Spring naar inhoud


Leedvermaak

Beatrijs Ritsema

Wat me in de weken na de aanslagen van 11 september heeft getroffen in de reacties van mensen die niet direct deel uitmaken van de harde kern van het westerse gedachtengoed is de onmiskenbare ondertoon van leedvermaak. Dit bleef niet beperkt tot moslims en moslimlanden. Ook in China en verschillende landen in Afrika vonden mensen dat het geen kwaad kon als Amerika eens een toontje lager zong. Het deed me denken aan het lied ‘Political Science’ van Randy Newman die in de jaren zeventig zong: They hate us anyhow/so let’s drop the big one now. Natuurlijk beijverde iedereen zich om de aanslagen te veroordelen, natuurlijk distantieerde men zich van terrorisme in het algemeen, natuurlijk was er medeleven met de onschuldige slachtoffers. Maar daarna werden er relaties gelegd met andere vreselijke situaties elders op de wereld. Soms waren het causale verbanden (in de trant van: dat komt ervan, als Amerika Israel blijft steunen), soms ging het alleen om een globale balans van leed: er zijn wel meer brandhaarden in de wereld, nu of in het recente verleden, waar ook duizenden of honderdduizenden slachtoffers zijn gevallen. Daarbij vergeleken zijn die Twin Towers peanuts.

‘Iets kunnen verklaren’ is niet helemaal hetzelfde maar lijkt wel sterk op ‘ergens begrip voor hebben’. Het wijzen op dingen die ook erg of nog erger zijn relativeert wat er aan de hand is. Het lijkt wel of iedereen die deze terroristische acties niet onvoorwaardelijk verwerpt zich al rationaliserend en relativerend en begrip koesterend distantieert van Amerika en van het hele westen. Wie niet verontwaardigd is zit stiekem te gniffelen om de reus die onverhoeds is aangevallen en nu moord en brand schreeuwt.

Het leedvermaak hoeft niet te betekenen dat de ideeën van Bin Laden worden omhelsd, maar duidt wel op een afkeer van waar Amerika voor staat. Voor een deel komt die afkeer voort uit afgunst. De westerse cultuur moet op de rest van de wereld wel een ongelooflijk decadente indruk maken. Het westen probeert ontwikkelingshulp te exporteren en democratische beginselen, maar wat er in de beeldvorming blijft hangen zijn uitingen van de populaire cultuur die laat zien hoe iedereen zich wentelt in luxe. In ‘God’s own country’ en in de westerse dépendances puilen de supermarkten uit van exquise voedingswaren en de warenhuizen van spullen om het leven te veraangenamen. Men kan zijn geld besteden aan lichaamsverbouwing, er is aandacht voor geestelijke trauma’s en voor de problemen van minderheden. Mensen verplaatsten zich naar hartelust niet alleen binnen hun eigen land, maar over de hele wereld zonder noemenswaardige visaproblemen, want een rijke toerist is overal welkom en kan altijd weer veilig terugkeren.

Westerlingen zullen hun eigen dagelijks leven niet in termen van decadentie beschrijven, want iedereen is geneigd zijn eigen situatie te beschouwen als iets waar je minimaal recht op hebt, als een uitgangspunt waar je door hard te werken of door geluk in de loterij nog meer van kan maken. Verworvenheden als schoon drinkwater, een nauwelijks corrupte overheid, een hoge gemiddelde sterfleeftijd, zijn volkomen vanzelfsprekend. Die verschillen tussen het westen en de rest van de wereld zijn even onrechtvaardig als hardnekkig en vandaar een bron van wrok. Wanneer het slimste jongetje van de klas ook eens een keer een onvoldoende scoort, oogst hij geen medelijden. Wie maar lang genoeg succes heeft, gaat automatisch denken dat hij er recht op heeft. De pechvogels die toch al scheef tegen de eeuwige winnaar aankeken, zijn verheugder over het verlies van de sterke man dan over een eventueel eigen succes.

Het slimme van de gefortuneerde Bin Laden is dat hij diffuse onlustgevoelens een bedding geeft in de vorm van een godsdienstoorlog. Een strijd tussen godsdiensten spreekt toch wat meer tot de verbeelding dan de platvloerse tegenstelling tussen haves en have-nots. Mensen zetten hun leven eerder op het spel omwille van het paradijs of de juiste moraal dan omwille van een ijskast en ze voelen zich er nog nobeler bij ook. Rond oorlog moet een web van woorden worden geweven om de betrokkenen te enthousiasmeren. Ook president Bush schermt voortdurend met ‘God bless America’.

Eigenlijk is er geen manier waarop Amerika het goed kan doen in deze schimmige oorlog. De machtigste natie ter wereld probeert het nu met een combinatie van bommen (vergelding) en voedselpakketten (humanitaire hulp). Het zal de machtelozen alleen maar woedender maken. They hate us anyhow.

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan