastbesloten tot een natuurlijk, vaginale bevalling, maar de meesten komen in een mallemolen van medische verschrikkingen terecht.

Wolf laat vrij nauwkeurig zien hoe het een tot het ander leidt en hoe het komt dat zoveel vrouwen huns ondanks een kunstverlossing te verduren krijgen. Om te beginnen worden bevallende vrouwen op een bed gelegd en vastgesnoerd aan een monitor, die de weeën en de hartslag van de baby registreert. Dit apparaat reduceert de bewegingsvrijheid van de vrouw tot één positie, liggend op de rug, terwijl het veel prettiger is om verschillende houdingen in te kunnen nemen. De aandacht van de omstanders verlegt zich van de vrouw naar het apparaat en naar mogelijke tekenen van problemen bij de baby. Als het te lang duurt, of de weeën zijn niet krachtig genoeg, wordt vaak een wee-opwekkend hormoon toegediend. Dit leidt weer ofwel tot zo’n weeëngolf dat uit voorzorg reeds een ruggenprik is toegediend ter pijnbestrijding, ofwel het preparaat gaat gepaard met de mededeling dat als er binnen een x-aantal uur geen vorderingen worden gemaakt, tot keizersnede wordt overgegaan. Zo’n mededeling volstaat in sommige gevallen om de hele bevalling stil te leggen door de angst die erdoor wordt opgeroepen.

De gerichtheid op het monitorscherm, de voortvarendheid waarmee hormonen en pijnbestrijding worden toegediend, de dreiging met keizersnedes, deze hele gang van zaken reduceert de vrouw tot een willoos object, aan wie de bevalling zich voltrekt in plaats van dat zij er actief bij is betrokken. Voeg bij dit medisch-psychologisch complex van factoren de voorkeur van ziekenhuispersoneel om operaties binnen kantooruren uit te voeren, de angst van medici voor aansprakelijkheid als er iets misgaat, plus het gegeven dat kunstverlossingen (tang, vacuümpomp en keizersnede) meer geld opleveren en het resultaat is totale onmacht van de vrouw.

Naomi Wolf geeft een treffende beschrijving van hoe de moderne bevallingstechnologie vrouwen tot passieve slachtoffers maakt. Elke vroedvrouw in Nederland kent de discussie en gelukkig is het systeem in Nederland nog steeds zo dat zwangere vrouwen om te beginnen door vroedvrouwen worden begeleid en slechts op medische indicatie bij de specialist terecht komen. Er bestaat op dit punt een grote culturele kloof tussen Amerika en Nederland, waar ondanks alle technologisering die hier net zo goed is doorgedrongen toch vastgehouden wordt aan het principe dat zwangerschap en bevalling geen ziektes zijn en normaal gesproken zonder tussenkomst van medici afgehandeld kunnen worden. Of dit systeem nog lang overeind blijft, is de vraag, want verloskundige is een zwaar en onderbetaald beroep en nu al zijn er op het platteland in het noorden te weinig verloskundigen en worden zwangere vrouwen naar ziekenhuisartsen verwezen.

Hoewel Wolf gelijk heeft met haar aanklacht, vind ik (Misconceptions) toch geen geslaagd boek door de geëxalteerde ondertoon. Zij wentelt zich met genoegen in het slachtofferschap en het kan haar niet erg genoeg zijn. Het lijkt wel of de schrijfster de eerste vrouw ter wereld is die zwanger wordt en een kind krijgt. Tijdens haar zwangerschap leest ze alles over het onderwerp wat los en vast zit. Noem een symptoom en ze heeft er last van: van een zes maanden aanhoudende misselijkheid tot en met een monsterlijke gewichtstoename, ze ervaart rouw over het verlies van aantrekkelijkheid en onafhankelijkheid, euforie, onweerstaanbare nesteldrang en angst of ze wel een geschikte moeder zal zijn. Na de bevalling komen er weer andere hormonale stormen die haar in een maandenlange postnatale depressie doen belanden. Ook raakt ze doordrongen van de geringe waardering van de maatschappij voor moeders en ziet ze overal de bekende taakverdeling van werkende vaders en zorgende moeders opdoemen. De crèches die ze bezoekt lijken op Kentucky Fried Baby onderkomens, waar baby’s verzorgen lopende-bandwerk is. De nanny’s en babyoppassen verzorgen andermans kinderen omwille van de toekomst van hun eigen kinderen. Werkende vrouwen voelen zich eeuwig schuldig, zowel ten opzichte van hun ambitie als ten opzichte van hun kinderen. Ze zit kortom in de val.

Het is niet zozeer de aard van de problematiek die ergernis opwekt, alswel de naieve, licht verontwaardigde toon, waarmee haar de schellen van de ogen vallen, alsof hier niet al twintig jaar lang over wordt geschreven in kranten en in boeken. Merkwaardig is verder dat ze vijf jaar na haar deprimerende bevallingservaringen toch weer in haar tweede zwangerschap koos voor ‘de beste gynaecoloog/verlossingsarts van de stad’ en niet voor het een of andere aan een ziekenhuis gelieerd vroedvrouwencentrum, dat in een wereldstad als New York heus wel te vinden is. Hoewel ze, intussen op en top geïnformeerd, op haar vingers kon natellen dat deze keuze een verlies van de regie over haar bevalling zou inhouden, maakte ze deze keuze toch. Dat ze inderdaad in haar achtste maand ruzie kreeg, wegliep en via een vroedvrouwengroep alsnog in het ziekenhuis voor een keizersnede terecht kwam doet verder niet ter zake. Het gaat om haar aanvangskeuze en die illustreert pijnlijk duidelijk het kernpunt van het Amerikaanse bevallen: geen enkel risico is acceptabel. Niet voor zwangere vrouwen, niet voor artsen, zelfs niet voor Naomi Wolf die de hypocriete loftrompet blaast over vertrouwenwekkende vroedvrouwen.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


Initiatief nemen als vrouw

Beste Beatrijs,

In het appartementencomplex waar ik woon kom ik soms een man tegen, die ik wel aantrekkelijk vind. Een keer stonden we samen in de lift (hij stapte uit op de derde verdieping – ik woon vijf hoog). Hij groette vriendelijk, maar daar bleef het bij. Ik zou hem best willen leren kennen, maar ik weet niet hoe ik dit moet aanpakken. Mijn vriendinnen moedigen mij aan om hem aan te spreken en hem uit te nodigen voor een kopje koffie. Ze zeggen dat het voor moderne vrouwen heel normaal is om zelf initiatieven te nemen. Toch durf ik het niet. Volgens mij zijn er een heleboel mannen die afgeschrikt worden door voortvarende vrouwen.

Verlegen in de lift

Beste Verlegen,

Veel vrouwen vinden het ook niet zo dol als ze in een publieke ruimte bezig zijn zich met hun eigen zaken te bemoeien en er ineens een wildvreemde op hun nek springt die zijn cafeïnebehoefte wil delen. Zo’n rechtstreekse avance maakt altijd een wat botte indruk, of die nu van een man of van een vrouw afkomt. Dat komt doordat de aldus aangesprokene eigenlijk zoals onschuldigs als het aanbod van een kopje koffie niet kan weigeren, zonder zichzelf als chagrijnig, onhartelijk of achterdochtig te afficheren. Niemand vindt het prettig aldus voor het blok te worden gezet.

Dat vrouwen volgens uw vriendinnen vroeger smachtend moesten afwachten tot de een of andere heer zijn belangstelling kenbaar maakte is een pertinente mythe. Verborgen camera-onderzoek naar kennismakingspatronen tussen onbekenden in horecagelegenheden liet zien dat het weliswaar meestal de heer is die begint met het woord tot een dame te richten, maar dat in bijna alle gevallen de dame de bewuste heer al een tijdje in de gaten had. Door naar hem te kijken en weer weg te kijken, door een beetje raadselachtig globaal in zijn richting te glimlachen, door heur haar weg te strijken moedigt ze hem kennelijk aan tot actie.

