Spring naar inhoud


Seks op de campus

The Morning After

Sex, Fear, and Feminism on Campus

door Katie Roiphe

Uitgever Little, Brown and Company, 180 p., $19.95

Katie Roiphe ergert zich aan het moderne feminisme, dat volgens haar alleen nog maar het slachtofferschap van vrouwen benadrukt. Als dochter van een feministe (de schrijfster Anne Roiphe) was ze opgevoed met sterk egalitaire principes. Haar ouders hielden haar en haar drie zusters altijd voor dat vrouwen evenveel in het leven konden bereiken als mannen, als ze maar hard werkten en voor zichzelf opkwamen. Maar toen Katie eind jaren tachtig in Harvard ging studeren, kwam ze in aanraking met een heel ander soort feminisme. Als eerstejaars student moest ze workshops volgen over date rape en counseling sessies over seksuele intimidatie. Er werd actie gevoerd voor meer blauwe lichten op de campus (om nachtelijke verkrachters af te schrikken) en de Take Back the Night mars was een jaarlijks terugkerend evenement. Hoe meer uitingen ze van dit nieuwe feminisme meemaakte, hoe onbehaaglijker ze zich begon te voelen. Het beeld van de vrouw, zoals dat uit de voorlichtingsfilmpjes en -folders oprees deed haar denken aan het 19de-eeuwse vrouwelijk ideaal: passief, bedeesd, makkelijk te shockeren, preuts, naïef en teer.

Het was geen profiel waarin ze zichzelf herkende, maar als ze er kritiek op gaf of bepaalde axioma's in twijfel trok, werd ze ingedeeld bij de backlash, de anti-feministische tendenzen in de maatschappij.

The Morning After is een pamflet tegen het slachtoffer-feminisme, zoals dat vooral op universiteiten hoogtij viert. Roiphe baseert haar boek grotendeels op eigen ervaringen. Een alomvattende studie naar verkrachting is het zeker niet, het is een persoonlijke impressie van hoe een bepaalde manier van denken vrouwen eerder insnoert dan bevrijdt.

De fascinatie van het slachtoffer-feminisme met verkrachting in de meest brede zin des woords heeft iets morbides. Een afspraakje met een vriend kan makkelijk in een verkrachting uitlopen. Een geile opmerking van een onbekende in een café staat gelijk aan verbale verkrachting. Andrew Marvell's beroemde gedicht To His Coy Mistress gaat niet over romantisch verlangen maar over verkrachting. Overal schuilt gevaar en alles kan verkeerd geïnterpreteerd worden.

In een op Princeton verspreide folder wordt seksuele intimidatie omschreven als een vorm van seksuele belangstelling, waarbij een persoon zich ongemakkelijk voelt. Het probleem met deze omschrijving is de brede scala van gedragingen die er theoretisch onder zouden kunnen vallen. Als het je gemakkelijk voelen in een conversatie tot de feministische grondrechten behoort, dan is het aantal overtredingen onbeperkt. Geen wonder dat 88 % van de vrouwelijke studenten op Princeton ervaring hadden met seksuele intimidatie. Lustvol kijken, fluiten, dubbelzinnige opmerkingen maken, seksuele grapjes, alles gaat over de schreef. Sommige van deze gedragingen zijn uiterst kwetsend en onaangenaam, andere zijn eerder kinderachtig of flauw, en dan nog: soms zijn het onhandige complimentjes. De ijver om dit alles uit te bannen, schrijft Roiphe, dreigt de universiteit in een gesteriliseerd soort Sesame Street om te vormen. Overtreding van de omgangsvormen wordt gepromoveerd tot misdrijf, terwijl het hele fenomeen van seks zelf met zijn duistere, emotionele en irrationele krachten wordt weggezuiverd uit de vrouwelijke leefwereld en verwezen naar het mannelijke domein.

De slachtoffer-ideologie bevestigt de klassieke stereotypen: dat mannen altijd meer seks willen dan vrouwen, dat vrouwen puurder en onschuldiger zijn dan mannen, dat vrouwen (net als kinderen) te zwak zijn om voor zichzelf op te komen en dat er daarom strikte scenario's gevolgd moeten worden bij het aanstalten maken tot een vrijpartij (bekendste voorbeeld: de verplichting op de campus van Antioch om bij elke handeling die een volgende fase van intimiteit inluidt om expliciete toestemming te vragen).

Hoe erg zijn vrouwen er wel niet aan toe, vraagt Roiphe zich af, als ze door feministen in bescherming genomen moeten worden tegen geile blikken? Als een vrouw nog niet eens bestand is tegen deze triviaalste uiting van mannelijke aandacht, hoe kan ze dan weerbaar zijn in haar werk? Het idee van zo'n hulpeloos kasplantje impliceert trouwens ook dat vrouwen zelf zich nooit te buiten gaan aan veelbetekenende blikken of seksuele toespelingen.

Katie Roiphe werd erg aangevallen op dit boek door wat ik dan maar de officiële feministen noem. Katha Pollitt schreef dat het helemaal geen bewijs was dat Roiphe geen vrouwen in haar kennissenkring had die verkracht waren, 'want als ik zelf verkracht was, zou Katie Roiphe wel de laatste zijn tegen wie ik dat zou vertellen'. En bovendien kon zij (Pollitt) wel 16 vrouwen opnoemen die ooit verkracht waren. Volgens Naomi Wolf gebruikte Roiphe de verkeerde cijfers, want allerlei andere onderzoeken hadden veel ergere resultaten opgeleverd over date rape. En iedereen maakte zich vrolijk over Roiphe's enthousiaste anekdote, waarin een meisje in een café een glas melk uitgiet over een jongen die haar te na kwam – alsof daarmee de seksuele intimidatie bestreden kon worden, ha, ha, wat een onnozel gansje, die Katie.

Maar ik vond het wel een sympathiek boek. Het enige cijfer dat me er uit bijgebleven is was de mededeling dat in de vier jaar die zij op Harvard doorgebracht bij de politie slechts één geval van een verkrachte studente was geregistreerd, en dat vond ik tamelijk veelzeggend. Maar dit boek gaat niet over cijfers, het geeft de reactie weer op een sfeer die heerst aan de universiteiten. Dat is een sfeer van miezerig feminisme, waarin professoren altijd hun deur openlaten als ze met een studente praten, omdat ze het risico niet mogen lopen beschuldigd te worden van pogingen tot ontucht. Het algemene taboe op sociale omgang tussen professoren en studentes heeft als gevolg dat er zich geen vriendschappen ontwikkelen, zodat het toch weer de jongens zijn die bij de professor over de vloer komen, assistent worden en andere baantjes krijgen. Het is ook een sfeer, waarin condoomloze seks een onuitspreekbare zonde is, althans op de counselling bijeenkomsten over seksuele omgang waar iedereen schijnheilig de regels oplepelt.

De sfeer is benauwd, dor en zeurderig. Aan boekhouden wordt ook veel energie besteed: staan er wel genoeg vrouwelijke auteurs op

de leeslijst? Op de vrouwen-wc's staan namen geschreven van potential rapists (let wel, ze hebben nog niks gedaan, maar ze zouden het kunnen doen). Sommige campussen hebben walls of shame, waarop lijsten geprikt staan van alleged date rapists.

Een medestudente merkte tegen Katie op: 'Valt het je ook niet op hoe weinig de vrouwen in de werkgroep aan het woord komen?' 'Nou,' zei Katie, 'ik doe anders elke keer mijn mond open.' 'Dat komt omdat jij een mannelijke denkstijl hebt,' was het antwoord.

Met andere woorden, dat telt niet mee. In dit getourmenteerde feminisme is de kloof tussen mannen en vrouwen onoverbrugbaar. Het gaat over beulen en slachtoffers, over bruutheid en weerloosheid. En over volstrekte paranoia. Volgens de feministische critici bagatelliseert Roiphe het probleem van de date rape. Misschien is dat waar. Aan de andere kant lijkt het me dat er wel gezelliger tijden zijn geweest op de Amerikaanse campussen dan nu in de jaren negentig. Ik hel met Roiphe over naar het idee: het middel is sterker dan de kwaal.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan