Spring naar inhoud


Modern kindgericht opvoeden kost handenvol tijd

Laatst kocht ik het boekje Waarom? Daarom! van Roué Verveer over Surinaams opvoeden, omdat ik hem wel eens op tv had gezien met een behoorlijk grappige cabaretsketch hierover. Het boek biedt niet veel extra bovenop deze cabaret routine, maar blijft het lezen waard, omdat Verveer geestig de draak steekt met de verschillen tussen de Nederlandse en de Surinaamse opvoedstijl en een paar sterke voorbeelden bij de hand heeft. In Nederland zit het kind op een troon met zijn ouders aan zijn voeten, in Suriname is het precies andersom – daar komt het op neer. De tegenstelling tussen een autoritair en een laisser faire regime laat zich makkelijk satirisch uitvergroten en Sheila Sitalsing (ook opgegroeid in Suriname) borduurde hier in het Volkskrant Magazine luchtig op voort. Strekking: de autoritaire aanpak in Suriname waar wel eens een tik valt, is zo gek nog niet vergeleken met halfzachte Nederlandse ouders die met alle geweld vriendjes met hun kinderen willen zijn.

Van Verveers boekje heb ik nog geen enkele recensie gelezen, en zeker geen furieuze, maar Sitalsing kreeg de wind van voren op de Opiniepagina en van de ingezonden-brievenschrijvers. Verontwaardigde deskundigen en burgers brachten kindermishandeling, drugsgebruik, criminaliteit en tienermoeders in stelling om de Surinaamse opvoeding in diskrediet te brengen en wezen er fijntjes op dat de in vrijheid blijheid opgevoede Nederlandse kinderen op de eerste plaats staan van de internationale ranglijst voor geluk. Oftewel: westerse opvoeding rules!

Als kinderen te veel zeggenschap krijgen, snijden ouders zichzelf in de vingers.

Dat was zwaar geschut. Alsof iemand die kanttekeningen plaatst bij de rituele Nederlandse onderhandelingshuishouding meteen een voorstander is van de zwarte pedagogiek. Natuurlijk niet. Zowel Verveer als Sitalsing verwerpen het slaan en het bedreigen van kinderen. Het gaat hun om de vraag wie de baas is. De Surinaamse stijl kun je autoritair noemen, tegenover democratisch hier ten lande, maar voor mij ligt de tegenstelling eerder op het vlak van eenvoud tegenover ingewikkeldheid. Of duidelijkheid tegenover vaagheid. Er bestaat altijd enige wrijving tussen ouderlijke en kinderlijke belangen, die moet worden opgelost. Als kinderen te veel zeggenschap krijgen, snijden ouders zichzelf in de vingers. Beide partijen zijn gebaat bij duidelijkheid en een heldere structuur, met als bonus voor de kinderen: meer vrijheid om binnen de gestelde grenzen hun eigen gang te gaan.

Dat ouders de baas zijn en de regels bepalen (‘Nee, we nemen geen hond’, ‘Speelgoed opruimen, nu!’) is in westerse landen allang niet meer vanzelfsprekend en zeker niet in Nederland, waar iedereen kopschuw is voor autoriteiten. Westerse, hoogopgeleide ouders zijn daardoor veel tijd kwijt om hun kinderen in de gewenste richting te manoeuvreren. Om het regelrechte bevel te vermijden leggen ouders hun kinderen keuzemenu’s voor, zodat die kinderen het idee hebben dat ze zelf beslissen: ‘Wil je nu je tanden poetsen of over vijf minuten? Wil je vanavond worteltjes of spinazie?’ Ook moeten ze erg opletten om het kinderlijke ego niet te kwetsen. Dit kan door het gedrag en niet de persoon af te keuren: ‘Jou vind ik lief, maar dat je je eten op de grond gooit vind ik stinkvervelend.’

Daarnaast moeten ouders meespelen op de grond, supporteren in zwembad en langs de lijn, coachen bij het huiswerk en heel veel oh en ah roepen bij alle verrichtingen. Vanaf een jaar of vier begint het grote onderhandelen. Zeuren, uitleg geven, discussiëren over onbenulligheden waarvan een kind niet en een ouder wel de draagwijdte overziet – het kost allemaal handenvol tijd en als het er op aan komt telt de stem van het kind niet eens mee, want bij echt belangrijke kwesties (kind wil niet dat papa en mama gaan scheiden) wordt er niet naar hem geluisterd. De kindgerichte opvoeding is niet alleen vermoeiend en inefficiënt, maar op een dieper niveau ook nog eens hypocriet.

Artikelen in Column.


Bokkige stiefdochter

Beste Beatrijs,

Ik woon samen met een man die een dochter van 15 heeft. Zij woont de ene week bij haar moeder en de andere week bij ons. Mijn stiefdochter is stilletjes, chagrijnig, ruimt nooit haar kamer op en helpt niet mee in huis. Ik heb nu doorgedrukt dat ze in ieder geval een keer per week de vaatwasser leeg ruimt. Vooral bij het avondeten, als we met ons drieën aan tafel zitten, erger ik me kapot aan haar chagrijnige zwijgzaamheid en dat ze nooit eens iets aardigs zegt over bijvoorbeeld mijn kookkunst. Ze is een moeilijke eter en juist in de week dat zij er is, doe ik mijn best om eten te maken dat ze niet al te vies vindt. Bij haar vader vind ik geen weerklank. Die gooit het op pubergedrag en vindt het allemaal wel meevallen, maar ik sta na het avondeten met maagzuur van de ergernis op. Heeft u tips hoe ik hiermee om kan gaan of hoe ik het bespreekbaar krijg bij vader en dochter?

Moeite met stiefdochter

Beste Moeite met stiefdochter,

Ik heb eigenlijk maar één tip voor u: onderdruk uw ergernis! De rol van stiefmoeder valt u niet mee. Ik kan u verzekeren dat dit meisje minstens zo veel moeite heeft met de rol van stiefdochter. Probeert u zich een beetje in te leven in een vijftienjarige: ze is de kinderjaren ontgroeid, er spelen allerlei puberperikelen, maar een zelfstandig leven leiden lijkt nog onnoemelijk ver weg. Deze tiener pendelt gedwongen tussen haar vaders en moeders huis. Ik vermoed dat ze daar weinig aardigheid in heeft. Zou u het wél leuk vinden om elke week te moeten verkassen?

U verwacht complimentjes voor uw kookkunst. Ik voorspel u: die komen niet.

Als zij in het huis van haar vader zit, verwacht u complimentjes voor uw kookkunst. Ik voorspel u: die komen niet. Tieners geven hun ouders geen complimentjes voor wat er op tafel staat, alsof het gasten zijn die voor een etentje zijn gevraagd. Het boeit hen niet. Uw stiefdochter zit bokkig te zwijgen, ze helpt niet mee in het huishouden en ruimt haar eigen kamer niet op. Irritant, maar niet uitzonderlijk. Veel tieners in ongebroken gezinnen doen humeurig en liggen dwars op het punt van huishoudelijke inzet, maar tieners met gescheiden ouders liggen nog veel dwarser. Vaak hebben ze er geen vrede mee dat hun ouders gescheiden zijn of ze vinden het vervelend om in twee huizen te moeten wonen. Het leven is voor hen moeilijker dan voor tieners uit ongebroken gezinnen. Maak het niet nog moeilijker voor uw stiefdochter door op haar nek te zitten en haar te willen opvoeden. Dat moeten haar vader en moeder maar opknappen.

Laat haar met rust. Behandel haar als een volwassene, met wie u kunt overleggen, niet als een kind dat moet doen wat u zegt. Laat haar vader degene zijn die de regels stelt, de opdrachten verstrekt en zo nodig correcties uitdeelt. Uw rol is het om acceptatie en terughoudendheid te betrachten tegenover uw stiefdochter, u niet van de wijs te laten brengen door haar recalcitrantie en de sfeer een beetje gezellig te houden. Stel af en toe iets leuks voor om te doen, bijvoorbeeld een film kijken. Bied hulp aan bij school/huiswerk of bij iets anders waar ze behoefte aan heeft.

Artikelen in Stieffamilie.

Gelabeld met .


Ongenode tafelgenoot

Beste Beatrijs,

Afgelopen weekend streken wij, echtpaar van midden 50, op een terras neer om te lunchen. Terwijl wij op onze bestelling wachtten, schoof er ongevraagd een oudere dame aan onze tafel. Wij waren te verbouwereerd om iets te zeggen, maar het was voor ons wel een behoorlijke inbreuk op onze privacy. Wat te doen in zo’n geval? Bot tegen iemand zeggen dat je hier niet van gediend bent? Zelf ergens anders gaan zitten? Bij een vol terras hadden we geen bezwaar gehad, maar er was ruimte genoeg. Hoe hadden we kunnen reageren?

Lunchtafel delen

Beste Lunchtafel delen,

Weglopen is nergens voor nodig en bot reageren evenmin. U had haar ook beleefd kunnen suggereren om een ander tafeltje uit te zoeken. Bijvoorbeeld aldus: ‘Neemt u mij niet kwalijk, mijn man en ik willen u liever niet storen met onze privé conversatie. Misschien kunt u beter een ander tafeltje nemen, er zijn er nog genoeg vrij.’ Dan was ze vast wel afgedropen.

Artikelen in Horeca.

Gelabeld met .


Collega’s doen klef

Beste Beatrijs,

Ik ben op kantoor veroordeeld tot het gezelschap van twee collega’s (m en v) die het iets te goed met elkaar kunnen vinden. Er is een onuitputtelijke stroom aan complimenten aan het adres van mijn vrouwelijke collega. Mijn mannelijke collega is de initiator van ‘knuffelgeweld’, wat zich uit in omhelzingen, een arm om haar heen, kusjes op haar (voor)hoofd en dat soort liefkozingen. Mijn vrouwelijke collega laat zich dit met veel gegiechel welgevallen. Ik vind dit gedrag ongepast voor de werkvloer en heb ook geprobeerd dat op humoristische manier duidelijk te maken. Ondanks kwinkslagen als: ‘Zal ik even een andere kamer zoeken?’ en ‘Ik wil jullie best even alleen laten’ of ‘Mag ik een teiltje?’ gaan ze gewoon door. Ik ben bang voor een veel grotere rel als ik ga uitspreken hoe ik hier echt over denk. Wat kan ik doen om een einde te maken aan dit kleffe gedoe?

Handtastelijke collega’s

Beste Handtastelijke collega’s,

Inderdaad. De tijd voor humoristische hints is voorbij. Die werken niet, dus moet u overschakelen naar steviger geschut, wat niet betekent dat u meteen stampij moet maken of dat er een rel moet uitbreken. U gaat uw collega’s helder, zakelijk en vooral rustig uitleggen dat het zo niet langer kan. Zeg dat u reuze blij voor hen bent dat ze het zo goed met elkaar kunnen vinden, maar dat u heel slecht bestand bent tegen de verbale of fysieke expressie van hun vriendschap, hun liefde of wat voor mooie gevoelens zij dan ook voor elkaar koesteren. U zit als drietal collega’s op één kamer en als de andere twee zich overgeven aan geestelijke of lichamelijke intimiteiten met elkaar, voelt u zich een ongewenste indringer, u voelt zich buitengesloten, u voelt zich op een lijn gezet met de kamerplant. De oplossing is eenvoudig en zal zich hopelijk vanzelf aandienen bij het duo: zij moeten hiermee ophouden!

Als zij niet onmiddellijk met het schaamrood op de kaken beloven om hun geflirt buiten uw gezichtsveld te houden, kunt u aankondigen dat u zich gedwongen zult zien bij de chef te informeren of er voor u een andere kamer/ werkplek beschikbaar is, omdat uw kamergenoten u storen bij het werk.

Artikelen in Collega's.

Gelabeld met , .


DNA, een trommel met gemengde biscuits

In China zijn er ouders die het DNA van hun vierjarige kinderen laten opmeten om hun sterke en zwakke eigenschappen in kaart te brengen, zag ik in de interessante tv-serie ‘De volmaakte mens’ van Bas Heijne. Zijn de kinderen muzikaal, atletisch getalenteerd, verlegen of juist dominant? Gedetailleerde achtergrondkennis kan een steuntje in de rug zijn bij de opvoeding. De kans dat een nieuwe Lang Lang aan de aandacht van ouders of autoriteiten ontsnapt wordt daardoor geminimaliseerd en als een kind te bangelijk uit de test naar voren komt, kan het bijtijds in de assertiviteitstraining.

Zo’n DNA-test willen lijkt mij enerzijds vergelijkbaar met de thermometer gebruiken, als buiten alle mussen van het dak vallen. Het is warm. Doet het er dan nog toe of het 38 of 36 graden Celsius is? In plaats van een kind wangslijm af te nemen en een uitdraai te maken van de DNA-sequenties kun je het ook een tijdje nauwkeurig observeren en dan krijg je gauw genoeg in de gaten wat voor type het is. Anderzijds zal de test juist zo veel informatie opleveren dat beoordelaars binnen de kortste keren het spoor volledig bijster raken. Vooral omdat de informatie bijna geheel de vorm van kansen aanneemt: een combinatie van de genen zus & zo geeft 15 procent extra kans op suikerziekte of 10 procent minder op Alzheimer.

Ziektes hebben tenminste in veel gevallen een overzichtelijk aantal genetische markers (niet dat daar veel aan te verhapstukken valt – het efficiëntste wat je als ingreep kunt doen is aborteren), maar zelfs aan een eenduidig kenmerk als lichaamslengte komen al meer dan honderd genen te pas. Laat staan dat ingewikkelde, geestelijke eigenschappen als intelligentie, leiderschapstalent, durf of empathisch vermogen op een combinatie van DNA-sequenties terug te voeren zijn. En wie er toch om vraagt krijgt honderden pagina’s output met duizenden uitspraken over waarschijnlijkheden: een verlengde versie van genencombi huppelepup wijst op 10 procent bovengemiddeld kans om voor het achtste levensjaar ‘Eine kleine Nachtmusik’ vlekkeloos uit te voeren. Je kunt de kleine natuurlijk ook op pianoles doen en rustig afwachten wat ervan komt.

Met een en hetzelfde genenpakket kun je vele kanten op.

Ieder mens heeft een DNA-pakket, dat is een ding wat zeker is. Maar ik zie het toch meer als een trommel met potentie dan als biologische voorbestemming. Dat vinden genetici zelf ook, want de exacte ontcijfering van het menselijk genoom blijkt tien jaar later toch minder belangrijk dan het zich aanvankelijk liet aanzien. Dezelfde genenpakketten in verschillende omstandigheden kunnen verschillen van dag en nacht opleveren. Dat is makkelijk in te zien door jezelf voor te stellen in een andere cultuur, in een andere periode van de geschiedenis. Als ik in de 15de eeuw had geleefd, had ik niet als kloosterzuster theologische verhandelingen geschreven, maar was ik na een carrière als schapenhoedster op m’n twintigste gestorven in het kraambed. Mijn genenpakket leent zich ook uitstekend om in het China van de Culturele Revolutie de boeken af te zweren en braaf op het platteland rijst te verbouwen of in de gevangeniskeuken te werk gesteld te worden. Mijn familie zou ik hopelijk niet verraden, maar als ik gemarteld werd, weet ik dat nog niet zo net.

Het idee dat iets veelvormigs en contextafhankelijks als criminaliteit in het DNA staat geschreven wordt ook allang niet meer door genetici onderschreven (Buikhuisen zat echt op het verkeerde pad). Genen die bijvoorbeeld coderen voor sociopathie worden aangetroffen bij psychopaten die de gruwelijkste misdaden hebben bedreven, maar ook bij CEO’s, hersenchirurgen en gevechtspiloten. En bij de politie, vermoed ik. Waar iemand uiteindelijk terecht komt hangt af van omstandigheden, opvoeding en heel veel toeval. Een DNA-test neemt maar een klein stukje van dat spectrum in beslag. Slangenolie.

Artikelen in Column.


Oudoom blijft in gebreke

Beste Beatrijs,

Vijftien jaar geleden ben ik verhuisd naar een stadje waar ook een oudoom van mij bleek te wonen. Na een hernieuwde kennismaking is het contact opgebloeid. Zijn vrouw is vijf jaar geleden gestorven, kinderen heeft hij niet. Als achternicht ben ik zijn enige familielid in de buurt. Naast mijn eigen gezin doe ik veel voor hem: koken, de was, administratie en vervoer naar vrienden en dokters. Vorig jaar hoorde ik van een nicht van mij dat mijn oudoom en -tante vroeger hebben vastgelegd dat hun erfenis na overlijden aan haar zou worden nagelaten. Zij vond dat onrechtvaardig, omdat zij hem nauwelijks nog zag, terwijl ik volop in zijn leven ben betrokken. Toen we dit met onze oudoom bespraken, zei hij dat dit zo met zijn vrouw was afgesproken en dat hij deze belofte niet wil verbreken. Hij zei dat mijn nicht mij heus wel wat zou geven, wat zij ook heeft toegezegd. Sinds ik dit weet, heb ik last van dubbele gevoelens. Aan de ene kant houd ik van hem, aan de andere kant lijkt het net alsof ik er uiteindelijk niet toe doe voor hem. Ook voel ik me overgeleverd aan mijn nicht. Wat moet ik hiermee aan?

In de kou

Beste In de kou,

Deze onrechtvaardigheid verteert u. Des te moeilijker om de zaak uit uw hoofd te zetten, omdat de situatie heel makkelijk geredresseerd kan worden, maar uw oudoom is daar te passief voor. Piëteit jegens zijn overleden vrouw is niet aan de orde. Hij is nu degene die beslist over zijn erfenis en de omstandigheden zien er heel anders dan toen zijn vrouw nog leefde. Uw nicht heeft u opmerkzaam gemaakt op het testament dat u geen recht doet. In feite geeft uw oudoom haar gelijk, maar hij probeert u gerust te stellen door u voor te spiegelen dat uw nicht zijn nalatigheid wel zal recht trekken. Dit is klinkklare luiheid. Hij zou u niet afhankelijk moeten willen maken van de (eventuele) goedgeefsheid van een derde. Het is zijn erfenis, hij moet zijn eigen wilsbeschikking maken.

Spreek met uw nicht af om nogmaals samen uw oudoom te bezoeken en laat haar uw zaak bepleiten. Zij kan hem dan dringend aanraden dat hij bij de notaris langsgaat om zijn testament aan te passen. Het is onrechtvaardig dat u jarenlang alle mantelzorg voor uw oudoom op uw schouders laadt, terwijl uw nicht alles erft. Het slaat nergens op om de ervende nicht op te zadelen met de plicht om deze onrechtvaardigheid recht te trekken. Hij moet daarvoor zelf de verantwoordelijkheid nemen en een verdeelsleutel ontwerpen via een wilsbeschikking bij de notaris. Het is belangrijk dat uw nicht aanwezig is bij dit gesprek, zodat het duidelijk is voor oom dat zijn twee familieleden het hierover eens zijn.

Als hij niets voelt voor een gang naar de notaris of daar nog steeds geen puf voor heeft, zal niemand het u kwalijk nemen dat uw enthousiasme voor de mantelzorg taant en dat u in het vervolg toch wat minder hard zult lopen met de hulp voor uw oudoom. Dat laatste hoeft u er niet bij te zeggen – dat zal hij in de weken na zijn weigering vanzelf wel merken.

Artikelen in Traditionele etiquette.

Gelabeld met , .


Hoe oud ben je?

Beste Beatrijs,

Ik ben een studente van 19 jaar en krijg vaak de vraag hoe oud ik ben. Dit gebeurt niet alleen privé, maar ook wanneer ik aan het werk ben als caissière in een supermarkt. Ik voel me dan gekleineerd en niet serieus genomen. Als ik antwoord geef, krijg ik te horen dat ik er zo jong uitzie. Ik vind het vervelend om mijn leeftijd te bespreken. Hoe kan ik op een beleefde manier een onbeleefde vraag ontduiken?

Ongepaste belangstelling

Beste Ongepaste belangstelling,

In de privésfeer, onder vrienden en kennissen kunnen mensen best aan elkaar vragen hoe oud ze zijn. Leeftijd is niet iets om voor vrienden, vriendinnen of medestudenten verborgen te houden. Tussen onbekenden en in zakelijke contacten geldt vragen naar leeftijd als impertinent, behalve natuurlijk wanneer mogelijk minderjarige kopers van alcohol en sigaretten zich moeten legitimeren. Maar hoe oud caissières of vakkenvullers zijn gaat klanten domweg niets aan. De volgende keer dat een klant naar uw leeftijd vraagt geeft u als antwoord: ‘Oud genoeg om hier te mogen werken.’ Als er verder aangedrongen wordt, zegt u gekscherend: ‘Oké, ik loop tegen de dertig, maar hoe oud bent ú eigenlijk?’

Artikelen in Taalgebruik, Winkels, Zakelijke relaties.

Gelabeld met .


Nazit na een uitvaart

Beste Beatrijs,

Onlangs was ik bij de begrafenis van een bekende. Het was een indrukwekkende bijeenkomst met mooie toespraken en muziek. Bij de rouwkaart was een verzoek inbegrepen om na het condoleren bij een familielid nog wat te komen drinken. Dat heb ik gedaan, maar al met al kostte het me erg veel tijd en ik vond de bijeenkomst zelf al emotioneel genoeg. Kun je dat laatste verzoek voor een drankje weigeren? Wat is de functie van een halve dag rouwbeklag? Zelf lijkt het me ook goed om een paar weken later contact te zoeken met de nabestaanden en niet alleen op de drukke dag van de begrafenis. Zijn ze daar niet meer bij gebaat?

Een langdurige uitvaart

Beste Een langdurige uitvaart,

De vraag om na afloop bij een familielid nog wat te komen drinken is een vrijblijvende uitnodiging, waar u ja of nee tegen kunt zeggen. Het is niet verplichtend bedoeld. Nabestaanden vragen dat omdat ze met een groepje intimi nog een tijdje rustig willen praten zonder dreigend tijdstip dat iedereen de zaal moet verlaten omdat er een volgende rouwbijeenkomst staat gepland. Of ze vragen het omdat ze niet de rest van de dag alleen willen zijn. Er zijn altijd mensen die graag meegaan naar zo’n informele bijeenkomst, maar er zijn ook altijd mensen die geen tijd hebben of andere verplichtingen hebben of er domweg zelf geen behoefte aan hebben. Het is ieders eigen keus en als u niet ingaat op het voorstel zal men u dat absoluut niet kwalijk nemen. Of u nu wel of niet bij zo’n nazit aanwezig bent, het is altijd goed om een tijdje na de begrafenis contact op te nemen met de nabestaanden.

Artikelen in Dood en begrafenis.

Gelabeld met .


Dopen staat vrij

Het is mooi als een leider een queeste achter de rug heeft. Een tocht met ontberingen om mee te worstelen en tegenslag om te boven te komen. Per aspera ad astra. Het publiek heeft z’n leiders graag gepokt en gemazeld door een portie ellende, want dat schept een band. Bill Clinton beschikte destijds als presidentskandidaat over een voorbeeldig oorsprong-verhaal: geboren op het platteland van Arkansas in een armoedig gehucht met de voorspellende naam Hope, vader overleden drie maanden voor zijn geboorte, opgegroeid met een alcoholische stiefvader die vrouw en kind sloeg, als tiener gevochten met zijn stiefvader om zijn moeder te verdedigen, naar de universiteit, ontmoet Hillary enzovoort. Hij kreeg er altijd de zalen mee plat.

Iets clintonesks meende ik ook te ontwaren in het Volkskrant-interview met de nieuwe GroenLinks voorman Jesse Klaver (29), waarvan de kop luidde: ‘Dat ik als bastaard werd gezien, heeft me een enorme drive gegeven’. Terwijl ik geen wenkbrauw meer optrek bij ‘fuck dit’ of ‘fuck dat’, tot en met de koning aan toe, trof het woord ‘bastaard’ me toch ineens buitengewoon onaangenaam. Wie zegt zoiets nou over zichzelf of over iemand anders? Bij mijn weten wordt die term alleen nog gebruikt voor honden van gemengd ras en sloeg het woord vroeger vooral op buitenechtelijke afstammelingen van adellijke personen. Vaker was er sprake van ‘onecht kind’ – ook een onplezierige benaming.

Scheldwoorden zijn natuurlijk te pas en te onpas inzetbaar, maar ‘bastaard’ klinkt toch meer als iets wat in een ver verleden achter een kind z’n rug om werd gesmiespeld. Het lijkt me sterk dat in de tweede helft van de jaren tachtig, toen de bommoeders volop bezig waren met hun glorierijke opmars, toen er al gescheiden werd bij de vleet, toen bijstandsmoeders een politieke factor vormden om rekening mee te houden, toen single vrouwen zich konden laten insemineren, toen de Nederlandse vertegenwoordigers bij de VN zich hard maakten voor het opnemen van alternatieve gezinsvormen binnen de definitie van het begrip ‘gezin’, het scheldwoord ‘bastaard’ nog in zwang was.

De katholieke kerk weigert nooit iemand een ticket voor het hiernamaals.

Het is niet leuk voor een kind om geen vader te hebben, los van kwetsende reacties uit de omgeving die het nog erger kunnen maken. Jesse Klaver geeft een opmerkelijk voorbeeld van een onbarmhartige reactie. Hoewel hij niet zo veel op heeft met de kerk als instituut, is hij toch in de kerk getrouwd en wel door een stokoude pater, die hij speciaal hiervoor had opgespoord. Destijds wilden veel pastoors een kind van een alleenstaande moeder niet dopen, maar één pater wilde de kleine Jesse wel dopen en hem wilde Klaver bedanken voor zijn anti-orthodoxie.

Daar zijn ze weer, de hypocriete katholieken. Deze keer halen zij hun neus op voor een ongehuwde moeder en haar in zonde verwekte boreling. Het kan alleen niet kloppen. De katholieke kerk kan veel verweten worden, maar niet dat ze kinderen het sacrament van het doopsel ontzegt. Integendeel, hoe meer kinderen er gedoopt worden, hoe beter. Een kwestie van zieltjes redden. Door de doop wordt de erfzonde afgewassen en krijgt een kind uitzicht op een plaatsje in de hemel. Ongedoopte kinderen kwamen in het voorgeborchte terecht (althans tot 2007, toen de paus dit afschafte). Hoe dan ook, de doop is ongelooflijk belangrijk in de katholieke kerk. Katholieken zorgen dat een kind zo snel mogelijk na de geboorte gedoopt wordt. Sterker, in geval van nood (kind ligt op sterven, huis staat in brand) mogen ook mensen die geen priester zijn met ongewijd water een baby of andere gegadigden dopen. Zelfs kinderen en niet-katholieken mogen een nooddoop uitvoeren.

Priesters die in 1986 weigerden een baby te dopen om de moeder te straffen? Clinton had een overtuigender verhaal.

Artikelen in Column.