Nu bevindt u zich niet in de horeca met het object van uw verlangen, maar in de hal of de lift van een flatgebouw. Deze situatie leent zich slecht voor flirterig ogenspel. Zeker omdat de heer in kwestie al op de derde verdieping uitstapt, is snelheid geboden. Uw tactiek is de moderne versie van het eeuwenoude zakdoekje laten vallen. Houd altijd een portemonnee met veel kleingeld bij de hand. Loer op de volgende ontmoeting en voer een onhandige manoeuvre uit met uw portemonnee. Hola, een ongelukje! Alles op de grond! Als de heer een heer is, zal hij zich ter aarde werpen om de dubbeltjes en kwartjes voor u op te rapen. Terwijl u zelf ook over de grond kruipt, mompelt u excuses en zelfverwensingen (‘Sorry voor het ongemak, wat ben ik toch een oen’). Galant als hij is zal hij deze zelfperceptie bestrijden (‘Ach welnee, dat kan iedereen overkomen’). U bloost er helemaal van. Hij denkt: uit verlegenheid met de situatie. U weet wel beter: uw geheime missie dreigt te slagen. Dat is het ogenblik om hem een kopje koffie aan te bieden. Even later zwemt hij uw fuik binnen.

Artikelen in Het publieke domein, Klassiekers, Liefde en relaties.


De incestgolf

Beatrijs Ritsema

In de wetenschap gaat het om waarheidsvinding. Elke onderzoeker zal dit credo onderschrijven, wat niet wegneemt dat er heftige ruzies kunnen uitbreken over de resultaten van het speurwerk. Een probleem van de sociale wetenschappen is dat het onderzoek ofwel bevestigt wat iedereen allang denkt te weten ofwel de heersende opvattingen ontkracht en dan bestaat de reactie uit ongeloof.

De meest recente aanvaring tussen sociale wetenschappers gaat over incest. In het vorige week verschenen boekje Heilige verontwaardiging valt socioloog Han Israëls (bekend Freud-debunker) de feministische visie op incest aan, waaronder het pièce de resistance van de publieke opinie over incest: het onderzoek van Nel Draijer uit 1990. Israëls haalde een aantal interessante feiten boven tafel. Zo ontdekte hij na het doorploegen van archieven van de Amsterdamse GG en GD tussen 1940 en 1990 dat er in de jaren vijftig en zestig wel degelijk incest werd gemeld aan en gerapporteerd door hulpverleners, meer zelfs dan in de jaren zeventig. Van ‘wegmoffelen’ door een bewust de ogen sluitende dan wel patriarchaal ingestelde hulpverlening was dus allerminst sprake.

Israëls’ kracht ligt in zijn kritische instelling. Als hij in de wetenschappelijke incest-literatuur van de jaren tachtig telkens tegenkomt dat ‘men in de jaren vijftig dacht dat incest met een frequentie van één op de miljoen voorkwam’, zoekt hij net zolang tot hij de oorspronkelijke bron te pakken heeft en ziet dan dat er staat: ‘één op de miljoen mensen worden veroordeeld voor incest’, wat toch echt iets heel anders is. Voor dit soort nuttig monnikenwerk verdient hij grote lof.

Iets minder enthousiast ben ik over zijn stelling dat ‘seksueel misbuik van kinderen nauwelijks invloed heeft op psychische klachten later in het leven’, al heeft hij statistisch gezien gelijk. Als de factor ‘seksueel misbruik door verwanten’ slechts één procent van de verschillen in later ervaren psychisch onbehagen verklaart in nota bene Draijers onderzoek, dan heb je niks aan zo’n verklaring. Maar seksueel misbruik maakt natuurlijk altijd deel uit van een conglomeraat van nare opvoedingscondities, zoals affectieve verwaarlozing of mishandeling, uitgevoerd door gestoorde of extreem autoritaire ouders die geen idee hebben wat kinderen nodig hebben. Incest is welbeschouwd niets anders dan de olijf in de dry martini. Je kunt hem eten of niet, dronken word je toch wel.

Afgezien hiervan is de vraag naar de invloed van een ellendige jeugd, al dan niet met inbegrip van seksueel misbruik, op latere psychische klachten wetenschappelijk nauwelijks interessant. Rottige ouders zijn slecht, evenals opgroeien in oorlogsomstandigheden, een ongeluk meemaken, zelf invalide raken, (een van) je ouders verliezen, gepest worden. Toch leiden deze ervaringen niet noodzakelijk tot later psychisch lijden. Sommige mensen lijden meer, terwijl ze minder hebben meegemaakt. Andere mensen lijden minder of hebben ter zelfbescherming besloten er niet teveel in op te gaan. Iemands psychische constitutie, hoe hij met tegenwind omgaat, is belangrijker dan het soort tegenwind zelf.

Interessanter dan de gevolgen van seksueel misbruik vind ik persoonlijk de vraag hoe veel het nu eigenlijk voorkomt. Volgens Draijers onderzoek wordt 15 % van de vrouwen voor het zestiende jaar seksueel misbruikt door verwanten. 4 % is zelfs gepenetreerd. Dit zijn de cijfers waar de maatschappelijke agitatie vandaan kwam, die intussen trouwens alweer verdwenen is en vervangen door onrust over op kinderseks beluste niet-familieleden. Je hoort nooit meer iemand over de gevaren van vaders, ooms, grootvaders, broers en neven. Betekent dit dat die 15 % misbruik door verwanten niet meer overeind staat in 2001 of dat dat cijfer in 1990 ook niet echt klopte? Mij lijken deze percentages hoe dan ook te hoog voor alleen verwanten. Op zo’n manier blijft er geen ruimte over voor misbruik door sportleraren en jeugdwerkers. Israëls morrelt ook aan deze cijfers door onder andere op Draijers semi-therapeutische interview-methode te wijzen, die op over-rapportage zou kunnen wijzen, maar hij kan geen definitieve conclusie trekken. Wat we nodig hebben is een replicatie-onderzoek. Dezelfde vragen aan duizend nieuwe respondenten. Het zou me niet verbazen als incest helemaal eruit blijkt te liggen. Dat is een andere makke van de sociale wetenschappen: trendgevoeligheid.

Artikelen in NRC-column.


Nieuwe borsten

Beste Beatrijs,

De vriendin van mijn dochter heeft zich nieuwe borsten aan laten meten. De vorige vond zij te klein en nu heeft zij grotere. Ze woont nu elders en binnenkort komt ze weer eens op bezoek.

Ik vraag me af hoe ik moet reageren op haar nieuwe aanwinst, waar ze kennelijk dolblij mee is. Helemaal negeren kan niet want ze was jaren lang kind aan huis. Maar om nu uitgebreid in te gaan op deze vooruitgang lijkt me het andere uiterste. Hoe houd ik het midden?

Van slag door metamorfose

Beste Van slag,

U hoeft helemaal nergens over te beginnen, want de borsten van een dame/meisje zijn off limits in een koetjes-en-kalfjesconversatie. In een niet-intiem gezelschap, waarin bovendien meerdere generaties zijn vertegenwoordigd, voert men geen gesprekken over elkaars primaire danwel secundaire geslachtskenmerken. Als ze binnenkomt, zegt u dat ze er geweldig uitziet, zonder op details in te gaan of er naar te kijken. Mocht ze vissen naar uw instemming met haar besluit, dan zegt u met een mengeling van vaderlijkheid en galantie: ‘Kindje, jouw geluk is mijn geluk, maar laten we het over iets gezelligers hebben, want ik krijg altijd kippenvel van operatiepraat.’

Artikelen in Ouders en volwassen kinderen, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .


Speelkameraadjes met slechte tafelmanieren

Beste Beatrijs,

Het gebeurt wel eens dat er vriendjes van onze kinderen (acht en tien jaar) bij ons blijven eten en dat ik getroffen word door hun gebrek aan tafelmanieren. Het zijn aardige kinderen daar niet van, maar ze doen niet aan het samenspel van mes en vork. De een gebruikt alleen een vork of liever nog een lepel en zit met z’n ellebogen op tafel. Een ander pakt het vlees met de hand en hapt er een stuk af. Ik kan dat niet goed aanzien en ga dan die kinderen uitleggen hoe ze hun bestek moeten gebruiken. Ik hoop hen op die manier iets waardevols mee te geven, waar ze later hun voordeel mee kunnen doen. Of ga ik te ver?

Gehecht aan tafelmanieren

Beste Gehecht,

Het corrigeren van andermans kinderen op stijl is meestal niet zo’n goed idee, omdat u eigenlijk hun ouders aan het bekritiseren bent. Ook al heeft u gelijk – het hanteren van mes en vork hoort bij de minimumbagage in een opvoeding – ouders zullen u uw poging tot bijschaving van de kleine slobberaars niet in dank afnemen, als het hun ter ore komt. De enige manier om uw opvoedlust te botvieren is door uw wenken subtiel te brengen als ‘de regel hier in huis’. Kinderen weten dat ze bij het ene vriendje hun schoenen moeten uittrekken, bij het andere vriendinnetje niet zomaar de tv mogen aanzetten en bij weer een ander geen frisdrank krijgen. Een eigenaardigheid als met mes en vork moeten eten kan daar ook nog wel bij. Maar dan nog loopt u de kans dat ouders achter uw rug gaan schamperen over uw fijne manieren en dat hun kind zeker niet goed genoeg is. Brand uw vingers er niet aan en stel uzelf gerust: als een kind later uit eigen beweging z’n tafelmanieren op peil wil brengen, krijgt hij dat snel genoeg voor elkaar.

Artikelen in Eten en drinken, Kinderopvoeding, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .


Broer verstoort vrijgezellenavond

Beste Beatrijs,

Onlangs heb ik voor een goede vriend een bachelorparty georganiseerd. Noodgedwongen moest ik ook zijn acht jaar oudere broer uitnodigen. Tijdens het feest zat deze broer voortdurend te kankeren. Het restaurant deugde niet, de activiteiten waren ‘knap onnozel’, we kwamen niet genoeg ‘lekkere wijven’ tegen. Het genar ging maar door en niemand durfde hem op zijn gedrag aan te spreken. Wat had ik moeten doen?

Gefnuikt op het hengstenbal

Beste Gefnuikt,

Normaal geeft een bachelorparty overlast voor omstanders, maar nu kon u niet eens het gebokkepruik van iemand uit uw eigen groepje de kop indrukken? Dat moet een tam avondje zijn geweest. Misschien is er te weinig drank doorheen gegaan, anders had een uwer de stoute schoenen wel durven aantrekken om de etterbak tot de orde te roepen. Nodig hem voor straf nooit meer uit. Vraag de volgende keer alleen aardige en rustige mensen. Beschaafde bachelorparty’s zijn toppie.

Artikelen in Broers en zussen, Festiviteiten, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met , .


Buurman komt zomaar binnen

Beste Beatrijs,

Sinds een jaar wonen wij (gezin met vier opgroeiende jongens tussen de zestien en tien jaar) in dit huis. Wij hebben het idee dat de buren (rond de 60) niet erg blij met ons zijn. De jongens zitten elkaar nog al eens in de haren en de huizen zijn gehorig. Wel hebben ze een sleutel van ons huis voor noodgevallen. Laatst waren we een weekje op de camping, terwijl onze oudste thuis was wegens een vakantiebaantje. Overdag heeft de buurman een voor ons bestemd pakje aangenomen, dat hij ’s avonds kwam afgeven. Mijn zoon die boven zat heeft geen bel gehoord en de buurman heeft toen maar zichzelf binnengelaten. Net op dat moment kwam mijn zoon de trap af, waarop de buurman zei: ‘Oh, ik dacht dat er niemand thuis was.’ Wij vinden het vreemd dat hij niet gewacht heeft tot hij iemand van ons zag om het pakje af te geven. We zijn geneigd de sleutel terug te vragen, maar daarmee komt mischien de verhouding nog meer op scherp?

Geërgerde buurvrouw

Beste Geërgerd,

U neemt het de buren kwalijk dat zij voor u een pakje hebben aangenomen en dit in uw huis neerlegden, terwijl u met vakantie was. U houdt met de mogelijkheid rekening dat uw 60-jarige buren van uw afwezigheid gebruikmaken om eens ongestoord in uw huis de laden te lichten of wie weet zelfs wel enige spullen achterover te drukken. Ik kan me vergissen, maar dit lijkt me vergezocht. Graag zou ik willen wijzen op de onschatbare waarde van een prettige verhouding met de buren. Als u de sleutel gaat terugvragen, raakt de verhouding verziekt, dat had u zelf al

bedacht. Stelt u het zich maar voor: jaar in jaar uit niet groeten, klagen, zeuren, chagrijnen, de hele mikmak. Probeer het toch plezierig te houden! Bedank de buren voor hun goede zorgen met het pakje. Bied aan de post te verzorgen, als zij met vakantie gaan. Verontschuldig u voor het kindergeschreeuw en drink eens een kopje koffie met ze. Als de verhouding goed is, dan storen ze zich ook minder aan het lawaai van uw kant.

Artikelen in Buren, Post, Visite.


Loket gesloten

Het einde van 32 jaar Rutgers Huizen

In de bloei van een organisatie ligt altijd het verval bestorven. Succes leidt tot uitbreiding en dan komt er een moment dat de core business overwoekerd raakt door frillies. Zo zijn de Rutgers Huizen aan hun eigen succes ten onder gegaan. De kerntaak van de in 1969 van de NVSH afgesplitste Rutgers Stichting was helder genoeg: het verschaffen van voorlichting en hulp op het gebied van geboorteregeling en seksualiteit. Aan individuen wel te verstaan. Dat laatste is zeer belangrijk, want het betekende dat er op 36 plaatsen in het land een loket bestond, waar mensen met problemen zich konden vervoegen. In de jaren zeventig, toen overal de vrije seks lokte maar de autoriteiten de slagboom nog gesloten hielden, konden tienermeisjes via de Rutgers Huizen veilig en anoniem de pil bemachtigen. Mensen konden er terecht voor geslachtsziekten. Ook de morning-after-pil en hulp voor abortus konden zonder hinderlijke bemoeienis van ouders of huisarts verkregen worden. Tot en met de jaren tachtig lagen de tarieven voor een consult tussen de f 10,- (voor jongeren en minvermogenden) en f 90,- (voor de rijken). Rijkssubsidie dekte verder 70 % van de kosten.

Uit de boedelscheiding met de NVSH had de Rutgers Stichting duidelijk de beste papieren meegenomen. De NVSH begon leden te verliezen zodra zij zich ging richten op efemere kwesties als de ideologie van de seksbeleving en randgroepseksualiteit; de Rutgers Stichting bespeelde het concrete terrein van de hulpverlening en voorlichting aan individuen. Klanten genoeg. Wel 100.000 consulten per jaar, waarvan de verdeling tussen anticonceptievragen en (de medische kant van) seksuele problemen ongeveer twee staat tot één was. Het bestaan van een dergelijke instelling was een voorbeeld van typisch Nederlandse progressiviteit. Terwijl er in maatschappelijk opzicht helemaal geen consensus bestond over delicate onderwerpen als seks voor en buiten het huwelijk of de legitimiteit van anticonceptie, werd er toch van overheidswege ingezien dat de problemen die zich voordeden op dit gebied maar beter niet genegeerd konden worden. De Rutgers Huizen hebben in hun pragmatische opzet een duidelijke plaats in de lange Nederlandse gedoog-traditie.

In de jaren tachtig begon de hulpvraag af te nemen. Moeders stuurden zelf hun tienerdochters naar de huisarts voor de pil. Abortus werd gelegaliseerd. Anticonceptie had niets gewaagds of buitenissigs meer. Het gedoog-aspect verdween. In 1991 vond de eerste inkrimpingsoperatie plaats. De vraag was inmiddels gezakt naar 60.000 consulten per jaar. 10 van de 36 Rutgers Huizen werden gesloten en er kwam een tariefsverhoging. Het jaar daarop, in 1992, werden er nog eens 19 loketten gesloten, zodat in de jaren negentig met slechts zeven vestigingen werd gedraaid.

Voortdurend is in het vorige decennium geknaagd aan het bestaansrecht van de Rutgers Huizen. Minister Borst wilde in 1994 (30.000 consulten) de zes miljoen gulden subsidie die naar de Rutgers Huizen ging terugbrengen tot f 800.000,-. Zij vond dat de instelling zichzelf overleefd had en dat de hulpvragen best door reguliere instanties als de huisarts en de Riagg’s behandeld konden worden. Voor zover de Rutgers Stichting overeind bleef, moest de aandacht verlegd worden van hulp naar voorlichting en preventie. Fusie met het NISSO (Nederlands Instituut voor Sociaal Seksuologisch Onderzoek) zorgde voor een toename van activiteiten op enquêtegebied, met het voorspelbare resultaat dat de behoefte aan voorlichting eindeloos is.

De nieuwe doelstellingen zijn vager en het effect veel moeilijker meetbaar. Terwijl de subsidiestroom opdroogde, probeerde de Rutgers Stichting zichzelf in stand te houden door in 1995 een commerciële weg in te slaan.Er werden business units opgericht, de gratis telefonische voorlichting werd vervangen door 06-lijnen à f 1,- per minuut, workshops en cursussen voor scholen en bedrijven over bijvoorbeeld seksuele intimidatie werden in prijs verhoogd, er werden geinige educatieve spelletjes ontwikkeld als de computerquiz Love Bytes. Uiteindelijk kon de Stichting zich niet duidelijk onderscheiden van de voorlichtingsactiviteiten op middelbare scholen met hun uitgebreide sekseducatie bij de basisvorming, noch van de puur commerciële aandacht voor seks in (tiener)tijdschriften en op tv. Die specialisatie moest wel mislukken. Daarnaast moest de Rutgers Stichting zich profileren op de doelgroepenmarkt, waarbij speciale aandacht uitging naar allochtonen, ouderen en gehandicapten.

Nederland heeft het laagste abortuspercentage ter wereld, ongetwijfeld mede dankzij de anticonceptie-inspanningen van de Rutgers Stichting. Sinds het begin van de bezuinigingen heeft de Stichting geprotesteerd en gewaarschuwd voor een stijging van zowel het aantal abortussen als van tienermoeders. Deze dreiging is slechts een klein beetje bewaarheid. De vroegere klanten van de Rutgers Huizen hebben hun weg naar huisarts of Riagg wel weten te vinden. Toch zijn de cijfers voor abortus en tienermoeders de laatste paar jaar iets gestegen. Die stijging komt grotendeels op het conto van allochtone meisjes en vrouwen (met name Antillianen), die als doelgroep kennelijk toch niet zo makkelijk bereikt kunnen worden als de autochtone vrouwen in de jaren zeventig. Hun problemen, en niet te vergeten de anti-westerse houding van vele allochtone jongens en mannen tegenover seks, zijn niet het soort problemen, waar een rationeel, op verheffing gericht, uit de gedoogcultuur voortkomend instituut als de Rutgers Stichting mee uit de voeten kan. Noch de loketgedachte, noch de speelse voorlichtingsactiviteiten lijken in dit krachtenveld erg effectief.

Alles wat de Rutgers Stichting deed kan in theorie door bestaande instellingen worden overgenomen. Maar het verlies van anonimiteit en efficiënte hulp voor mensen die de een of andere scheve schaats hebben gereden en liever geen bekende hulpverlener onder ogen komen zal worden gemist. En de seksuele problematiek onder allochtonen zal op een andere manier moeten worden aangepakt. Er blijft altijd behoefte aan nieuwe verheffingsinitiatieven.

Artikelen in NRC-column.