Spring naar inhoud


Nieuwe meisjes

Beatrijs Ritsema

Er bestaat een stevige traditie van onderzoek naar de manier waarop ouders, vooral moeders, zich onderhouden met hun zoons en dochters. Het gaat hierbij niet zozeer om het aanbieden van autootjes dan wel barbiepoppen als speelgoed dat het kind in een bepaalde richting duwt, maar om veel subtielere interactiemechanismes, die juist omdat ze zich grotendeels onbewust voltrekken, een veel zwaarder stempel drukken op de ontwikkeling van een baby tot jongen of tot meisje. Volgens de theorie van de seksespecifieke opvoeding reageren moeders coulanter op gehuil van meisjes, wordt er met kleine meisjes meer gepraat dan met kleine jongetjes en krijgen jongetjes meer aanmoediging in verkennend en zelfstandig gedrag.

Al deze verbanden zijn onderzocht aan de hand van het aantal minuten dat moeders baby's laten huilen of de tijd die ze aan troosten besteden, of zelfs de toonhoogte waarmee ze tegen kleuters spreken en ik geloof er eigenlijk helemaal niets van. De verschillen in opvoedingsstijl tussen moeders (de snelheid waarmee ze op hun kind reageren, de tolerantie voor vervelend gedrag, de afstemming van eigenbelang en kindbelang) zijn zo groot dat het eventuele verschil tussen meisjes- en jongensbenadering daarbij in het niet valt. Als een moeder zegt: ik doe niet anders tegen mijn zoontje dan tegen mijn dochtertje, dan geloof ik dat onmiddellijk, al was het maar omdat ik zelf bij mijn beste weten dat verschil ook niet maak. Wat niet betekent dat de moeder-kind verhoudingen binnen een gezin inwisselbaar zijn – tenslotte legt de persoonlijkheid van het kind zelf ook flink wat gewicht in de schaal, in ieder geval meer dan de sekse.

We veroordelen dochters niet meer tot de afwas, terwijl de zonen lekker buiten mogen voetballen. We zeggen niet meer tegen een meisje: 'voor jou is de mavo goed genoeg', terwijl de jongens naar het vwo worden gedreven. We leren jongens en meisjes breien en timmeren. Probleem opgelost. Of toch niet helemaal?

Laatst kwam ik te spreken met iemand die overwoog om haar 18-jarige dochter na het eindexamen een jaar naar het buitenland te sturen, Amerika misschien of Engeland, 'om een beetje rond te kijken en zich te oriënteren op wat ze wilde gaan doen in het leven'. 'Zou je dat nou wel doen?' zei ik, 'voordat je het weet blijft ze hangen aan de een of andere man, wil ze niet meer terug, ben je haar kwijt, of komt ze wel terug en dan krijg je zo'n moeizame trans-atlantische verhouding, die dan toch weer verzuurt, een recept voor ellende!' Ik schrok zowaar van mijn eigen reactionaire seksisme. Zou ik hetzelfde hebben gezegd, wanneer het over een jongen ging? Vooropgesteld dat ik in het algemeen niet zo veel zie in vrijblijvend rondkijken door 18-jarigen (dat is meer iets voor na je pensioen), lijkt me zo'n onderneming voor meisjes inderdaad riskanter dan voor jongens. Dat komt door de liefde. Meisjes van 18 hebben de neiging zich te verslingeren. Jongens van 18 misschien ook wel, maar het verschil is dat ze minder succes hebben. Elk 18-jarig meisje dat er maar enigszins aantrekkelijk uitziet (dat zijn ze dus bijna allemaal) wordt begeerd door jongens/mannen van 16 tot minstens 40. Een 18-jarige jongen heeft lang niet zoveel keuzemogelijkheden, zeker niet als hij hoogopgeleid en aan de verlegen kant is. Als een meisje zich verslingert, krijgt ze het object van haar liefde in bed, geen twijfel over mogelijk. Als een jongen zich verslingert, is dat nog maar helemaal de vraag. Met als gevolg dat het voor veel 18-jarige meisjes heel gewoon is tot over hun oren in de relatieproblematiek te zitten, terwijl 18-jarige jongens vooral veel ervaring hebben met mislukte aanlooppogingen de burcht te bestormen. Maakt het uit of al dit gedoe in het buitenland plaatsvindt of in je eigen land? Ja, want het buitenland maakt elke ervaring pregnanter.

En de kom-maar-op-of-rot-maar-op-mentaliteit dan, waarmee moderne grrls, naar het schijnt, hun seksuele verhoudingen bestieren? Die kun je wel om een boodschap sturen naar het buitenland. Het gekke is dat ik nog nooit zo'n grrl ben tegengekomen. Net zo min als in seksespecifieke opvoeding geloof ik in het bestaan van grrls.

Artikelen in NRC-column.


Ongelovige in christelijk bejaardentehuis

Beste Beatrijs,

Op mijn werk in een christelijk bejaardenhuis word ik vaak geconfronteerd met het geloof van bewoners. Juist als het leven ten einde loopt, vinden veel ouderen steun in hun geloof. Ze zijn daar veel mee bezig en willen dit graag uiten. Als ze daarover iets willen vertellen, beginnen ze vaak met de vraag: ‘U gelooft toch ook?’ Ik vind het te bot om dan eenvoudig ‘nee’ te zeggen en weet niet goed hoe ik op deze vraag kan reageren zonder de ander te kwetsen. Hoe kan ik op zo’n moment van mijn ongeloof getuigen zonder dat het gesprek abrupt stopt?

Ongelovige

Beste Ongelovige,

Stel u bent op een feestje en staat naast de eettafel een beetje rond te kijken. Een onbekende spreekt u aan en zegt: ‘Heerlijke hapjes zijn dit.’ Wat is hierop uw antwoord? a. ‘Zeg dat wel!’ b. ‘Ja, de Thaise keuken is erg in op dit moment’ of c. ‘Eerlijk gezegd vind ik het allemaal veel te vet’. Laat ik het maar meteen verklappen: ook al kon u die rotzooi niet door uw keel krijgen, antwoord c is fout. In dit geval is het niet de bedoeling tot een uitgewogen oordeel aangaande de kwaliteit van de hapjes te komen. Uw gesprekspartner deed slechts een routineuze conversatieopening, waarop even iets instemmends wordt verwacht. Elke rechtstreekse ontkenning van het te berde gebrachte wordt als een persoonlijke afwijzing geïnterpreteerd.

Nu bevindt u zich niet op een feestje, maar als werker in een bejaardentehuis. Verder is alles hetzelfde. Een bewoner doet een poging om contact te leggen en terecht wilt u hem of haar niet op een botte manier afkappen. U vraagt naar een elegante manier om van uw ongeloof te getuigen. Die bestaat niet, zeker niet in de door u beschreven situatie van afhankelijkheid, hulpverlening en de naderende dood. ‘Religie’, meer toegespitst ‘in God geloven te ja of te nee’, behoort samen met geld tot de meer beladen gespreksonderwerpen. Zelfs goede vrienden, van wie er een gelovig is en de ander niet, vermijden maar liever een goed gesprek hierover. Over religie praat het nu eenmaal makkelijker onder gelijkgestemden. Het kan voor u een troost zijn dat getuigen van uw innerlijke overtuiging ook helemaal niet van u gevraagd wordt. Een bewoner is niet eens een goede vriend, die u misschien tot uw standpunt zou willen bekeren, meer een soort werkgever. Getuigen van geloof of ongeloof doe je niet op je werk, maar in de kerk of in een discussie bij de EO. U hoeft ook niet bang te zijn dat u liegt, wanneer u bevestigend antwoordt op de vraag der bewoners of u wel gelooft. Natuurlijk gelooft u ergens in. In iets ondefinieerbaars tussen hemel en aarde, of in de mensenrechten, of in de liefde, of in de eeuwige natuur of in de zorg voor de medemens of desnoods alleen maar in uw trouwe hondje Boris. Uw antwoord ‘dat u gelooft’ is hetzelfde als instemmen met de observatie dat de hapjes heerlijk smaken. Pas daarna begint er een gesprek – op het feestje – en kunt u ter zake komen door het bieden van uw luisterend oor. Toevallig ook het enige waar de bewoner op uit was.

Artikelen in Zakelijke relaties.

Gelabeld met , .


Anti-fooi

Beste Beatrijs,

Hoe is het nu eigenlijk gesteld met het fooienstelsel in Nederland? Is het aan het verdwijnen omdat de meeste rekeningen al inclusief zijn of wordt het nog steeds in stand gehouden door mensen die bang zijn voor ‘krenterig’ te worden versleten? In principe geef ik zelf nooit en nergens fooien. Ik vind het niet meer dan normaal dat iedereen zijn werk goed doet. Mensen horen niet afhankelijk te zijn van een willekeurige toegift op de meestal toch al hoge prijzen. Ik doe er in elk geval niet aan mee. Ben ik asociaal?

Anti-fooi

Beste Anti-fooi,

Asociaal durf ik niet te zeggen, maar u bevindt zich vast aan de linkerzijde van het politieke spectrum. Traditioneel kantte links zich tegen liefdadigheid en fooien, omdat het een willekeurige manier van geld overhevelen is, die bovendien de ontvanger in een akelige positie van verplichte dankbaarheid manoeuvreert. Links houdt niet van ongelijkheid tussen mensen en rilt van rijke dames die pannetjes soep uitdelen. In een rechtvaardige wereld figureren geen heren met bolhoeden die dingen zeggen als ‘Witkiel, hier is uw drinkgeld’. Dan kun je maar beter meer belasting betalen, zodat de overheid achter de schermen de noodzakelijke inkomensherverdeling ter hand kan nemen.

Theoretisch valt er wel iets te zeggen voor het concept ‘Geen gezeik, iedereen rijk’, al zal de praktijk voorlopig wel achterblijven. In afwachting van utopia zijn het vooral de potentiële fooi-gevers die klagen over het systeem en vinden dat het maar eens moet worden afgeschaft. De fooi-ontvangers daarentegen vinden fooien helemaal niet bezwaarlijk of beschamend. Ze zijn er blij mee! Als u zelf niet echt riant betaald werk deed buiten kantooruren, zou u misschien ook wel blij zijn met een extraatje.

Het voordeel van het fooiensysteem is dat het puur werkt op vrijwilligheid. Niemand is verplicht om waar dan ook meer te dokken dan de rekening vermeldt. U heeft geen contract getekend dat u bindt de nieuwjaarswensen van uw krantenbezorger in klinkende munt terug te betalen. Aan de andere kant is hij/zij wel door weer en wind in touw op tijden dat u comfortabel achter uw computer zit of nog comfortabeler in uw bed ligt.

U vindt het niet meer dan normaal dat iedereen zijn werk goed doet. Waarom wordt er dan alom geklaagd over narrige obers, serveersters die er met de pet naar gooien, onbeschofte taxichauffeurs en slonzige kamermeisjes? Zo normaal is een goede dienstverlening blijkbaar ook weer niet. De fooi is het laatste machtsmiddel van de klant. Maak er gebruik van. Vergeet het hele begrip krenterigheid. Dat doet niet terzake bij een eenmalig contact tussen mensen. Als u ontevreden bent over de kwaliteit van de geboden dienstverlening, geeft u – heel eenvoudig – geen fooi. Als een ober of een serveerster u vriendelijk en efficiënt bedient, als een taxichauffeur vraagt waar u wilt zitten in de auto, het portier voor u openhoudt, geen harde muziek aan heeft en geen extremistische taal uitslaat, dan bent u als klant tevreden. Verzilver die tevredenheid. Temidden van alle onverschillige lompheid zal dit heus niet tot uw bankroet leiden en de fooi-ontvanger wordt zo aangemoedigd het goede werk voort te zetten. Klantgerichtheid loont: zo’n vijf à tien procent.

Artikelen in Horeca, Zakelijke relaties.

Gelabeld met .


Woningnood

Beatrijs Ritsema

  • Hé, hallo, hoe gaat het? Heb je al iets gevonden?

  • Nee, ik zit aan alle kanten muurvast. Er zit totaal geen schot in.

  • Laatst zei je toch dat je een appartement op het oog had?

  • Heb ik nog steeds. Ik heb ook een bod gedaan van dertig mille onder de vraagprijs.

  • En toen ging het zeker naar iemand die meer bood?

  • Nee, het bod staat nog. Maar kennelijk heeft de verkopende partij onderling ruzie. De makelaar zei dat ze in scheiding liggen en misschien wil een van de twee daar zelf blijven wonen. Zoiets denk ik tenminste

  • Net zoals bij jullie eigenlijk.

  • Ja, Marja wil dat ik het huis uitga en ze wil er zelf blijven wonen. In feite komt dat erop neer dat ze de helft van mijn nieuwe huis gaat meefinancieren. Dat is altijd nog goedkoper dan ons huis verkopen en van de opbrengst twee nieuwe huizen kopen of huren of wat dan ook.

  • Waarom trek je niet gewoon bij je nieuwe vriendin in?

  • Dat ligt een beetje moeilijk. Elly is een paar weken geleden van Groningen naar hier verhuisd, en zit nu in het huis van haar broer. Dat is op zichzelf een prachtig huis, uitzicht op de gracht, maar

  • Maar bij haar broer.

  • Nee, ja, kijk het zit zo. Die broer was gaan samenwonen met zijn vriendin – in haar huis. Hij zat er al jaren tegenaan te hikken en waagde eindelijk de grote stap. Elly zocht dringend woonruimte en kon meteen in het huis van haar broer terecht. Met een huurcontract natuurlijk, alles volgens de regels van de markt. Dus kun je nagaan wat ze betaalt.

  • Dan kun jij toch makkelijk haar woonlasten komen halveren?

  • Ik zou niets liever willen. Het probleem is alleen dat het ineens uitging tussen die broer en zijn vriendin.

  • Ah, dus Elly zit op de wip.

  • Ja, haar broer kwam met z'n ziel onder z'n arm bij haar aanbellen en vroeg of hij in z'n eigen huis mocht logeren. Zijn vriendin had hem eruit gegooid.

  • En toen heeft ze hem liefderijk opgenomen?

  • Ze kon hem moeilijk buiten laten staan. Nu zoekt ze zelf weer naar een ander huis. Formeel heeft ze wel dat huurcontract, maar ze wil geen ruzie met haar broer. En die is zo kapot en aangeslagen van zijn verbroken relatie dat ie geen energie meer heeft om zelf naar andere woonruimte te zoeken. Zegt-ie. Bovendien heeft hij daar geen geld voor.

  • Dus jij zit nog steeds op zolder in je eigen huis. Kan Elly niet bij jou intrekken? Dan kunnen jullie samen Marja eruit werken.

  • Daar hebben we over gedacht, maar we zijn te laat. Bob zit er al, althans beneden. Tijdelijk hoor.

  • Wie is Bob?

  • Bob is de vriend van Marja. Nou ja, vriend, ze heeft iets met hem. Wat precies is me niet duidelijk. Ze zei altijd dat ze nooit met hem wilde samenwonen.

  • Maar hij zit intussen wel in jullie huis.

  • Dat komt door zijn echte vriendin, hoe heet ze ook alweer? Tonia. Tonia heeft een beetje genoeg van Bob en al dat vreemdgaan. Ze vindt dat hij maar eigen woonruimte moet zoeken.

  • Maar die kan hij natuurlijk niet vinden.

  • Nee, behalve dan bij ons, maar dat is binnenkort ook afgelopen. Marja houdt dat niet vol. Ze zal hem eruit gooien, verwacht ik. Ze zegt: dan kan ik nog beter met jou samenwonen.

  • Dat is misschien niet eens zo'n gekke oplossing.

  • Het wordt je tegenwoordig onmogelijk gemaakt om uit elkaar te gaan door al die anderen die uit elkaar gaan. Het zijn altijd de goeien die lijden onder de kwaaien.

  • Misschien weet ik nog wat voor je

  • Nou? Nou?

  • Ik heb een collega wiens vrouw ervan door is en hij zoekt nu iemand om de voordeur en de huur mee te delen.

  • Hmm. Daar kan ik Bob op afsturen. Of Elly. Of allebei, nog beter. We hebben allemaal een beetje lucht nodig.

Artikelen in NRC-column.


Collega stelt uit

Beste Beatrijs,

Op mijn werk heb ik een collega en kamergenoot. We hebben een gemeenschappelijk project, waarbij er duidelijke afspraken zijn gemaakt wie wat moet doen. Hij moet rekenen, ik moet schrijven. Het belang om dit project tot een goed einde te brengen is voor mij echter veel groter dan voor hem.

Mijn gedeelte heb ik al enige tijd af. Mijn collega daarentegen weet iedere keer een smoes te verzinnen waarom hij het (nog) niet afgemaakt heeft: ‘Ik heb deze week geen tijd. Mijn zoontje is ziek geweest’ enzovoort. Ook heeft hij het al eens gepresteerd om onzin in te leveren of ineens met kritiek op mijn werk op de proppen te komen.

Ik wil geen ruzie of gespannen toestanden met mijn kamergenoot. Ik wil ook niet langer de dupe zijn van zijn gedrag. Hoe kan ik ervoor zorgen dat hij zijn afspraken nakomt?

Ten einde raad

Beste Ten einde,

Het beste is om zelf te leren rekenen. Dan bent u ook in de toekomst van al het gedonder af. Maar goed, dat zal op dit moment wel te veel tijd kosten. U zegt dat u geen ruzie wilt, maar de onenigheid, die u zo graag wilt voorkomen, suddert al lang ondergronds. U denkt toch niet dat uw collega niet in de gaten heeft dat u hem regelmatig aan z’n kop zeurt over het nakomen van afspraken? Dat hij uw stille verwijten niet opmerkt? Uw gefingeerde begrip bij het opdissen van zijn zoveelste smoes? Natuurlijk weet hij dat hij in gebreke blijft. Hij is niet gek! Hij kent het project alleen voorlopig even geen prioriteit toe. Hoe lang dat kan duren? Tja, het zijn drukke tijden… U schrijft het zelf: het afmaken dient uw belang en veel minder het zijne.

U heeft uw best gedaan. Nu is de chef aan de beurt. De chef verdient meer geld en moet in ruil daarvoor onaangenaam werk opknappen, zoals het ter verantwoording roepen van ondergeschikten. Hij heeft termen tot z’n beschikking als ‘werkweigering’, ‘disfunctioneren’, ‘gebrek aan professionaliteit’, en vooral ‘dossiervorming’, waar een dreigende werking vanuit kan gaan.

Als de chef het af laat weten (en dat is niet ondenkbaar in platte organisaties waar iedereen maar een beetje voor zichzelf zit te rommelen), moet u zelf uw project redden. De kunst is om uw collega te ontslaan en door een ander te vervangen, zonder dat hij het zelf ervaart als een ontslag. U gebruikt hiervoor de methode van de zelfbeschuldiging in combinatie met het betere slijmwerk. U zegt bijvoorbeeld: ‘Het spijt me vreselijk, maar dat project hangt als een molensteen om mijn hals. Het is een regelrechte obsessie voor me geworden. Ik kan er niet van slapen, ik word gek van mezelf. Ik weet dat jij het een interessant onderwerp vindt en dat je jouw gedeelte graag wil doen, maar ik zie ook hoe druk je het hebt. Zou je het heel erg vinden als Robert-Jan’ [die moet u natuurlijk wel eerst gepolst hebben] ‘dat stuk van je overneemt? Ik moet het echt van mijn bureau af krijgen.’ Zonder gezichtsverlies kan hij dan ontsnappen aan z’n taakje en rustig doorgaan met slabakken, terwijl u de hele cyclus opnieuw begint met een hopelijk betrouwbaarder type. Doe toch alles zelf! Dat gaat veel sneller!

Artikelen in Collega's.

Gelabeld met .


Confrontatie met ex op opening?

Beste Beatrijs,

Ik geef het toe: ik ben een Andere Vrouw. Twee maanden geleden koos mijn vriend voor mij en verliet zijn vorige vriendin. Zij is woedend, vooral op mij. Nu is er binnenkort een opening van een oude vriend van hen beiden, een voormalig academiegenoot van haar. Zij zal er dus zeker zijn en ook wij zijn samen uitgenodigd. Ze zal het vreselijk vinden om ons samen te zien. Is het kies voor mij om weg te blijven? En hoe lang duurt het, voor je je met goed fatsoen samen kunt vertonen?

Nieuwe vriendin

Beste Nieuwe vriendin,

Het is nu te laat om nog rekening te houden met de ex van uw vriend. Wanneer u zich om haar had willen bekommeren, had u de oorspronkelijke verleiding tot die eerste overspelige omhelzing moeten weerstaan. Dat was pas echt kies geweest. Jane Eyre liep heel hard weg, toen ze ontdekte dat haar geliefde Mr. Rochester op het punt stond bigamie te plegen. Maar we leven niet meer in de 19de eeuw en we hebben de tragedie van de onverzettelijke moraal ingeruild voor de tragedie van de verlating. Veel maakt het niet uit, alleen een verplaatsing van tranen. Waar vroeger Jane Eyre huilde om haar onmogelijke liefde, huilt nu een vrouw om haar weggelopen man. Dat Jane later toch nog het geluk vond (‘Reader, I married him!’) was overigens niet te danken aan haar nobele inborst, maar aan de sturende hand van Charlotte Brontë, die het obstakel voor een happy ending uit de weg ruimde door de krankzinnige vrouw op zolder gemakshalve te laten overlijden.

De verlaten vrouw is woedend op u, maar toch ook op haar ex-vriend, neem ik aan? U bent toch geen gewetenloze rover die willoze mannen van derden aftroggelt? Hij is degene die zijn gelofte van trouw heeft verbroken. Hoe dan ook, nu u samen het nieuwe stel vormt, heeft het geen enkele zin om net te doen alsof dat niet zo is. Ga vooral samen naar die opening. Vertoon u aan de wereld. Geniet van het geluk zolang het duurt. Tot de volgende persoon verlaten wordt.

Artikelen in Exen, Festiviteiten, Liefde en relaties, Vreemdgaan.


Schandpaal

Beatrijs Ritsema

Het begrip 'schaamtestraf' heeft ook in Nederland zijn intrede gemaakt. Vorige week las ik in deze krant (8-3-00) dat een Haagse rechter, wiens naam niet genoemd werd, de een of andere zwendelaar, wiens naam wel genoemd werd (dit had andersom moeten zijn), veroordeeld heeft tot het plaatsen van een zelfbeschuldigende advertentie in een aantal kranten. Voor de goede orde: er was sprake van miljoenenfraude en de man kreeg ook de reguliere celstraf die voor dit soort criminaliteit wordt toegemeten. De advertentie waarin hij zichzelf moest afficheren als doortrapte oplichter was een extraatje, een afgedwongen particuliere boetedoening.

Zoals Margriet Oostveen beschreef, komt deze nieuwe wind in het strafrecht natuurlijk uit Amerika overgewaaid, waar al langer automobilisten rondrijden met verplichte bumperstickers dat ze veroordeeld zijn wegens rijden onder invloed, en waar een geweldpleger een bord in zijn tuin moest plaatsen met het opschrift 'Hier woont een gewelddadige delinquent. Binnenkomen op eigen risico'.

Vergeleken hiermee doet de Haagse rechter het nog kalmpjes aan. Toch ademt het vonnis een barbaarse geest. Het nagelen aan de schandpaal, het rondrijden van misdadigers op mestkarren, het houden van openbare executies zijn strafmaatregelen die lang geleden werden afgeschaft. Waarom eigenlijk? Niet zozeer uit consideratie met de misdadigers, maar omdat de omstanders het niet langer konden aanzien. Publieke vernedering brengt een gevoel van walging teweeg of het geeft leedvermaak. Geen van beide zijn dit gemoedstoestanden die een overheid mag stimuleren. Het is allemaal al erg genoeg zonder het emotionele vuurtje verder op te stoken.

In de persoonlijke sfeer heeft het veel langer geduurd, voordat vernedering als bewust toegepast strafmechanisme werd uitgebannen. Nadat de lijfstraffen op school waren verdwenen, bleef het nog jaren gebruikelijk om kinderen die iets misdaan hadden in de hoek van het lokaal te plaatsen met een kap met ezelsoren op hun hoofd, of een bord om hun nek te hangen met het opschrift 'ik ben dom'. De ineenstorting van traditionele gezagsstructuren in de jaren zestig heeft een aantal vervelende consequenties gehad, maar

de consensus over de onaanvaardbaarheid van het vernederen van kinderen kan ik niet anders interpreteren dan als een teken van voortschrijdende beschaving. Dat kinderen niet meer publiekelijk te schande worden gezet is winst.

Wat niet wegneemt dat elke straf door een kind als vernederend wordt opgevat. Ook het naar de gang gestuurd worden of het strafregels moeten schrijven, of (thuis) het inhouden van zakgeld of andere voorrechten. Er is goedbeschouwd geen enkele vorm van straf denkbaar die niet op de een of andere manier vernedering inhoudt. Pedagogen maken zich altijd sterk voor een absoluut taboe op fysiek geweld, maar een klap in drift gegeven lijkt me te verkiezen boven het spreekwoordelijke dreigement 'Wacht maar tot je vader thuis komt!' (waarna deze z'n tabel met misdrijven en boetes voor de dag haalt). De enkele klap in drift gegeven (geen aframmeling) maakt de volwassene en het kind zelfs tijdelijk gelijkwaardig: de klapgever verliest zijn emotionele controle en toont hiermee z'n machteloosheid, waarmee de schuldige en de straffer althans in dit opzicht even gelijk opgaan.

Iets helpen doet het overigens niet. Noch het slaan, noch het toepassen van meer rationele strafmaatregelen. Mensen die als kind veel gestraft werden zijn geen moreel betere personen dan mensen die als kind nooit gestraft werden, maar op wie alleen maar dringend werd ingepraat. Straffen helpt ook niet voor criminelen; de gevangenis kweekt slechts recidivisten. De enige functie van straf is vergelding. Een inbreuk op de maatschappelijke orde moet een tegenmaatregel oproepen om het rechtvaardigheidsgevoel van de omstanders in stand te houden. Misschien is rechtvaardigheid uiteindelijk niets anders dan een behoefte aan symmetrie, het principe dat de natuur gebruikt om zich tegen de chaos te weer te stellen. Straffen zijn zinloos, maar dienen een hoger doel. Vernedering is even zinloos maar haalt het laagste in de mens naar voren. De rechterlijke macht zou niet zo diep moeten zinken.

Artikelen in NRC-column.


Wil geen verjaardag vieren

Beste Beatrijs,

Laatst was ik jarig en besloot de avond op mijn werk door te brengen om bepaalde achterstanden in te lopen. Verder stond mijn hoofd ook niet naar telefoontjes. De dag daarna sprak ik een vriendin die narrig was omdat zij met cadeautje en al voor de deur had gestaan. Ze nam het me kwalijk dat ik niet thuis was. Moet ik nu ook al overal aankondigen dat ik mijn verjaardag niet ga vieren?

Vreugdeloos

Het hangt van de traditie af. Sommige mensen vieren hun verjaardag nooit officieel, maar rekenen er toch altijd op dat een paar goede vrienden of familieleden voor de gezelligheid hun opwachting komen maken. Als de jarige er eens geen zin in heeft, moeten deze trouwe bezoekers gewaarschuwd worden. Bij ontstentenis van zo’n traditie doen spontane gasten in spe er verstandig aan van tevoren telefonisch belet te vragen. De gewoonte om onaangekondigd bij elkaar binnen te vallen slijt snel, wanneer de studentenleeftijd eenmaal gepasseerd is. Ook de rol van feestvarken bevalt minder met het klimmen der jaren.

Artikelen in Verjaardag, Vrienden en kennissen.


Tranen in de trein

Beste Beatrijs,

Gisteren zat ik in de trein en op een gegeven moment hoorde ik zacht gesnif. Het meisje tegenover me zat stilletjes heel erg te huilen. Ik heb de hele reis net gedaan of ik niets zag. Ik wilde haar niet in verlegenheid brengen. Ik voel me er nu nog vervelend over. Had ik wel iets moeten zeggen?

Sprakeloos

Wie zijn tranen aan de wereld toont, wil in het algemeen best uitleggen wat er aan de hand is. De kans op een verhaal met een kop en een staart moet men altijd grijpen. De ene hoort iets nieuws en de ander wordt getroost.

Artikelen in Reizen.

Gelabeld met .