De vader, de moeder en het kind vormen de menselijke oergroep, waar alle andere groepen van zijn afgeleid. Het kerngezin is de kleinst mogelijke samenscholing (met z’n tweeën heb je geen groep maar een relatie) en het voorziet in alle behoeften die een mens niet in z’n eentje kan vervullen. Veiligheid, structuur in het leven, de baas spelen, ondergeschikt zijn, vertrouwen, intimiteit, de wereld begrijpen, helpen en geholpen worden, zingeving, amusement, eenzaamheidsbestrijding, dit alles met meer of minder groepsdynamica al naar gelang het aantal personen in het gezin. Een twee-relatie is overzichtelijk, de communicatie gaat heen en weer. Hoe langer ze elkaar kennen, hoe vaster de patronen liggen. Komt er een derde persoon bij, ook al is dat een hulpeloze baby, dan onstaat onmiddellijk een netwerk van relaties, drie in totaal. Waar de man en de vrouw totnutoe vrij goed wisten wat ze aan elkaar hadden, maakt de komst van een baby er een dynamisch geheel van, en daarmee neemt de onvoorspelbaarheid binnen de groep toe. Hoe meer gezinsleden, hoe meer onderlinge relaties, hoe meer groepsdynamica.
Het psychodrama van het kerngezin is een eeuwig thema waar iedereen z’n persoonlijke versie van doorlopen heeft. Het is het verhaal van de jeugd en hoe je volwassen werd om vervolgens van voren af aan te beginnen met een nieuw psychodrama, maar dan met andere hoofdpersonen en jijzelf in een andere rol. Op deze stuff zijn romans gebaseerd, tragedies, films en soaps. Conflicten drijven het verhaal voort. Geen enkele familiegeschiedenis zonder conflicten. En juist de bloedband, waarvan de eerste opdracht luidt om elkaar de hand boven het hoofd te houden, maakt de conflicten wurgender. Van andere groepen kun je je afkeren, maar van het kerngezin, en in breder opzicht van de familie, valt alleen los te komen met enorme schade.
Kaïn sloeg Abel dood, Oedipus doodde z’n vader en huwde z’n moeder, Antigone kwam in opstand tegen haar oom vanwege haar broer, Medea doodde haar broer en haar kinderen, Hamlet doodde zijn oom die eerder diens broer had gedood. In de wereldliteratuur gaat het er binnen families nooit zachtzinnig aan toe. Vrijwel altijd speelt de gepassioneerde of machtsbeluste liefde op een of andere manier een complicerende rol in dit soort familiedrama’s. Het kerngezin, gebaseerd op romantische liefde, economische noodzaak en tegelijk de kortste weg om twee groot-familes aan elkaar te klinken, blijft nu eenmaal niet steken in z’n eerste verschijningsvorm: een vader en een moeder die zich vertederd over een baby buigen. Daarna gebeuren er allerlei andere dingen die het fort tegen de buitenwereld verscheuren, ondermijnen of laten exploderen.
Toch deinzen weinigen ervoor terug om een gezinsleven te beginnen, in de vaste overtuiging dat zij de onderneming wel tot een geslaagd eind zullen brengen. Niet dat er veel keus bestaat. Hoeveel er ook wringt en schuurt in het kerngezin en in grotere families in wier slagschaduwen de beginnende kerngezinnetjes moeten zien te floreren, voor het opgroeien van kinderen is er geen serieus alternatief. Als het misgaat tussen de echtgenoten, kan men in deze tijd altijd nog beschaafd wegvluchten in echtscheiding. Moord en doodslag zijn echt nergens voor nodig.
En na de echtscheiding komt de stiefmoeder of -vader. Als een soort doekje voor het bloeden na de amputatie. Want dat is het eigenaardige na het ontploffen van een kerngezin: betrokken ouders weten niet hoe snel ze de hele configuratie van twee liefdevolle volwassenen die zich in harmonie over een kind buigen weer opnieuw in scène moeten zetten. Zo groot is de aantrekkingskracht van de oergroep. Ongeveer tien procent van de kinderen leeft in stiefgezinnen, elk jaar komen er 10.000 nieuwe stiefgezinnen bij. Het verschijnsel stiefgezin is zo oud als de wereld, toch is er wel een verschil tussen klassieke en moderne stiefgezinnen. Die van vroeger ontstonden doorgaans doordat een van de ouders was overleden en de weduwe of weduwnaar een nieuwe levensgezel vond. Die van nu ontstaan meestal na echtscheiding. Aan de ene kant zijn moderne kinderen beter af (ze hebben niet te maken met de dood van een ouder), aan de andere kant ligt het voor hen ingewikkelder, omdat ze verschillende loyaliteiten tegelijk overeind moeten houden.
De stiefmoeder en in mindere mate de stiefvader hebben een slechte naam. Van oudsher en tot op de dag van vandaag. Dat ligt voor een deel aan bekende sprookjes als Sneeuwwitje en Assepoester die aan elke nieuwe generatie kinderen weer wordt verteld, hetzij als verhaaltje voor het slapengaan, hetzij in Disney-versie. Sprookjes en sagen boren altijd breed gedeelde angsten aan, zoals de angst voor monsters en de angst om door je ouders in de steek gelaten te worden. Voortdurend laten ouders hun kinderen op slinkse wijze in het bos achter of sturen hun kind op jeugdige leeftijd de wijde wereld in om het zelf maar uit te zoeken. Wat dat betreft is de lectuur van sprookjes niet echt geruststellend voor de kinderziel. De grote hoeveelheid stiefmoeders en heksen die zich in sprookjes met kwade bedoelingen over kinderen ontfermen berust enerzijds op de werkelijkheid: stiefouders houden nu eenmaal niet zoveel van hun stiefkinderen als echte ouders. Dientengevolge leiden kinderen een zwaarder bestaan onder het regime van een stiefouder. Anderzijds zijn veel boze stiefmoeders pas in de 18de en 19de eeuw in die sprookjes opgedoken, toen de verhalen werden opgetekend door de gebroeders Grimm in Duitsland en door Perrault in Frankrijk. In de oudere volksversies waren het vaak de ouders zelf die zich tegen hun kinderen keerden. Verhalen waarin ouders zich op vergaande manier misdragen tegenover hun eigen kinderen kun je niet met goed fatsoen aan kinderen voorlezen, vandaar dat veel moeders werden afgezwakt tot stiefmoeders. Dat klonk net iets voorstelbaarder.
Kinderboekschrijver Wim Hofman veranderde in zijn toneelbewerking van Sneeuwwitje, ‘Zwart als inkt’, de rol van stiefmoeder weer terug in die van moeder. Dit maakt het stuk gruwelijker dan het bekende sprookje, waarin de angst van de stiefmoeder om haar schoonheid te verliezen en haar rivaliteit met haar stiefdochter uitloopt op een poging tot moord.
Boze sprookjesstiefmoeders lopen weinig rond in de werkelijkheid. Het is een stereotype dat bestrijding verdient. Politiek-correcte kinderboeken waarin aardige stiefmoeders voorkomen die het beste voorhebben met hun stiefkind, verdienen het om te worden gelezen. Hetzelfde geldt voor films en televisie-series. Het is al moeilijk genoeg voor iemand die ineens tot stiefmoeder wordt gebombardeerd om tegen het cliché van de heks op te boksen. Desondanks spreken de statistieken in het nadeel van het stiefgezin. Kinderen die met een stiefouder opgroeien lopen een aanzienlijk grotere kans op verwaarlozing, fysiek geweld, seksueel misbruik en de dood dan kinderen die met twee eigen ouders opgroeien. Zowel stiefmoeders als –vaders maken zich hier schuldig aan. Nog onlangs werden in Amerika drie stiefkinderen bij hun vader en stiefmoeder uit huis gehaald omdat ze ondervoed waren. De eigen kinderen (die die moeder ook had) zagen er gezond en welvarend uit. Veel van die ten hemel schreiende stief-situaties spelen zich aan de onderkant van de maatschappij af, in de regionen van de Tokkies, de slordige levens, zoals Theodore Dalrymple ze beschrijft: vrouwen die ongetrouwd kinderen krijgen van een man die hen slaat, waarna ze op een gegeven moment die man het huis uitzetten om het aan te leggen met een andere man die ook niet deugt, maar van wie ze wel weer zwanger worden, waarna hij voor een tijdje bij haar intrekt en intussen in dronken buien zijn stiefkinderen mishandelt en misbruikt. In de midden- en hogere klassen loopt het minder ongegeneerd uit de hand. Niet omdat men daar in de stiefgezinnen minder heftige gevoelens ervaart, maar omdat men beter geleerd heeft zijn gevoelens in toom te houden. En dat is het enige wat er opzit, wil een stiefgezin een beetje kunnen functioneren.
Een mooi voorbeeld van hoe het misgaat als een stiefmoeder haar gevoelens niet weet te beheersen is het tragische verhaal van Phaedra. Oorspronkelijk van Euripides, later is het thema door verschillende anderen gebruikt, onder anderen door Racine. Phaedra is de tweede vrouw van Theseus (zijn eerste is dood) en zij wordt verliefd op haar stiefzoon Hippolytes. Dit is minder raar dan het klinkt, want als jonge vrouw is ze een leeftijdgenoot van haar stiefzoon. Haar hartstocht kent geen grenzen, ook al beseft ze dat deze liefde geen pas geeft en bij niemand in goede aarde zal vallen. Niet bij haar man, de oude Theseus, maar ook niet bij Hippolytes, een koel en verstandelijk type, die zijn tijd met jagen doorbrengt en altijd maar weer offers brengt aan de al even ongenaakbare Artemis, zijn favoriete godin. Aphrodite is misnoegd door de desinteresse van Hippolytes in haar en haar domein, de liefde, en besluit hem een lesje te leren door de arme Phaedra in vuur en vlam voor hem te zetten. Gekweld door onvervulde liefde biecht Phaedra in strikt vertrouwen haar geheim op aan haar voedster. Deze vertelt het onmiddellijk door aan Hippolytes, die de onverkwikkelijke liefde geshockeerd afwijst. Over dit schandalige gevoel mag nooit een woord worden gesproken. Hij zweert een dure eed hierover te zullen zwijgen. Bij het horen van dit bericht vervliegt voor Phaedra alle hoop. Ze pleegt zelfmoord en laat een briefje achter voor Theseus, waarin ze uitlegt dat ze niet langer kon leven na de verkrachting door Hippolytes. Wanneer haar man terugkeert van zijn zakenreis ontsteekt hij begrijpelijkerwijs in woede en roept Poseidon aan voor wraak op zijn zoon. Omdat Hippolytes zo recht in de leer is dat hij zijn eed niet wil verbreken om aan zijn vader uit te leggen hoe het werkelijk zat (aangenomen dat die hem zou geloven), wordt hij verzwolgen door een zeemonster.
Dit drama is een heftige confrontatie tussen het gevoel en de ratio. Degene die alleen naar zijn verstand luistert redt het niet, want hem ontgaat teveel, maar degene die alleen haar gevoel volgt, trekt anderen mee in haar val en haar valt dus meer te verwijten. Bijkomend lesje van Euripides: vertel nooit een geheim aan een vrouw, want daar is het niet veilig. Phaedra is geenszins de exemplarische boze stiefmoeder. Ze is jong, mooi en verliefd – toevallig op haar stiefzoon. Hoe groot is de misdaad van haar liefde nu helemaal, in aanmerking genomen dat ze, ongetwijfeld tegen haar zin, is uitgehuwelijkt aan een veel te oude man? Niet zo verschrikkelijk groot, zou je denken – er vinden wel ergere vormen van bedrog plaats onder getrouwde vrouwen. Maar nee, het feit dat het hier een stiefzoon betreft zet de hele affaire in een semi-incestueus licht en roept het onverdraaglijke schandaal op, waar Hippolytes de ogen voor sloot. Zodra het gevoel woord is geworden (nog niet eens daad dus) koerst het verhaal onafwendbaar af op een noodlottige afloop. De moraal is dus: de stiefmoeder moet zwijgen. Ze moet haar gevoel onderdrukken. Als ze dat niet doet, bezwijkt het systeem van het stiefgezin (en kunnen er doden vallen).
Deze moraal heeft niets aan kracht ingeboet. Nog steeds zijn stiefgezinnen gebaat bij het zwijgen van de stiefmoeder, of het nu over negatieve gevoelens gaat, wat het meeste voorkomt, of over ongepast positieve, zoals die van Phaedra. In beide gevallen leidt het uiten ervan tot ellende. De grondirritatie van stiefkinderen en –ouders over en weer is: wat heb ik eigenlijk met jou te maken / wat heb jij eigenlijk met mij te maken? Deze irritatie komt nooit voor tussen de leden van een kerngezin. Ook al ergeren kinderen zich wild aan de bemoeienis van hun ouders, en ouders aan het gedrag van hun kinderen, ze zullen altijd toegeven dat ze iets met elkaar te maken hebben: gewoon, dat is nu eenmaal mijn moeder, dat is mijn vader, dat zijn mijn kinderen. De bloedband staat voor dat hele conglomeraat van gevoelens van veiligheid, vertrouwen, zingeving enzovoort. Kortweg samen te vatten in het containerbegrip ‘liefde’.
Stiefouders zijn buitenstaanders binnen een privé-bastion. Kinderen beschouwen hen als indringers en stiefouders zien kinderen als iets wat ze op de koop toe erbij kregen. De relatie is voor geen van beide partijen vrijwillig en dat maakt het samenleven moeizaam. Niet vrijwillig met iemand samenwonen kan verschrikkelijk deprimerend zijn. Afgezien van de stiefgezinsituatie komt het dan ook weinig voor. Voor voorbeelden beland je al snel in de institutionele sfeer: verzorgingshuizen, verpleeghuizen, gevangenissen, tbs-klinieken. Een ander voorbeeld is de vrouw in collectivistische culturen die wordt uitgehuwelijkt en bij haar mans familie moet intrekken, alwaar haar schoonmoeder de scepter zwaait. Of vrouwen die in een harem worden opgenomen. Zodra vrouwen over enige financiële onafhankelijkheid beschikken, is het afgelopen met deze onderdrukkende tradities.
Onvrijwillig samenwonen is heel erg, daar moet niet lichtvaardig over worden gedacht. Het gegeven dat het stiefgezin het kerngezin simuleert maakt het nog zwaarder. In een weeshuis of een tehuis voor moeilijk opvoedbare kinderen is het duidelijk hoe de rolverdeling en de machtsverhouding liggen tussen bewoners en begeleiders. Er zijn pupillen en opvoeders, er kunnen vertrouwensbanden ontstaan – of niet, kinderen kunnen de pest erover in hebben of niet, maar niemand doet alsof ze met z’n allen een gelukkig gezinnetje vormen.
Een stiefgezin is geen inrichting, maar er loopt een vreemde rond in je privédomein en dat geeft een gevoel van verstikking. Voor de stiefouder net zo goed als voor de kinderen. Voor een samenwoonverband van twee volwassenen en een of meer kinderen bestaat maar één model, het kerngezin, dus wordt dat nagespeeld zo goed en zo kwaad als het gaat. De kinderen hebben verzorging, aandacht en opvoeding nodig, de volwassenen verstrekken dit. Hoezeer gevoelens van onvrede ook kunnen knagen aan hen die deel uit maken van een stiefgezin, het valt niet te ontkennen dat het nu eenmaal vaak niet anders kan. Zeker in de pre-moderne stiefgezinnen (na de dood van een ouder) was een plaatsvervanger voor de overledene vaak de best mogelijke oplossing. Een stiefvader stond garant voor inkomen, een stiefmoeder voor de kinderverzorging en de huishoudelijke taken. Kinderen zagen dat in (zo moeilijk is dat niet), en ook al ervoeren ze weerstand tegen de indringer, er zat niets anders op dan zich bij de nieuwe situatie neer te leggen. Er was domweg geen andere keus.
Moderne stiefgezinnen staan bloot aan een geheel andere dynamiek. Kinderen beschikken na de scheiding nog steeds over twee ouders, dus wat hen betreft is er geen noodzaak voor plaatsvervangers, en zij kunnen blijven dagdromen over herstel van het oorspronkelijke kerngezin. Verder is de verhouding tussen ouders en kinderen gelijkwaardiger geworden – kinderen hebben over van alles en nog wat een inbreng en ouders houden meer rekening met de wensen van hun kinderen. Het vanzelfsprekende gezag van volwassenen over kinderen is buiten het gezin ook verdwenen. Kinderen accepteren alleen nog hun ouders als autoriteit en leraren, trainers, dokters als deelautoriteiten op deelgebieden. Onbekende volwassenen hebben geen gezag over onbekende kinderen.
Voor een aspirant stiefouder zijn dit drie extra hordes om te nemen in vergelijking met vroeger. Ze moeten beseffen dat hun stiefkind al ouders heeft, dat het stiefkind invloed heeft op hoe het er in huis aan toegaat, en dat het stiefkind zal tegenstribbelen bij autoriteitsvertoon. Deze set-up geeft weinig ruimte voor onbekommerd doen alsof je thuis bent. Bij jonge kinderen (onder de zes) is het nog wel te doen. Die zijn klein genoeg om het gezag van volwassenen te accepteren en protesteren niet als een stiefouder op een of andere manier een stempel zet op de manier van samenwonen. Bij oudere kinderen kan elke verandering in bestaande routines een reden voor ruzie zijn, omdat elke actie kan worden aangegrepen om de legitimiteit van de autoriteit ter discussie te stellen. Stiefmoeder koopt een ander merk ontbijtgranen, gebruikt een ander wasmiddel, kookt ander soort eten, gaat de meubels verplaatsen. Dingen die heel normaal zijn, als iemand ergens intrekt, maar waar kinderen een scène over kunnen maken om geen andere reden dan dat het anders is dan zij gewend zijn. Acties die de kinderen zelf betreffen liggen nog veel gevoeliger. Stiefmoeder stelt grenzen aan tv- en computertijd, vervroegt bedtijden, voert een regime in van hulp bij huishoudelijke klusjes, heeft kritiek op kledingkeuze. Stof voor hoogoplopende conflicten.
Ander ongenoegen is van meer psychologische aard. De nieuwe liefde tussen ouder en stiefouder kan een sterk gevoel van eenzaamheid en uitsluiting bij het kind teweeg brengen. Begrijpelijkerwijs projecteert het kind zijn boosheid op de stiefouder die in zijn ogen de ouderlijke liefde heeft weggekaapt. Openlijke demonstraties van genegenheid tussen ouder en stiefouder zijn het kind een gruwel. Verhoudingen binnen het stiefgezin worden maar al te vaak getekend door jaloezie (van het kind op de stiefouder, maar ook andersom), rivaliteit tussen die twee en gebrek aan warmte. De enige reden waarom men onder hetzelfde dak verkeert ligt immers in de aanwezigheid van de echte ouder danwel de nieuwe levenspartner. Mochten kind en stiefmoeder desondanks een wat vertrouwelijker relatie ontwikkelen, krijgt het kind weer last van schuldgevoel wegens gebrek aan loyaliteit met de eigen moeder. Zo loopt iedereen voortdurend door een mijnenveld.
Weinig stiefouders in spe beseffen van tevoren hoe moeilijk het zal zijn en hoe zwaar om daadwerkelijk de rol van stiefouder te spelen. Dag in dag uit en jarenlang. Stiefmoeders hebben het vaak iets lichter dan stiefvaders, omdat kinderen na een scheiding relatief meer tijd doorbrengen bij hun eigen moeder dan bij hun eigen vader. Het stiefmoederschap komt wat vaker neer op weekenden en vakanties. Naarmate het huis van de vader door de kinderen meer als een logeeradres dan als een vast thuisadres wordt gezien, zullen kinderen minder moeite hebben met de aanwezigheid van Papa’s nieuwe vriendin. Dat is dan ook de rol die zij speelt: vriendin-van, iemand zonder moederlijke opdracht of bevoegdheden, een stiefmoeder zonder tanden. Het samen optrekken kan nog genoeg problemen geven, maar beide partijen kunnen zich althans vasthouden aan de rustgevende gedachte dat ze na een lang weekend of een slopende vakantie weer voor een tijdje van elkaar af zijn.
Voor veel stiefvaders en een minderheid van fulltime stiefmoeders ligt dat anders. Zij hebben met enige regelmaat een weekend of vakantie vrij van het stiefouderschap en in de tussentijd is het hun opdracht om van het stiefkind te houden. Want dat is eigenlijk het enige waartoe stiefouders nog gerechtigd zijn, waartoe ze zelfs verplicht zijn, zij het liefst zonder zichzelf op te dringen. Al het andere is spitsroeden lopen. Van een full time stiefmoeder wordt verwacht dat zij de gewone moederlijke taken voor haar rekening neemt, zoals eten in huis halen, koken, de was doen, opruimen, kinderen vervoeren naar school en sportclubs, hen voorlezen en helpen met huiswerk, met hen naar dokter en tandarts gaan, kinderpartijtjes organiseren, leuke dingen doen in het weekend. Tegelijk wordt ze niet geacht zich op een sturende manier met de opvoeding te bemoeien. Ze mag niet corrigeren, geen kritiek uitoefenen, niet boos worden en al helemaal geen straf uitdelen. Als zij onprettig gedrag van het kind over zich heen krijgt, moet ze dat slikken en het rapporteren aan de vader. Alles wat ze graag anders zou zien moet ze hoe dan ook via de vader spelen. Ze moet rekening houden met de specifieke gewoontes, behoeften en obsessies van het kind en haar eigen voorkeuren daaraan aanpassen. Ze moet consideratie tonen met het kind, omdat het nu eenmaal een kind is van gescheiden ouders en die kinderen hebben het al moeilijk genoeg. De stiefmoeder moet de verstandigste zijn, begrip opbrengen, dingen over haar kant laten gaan omwille van de lieve vrede, kortom ze moet zwijgen. Niet zwijgen in de zin van stommetje spelen (integendeel: het scheppen van een gezellige sfeer is een topprioriteit), maar zwijgen in de zin van haar ware gevoelens voor zich houden. Zelfs tegenover haar partner moet ze voorzichtigheid betrachten. Ze kan bijvoorbeeld niet de opgespaarde woede en frustratie over het kind ongecensureerd uiten tegenover haar man, want kritiek op iemands kind valt zelden in goede aarde, net zo min als aanmerkingen op de opvoeding en suggesties voor verbetering daarvan. Voor je het weet, zie je je als stiefmoeder geplaatst tegenover een onwrikbaar front van vader en kind.
Voor een stiefvader is de relatie moeder-kind soms zo hecht dat hij er niet tussen komt. Stiefvaders hebben om te beginnen al meer moeite om zichzelf een plaats te veroveren binnen de bestaande eenheid van gescheiden moeder met kinderen. Zo’n eenheid heeft vaak een jarenlange geschiedenis van demokratisch samenleven achter de rug – alleenstaande moeders zijn eerder geneigd de ouder-kind-hiërarchie te laten vallen dan alleenstaande vaders – naar tevredenheid van de zoon die de rol van man in huis kreeg toegemeten en alle vrijheid had. Bijgevolg breekt er opstand uit, wanneer Mama’s nieuwe vriend zich metterwoon vestigt in deze gesloten eenheid. Sommige kinderen hebben zoveel macht binnen het gebroken gezin dat ze de indringer effectief weg kunnen werken. Ze zeggen ijskoud tegen hun moeder: ‘Hij eruit of ik eruit’. Gehoorzaam aan de bloedband laat moeder haar geliefde z’n biezen pakken en retireert naar het niveau LAT-relatie, zodat de oude harmonie van het een-oudergezin kan worden hersteld.
Het stiefgezin is in opzet niet alleen vervelend voor kinderen, ook voor de stiefouder en zelfs ook vaak voor de derde persoon van de driehoek, degene die zich weliswaar van de meeste liefde weet verzekerd, maar die toch ook moet schipperen tussen de verschillende gevoeligheden en de rest met elkaar te vriend moet zien te houden. Aan een stiefgezin beginnen is een enorme onderneming, onvergelijkbaar veel zwaarder dan gewoon een gezinnetje stichten met romantiek en een embryo. Mensen die overwegen om hun LAT-relatie in een stiefgezinconstructie om te zetten denken vaak dat liefde de belangrijkste voorwaarde is om de onderneming te laten slagen. Als uitgangspunt voor de partners is liefde zeker belangrijk – de economische voordelen van gezinsvorming doen nauwelijks nog ter zake -, maar niet als totaalconcept voor het stiefgezin. Het is hypocriet om de verhoudingen tussen stiefouders en stiefkinderen te kenschetsen met het woord ‘liefde’. Dat kan hoogstens na een aantal jaar het resultaat zijn, het kan onmogelijk in de opzet verdisconteerd zijn. De verhouding stiefouder-stiefkind heeft wel iets weg van de verhouding schoonouder-schoonkind. Schoonfamilie hoort erbij, maar blijft tot in lengte van dagen de koude tak, ook al kunnen zich over en weer warme gevoelens van sympathie en waardering ontwikkelen.
Stiefrelaties staan onder veel grotere druk dan schoonfamilierelaties, omdat stiefgezinnen onder één dak wonen, hetgeen de kans op conflicten verveelvoudigt. Beleefdheid, gepaste afstand houden, de ander in z’n waarde laten, je richten op het aansprekende en niet op het irriterende werkt wonderwel om een prettige schoonfamilie-relatie op te bouwen. Hetzelfde geldt voor stiefrelaties. Belangrijker dan het investeren van liefde is dan ook het investeren van tijd. Het duurt jaren voordat leden van een stiefgezin zodanig aan elkaar gewend zijn dat ze zich vrij ten opzichte van elkaar voelen in hun eigen huis en elkaars aanwezigheid vanzelfsprekend vinden. Met jongere kinderen in huis gaat het sneller, maar bij oudere kinderen kan het wel vijf, zes jaar duren. Sommige tieners slagen er nooit in om hun stiefouder te accepteren en gaan eerder het huis uit of verhuizen naar de andere ouder om aan de situatie te ontsnappen. Mensen die een stiefgezin overwegen waarin zich tieners zullen bevinden, kunnen in veel gevallen net zo goed besluiten om het samenwonen een jaar of vier, vijf uit te stellen, tot de kinderen het huis uit zijn. Het gemis aan dagelijkse intimiteit met een nieuwe geliefde wordt dan goedgemaakt door het missen van voortdurende conflicten met de kinderen.
Toch kan het goed gaan. Een stiefmoeder die de dagelijkse dingen doet die moeders doen en aandacht schenkt zonder te proberen het kind te veranderen, zal op een gegeven moment het vertrouwen van het kind winnen. Een stiefvader die zich niets aantrekt van kinderlijke sabotageacties, maar wel helpt met huiswerk overhoren of het voorbereiden van een spreekbeurt werkt aan zijn toekomstige waardering. Overwicht krijgen, zodat er ruimte komt voor kritiek en opvoeding, kan alleen tot stand komen via de weg van het sympathie kweken. Moeilijk genoeg dat laatste, want extreme toegeeflijkheid voor de grillen en luimen van het kind en strooien met snoep en cadeautjes (kinderen hebben een fijne antenne voor omkooppogingen) leiden eerder tot minachting dan waardering.
Van beleefdheid via aardigheid naar vertrouwen, wederzijdse waardering en hartelijkheid. Het is een lange route waar een lange adem voor nodig is. Het stadium van onbaatzuchtige liefde dat nog verder weg ligt, wordt zelden bereikt. De meeste stiefrelaties blijven ergens onderweg steken. Wie als stiefouder denkt dat ie er eindelijk van af is, als de stiefkinderen op eigen benen staan, heeft zich misrekend, want de onvermijdelijke kleinkinderen zorgen voor een nieuwe opgave: hoe moet het stiefgrootouderschap vorm krijgen? Als afstand wordt gedaan van liefde als doel en functie van het stiefgezin, zouden betrokkenen minder onder druk staan. Waardering bereiken over en weer is al een prestatie die voor weinigen is weggelegd en soms is beleefdheid het hoogst haalbare.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in HP/De Tijd, 13 oktober 2006.