Spring naar inhoud


Geen donorcodicil

Beatrijs Ritsema

Zo, de harttransplantatie zit veilig in het ziekenfondspakket en de eerste ex-alcoholist kan met een brandschone, verse lever een nieuw leven beginnen. Zonneschijn! Ware het niet dat mensen boven de 55 niet in aanmerking komen voor een nieuw hart en dat codicildragers zich eraan ergeren dat hun geheelonthoudende lever wel eens een nieuwe behuizing zou kunnen vinden bij iemand die zichzelf de hele misere heeft aangedaan en misschien wel fris en vrolijk van voren af aan begint met drinken. Uit misnoegen verscheuren zij hun codicil of voorzien het van restrictieve bepalingen, en de 55-plussers (althans hun belangenbehartigers) roepen woedend dat het stellen van leeftijdsgrenzen voor medische behandelingen discriminatie is. Altijd wordt dan de kerngezonde zestiger opgevoerd, nooit ziek geweest, nooit gerookt of gedronken (je zou hem niet meer dan 50 geven, als je hem ziet lopen), die dan ineens een nieuw hart nodig heeft. Helaas vist hij achter het net, dit in schrijnend contrast met het 45-jarige wrak wiens hobby het was zich te laten vollopen met cholesterol. Allemaal heel onrechtvaardig, toch vraag ik me af waarom die kerngezonde 60-er ineens een nieuw hart moet hebben – zo gezond kan die al die tijd dan toch niet geweest zijn, zou je zeggen.

Elke wettelijke bepaling die het transplanteren enigszins wil reguleren leidt gegarandeerd tot onverkwikkelijke discussies over geld versus de waarde van het leven van één individu. Ze zijn onverkwikkelijk, omdat iedereen die maar iets van een hiërarchie wil aanbrengen in patiënten die wel of niet aan de bak met nieuwe organen zullen komen, beschuldigd wordt van commercieel denken, gerichtheid op resultaten in medisch-technologische zin en onverschilligheid voor het lot der zwakkeren. Dit moge zo zijn, maar het zijn geen kenmerken van degenen die onderscheid willen maken en selecteren, maar van de hele orgaantransplantatiepraktijk als zodanig.

Jarenlang heb ik met een donorcodicil op zak gelopen uit een vaag soort altruïsme, totdat ik het kwijtraakte en er nooit meer aan toe kwam een nieuw in te vullen. Het is niet alleen lamlendigheid. Ik vind het best om na mijn dood geplunderd te worden, maar tegelijk denk ik: waarom zou ik het ze makkelijk maken, als ik eigenlijk die hele ontwikkeling in de medische wetenschap een verkeerde weg vind? De transplantatiekunst gaat met enorm prestige gepaard voor artsen en ziekenhuizen, er gaan zakken geld mee heen terwijl het met de basisvoorzieningen steeds moeizamer gaat, en, wat me nog het meeste tegenstaat: de dwingelandij die uitgaat van een ongeneeslijk ziek iemand die alleen gered kan worden door de dood van een ander. In zijn boekje 'De jacht op organen' beschrijft de Amerikaanse journalist Mark Dowie hoe er op een congres van transplantatie-artsen nog net niet het glas werd geheven, toen bekend werd dat Reagan de maximumsnelheid had verhoogd van 55 naar 65 mijl op de snelwegen: dat zou toch al snel zo'n 900 extra donoren per jaar opleveren.

Het is een tak in de medische wetenschap die de dood exploiteert, een beetje zoals hyena's maar dan uitgekiender. Natuurlijk is het een nobel doel om ongeneeslijk zieken nieuwe kansen te geven en ongetwijfeld worden de transacties van organen correct en respectvol afgewikkeld, al is het onthutsend om in Dowie's boek te lezen hoe de omslag in de houding tegenover een slachtoffer van een ongeluk verloopt: eerst worden alle zeilen bijgezet om hem te redden, dan, als de prognoses steeds somberder worden, vindt er een geleidelijke perspectiefwisseling plaats van intensive-care-patiënt naar bio-dode, een potentiële donor, wiens organen geoogst kunnen worden.

Iedereen wil liever niet dood, maar het lijkt wel of de persoon die slechts op spectaculaire wijze gered kan worden, alleen al om die reden ook daadwerkelijk meer prioriteit krijgt. De meeste mensen met een slepende ziekte gaan gewoon dood in meer of minder kommervolle omstandigheden. Een enkele keer kan een transplantatie uitkomst bieden; ze leven dan wat langer (hoe veel langer eigenlijk?) Het doet me nog het meest denken aan dat gedoe met die walvissen. Het milieu gaat naar de knoppen, en waar is het oog van de wereld op gericht? Op twee walvissen die vastzitten in het ijs. Die moeten worden gered. Nou vooruit, dan redden we ze. Maar er zijn belangrijker dingen.

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan