Spring naar inhoud


Alcoholistische zwager

Beste Beatrijs,

Ik heb een schat van een zus en die heeft een schat van een vriend. Alleen drinkt hij te veel. Hij is alcoholist, kun je wel zeggen. Nu kan zij er goed mee leven en mij maakt het verder ook niet uit. Alleen met etentjes is het geen doen. Hij wordt stomdronken, hangt lallend over iedereen heen en drukt een stempel op de hele avond. Hem geen drank schenken kan niet, daarvoor is hij echt al te ver heen. Kan ik haar vragen om bij dit soort gelegenheden zonder hem te komen?

Misnoegd

Beste Misnoegd,

Uw zuster mag bij u komen eten, maar u heeft liever niet dat ze die dronken tor meeneemt. Zo iemand bederft de gezelligheid. Niet dat u iets tegen drank hebt. Vrijheid, blijheid! U voelt u niet geroepen om moeder-overste te spelen tegenover mensen die heel goed zelf kunnen bepalen hoe ze hun leven willen inrichten. Uw enige (bescheiden) wens is gevrijwaard blijven van de overlast die deze life style met zich meebrengt. Alle fietsbezitters met hun dubbele fietsslotroutines tegen diefstal door junks voelen met u mee. Heroïne? Best hoor, zolang hun eigen fiets maar niet gejat wordt.

Het verschil tussen u en zomaar een fietsbezitter is wel dat het over uw zus gaat. Uw zus en haar vriend opereren ondanks zijn alcoholisme blijkbaar nog steeds als sociale eenheid. Ze gaan gezamenlijk bij andere mensen op bezoek. Heeft u zich wel eens afgevraagd wat voor last uw zus ondervindt van haar vriend? U schrijft ‘ze kan er goed mee leven’. Maar als u, in de rol van tolerante buitenstaander, zich al ergert aan het dronkemansgelal, hoe zeer moet uw zus zich dan niet generen, en niet alleen tijdens door u verzorgde etentjes, maar dag in dag uit. Uw muizenprobleem is dat u het gezelschap van uw zwager tijdens een enkel avondje niet kunt verdragen, terwijl uw zus een olifant op haar nek heeft. Uit uw houding spreekt geen consideratie, maar onverschilligheid. Of u uw etentjes gezellig kunt houden is op dit moment van ondergeschikt belang. Het gaat om uw zuster die op de een of andere manier moet worden bijgestaan in een rampzalige situatie. Misschien wil ze geen redding, misschien is hun verbintenis er juist eentje die drijft op alcohol en kan zij dat alleen beter verbergen dan haar vriend. Maar iemand zal zijn grensoverschrijdend gedrag toch aan de orde moeten stellen. U moet zich, hoe onaangenaam zo’n gesprek ook kan uitpakken, indringend met uw zuster bemoeien. Alle andere mogelijkheden komen erop neer dat u haar laat barsten met uw zwager erbij.

Artikelen in Etiquette, Familie, Schoonfamilie, Verslavingen, Visite.

Gelabeld met , .


Belaagde toeristen

Beste Beatrijs,

Vanaf hun veertigste winnen vrouwen aan onzichtbaarheid, las ik in uw rubriek (HP/De Tijd, 21-02-2000). Dat geldt misschien voor Nederland, maar niet overal. Om even te ontsnappen aan een troosteloze, regenachtige winter besloot ik, overrijpe 50-plus vrouw, de zon in Gambia op te zoeken, ervan overtuigd dat ik daar net zo onzichtbaar zou zijn als hier. De zon was er. Mijn onzichtbaarheid helaas niet. Overal waar ik me heen begaf, met uitzondering van de hoteltuin, kwamen mannen, vrouwen, kinderen en invaliden op mij af. ‘Where do you come from? What’s your name? You got nice necklace! Ghaad et ghoed met oe? I have nice bananas, only twenty dalasi for five! I’m a schoolmaster, you have some money for my school?’ Ik heb van alles geprobeerd. Negeren, kwaad worden, glimlachen, vreemde kreten slaken en boe roepen. Niets hielp. Hoe kan ik me bij een volgend bezoek aan dit soort landen onzichtbaar maken?

Belaagd

Beste Belaagd,

Toen de eerste zwarten in het Nederland van de jaren vijftig verschenen, moesten zij zich veel (niet eens kwaad bedoelde) nieuwsgierigheid laten welgevallen. Omstanders wilden huid en haren aanraken om te kijken of het afgaf en hoe het voelde. Zwart in een zee van wit valt op. Andersom is dat natuurlijk ook zo. Maar bij uw verblijf in Gambia speelt er nog iets extra’s behalve onbevangen nieuwsgierigheid: geld en geschiedenis.

Al die toeristen in Afrika en Azië zijn onmetelijk rijk, vergeleken met de inwoners ter plekke die met kunst en vliegwerk hun kostje bij elkaar moeten scharrelen. Ook zijn ze meestal blank en blank wordt geassocieerd met kolonialisme, zo niet door de derde-wereldbewoners dan toch door de toeristen zelf. Elke toerist in wat voor exotisch land dan ook wordt af en toe geplaagd door de gedachte dat het niet eerlijk is dat hij zo veel geld heeft en zij hier zo weinig. Veel kan weggerationaliseerd worden met redeneringen als ‘maar ze zijn hier wel veel vrolijker’ of ‘ als ze de handen uit de mouwen steken, kunnen ze net zo rijk worden worden als wij’ of ‘ik heb part noch deel aan het kolonialisme gehad’, maar schuld of schaamte blijven knagen.

De Gambianen, de Srilankezen of de Senegali weten dat. Ze zien het geld en ze weten van het bestaan van de blanke schuld, ook al voelen ze zich zelf helemaal geen slachtoffer. Ze zouden wel gek zijn als ze niet probeerden een slaatje te slaan uit die wandelende, schuldige rijkdom. U bent zichtbaarder dan thuis, want u hebt meer te bieden dan thuis. U bent als 50-plusser in Gambia zelfs zichtbaarder dan een mannelijke toerist van 35 met het postuur van een kleerkast. Van oudere vrouwen verwacht men mededogen – een vervaarlijk uitziende jongeman kan wel eens een klap uitdelen.

Dit alles is zoals het is. U kunt het vervelend vinden dat de plaatselijke bevolking probeert u geld uit de zak te kloppen, maar dat zijn zo de nadelen van rijkdom. Als u arm was in Gambia, zou u de kans op een extra dollar waarschijnlijk ook niet laten lopen.

Als u wel zon wilt, maar geen lastposten, moet u de derde wereld links laten liggen. Spaar voor Hawai. Of neem gewoon de Costa Brava.

Artikelen in Reizen.

Gelabeld met , .


Koeterwaals

Beatrijs Ritsema

Hoe meer we met ons allen op elkaar gaan lijken, hoe krampachtiger de pogingen om zichzelf te onderscheiden. De homogeniserende krachten in Nederland zijn groter dan ooit. Van Delfzijl tot Terneuzen lopen mensen door dezelfde winkelstraten, lezen dezelfde bestsellers, kijken naar Spoorloos, vullen dezelfde formulieren in en bestuderen dezelfde foldertjes in de wachtkamer van de huisarts. Zelfs de allochtonen, van wie gezegd wordt dat ze een 'andere cultuur' hebben, vind ik altijd een opvallend Nederlandse indruk maken, als ik ze hoor praten. Als ze eenmaal Nederlands spreken, dan worden meteen die typisch hedendaagse zinswendingen perfect uitgeserveerd: 'dan heb ik iets van…', de verkleinwoordjes en het wij-gevoel (uitgedrukt in de je-vorm). In spreekstijl niet te onderscheiden van een huisvrouw uit Sassenheim. Qua inhoud is er trouwens ook geen verschil. De meeste allochtonen willen helemaal geen hoofddoekjes voor de politie en ze willen zelf ook niet bij de politie werken, precies als de meeste autochtonen.

Taal is de krachtigste homogeniserende invloed die er bestaat. Veel sterker dan huidkleur, sekse of godsdienst of wat je nog meer aan onderscheidende kenmerken kunt verzinnen. Het aardige van taal is verder dat de ene de andere niet uitsluit. Het is onmogelijk om tegelijk christen en moslim te zijn, maar je kunt heel goed zowel Nederlands als Turks spreken. Juist het inclusieve aspect van taal, dat je er eentje hebt en er nog andere bij kunt leren, pleit voor handhaving van één standaardtaal binnen een maatschappij. Homogeniteit in een cultuur geeft minder problemen dan heterogeniteit. Op de meeste menselijke hoedanigheden, die met diversiteit te maken hebben, valt geen invloed uit te oefenen. We hebben vrijheid van godsdienst, vrijheid van expressie en de vrijheid om in je eigen tijd je eigen koeterwaals te spreken. Maar taal is wel het enige element dat in het openbare leven iets kan overkoepelen.

Het is onbegrijpelijk dat er enerzijds stemmen opgaan om allochtonen te dwingen thuis met hun kinderen Nederlands te spreken, terwijl aan de andere kant hele gebieden in het toch al minuscule Nederland met succes hun plaatselijke lingo tot erkende streektaal weten te promoveren. De ellende is begonnen met de erkenning van het Fries. Daarna volgde het Neder-Saksisch, het Limburgs, en nu ook, schuchter, het Zeeuws. Niet dat zo'n erkenning veel om het lijf heeft, maar je krijgt wel de stompzinnige dubbele straatnaambordjes, het zwelgen in folklore en het met kunst en vliegwerk onder een noemer brengen van vijftig verschillende dialecten. Alle standaardtalen zijn kunstmatig, omdat ooit eens een commissie de afpraken heeft geboekstaafd en knopen doorgehakt. Dus ook het Fries is een compromis tussen het Dokkums en het IJlsts en de rest.

Dit gepunnik met grammatica en woordenlijstjes is misschien een onschuldig tijdverdrijf voor hobbyisten, kwalijker wordt het als mensen die er niets mee te maken hebben, bijvoorbeeld immigranten uit de Randstad, buitengesloten worden, omdat ze de taal niet spreken. Op school is Fries een extra en verplicht vak. Wie wil er van buiten in Friesland komen werken? Niemand natuurlijk, want niemand is gemotiveerd om een taal met zo'n minimaal bereik te leren. En als ze werkelijk grote literatuur hadden in Friesland, zou die wel vertaald zijn.

In andere delen van het land loopt men minder hard van stapel met de streektaal, maar ook daar heerst sentimentalisme, pretentie en, het ergst van alles, provincialisme. Je probeert jezelf te onderscheiden als iets heel bijzonders met je streektaal, maar je slaagt er alleen maar in jezelf te isoleren. Wie is er nu geïnteresseerd in formalisering van de streektaal, behalve een paar filologen en lokale cultuurconserveerders? Ook de streektaalsprekers zelf (behalve de Friezen) beseffen heel goed dat de standaardtaal hun poort naar sociale mobiliteit en maatschappelijk succes is.

Een overheid kan nooit iemand verbieden z'n moedertaal te spreken. Maar ze hoeft al die moedertalen niet te erkennen. Geen Turkse, Marokkaanse, Friese of Neder-Saksische folders. We wonen hier in Nederland.

Artikelen in NRC-column.


Buren hebben luide seks

Beste Beatrijs,

Ik heb een heerlijk beschut en zonnig dakterras. Op zondagochtend mag ik daar graag uitgebreid ontbijten en de kranten lezen. Helaas grenst mijn terras pal aan de slaapkamer van (mij verder onbekende) buren, die blijkbaar gelukkig getrouwd zijn en van hele lange, luidruchtige vrijpartijen houden met het raam open. De geluidsoverlast verpest mijn zondagochtenden en meestal vlucht ik gegeneerd met de kranten weer naar binnen. Hoe kan ik er op een nette manier voor zorgen dat ik de komende zomer van mijn terras kan genieten?

Zonloos

Beste Zonloos,

Zo’n tachtig jaar geleden slaagde de behaviorist James Watson erin het jongetje Albert te voorzien van een hardnekkige fobie voor witte pluizige dieren. Elke keer als de peuter zijn handen uitstrekte naar een aaibare, witte laboratoriumrat, liet Watson een gemene sirene afgaan, waar kleine Albert zich rot van schrok. Moderne psychologen zouden dit experiment op ethische gronden verwerpen. Als u kwaad wilde, zou u het zondagochtend-exhibitionisme van uw buren kunnen bestrijden met telkens dezelfde onaangename geluiden, zoals de Vogeltjesdans of de Radetzkymars op topvolume. Dat zou hun de lust benemen. Maar u bent er niet op uit de buren te pesten. U wilt uzelf beschermen. Zodra het eerste gekreun opstijgt, zet u dus mooie muziek op. Het hoeft niet eens keihard. Vanuit uw kamer golft La Traviata over het terras. Ook Phil Spectors ‘wall of sound’ is heel geschikt. Aan sommige geluiden valt alleen te ontkomen door ze te verdrinken in andere geluiden.

Artikelen in Buren.

Gelabeld met , .


Ongewenste traktaties

Beste Beatrijs,

Al weer enige tijd terug kreeg ik een nieuwe baan. Op de afdeling werd ik door mijn verse collega’s met warmte onthaald. Zelfs zo warm dat mijn naam vrijwel meteen op de verjaardagskalender werd ingevuld. O jee, dacht ik, nu moet ik eraan geloven. Aan opzitten en pootjes geven. En niet alleen op mijn eigen verjaardag, maar die van elk ander. Ook die van andere afdelingen. Zit je te werken, kijkt een collega op haar horloge en zegt: ‘O, we moeten naar beneden. Daar is gebak, want die en die is jarig.’

Ik vind het een bezoeking (en ben telkens opgelucht wanneer men mijn verjaardag over het hoofd heeft gezien), maar ik breng het op aan het circus mee te doen, omdat ik anders uit de groep gestoten word. Is aan dit probleem te ontkomen zonder rotsmoezen op te hoeven dissen?

Dank u, geen taart

Beste Dank u,

Het is mij een raadsel hoe u er telkens weer in slaagt uw verjaardag onopgemerkt te laten passeren in een bedrijf waar kennelijk de terreur van de verjaardagskalender heerst. Tegelijk doet u zich wel te goed aan de traktaties van andere feestvarkens, zelfs als die niet op uw eigen afdeling huizen! In het café heet zo iemand een rondjesduiker en die personen zijn niet geliefd. Het moet natuurlijk andersom. Op uw eigen verjaardag gooit u er ƒ25,- tegenaan en laat op ruime schaal delen in de lekkernijen. Op verjaardagen van anderen volstaat u met een hartelijke gelukwens. Niemand is verplicht tot taartafname. Als een beroep op drukke werkzaamheden niet voldoet om de al te frequente gezelligheid te ontlopen, brengt u het slanke-lijn-argument in stelling. In deze vette tijden oogst dat altijd respect.

Artikelen in Collega's, Eten en drinken, Verjaardag.


Getuige van overspel

Beste Beatrijs,

Laatst fietste ik over de gracht en zag aan de overkant de vrouwelijke helft van een bevriend echtpaar hand in hand lopen met een mij onbekende man. Ze zag er nogal verliefd uit. Terwijl ze mij altijd vertelt hoe gelukkig haar huwelijk is en hoe trouw ze aan elkaar zijn. Moet ik haar aanspreken? Of doen alsof ik niets gezien heb?

Stille getuige

Wie zich in het openbaar verliefd gedraagt, kan net zo goed meteen een advertentie in de krant zetten. Ook in wereldsteden is het territorium dat mensen gebruiken om zich te voet te verplaatsen zo klein dat je altijd wel door een (vage) bekende gezien wordt. Geheime geliefden nemen voorzorgsmaatregelen en treffen elkaar in motels of in naargeestige buitenwijken. Hoogstwaarschijnlijk is de nieuwe liefde van uw vriendin niet geheim. U kunt er in ieder geval langs uw neus weg naar informeren. Zij gedroeg zich immers niet alsof ze iets te verbergen had?

Artikelen in Het publieke domein, Huwelijk en scheiding, Vreemdgaan, Vrienden en kennissen.


Loyaliteitsconflict

Beste Beatrijs,

Goede vrienden van mij zijn onlangs na een huwelijk van tien jaar uit elkaar gegaan. Hij bleek verliefd te zijn geworden op een ander. Zijn – inmiddels – ex-vrouw is er kapot van. Ik voel erg met haar mee, maar wil wel graag vrienden blijven met allebei.

Nu was ik vorige week op een feestje en liep hem en zijn nieuwe partner tegen het lijf. Tot mijn plezier, want ik had hem al tijden niet gezien. Alleen die vriendin… Ze leek me een aardige vrouw, en ze zagen er erg gelukkig uit samen. Toch weerhield iets me ervan om enthousiast met haar kennis te gaan maken: ik voelde het als verraad tegenover zijn ex-vrouw, mijn vriendin.

Volgende week is hij jarig en ik ben uitgenodigd. Wat moet ik doen? Ontkom ik dan toch niet aan partij trekken?

Loyaliteitsconflict

Beste loyaliteitsconflict,

Zoals bij een bominslag in huis zullen zij die een serieuze echtscheiding meemaken hun leven voortaan verdelen in voor en na de explosie. Ook de materiële en immateriële bezittingen zullen moeten worden verdeeld. Ex-partners hebben hun handen vol aan het ontwerpen van verdeelsleutels voor financiën, huisraad en bovenal de kinderen. De rest van de levende have (familie en vrienden) wordt geacht de agenda van potentiële onenigheid niet extra te belasten, maar zelf een keus te maken. Als vuistregel voor de wijdere sociale kring geldt dat iedereen die vóór de verbintenis bij de een hoorde ook weer aan diezelfde persoon toevalt, op dezelfde manier als in het huwelijk ingebrachte bibelots, stripboeken en cd’s weer teruggaan naar de oorspronkelijke eigenaar.

Vrienden van het ex-echtpaar kunnen wel van plan zijn zich niet van de wijs te laten brengen door een futiliteit als een scheiding, maar men kan geen wijn drinken uit een gebroken glas. Van een echtpaar, gescheiden of niet, is er altijd een van de twee, die u het meest na staat, bij wie u zich het meest betrokken voelt. Daar ligt uw prioriteit. Dit betekent niet dat u niet naar feestjes van ‘die ander’ zou mogen, of dat u koel tegen diens nieuwe partner zou moeten doen. Er zijn vele gradaties van vriendschap mogelijk en intimiteit valt goed te doseren.

Artikelen in Vreemdgaan, Vrienden en kennissen.


Verkrachting

Randy Thornhill & Craig T. Palmer

A Natural History of Rape. Biological Bases of Sexual Coercion

Uitgever: The MIT Press. Prijs: 17.95 Engelse Ponden

Na voorpublicatie in het blad 'The Sciences' van een hoofdstuk uit A Natural History of Rape ontstond er in Amerika en Engeland enige opschudding onder feministen en sociale wetenschappers. Vooral degenen die zich op het snijpunt van deze richtingen bevinden, beoefenaren van vrouwenstudies, wonden zich op over de huns inziens schandelijke ideeën die in het betreffende artikel werden geventileerd. Genoeg opwinding om de uitgever te doen besluiten het boek versneld uit te brengen. Zo'n stormpje kan immers even snel weer gaan liggen als het is opgestoken.

De kansen voor A Natural History of Rape om een hype te worden, zo'n boek waar iedereen het over heeft, lijken intussen te verwaarlozen. Daarvoor is het veel te studieus en ongelooflijk saai van stijl. De auteurs Randy Thornhill (bioloog) en Craig T. Palmer (antropoloog) leggen een on-Amerikaanse dorheid aan de dag. Nu vraagt een onderwerp als verkrachting niet meteen om een frivole behandeling, maar dit is wel het andere uiterste. Het boek heeft nog het meeste weg van een blok beton, bedoeld om tegenstanders te vermorzelen. Want de auteurs hebben met hun honderden referenties, hun vloed van gedetailleerde onderzoeksresultaten, hun lichtelijk pedante uitweidingen over wat nu eigenlijk wetenschappelijk is en wat niet wel degelijk een polemische bedoeling: het diskwalificeren van 'de' vigerende ideologie over verkrachting. Thornhill en Palmer klagen de tijdgeest aan en die krijgt er stevig van langs.

De kern van het dispuut is een definitiekwestie. Volgens feministen en sociale wetenschappers is verkrachting primair een vorm van geweld, voortkomend uit de mannelijke wens om vrouwen te overheersen, die niet of nauwelijks met seks te maken heeft. Thornhill en Palmer daarentegen stellen dat verkrachting het gevolg is van evolutionaire aanpassingen in het mannelijk brein, die erop gericht zijn het voortplantingssucces te verhogen. In hun visie heeft verkrachting wel primair met seks te maken.

Om dit te staven komen ze met de bekende evolutiebiologische argumenten en parallellen uit het dierenrijk. Veel, zo niet alle, handelingen van levende wezens zijn erop gericht het voortplantingssucces te maximaliseren. De seksen van bijna alle soorten hebben hierbij te kampen met een verschil in uitgangspositie. Bij de homo sapiens ziet de vrouw zich geplaatst voor hogere kosten dan de man: het verschil tussen negen maanden zwangerschap, baren en zogen, afgezet tegen een coïtus van een paar minuten. Ook al is er na de geboorte sprake van volstrekte gelijkwaardigheid in ouderlijke investering (bij een ideaal-typische monogame verbintenis is dat het geval), dan nog is de hele voortplantingsonderneming voor een vrouw kostbaarder en riskanter dan voor een man. Het verschil tussen één ei per maand en miljoenen zaadzwemmertjes per orgasme, zo zou je het ook kunnen omschrijven. Zuinigheid versus om je heen sproeien.

Dit elementaire verschil in biologische hardware zorgt voor tal van aanpassingen in de biologische software. Mannen en vrouwen hebben geen identieke wensen en gevoelens en ze gedragen zich al helemaal niet hetzelfde. Een van de meest permanente verschillen is het niveau van kieskeurigheid, samen te vatten als 'vrouwen hebben het, mannen willen het'. Mannen concurreren met elkaar om de toegang tot een vrouw en zullen een beschikbare vrouw niet snel afwijzen. Vrouwen selecteren meer en wijzen willige mannen af. Het onuitroeibare fenomeen van de prostitutie vormt een illustratie van het sekseverschil in kieskeurigheid.

Mannen vallen op jong en mooi, omdat deze eigenschappen wijzen op de vruchtbaarheidspiek, die voor vrouwen tussen 15 en 25 jaar valt. Vrouwen selecteren behalve op fysieke aantrekkelijkheid ook op macht en status. De mannelijke vruchtbaarheid is in veel mindere mate aan leeftijd gebonden, reden waarom vrouwen minder moeite hebben een verbintenis met oudere mannen aan te gaan. Vrouwen zijn geïnteresseerd in kracht, geld en status, omdat deze verworvenheden het nageslacht meer kans geven om te overleven. De ouderlijke investeringen van een domme, zwakke man zullen minder opbrengen dan de investeringen van een slimme, sterke man. Hetzelfde geldt vice versa voor vrouwen, maar een man kan in zijn zoektocht naar een vrouw met goede genen (eentje die niet alleen mooi en jong, maar ook een volwaardige kameraad is) best hier en daar een gokje wagen en zijn zaad planten in een minderbelovende schoot. Je weet maar nooit wat er van terecht komt reproductiegewijs. Baat het niet, dan schaadt het niet, althans vanuit het gezichtspunt van de man.

Verkrachting is een sluiproute naar voortplantingssucces, menen Thornhill en Palmer. In plaats van de gangbare route te volgen, waarbij instemming van de vrouw met de coïtus de belangrijkste te nemen horde is, omzeilt de verkrachter deze bottleneck, zodat hij sneller komt waar hij wezen wil: seks met een vrouw. Het geweld en de fysieke dwang die onderdeel uitmaken van de gebeurtenis vallen onder het hoofdstuk 'methoden en technieken' en vormen geen doel in zichzelf.

Op het repertoire van seksuele strategieën heeft de verkrachting zich evolutionair gezien kunnen handhaven, omdat die gepaard bleef gaan met een zeker succes. Het is een abjecte strategie, maar ze werkt wel, althans voldoende om niet te worden weggeëvolueerd in de natuurlijke selectie. Het hele dierenrijk bezondigt zich er ook aan, in ieder geval de soorten waarbij er een verschil tussen de seksen bestaat in investeringen in het ouderschap (dat is bij bijna alle soorten het geval). De mannetjes van de schorpioenvlieg beschikken zelfs over speciale weerhaakjes die nergens anders voor worden gebruikt dan voor het fixeren van onwillige vrouwtjes om ermee te paren. Normaal gesproken brengen deze insecten bruidsschatten mee voor de vrouwtjes (uitgespuugd voedsel), maar in tijden van voedselschaarste gebruiken ze de weerhaakjes. Tja, de natuur is wreed.

'Insectenseks' schamperden de feministen, 'alsof dat iets bewijst over hoe mensen met elkaar omgaan.' Het bewijst inderdaad niet alles, maar de mens is dier genoeg om dierlijke neigingen aan de dag te leggen en als voedsel zoeken, seks zoeken, kinderen verzorgen, agressie tentoonspreiden daar allemaal bij horen, waarom dan niet verkrachten? Wat kan er voor bezwaar tegen bestaan om bepaalde menselijke gedragingen onder de categorie 'genetisch aanwezige opties' te laten vallen? Ik heb de optie om de buurman een linkse directe te verkopen, als hij iets doet wat me niet zint, maar ik zal er niet snel gebruik van maken. Het heeft ook weinig zin te gaan zitten filosoferen of het nu de natuur of de cultuur is die mij ervan weerhoudt op de vuist te gaan, omdat het altijd een combinatie van beide is.

Ook Thornhill en Palmer stellen zich op het middle-of-the-road standpunt dat elke gedraging het resultaat is van biologische en omgevingsfactoren. Hun analyse van de oorzaken van verkrachting en van de wettelijke sancties erop is zelfs zo weinig extremistisch, dat ze terecht komen bij de gezond-verstand-meningen, zoals die al eeuwen in de cultuur circuleren. Die analyse komt erop neer dat de fysieke kwetsbaarheid van vrouwen een gegeven is en dat er in sommige mannen een roofdier schuilt, maar je weet niet in wie en ook niet of en wanneer dat tevoorschijn komt. Jonge vrouwen doen er goed aan zich niet in hun eentje in riskante situaties te begeven. Seksueel uitdagend gedrag van vrouwen op de verkeerde momenten kan het risico verhogen. Als het mannen alleen om overheersing te doen zou zijn en niet om seks, zoals onder anderen Susan Brownmiller stelt in haar boek Against Our Will, dan zou je van het contact tussen een prostituée en haar klant kunnen zeggen dat het om een altruïstische geldgift van een man aan een vrouw gaat, waarbij de seks geen rol speelt.

Het belangrijkste bezwaar tegen A Natural History of Rape is niet de inhoud van de ideeën of de kwaliteit van de inzichten, maar de eigenaardige stormloop op de sociale wetenschappen met inbegrip van het feminisme die unisono zouden vasthouden aan de theorie dat verkrachting rechtstreeks voortvloeit uit de cultuur (volgens het feminisme uit de patriarchale samenzwering van mannen tegen vrouwen). In werkelijkheid zijn sociale wetenschappers van dergelijke radicaal-nurtureistische snit met een kaarsje te zoeken. De laatste van dit kaliber zal zo'n jaar of twintig geleden knikkebollend ingesuft zijn onder het lezen van de verzamelde werken van B.F. Skinner. De auteurs strijden tegen zelf gecreërde demonen. Hun aanbeveling om alle jonge mannen tegelijk met het rijbewijs een brevet van seksuele wijsheid te verstrekken (mits ze de verplichte cursus 'inzicht in de eigen en andervrouws seksualiteit' met goed gevolg doorlopen hebben) moet ook feministen aanspreken. Dat de schrijvers niet nalaten te wijzen op de gevaren van het doorkijkbloesje is natuurlijk weer wel tegen het verkeerde been. Maar misschien moeten ze daar dan maar ruzie over maken en niet over nature en nurture.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


Zonder boodschap

Beatrijs Ritsema

Wij leven in het communicatietijdperk. Iedereen is de hele dag bezig boodschappen uit te zenden en boodschappen te ontvangen en de sector 'communicatiewetenschappen' (populairste studierichting aller tijden) heeft intussen een dagtaak aan het decoderen van een en ander. Het hele spectrum van menselijk handelen kan moeiteloos in termen van communicatie worden bezien. Van gesprekken tussen gezinsleden tot vergadertechnieken op het werk, van frictie tussen opgeschoten jongeren in de publieke ruimte (uitmondend in zinloos straatgeweld) tot vredesonderhandelingen met strijdende partijen waar ook ter wereld, alles heeft met communicatie te maken. En dan heb ik het nog niet eens over de massamedia als communicatieve hoorn des overvloeds.

Vanzelfsprekend kunnen wetenschappers aan de universiteit dit boeiende thema niet monopoliseren, dus daarnaast opereren tal van therapeuten, procesbegeleiders, voorlichters en mensen-die-iets-moeten-faciliteren op de onafzienbare markt van de communicatie. Goeroes heb je ook. Afgelopen zaterdag kwam er in deze krant nog eentje aan het woord in een artikel onder de montere kop 'Ik los oorlog op'.

Deze M. Rosenberg belichaamt in zijn pretentieuze geld-uit-de-zak-klopperij alles wat mij stoort aan het begrip communicatie, want door zijn woorden heen schemert nog steeds het oude blokschema, zoals ik me dat herinner uit de vele leerboeken 'Inleiding in' (de psychologie, de sociologie, de sociale interactie of wat dan ook). Dit schema bestaat uit twee vierkanten, verbonden door een horizontale pijl, waarboven het woord 'communicatie' stond afgedrukt. In een variant zag je een dubbele pijl tussen twee vierkanten: tweezijdige communicatie!

Het is te onnozel om langer dan drie seconden over na te denken, maar tot op de dag van vandaag kan zo'n schema disproportionele gevoelens van haat en afkeer bij me oproepen. Waar denk ik aan bij het woord 'communicatie', meer specifiek, als iemand iets 'naar mij toe wil communiceren'? Ik denk: hij wil iets van me, hij wil me iets verkopen, hij wil me ontslaan of hij wil me ergens van doordringen. Bij communicatie draait alles om de een of andere boodschap. Dit is allemaal goed en wel, zolang het over informatie of zakelijke uitwisselingen gaat. Ik wil graag op het nieuws horen hoe het gaat met de oorlog in Tsetsjenië; als ik bij de bakker een grof volkoren bestel, dan verwacht ik geen tijgerbrood; als ik met iemand om zeven uur in een restaurant afspreek, dan ga ik met een marge van een kwartier ervanuit hem daar ook te treffen. De communicatie fungeert in het ideale geval als een raamwerk, waarbinnen zich afspeelt waar het werkelijk om gaat: de conversatie. Niet bij de bakker natuurlijk, want als je je brood gekocht hebt, ben je alweer klaar met de interactie. Maar bij alle betrekkingen die niet in het teken staan van zakelijkheid of alarm is conversatie een veel aangenamer tijdpassering dan communicatie.

Een van de redenen waarom iedereen zo verschrikkelijk gespitst is op communicatie en wat daar zoal bij mis kan gaan is de theorie van Watzlawick uit de jaren zestig, die stelde dat men niet niet kan communiceren. Men zendt altijd het een of andere signaal uit of men nu wil of niet. In filosofisch opzicht mag dit waar zijn, maar de gedachte op zichzelf heeft er wel toe geleid dat er nu stukjes in de krant staan over kleedgedrag onder jongeren (en ouderen), met uitleg over codes en non-verbale boodschappen, waarbij altijd met een zekere triomf wordt gesteld dat 'ook mensen die zich non-descript aankleden wel zeker een bepaalde boodschap uitzenden.' Vlieg toch op met je communicatieve codes, denk ik dan. Het belang hiervan staat toch in geen enkele verhouding tot wat iemand zegt in een inhoudelijk gesprek over welk onderwerp dan ook.

Communicatie gaat over de vorm, tactiek en techniek, vraag en aanbod en niet te vergeten het overbrengen van je diepste, innerlijke roerselen. Het is en blijft het ene blok dat zich door middel van een pijl probeert op te dringen aan het andere blok. Conversatie daarentegen gaat over inhoud. Het is de uitwisseling van ideeën, waarbij iedereen vrijelijk naar voren kan brengen wat hij denkt. Bij een goede conversatie ontstaat er iets dat uitstijgt boven ieders afzonderlijke inbreng. Vluchtiger dan paardebloempluis in de wind en toch kan het op z'n best dezelfde bevrediging schenken als een kunstwerk dat je treft in je ziel. Saai en irritant kan natuurlijk ook, maar je weet nooit van tevoren hoe het uitpakt en dat is juist het spannende.

Ontdaan van alle franje in de sfeer van wezenlijk contact, wederzijds begrip en expressie van authenticiteit houdt communicatie altijd iets autoritairs. Een prostituée en een klant die met elkaar onderhandelen over de transactie doen aan communicatie, twee mensen die flirten op een feestje voeren een conversatie. Door de nadruk op communicatie zijn praktisch alle gesprekken tussen mensen die op elkaars contactadvertentie hebben gereageerd tot mislukking gedoemd. Men verstrekt communiqués over zichzelf: voorbije relaties, hobbies, karaktereigenschappen, jeugdtrauma's, en legt z'n eisen op tafel. Perfecte communicatie, efficiënt over het voetlicht gebracht, maar volkomen waardeloos vergeleken bij een stuntelige conversatie tussen zomaar twee mensen die ook maar weer eens hun best doen een bruggetje naar de wereld te slaan. Conversaties gaan niet over jezelf. Je mag je eigen persoonlijke ervaringen wel naar voren brengen, maar dan voor zover deze verband houden met het ter tafel liggende gespreksonderwerp, waar ook iedereen naar eigen inzicht een zwenking aan kan geven. Dat maakt het juist zo aardig. Daarom kan iedereen meedoen. Daarom is conversatie democratisch en communicatie autoritair.

Bij de finishing schools, de Zwitserse kostscholen, waar meisjes van gegoede stand vroeger heen werden gestuurd voordat het tijd werd om te trouwen, namen conversatielessen een prominente plaats in op het rooster. Die kostscholen zijn terecht afgeschaft en overal elders doceert men communicatievaardigheden. Dat laatste is overbodig. Voetbalvandalen, beschonken uitgaanspubliek, doorgewinterde consumentenverleiders, therapeutische spiegelaars weten allemaal prima hoe ze moeten communiceren. Maar een gesprek zonder boodschap voeren dat bovendien niet over henzelf gaat, hebben ze nooit geleerd.

Artikelen in NRC-column.