Spring naar inhoud


Poppenkast

Beatrijs Ritsema

Een zelfvormgegeven leven vraagt om een zelfvormgegeven dood. Het is de logische voortzetting van de zelfontplooiingsimperatief, zoals die al ruim een kwart eeuw de westerse cultuur beheerst. Voor zover dat zelfbeschikkingsrecht te maken heeft met het eigenlijke doodgaan (euthanasie) kan ik er nog wel in meegaan, maar voor wat er daarna gebeurt, kun je er maar beter niet al teveel bovenop zitten. Het gaat me niet om de alleszins respectabele bestemmingen die mensen testamentair vastleggen, zoals hun lichaam aan de wetenschap of voor transplantatiedoeleinden ter beschikking stellen, of de wens tot bijzetting in het familiegraf of een voorkeur voor crematie. Maar er is wel iets dat me ergert in de gedetailleerde protocollen met regie-aanwijzingen die mensen nalaten voor de afsluiting van hun leven. Hoezo geen toespraken? Hoezo rouwkleding verboden? Hoezo moet iedereen er een lekker feestje van maken? Ik zou zeggen, dat maken de nabestaanden zelf wel uit. Dat zijn tenslotte degenen voor wie de bijeenkomst bedoeld is. Zij staan ergens bij stil – de dode is eenvoudig dood.

De doodsmarkt is in beweging. Dat maak ik althans op uit recente kranteartikelen, waarin bijvoorbeeld de terugkeer van de lijkwade aangekondigd wordt (Vrij Nederland) of de opkomst van de reliekhouder als sieraad voor om je nek (Het Parool). De trend is dat het er persoonlijker aan toegaat, meer toegesneden op het individu. Tegelijk moet er meer ruimte gecreëerd worden voor allerhande rituelen, als aanvulling op het armzalige stukje muziek in de aula en de al even armzalige koffie met cake toe.

Op het eerste gezicht lijkt dit een lofwaardige ontwikkeling. Een persoonlijke begrafenis is toch beter dan eentje uit dertien in een dozijn? En het is toch waar dat er een schreeuwende behoefte aan zingevende rituelen bestaat? Maar ja, dan komen ze met een lijkwade, waar nota bene zakken in genaaid zijn om dingetjes in te stoppen en dat is dan weer zo wereldvreemd – je waant jezelf bij de oude Egyptenaren die hun doden ook allerlei leeftocht meegaven voor het hiernamaals. In de westerse cultuur maakt zoiets een onbenullige indruk en van de weeromstuit raak ik gecharmeerd van onze eigen onpersoonlijke begrafenisondernemer die een volslagen achterhaalde keuze biedt uit drie soorten kisten (en de bakker verkoopt al twintig soorten brood!), waarbij iedereen altijd de een-na-goedkoopste kiest, omdat-ie niet schrieperig wil lijken, net zoals in restaurants de een-na-goedkoopste wijn het vaakste besteld wordt, terwijl je dan beter de huiswijn kunt nemen en de goedkope kist, want die gaat toch de grond of de oven in.

De persoonlijke benadering leidt ook tot rouwadvertenties in de trant van: 'Jan, je was m'n beste maatje, Piet'. Voor wie is dit bedoeld? Het kan niet Jan zijn, want die leest niks meer. Maar de rest van de wereld heeft ook niks aan zo'n mededeling. Nog erger is het persoonlijk toespreken van de overledene tijdens de plechtigheid ('Kees, weet je nog wat een plezier we hadden bij de roeivereniging dertig jaar geleden'). Wat op een zilveren jubileum wel kan, kan niet als iemand in de kist ligt. Het merkwaardige effect is dat de aanwezigen zich gegeneerd of zelfs buitengesloten gaan voelen, omdat ze in de rol van luistervink worden gedrukt. Terwijl de bedoeling van zo'n toespraak toch is om de rouwenden troost en bezinning te schenken.

De roep om een meer persoonlijke aanpak (inspelen op de behoeften van de consument) en het verlangen naar meer rituelen laten zich trouwens slecht met elkaar rijmen. Het wezen van een ritueel is nu juist dat je er geen zeggenschap over hebt, dat je je eraan onderwerpt of je het leuk vindt of niet. Zo werkt dat met tradities. Al die u-lu-lu roepende vrouwen in niet-westerse culturen, waar westerlingen jaloers naar kijken, omdat het net lijkt alsof die de ruimte krijgen om hun emoties te tonen, voeren ook alleen maar het toneelstukje van de rite op.

Het nut van het erkende ritueel is dat de vorm je uit handen wordt genomen, zodat je je aandacht bij de inhoud kunt houden. Stel een nieuw ritueel in en het wordt een poppenkast, waarbij de rouwenden ah en oh roepen over het bijzondere scenario of zich ergeren aan de ongebruikelijke gang van zaken. Het leidt in ieder geval af van waar het om gaat: het gedenken van de dode.

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan