Spring naar inhoud


Vrekkige schoonzoon

Beste Beatrijs,

Onze dochter van 25 jaar woont al drie jaar samen met haar vriend, een innemende, vrolijke en betrouwbare jongen. Beiden hebben een baan. Een deel van hun salaris storten ze op een gezamenlijke rekening, waarvan ze hun vaste lasten en huishouding betalen. Mijn dochter verdient een bescheiden loon, haar partner aanzienlijk meer. Haar bijdrage in de gezamenlijke pot is weliswaar kleiner dan die van hem, maar daarna houdt mijn dochter nog maar amper iets over voor kleding, make-up en vrije tijd. Sparen lukt niet en van verschillende hobby’s moet ze afzien omdat daar geen geld voor is. Haar vriend daarentegen tennist, voetbalt, golft en gaat met vrienden op skivakantie. Ook houdt hij genoeg geld over om te sparen op een eigen rekening. Voor een gemeenschappelijke vakantiereis heeft onze dochter geld van haar vriend geleend. Hij heeft haar er al aan herinnerd dat zij hem nog terug moet betalen.

Mijn man en ik zijn bezorgd over deze ontwikkeling. Een relatie van deze aard betekent toch dat je behalve de liefde en het bed ook geld en goederen deelt? Is het tegenwoordig gebruikelijk dat mijn en dijn zo strikt gescheiden blijven? Wij zijn bevreesd voor een situatie waarin de een zich onbekommerd ontwikkelt en ontplooit en de ander achterblijft. Hoewel het niet aan ouders is om zich te bemoeien met de relaties van hun kinderen, hindert deze financiële opzet ons meer en meer. Moeten we er toch iets van zeggen?

Bezorgde ouders

Beste Bezorgde ouders,

Het is niet de taak van haar geliefde om uw dochter te subsidiëren.

Uw dochter en haar vriend bevinden zich kennelijk in totaal verschillende inkomensregionen. Hij verdient behoorlijk goed en zij maar heel weinig, gezien het feit dat ze niet kan sparen en geen geld overhoudt voor hobbies. Uw dochter brengt minder geld in de gezamenlijke huishoudpot in dan hij (ze hebben dus wel een vorm van naar rato inbreng), maar nog steeds houdt zij niets over. Dan moet ze wel heel weinig verdienen! Zou uw dochter in een single-bestaan wél genoeg geld overhouden voor hobby’s, vakanties en sparen? Waarschijnlijk niet, vermoed ik. Ze zal er financieel gesproken toch niet op achteruit zijn gegaan door met haar veel rijkere vriend samen te wonen?

In gevestigde relaties is het nogal eigenaardig als de een de ander geld gaat lenen voor een vakantie die te duur is voor een van de twee. In zo’n geval gaat een stel ofwel naar een goedkopere bestemming, ofwel de rijkere houdt de minvermogende vrij. Een en ander hangt samen met hoe sterk het toekomstperspectief is van de relatie. Dit perspectief lijkt vooralsnog te ontbreken bij de relatie van uw dochter en haar vriend. Geliefden die niet met elkaar samenwonen houden hun financiën meestal gescheiden. Getrouwde stellen tenderen op den duur naar het sam-sam-model. Daarom is trouwen ook zo’n nuttige beslissing. Dan kies je er duidelijk voor om je emotionele en financiële lot voor de toekomst aan elkaar te verbinden. Maar als je niet zeker van een gemeenschappelijke toekomst bent, dan is de financiële terughoudendheid van uw schoonzoon (ik noem hem maar even zo) begrijpelijk. Misschien is de relatie wat hem betreft niet zo serieus. Dan voelt hij zich ook niet geroepen om zijn portemonnee aan zijn geliefde ter beschikking te stellen.

U bent bang ‘voor een situatie waarin de een zich onbekommerd ontwikkelt en ontplooit en de ander achterblijft’. Maar zo ligt het niet. Uw dochter beschikt nu over weinig geld en zonder haar vriend had ze ook over weinig geld beschikt. Het is niet de taak van haar geliefde om uw dochter te subsidiëren in haar ontplooiïng en ook niet om haar hobby’s te bekostigen. Als ze een vriend had gehad die even arm was als zij, had ze even weinig financiële armslag gehad als nu.

De situatie zal zichzelf opklaren, wanneer het stel in het huwelijk treedt of wanneer ze aan kinderen beginnen. Dan kan ze delen in zijn rijkdom via het trouwboekje of een geregistreerd partnerschap. De andere mogelijkheid is dat ze zich gaat toeleggen op het vergroten van haar inkomen door meer te gaan werken, een andere baan te zoeken of een opleiding met meer perspectief te volgen. Moedig uw dochter aan in de richting van meer economische onafhankelijkheid en zie af van kritiek op het gebrek aan vrijgevigheid van haar vriend.

Artikelen in Liefde en relaties, Schoonfamilie.

Gelabeld met .


Uiensoep eten

Beste Beatrijs,

Ik ben een liefhebber van uiensoep en bestel dat vaak in restaurants. Het daarop drijvende gegratineerde stokbrood weet ik echter nauwelijks op een nette manier te verwerken. Vaak leg ik het er maar even naast en gebruik vork en mes om het in behapbare stukjes te snijden. Maar het blijft geklieder. Ben ik zo onhandig of ontgaat mij de juiste tactiek?

Knoeien met uiensoep

Beste Knoeien met uiensoep,

Als u met uw lepel het stokbrood naar beneden duwt, raakt het brood vanzelf doordrenkt met soep en zult u er onder water (ik bedoel onder soep) makkelijk een stuk af kunnen snijden. De zijkant van de lepel gebruikt u dan als mes. Als de korst van het stokbrood tegenstand biedt, kunt u een vork gebruiken om het brood op de bodem van de soepkom te fixeren, terwijl u er met de lepel een stuk van loswrikt.

Artikelen in Eten en drinken, Horeca.

Gelabeld met .


Bed afstaan aan logés

Beste Beatrijs,

Als er familie komt logeren, horen wij volgens mijn man onze slaapkamer af te staan en zelf elders in het huis te slapen. Hij is dat van huis uit gewend en hij zegt dat ware gastvrijheid er zo uitziet. Is dat zo? Een logeerkamer met wat geïmproviseerde slaapbanken en bedden is toch zeker net zo gastvrij? Graag zou ik van u vernemen hoe u hierover denkt.

Bed afstaan

Beste Bed afstaan,

Voor logés in het algemeen hoeft men niet zijn eigen bed op te geven. Logés (leeftijdgenoten) kunnen op de logeerkamer terecht (als die er is) of ergens in huis op een slaapbank of op een tevoorschijn gehaalde matras, luchtbed of veldbed. Oudere familieleden krijgen vaak meer egards. Als een stel bijvoorbeeld (schoon)ouders te logeren krijgt die oud, zwak, slecht ter been of anderszins krakkemikkig zijn, is het wel zo voorkomend als de heer en vrouw des huizes hun slaapkamer aan hen afstaan en zelf in de minder comfortabele slaapomgeving gaan liggen.

Artikelen in Familie.

Gelabeld met .


Poedeltje

De zogeheten ‘Damschreeuwer’, de man die tijdens de Dodenherdenking van vorig jaar plotseling begon te schreeuwen en daarmee paniek veroorzaakte, wenst niet over een kam te worden geschoren met de waxinelichthoudergooier en ook niet met de Concertgebouwterrorist. In tegenstelling tot deze twee ordeverstoorders vindt hij zichzelf niet verward. Hij maakte slechts gebruik van de vrijheid van meningsuiting. ‘Als ik niet mag schreeuwen, dan kunnen we 5 mei ook wel afschaffen. We leven in een vrij land’ zei hij tegen de Volkskrant.

Het is verreweg het beste om provocaties te negeren onder het motto ‘laat de gek maar raaskallen’.

Het leerstuk van de vrije meningsuiting, een van de pijlers van de rechten van de mens, gaat over de vrijheid om ideeën te verkondigen, hoe absurd of verachtelijk die ideeën verder ook mogen zijn. Wat niet betekent dat elke denkbare menselijke expressie gelegitimeerd kan worden met een hoogdravend beroep op de vrijheid van meningsuiting. Geen enkele vrijheid is absoluut, dus ook deze niet. Het simpelste voorbeeld van hoe je tegen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting aanloopt is het roepen van ‘Brand!’ in een vol theater (als er geen brand is). Dit is illegaal, omdat je geen paniek in een menigte mag creëren, waardoor slachtoffers kunnen vallen. Wie toch ‘Brand!’ roept, omdat hij daar toevallig zin in heeft, krijgt straf.

De Damschreeuwer lijkt mij een typische provocateur, zo iemand die er plezier aan beleeft als de goegemeente opfladdert en in alle staten raakt. Het gaat provocateurs niet om de inhoud van hun expressie, maar om de effecten ervan op de omgeving. Als die man tenslotte zo’n behoefte had om de stilte te doorbreken met een oerkreet, had ie ook op de grote stille heide de konijnen kunnen gaan opschrikken. Met provocateurs is het lastig redeneren. Elk beroep dat je doet op conventies, beleefdheid, omgangsvormen ketst af op het formalistische pantser van de vrijheid van meningsuiting. Een provocateur is een fundamentalist, die zijn tegenstanders tot censuur probeert te verleiden om daarna verontwaardigd ‘Censuur!’ te kunnen roepen.

Geert Wilders is een grootmeester in het genre. Zijn taalgebruik (‘kopvoddentaks’, ‘haatpaleizen’) is irritant en onbeschoft, maar de heilloze discussies over ‘toonmatiging’ die onvermijdelijk volgen op het zoveelste schandelijke neologisme, leiden helemáál nergens toe. Bij de Algemene Beschouwingen ging Wilders zich te buiten aan beledigingen en persoonlijke sneren, waarbij vooral Job Cohen het moest ontgelden. Cohen werd beschimpt als het schoothondje van Rutte, als poedeltje van het kabinet en als de grote gedoger. Het was zuiver bedoeld om te stangen. Wat moet je daar mee als volksvertegenwoorder? Tot mijn verbazing reageerde Cohen op hetzelfde niveau, zij het minder effectief. Hij ontkende de aantijgingen en zei dingen als ‘Wilders is een kleuter die niet naar school wil’, ‘Wilders is zelf een gedoger’ (een jijbak). Dit maakte geen professionele indruk. Als iemand in de publieke arena de spreektijd benut door te beledigen, te schofferen of anderszins onwelvoeglijke taal te gebruiken, dan is het verreweg het beste om de provocaties te negeren onder het motto ‘laat de gek maar raaskallen’ en door te gaan met de inhoudelijke besprekingen. Zo min mogelijk aandacht aan besteden, want er staan belangrijker dingen op de agenda, het voorgenomen kabinetsbeleid bijvoorbeeld.

Ook met het boerkaverbod heeft de regering zich laten lokken in een door provocateurs opgestelde val. 380 euro boete op het dragen van een boerka! Dit geeft de 200 boerkadraagsters in Nederland een vrijbrief om zich vanaf nu in een lange zwarte pij te hullen, van boven afgetopt met toegestane hoofdbedekkingen als een integraalhelm of beter nog een imkermasker. Het verbod werkt alleen maar contra-productief.

Een beetje stevige maatschappij laat zich niet op de kast jagen door een stelletje half gare provocateurs. Die negeer je en je gaat over op de orde van de dag. Zolang we maar niet wéér een debat over de vrijheid van meningsuiting hoeven te voeren.

Artikelen in Column.


Turkse bruiloft

Beste Beatrijs,

Volgende maand trouwt onze dochter met haar Turks-Nederlandse vriend. Er is geen religieuze inzegening, maar ze willen wel tijdens de bruiloft beide culturen tot hun recht laten komen. Dat lijkt ons een goed plan. Bij de voorbereiding viel ons op dat er minder uitgesproken Nederlandse tradities bestaan dan Turkse. Daardoor hebben we de indruk dat de Turkse invloed op de bruiloft groter is dan de Nederlandse. Een voorbeeld is dat de bruid – letterlijk – beladen wordt met bankbiljetten. Op de kaart staat dan ook een envelopje als cadeautip. Volgens Turkse traditie moet je dat geld horen knisperen, wil je niet voor elkaar onder doen. Het gaat om echt aanzienlijke bedragen. Soms worden de bedragen hardop omgeroepen. Moeten wij en onze familie even diep in de buidel tasten als de familie van de bruidegom? Het steekt wel schril af als tante slechts een cadeaubon geeft van 10 euro. We respecteren de gebruiken, maar in hoeverre moeten we hierin meegaan?

Trouwen tussen twee culturen

Beste Trouwen tussen twee culturen,

Wíl uw dochter op haar bruiloft eigenlijk wel als een kerstboom worden opgetuigd met bankbiljetten?

Wíl uw dochter op haar bruiloft eigenlijk wel als een kerstboom worden opgetuigd met bankbiljetten? Haar voorkeur lijkt me belangrijker dan de vraag hoe veel geld u en uw familie moeten geven. Bespreek eerst eens met uw dochter of ze wel animo heeft voor deze exercitie. Misschien heeft ze geen bezwaar en Dagobert Duck zou dit vast een charmant gebruik vinden, maar als uw dochter geen zin heeft in aards slijk op haar mooie bruidsjurk, hoeft ze die procedure niet te ondergaan, hoor! In dat geval kan ze suggereren om de bankbiljetten met paperclips in een ficus of een kamerlinde te hangen – dat zou een redelijk compromis zijn.

Voor de rest zijn de overeenkomsten tussen Nederlandse en Turkse bruiloftstradities natuurlijk groter dan de verschillen: bij beide is sprake van een jawoord, een feestmaal, zang, dans en gezelligheid. Als tegenwicht tegen het Turkse element van de geldboom kan het Nederlandse smaldeel zich wellicht toeleggen op het uitvoeren van humoristische liedjes en sketches?

Wat uw eigen financiële bijdrage betreft of die van uw familie: iedereen kan gewoon geven wat hij/zij een passend bedrag vindt en niemand hoeft zich te laten opzwepen door de schoonfamilie. Als tante Joke een cadeaubon van een tientje in gedachten heeft voor het bruidspaar, is dat haar zaak. Wat uit een goed hart komt is altijd in orde en ook in de Turkse cultuur is het ongepast om gegeven paarden in de bek te zien.

Artikelen in Bruiloft.

Gelabeld met .


Taxichauffeur tegen wil en dank

Beste Beatrijs,

Mijn vrouw en ik (dertigers) wonen sinds een paar jaar in een dorp, op enige afstand van de grote stad waar nog veel van onze vrienden wonen. Die beschikken niet allemaal over een auto en nemen dan voor een bezoek aan ons de trein naar de nabijgelegen provinciestad. Vanaf dat station rijdt er een streekbus naar ons dorp of een OV-taxi, maar bezoekers gaan er altijd vanuit dat ze door ons worden opgehaald en later weer gebracht. Dit is een kwartier met de auto. De vanzelfsprekendheid waarmee het sms’je ‘We arriveren om die en die tijd op het station’ ons reduceert tot taxiservice stoort mij erg. Vier van zulke taxiritjes is toch weer een uur autorijden. Ikzelf reis ook weleens met de trein naar de grote stad en verwacht daar zeker niet van het station te worden opgehaald door de vrienden die ik ga bezoeken, maar neem gewoon bus of tram. Zeur ik, als ik vind dat mijn vrienden die moeite ook wel kunnen nemen?

Plattelandschauffeur

Beste Plattelandschauffeur,

Help uw vrienden uit de droom van het paard-en-wagen-platteland.

Voor uw stadse vrienden staat het platteland gelijk aan ‘ver van de bewoonde wereld’: afgelegen contreien waar bewoners en bezoekers zich volslagen onthand weten zonder auto. In werkelijkheid valt uw huis prima te bereiken met het openbaar vervoer of, met iets meer geld maar wel zo snel, een treintaxi. Het vergt alleen een beetje meer planning dan in de stad, waar het openbaar vervoer frequenter rijdt.

Help uw vrienden uit de droom van het paard-en-wagen-platteland. Bij een volgende afspraak kondigt u vriendelijk aan dat het ophalen en wegbrengen u te veel tijd kost en u vraagt of ze hun eigen vervoer kunnen regelen. Op internet kunnen ze opzoeken hoe het zit met de aansluiting tussen trein en streekbus. Als de reistijd naar hun smaak te ver oploopt, kunnen ze een treintaxi bestellen. Een kwestie van een telefoontje, vlak voor ze vertrekken. Voor de terugreis idem dito. U kent ongetwijfeld de vertrektijden van de bus, zodat u ze bijtijds kunt waarschuwen. Of u kunt een treintaxi retour station voor hen bestellen.

Artikelen in Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .


Tutoyeren tussen arts en patiënt

Beste Beatrijs,

Als gynaecoloog (vrouw, 43 jaar) zeg ik ‘u’ tegen mijn patiënten. Alleen tijdens bevallingen, in het vuur van de strijd, zeg ik ‘je’, omdat dat zo’n intensief gebeuren is, waarbij ik meestal ook wat langere tijd met iemand doorbreng. Maar ik vind het onprettig als patiënten mij op het spreekuur in de polikliniek tutoyeren. Ik ervaar dat als gebrek aan respect voor mijn persoon en voor mijn beroep. Laatst was er een hele aardige 60-plus mevrouw die bij de kennismaking zei: ‘Zeg maar jij hoor, ik ben niet zo moeilijk.’ Ik heb een beetje schaapachtig gelachen, maar ben wel ‘u’ blijven zeggen. Daar voelde ik me dan weer ongemakkelijk bij, want misschien ervoer zij dat als een terechtwijzing. Doe ik te moeilijk?

De patiënt tutoyeert

Beste De patiënt tutoyeert,

Wie hardnekkig ‘u’ blijft zeggen, krijgt op den duur vanzelf ‘u’ terug.

Hoe intiem de besprekingen of handelingen in de spreekkamer ook mogen zijn, de arts-patiënt-relatie is een zakelijke relatie. En juist vanwege het intieme karakter van de interactie is het des te belangrijker dat er een zekere afstand blijft ingebouwd. Wederzijds u zeggen is dus de norm. Als een patiënt u uitnodigt om haar te tutoyeren, zegt u: ‘Heel vriendelijk van u, maar bij ons in het ziekenhuis is de regel dat patiënten met u worden aangesproken, en daar houd ik mij aan.’ Op zo’n manier wijst u haar niet persoonlijk af, maar beroept u zich op de regels van de organisatie. Als patiënten u op eigen initiatief gaan tutoyeren (wat overigens erg onbeleefd is: zakelijke relaties dient men te vousvoyeren, totdat degene met een hogere status – dat bent u in dit geval –  de lagergeplaatste het groene licht geeft om te tutoyeren), enfin, als men u ongevraagd tutoyeert, dan negeert u dat en u houdt onverminderd vast aan ‘u’. Wie hardnekkig ‘u’ blijft zeggen, krijgt op den duur vanzelf ‘u’ terug.

Artikelen in Aanspreken en begroeten, Zakelijke relaties, Ziekte.

Gelabeld met .


Triviaal onderzoek

Vegetariërs zouden sociale, vredelievende mensen zijn, vleeseters onbehouwen agressievelingen.

De ontmaskering van wonderboy Diederik Stapel als fraudeur leidde terecht tot grote ophef, zowel onder wetenschappers als bij het mediaconsumerende publiek. Het verzinnen van onderzoeksresultaten is een regelrechte doodzonde, veel en veel erger dan plagiaat waarbij tenminste nog de waarheid wordt overgeschreven. Begrijpelijk heeft René Diekstra zich kunnen rehabiliteren, terwijl Stapels carrière in de wetenschap voorgoed voorbij is. De hoogleraar zal zich op iets totaal anders moeten oriënteren.

De affaire zet ook de sociale psychologie zelf in een dubieus daglicht. Los van het bedrog wekte het onderzoek naar de relatie tussen vlees en egocentrisch (hufterig) gedrag irritatie, omdat de ideologie van de (vegetarisch angehauchte) onderzoekers er zo duidelijk in doorklonk. Vegetariërs zijn sociale, vredelievende mensen, vleeseters onbehouwen agressievelingen – dat was zo’n beetje de teneur en nogal wiedes dat zo’n simplistische stelling tot protest en discussies over waardenvrije wetenschap leidt. Maar het probleem zit niet zozeer in de vooringenomenheid van de onderzoekers of waar ze precies naar streven om te ontdekken. Een wetenschapper kan onderzoeken wat hij wil, al neemt -ie de relatie tussen kinderloosheid en op de PVV stemmen onder de loep. Het probleem, althans in de sociale psychologie, is de manier waarop hypotheses worden onderzocht.

Ik heb zelf sociale psychologie gestudeerd, omdat ik erg onder de indruk was van de experimenten waarin naar mijn idee interessante wetmatigheden over menselijk gedrag werden aangetoond. Het onderzoek van Solomon Asch naar conformisme binnen groepen, het onderzoek van Stanley Milgram naar gehoorzaamheid aan autoriteiten, het Stanford-onderzoek van Philip Zimbardo naar rollen spelen in de gevangenis (allemaal uit de jaren vijftig, zestig en zeventig) leverden onverwacht treffende inzichten op in de menselijke natuur. Geen inzichten die tot vrolijkheid stemden overigens, ook niet bij de proefpersonen die hadden deelgenomen aan de experimenten en geen idee hadden wat er nu eigenlijk werd onderzocht. Bedrog door de proefleider was een noodzakelijk ingrediënt van het klassieke sociaal-psychologische experiment, soms met traumatisering van de proefpersonen als gevolg.

De ethische commissies die eind jaren zeventig hun intrede deden aan de universiteiten maakten een eind aan de gewoonte onder sociaal-psychologen om proefpersonen een zodanig rad voor ogen te draaien dat ze er psychische schade van zouden kunnen ondervinden. Het was afgelopen met het theater en sociaal-psychologen moesten omzien naar andere middelen om hun proefpersonen te manipuleren. Toen kregen we priming: een methode om proefpersonen onbewust in een bepaalde mentale richting te manoeuvreren.

De laatste 25 jaar wordt bijna al het onderzoek in de sociale psychologie door middel van priming gedaan, en dat levert behoorlijk oninteressante resultaten op. Als je bijvoorbeeld twee groepen proefpersonen een rijtje woorden laat leren, waarbij de ene groep woorden als ‘grijs, rollator, bingo’ voorgeschoteld krijgt en de andere groep neutrale woorden, dan lopen de proefpersonen uit de ouderdomsgeassocieerde groep significant langzamer de zaal uit dan de andere groep. Als je een beker warme koffie in de hand hebt, gedraag je je vriendelijker tegen onbekenden dan met een glas koude frisdrank.

‘Vrouwen die een modetijdschrift met slanke modellen erin doorbladeren worden daar chagrijnig van en ontevreden over zichzelf’ is nog zo’n voorbeeld van primingonderzoek – toevallig een waar Stapel goede sier mee heeft gemaakt. Of dit soort resultaten nu eerlijk of frauduleus verkregen zijn doet er eigenlijk niet eens toe. De makke van al het primingonderzoek is de trivialiteit ervan: proefpersonen zien, horen, ruiken, voelen iets, al dan niet bewust, en vertonen een bepaalde reactie. Maar twee minuten later is het effect weer weg. Er wordt niets anders gemeten dan vluchtige stemmingen. Zonde van de moeite.

Artikelen in Column.


Gebiedende wijs

Beste Beatrijs,

Ik leer mijn kinderen om de vraagvorm te gebruiken (‘Mag ik’ of ‘Wil je’) als ze iets nodig hebben en geen bevelen uit te delen. Laatst zaten we bij een oudere dame te eten en zij zei tegen mij: ‘Geef me de aardappelen even aan’. Mijn zoontje van zes keek daarvan op en zei: ‘Het moet zijn: “Wil je de aardappelen even geven”.’ Ze besteedde daar verder geen aandacht aan en later vroeg ik me af hoe het hoort. Ik snap wel dat je soms bevelen geeft, omdat er snel iets moet gebeuren, en als de toon plezierig is lijkt het minder een bevel. Toch vind ik dat volwassen het goede voorbeeld moeten geven en ik vind commanderen erg onfatsoenlijk. Overdrijf ik daarmee?

Bevelen of vragen

Beste Bevelen of vragen,

Voor de gebiedende wijs is een minimale rol weggelegd in de dagelijkse sociale omgang.

Voor de gebiedende wijs, die doorgaans hoogoplopende gemoederen begeleidt, is een minimale rol weggelegd op het toneel van de dagelijkse sociale omgang. Het geven van bevelen blijft beperkt tot ouders en andere opvoeders tegenover kinderen. Voorbeeld: ‘Hou daar onmiddellijk mee op!’ Ook legercommandanten (Ingerukt, mars!’), scheepskapiteins (‘Reef het grootzeil!’), leraren (‘Pak allemaal een blaadje’), sportcoaches (‘Hup, naar voren, rennen!’) en andere instructeurs zijn om redenen van duidelijkheid en efficiëntheid gerechtigd om in het vuur van de actie de gebiedende wijs te gebruiken.

Voor de rest verdient het aanbeveling om ‘Wil je’, ‘Kun je’ of  ‘Mag ik’ te gebruiken in plaats van een commando te verstrekken dat altijd een blafferige indruk maakt. Een rechtstreekse gebiedende wijs kan worden verzacht door er een vraag van te maken of een bijwoord toe te voegen. ‘Geef het zout even door, wil je?’ klinkt beter dan ‘Geef het zout hier.’ Ook voor autoriteiten (chefs op het werk, politieagenten, artsen, mensen achter een loket) verdient het aanbeveling om commando’s in de vragende vorm van een verzoek te gieten: ‘Wil je deze taak op je nemen?’, ‘Kun je het rapport eind van de week af hebben?’, ‘Mag ik uw rijbewijs even zien?’, ‘Wilt u uw linkermouw opstropen?’, ‘Kunt u hier uw handtekening plaatsen?’ enzovoort. De opdrachtgever laat aldus de theoretische mogelijkheid open dat de ondergeschikte nee zegt en, ook al is weigeren niet aan de orde, de uitwisseling verloopt dan net iets soepeler. Nota bene: autoriteiten dienen ook het bevoogdende ‘U mag’ (hier tekenen/ daar plaatsnemen/ dit formulier invullen/ daar op uw beurt wachten) te vermijden, omdat veel aldus toegesprokenen dan een rood waas voor hun ogen krijgen: wie ben jij dat je denkt mij te kunnen voorschrijven wat ik wel of niet mág?

Het is goed om uw kinderen op een niet-blafferige manier op te voeden en hen bij te brengen dat ze zelf ook zo min mogelijk moeten blaffen. Onvermijdelijk wordt deze algemene richtlijn van tijd tot tijd overtreden, zoals in het door u genoemde voorbeeld van de oude dame. In zo’n geval is het verstandig er geen aandacht aan te schenken, zeker wanneer de persoon in kwestie meer autoriteit heeft of ouder is. Het lag niet op de weg van uw zoon om haar te corrigeren, hoewel zijn reactie begrijpelijk en vergeeflijk is, want jonge kinderen zijn nu eenmaal geneigd om de aandacht te vestigen op gedrag dat ingaat tegen hoe ze het thuis geleerd hebben. U kunt (niet op het moment zelf, maar later in een privégesprek) uw zoon uitleggen dat het niet zijn taak is om oudere mensen te verbeteren, en tegelijk tegen hem zeggen dat hij natuurlijk wel gelijk had: het is niet beleefd om andere mensen te commanderen.

Artikelen in Taalgebruik.