Spring naar inhoud


Slangetjes

Beatrijs Ritsema

'Als mij iets overkomt, wil ik niet door middel van slangetjes en apparaten in leven worden gehouden!' Dat is het onderliggende sentiment dat mensen ertoe aanzet een zogenaamd levenstestament bij zich te dragen. Laat mij maar gaan als mijn tijd gekomen is, aan mijn lijf geen polonaise en aanverwante grootspraak zijn zinsnedes die duiden op een afkeer van het kunstmatige. Slangetjes zijn een symbool van de dood geworden. Mensen verhullen hun angst voor de dood in angst voor slangetjes. Die afkeer wordt zo algemeen ervaren (waarschijnlijk spelen er ook esthetische overwegingen mee) dat er bijgevolg nijver gespeurd wordt naar de aanstichters van deze technokratische ontluisteraar van het sterven.

In dit geval hoeft men niet lang te zoeken naar de kwaaie pier: hij bedient de apparaten en draagt een witte jas. De medisch specialist, voorheen mensenredder, manifesteert zich nu in de gedaante van meedogenloze doorbehandelaar, uit wiens klauwen je moet zien weg te blijven. De specialist die zich te buiten gaat aan overbodig medisch handelen is een mythe in opkomst en een van de verspreiders van dit stereotype is Heleen Dupuis, die in een interview in deze krant afgelopen zaterdag een kwart van de Nederlandse specialisten betichtte van het doorbehandelen van opgegeven zieken. Volgens haar worden deze arrogante artsen gedreven door almachtfantasieën, winstbejag en angst voor de dood.

25 procent van de specialisten maar liefst! Hoe is ze erachter gekomen? Heeft ze soms een enqute gehouden onder mensen op hun sterfbed, waarop een flink aantal heeft ingevuld dat als het aan hen lag ze al veel eerder dood waren geweest, maar ja, ze zaten opgescheept met die vervelende, niet-aflatende specialist.

Aan wie is het eigenlijk om te beoordelen of een medische handeling al dan niet overbodig is? Mij lijkt dat iets persoonlijks tussen de arts en de patiënt (eventueel de familie), en niets iets waar verder wie dan ook, dus ook geen medische ethici, generaliserende uitspraken over moeten doen. In Amerika bijvoorbeeld vinden ze dat 'wij' hier in Nederland veel te snel naar euthanasie grijpen en 'onze' stervenden maar al te makkelijk opgeven. Moeten 'we' daar naar luisteren of juist naar Dupuis die de euthanasiekraan verder open wil zetten?

Het beeld van de in overbodige medische ingrepen grossierende specialist correspondeert naar mijn gevoel niet met de werkelijkheid van het sterfbed. Het probleem van de naderende dood is juist dat je niet weet hoe dichtbij die precies is. Dat maakt elke handeling een sprong in het duister. Heel veel mensen met levenstestamenten op zak zullen zichzelf tot hun verbijstering terugvinden met slangetjes door hun neus in een ziekenhuisbed, terwijl ze bijkomen van een hersenbloeding of een hartaanval. Roepen ze dan verontwaardigd dat dit niet de bedoeling was en dat ze geen zin hebben in revalidatie tot halfzijdig verlamde in een rolstoel? Een enkeling misschien, maar anderen leggen zich toch maar neer bij wat hun is overkomen en zetten hun leven mokkend voort op een kwalitatief ondermaats pitje.

Eerder was het de specialist die dat leven gered had. Redden wat er te redden valt is zijn opdracht en deskundigheid. Hoe beter hij zijn vak verstaat (kankerbestrijding, ingewikkelde hartoperaties, hersenchirurgie), hoe meer aanzien hij geniet en hoe meer recht hij heeft op arrogantie.

Het is denk ik een misverstand dat alle artsen per definitie op een zachte, 'heel de mens'-manier met hun patiënten moeten omgaan. Er is een categorie van patiënten die gebaat is bij afstandelijkheid (wij zullen dat kankertje wel klein krijgen, maakt u zich maar geen zorgen). Arrogantie, mits gepaard aan excellentie, is aantrekkelijk en dus op een dieper niveau ook weer genezend, zoals andere artsen het welzijn van sommige patiënten positief beïnvloeden door met hen over hobbies of huisdieren te praten.

Arrogant of niet, elke specialist beseft terdege dat al zijn remedies, ingrepen, behandelingsprocedures uiteindelijk niet meer dan probeersels zijn. De hele geneeskunde is een groot moeras van trial & error. Door wetenschappelijk onderzoek zijn er voor allerlei ziektes weliswaar therapieën voorhanden die uitzicht geven op een bepaalde genezingskans, maar je moet altijd nog maar afwachten of de therapie wel aanslaat. De ene keer zal een patiënt het niet redden ondanks een kans van 80 % dat een behandeling succes heeft, de andere keer knapt hij wonderwel op na een behandeling met minimale slagingskansen.

Niemand die het van tevoren weet, ook niet de arrogante specialist met z'n zogenaamde almachtsfantasieën. En daar zit je dan aan het bed van je vader of moeder, diep in de tachtig met een onafwendbare kankerkwaal en nog een longontsteking er overheen. Geen slangetjes, heb je ooit gezworen en: laat de natuur z'n werk doen. Maar misschien heeft de betrokkene of z'n familie op dat moment wel helemaal geen zin in het gapende gat van de dood. Overmorgen misschien, of desnoods morgen, maar vandaag nog niet. Nog heel even wachten. Iedereen (de stervende, de familie, de artsen) improviseert en rommelt dus maar wat aan, naar bevind van zaken, naar gelang de stemming van het ogenblik en daar zal ongetwijfeld van allerlei medisch overbodigs tussen zitten.

Doodsangst is wat Dupuis de specialisten verwijt; ze doen aan overbodige medische handelingen, omdat ze zelf bang zijn voor de dood. Toch zie ik liever een arts aan mijn bed die bang is voor de dood dan eentje die 'daar voor zichzelf mee in het reine is gekomen' en voor gevallen als het mijne een protocol uit zijn binnenzak trekt met gestandaardiseerde beslissingsbomen, culminerend in de ultieme tweesprong doorbehandelen/opgeven.

Ik weet niet of er echt zoveel medisch overbodig handelen plaatsvindt. Ik kan me alleen voorstellen dat mensen tegen beter weten in geneigd zijn de definitieve eeuwigheid van het niet-leven nog maar even uit te stellen. Dood zijn kan tenslotte altijd nog.

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan