Spring naar inhoud


Bekoelde vriendschap

Beste Beatrijs,

Van de week was ik uitgenodigd voor een verjaardagsfeestje, ik had zelfs al een cadeau gekocht, maar op het laatste moment ben ik niet gegaan, want deze vriend laat het al een hele poos afweten als ik iets voorstel. Hij is dit jaar ook niet op mijn verjaardag verschenen en maakt eigenlijk alleen tijd voor me, als hij daar voordeel van heeft. Ik aarzel of ik hem dat moet zeggen of het cadeau gewoon moet afleveren en er verder koeltjes het zwijgen toe zal doen. Ik geloof dat ik bozer op hem ben dan ik mezelf wil toegeven.

Wrokkig

Beste ‘Wrokkig’,

Niet achteraf het cadeau gaan bezorgen. Als u het feestje hebt overgeslagen, moet u niet alsnog entreegeld gaan betalen. Ook niet, zoals u overweegt, bij wijze van goedmakertje in combinatie met ‘koeltjes zwijgen’. Zelfs trouweloze vrienden verdienen zo’n dubbele boodschap niet.

U heeft het gevoel dat uw vriend alleen maar met u omgaat, als hem dat goed uitkomt, en dat uw eigen behoeften niet aan bod komen. U schetst uzelf in de rol van geëxploiteerde. Dit is geen geschikt thema voor een goed gesprek. Stelt u zich het maar voor. U: ‘De laatste tijd heb ik het idee dat je misbruik van me maakt.’ Hij (nietsvermoedend): ‘Hoe kom je daarbij? Ik draag je op handen!’ U: ‘Ja maar alleen als het jou uitkomt.’ Hij: ‘Mijn leven is wat hectisch de laatste tijd, het is allemaal zo druk en nu heeft mijn auto het ook nog begeven. Ik zal je vertellen, ik belde de wegenwacht en’ U: ‘Zie je, dat bedoel ik nou.’ Hij: ‘Je hoort bij mijn beste vrienden, echt waar, ik zal nooit vergeten dat we’ U: ‘Luister, je hoort niet wat ik zeg.’ Hij: ‘Waar doet dit gesprek me toch aan denken? O ja, toen ik met mijn ex ruzie kreeg in Schotland. We zaten in een café, en zij begon ineens … o, sorry, het is niet mijn bedoeling je met mijn ex te vergelijken. Oké, zeg het maar, we gaan het over jou hebben.’ Enzovoort en zo verder regelrecht de afgrond in.

Onder vrienden is het minder gebruikelijk dan onder geliefden om elkaar te vertimmeren of bij te schaven. Als u desondanks een therapeutische tournure overweegt, moet u die vooral niet zelf initiëren. Wacht af tot uw vriend weer eens wat van zich laat horen. Als dit uitblijft, is glashelder hoe de vriendschap ervoor staat, namelijk over en uit. Mocht hij wel toenadering zoeken, wees dan uw gewone (beminnelijke) zelf en beoordeel achteraf of hij aan uw innerlijke standaard beantwoordde. Misschien vraagt hij wel ‘of er iets aan de hand is’ – dat is het moment om toe te slaan met uw wrevel. Misschien is het exploitatieve in zijn gedrag vanzelf al bijgetrokken. Zo niet, dan moet u afscheid nemen. Helemaal alleen in uw eigen hoofd. Dat bespaart u gezichtsverlies en bovendien houdt u zo de toekomst onbenoemd. Sommige vriendschappen kunnen na een jarenlang verblijf in de ijskast ineens weer opbloeien.

Artikelen in Cadeaus, Verjaardag, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .


Rennen naar openende kassa

Beste Beatrijs,

Vandaag overkwam het me nog. Gedwee sluit ik aan in een veel te lange rij voor een kassa in de supermarkt. Plotseling merk ik dat de wachtende achter mij (een moeder met klein kind) wegspurt en haar boodschappen driftig op de band van de kassa naast mij legt. Deze kassa is zojuist geopend en zij is als eerste aan de beurt. Op haar gezicht een triomfantelijke blik. ‘Wat een geluk,’ zie ik haar denken. Geen greintje gêne is er te bespeuren. Ik ben ervan overtuigd dat de mensen die ik dit zo vaak zie doen, verder heel fatsoenlijk zijn. Waarom is het dan een volledig geaccepteerd verschijnsel dat men, zodra een nieuwe kassa opent, als een bezetene daarheen rent zonder om zich heen te kijken of men misschien voordringt?

Nog nooit heb ik iets van dit onbeschaafde gedrag gezegd. Wel vraag ik mij af of mensen zich realiseren hoe lomp ze dan overkomen.

Achteraan sukkelend

De voordringer brengt zijn slachtoffer in een staat van withete opwinding, waarbij hij z’n ogen niet gelooft. Zo sta je vredig achter je karretje te suffen tot je weer een eindje op kan schuiven, en zo val je ten prooi aan een lichamelijke agitatie, alsof iemand je een mep heeft verkocht. Hartslag en ademhaling versnellen zich, het zweet breekt uit en een stille razernij welt op. Een ingepikte parkeerplaats kan zelfs tot daadwerkelijke vuistgevechten of erger leiden. Iedereen kent de vernedering van het voorgedrongen worden – ook degenen die het zelf doen. Als ze weten hoe onaangenaam dit is en wat een agressieve indruk ze maken, waarom doen ze het dan toch een ander aan?

In uw geval ligt dat vrij eenvoudig. Wat u overkwam was helemaal geen voordringen. Bij het openen van een nieuwe kassa geldt de regel ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt.’ Wanneer zich diverse lange rijen geformeerd hebben, valt onmogelijk na te gaan wie er aan de beurt is, als er een extra kassa opengaat. Is dat karretje twee uit rij drie of karretje twee uit rij vijf? Niemand die het weet en het is te ingewikkeld en te onbelangrijk om uit te zoeken. Theoretisch heeft u voorrang boven degene die achter u staat, maar als het om een kassa gaat die zich een paar rijen verderop bevindt en die bestormd wordt door iemand die vanachter uit de winkel komt aansnellen, dan komt u er toch ook niet aan te pas. Een nieuwe kassa is een gelukje voor alerte klanten, dat is alles. Een andere keer heeft u de aanstalten van de belendende caissière in de gaten en bent u het die een meevaller van vijf minuten heeft. Dat moeders met kleine kinderen in hun kielzog extra gespitst zijn op opengaande kassa’s lijkt me geen voorbeeld van lompheid maar van slim en adequaat reageren. Iedereen mag altijd van rij verhuizen zonder anderen te consulteren.

Tot zover de ongeschreven regels in de supermarkt. Nu nog even het misnoegen zelf. Wachten is vervelend. Voordringen onacceptabel. Toch gebeurt het. Vooral in situaties met één loket, één barman, één ingang en een kluwen ongeduldige klanten. Onvermijdelijk treedt hier het recht van de sterkste in werking. Prijs u gelukkig met de overal oprukkende nummertjes-trek-automaat, een waarlijk beschavingsinstrument.

Artikelen in Winkels.

Gelabeld met .


Het persoonlijke huwelijk

Beatrijs Ritsema

Gisteravond deed er voor het eerst een homo-stel mee aan Linda de Mols programma Loveletters, een quiz waarin verliefde paren strijden om de eer op tv in de echt te worden verbonden. En ze wonnen ook nog en trouwden ter plekke. De Telegraaf had afgelopen zaterdag op de Privé-pagina al ruimhartig aandacht besteed aan het heuglijke feit dat de homo’s eindelijk ook gezellig met de rest meedoen. De flankerende foto toonde een stralende Dave en Gert, handje-op-knietje.

Wie nog mocht twijfelen aan de integratie van homo’s in de heteroseksuele mainstream, kan zich gewonnen geven. Nu het Telegraaf-publiek Dave en Gert omarmt, is het homo-pleit definitief beslecht. Toevallig sprak ik vorige week met een Engelse journaliste, die naar Nederland was gereisd om erachter te komen waarom het, op een paar Amerikaanse deelstaten na, mondiale unicum van het gelegaliseerde homohuwelijk hier zo weinig stof had doen opwaaien. In haar eigen land, vertelde ze, maakte zo’n wet niet de geringste kans en zouden plannen in die richting heftige debatten in de media uitlokken, waar het hele land van op z’n kop zou staan.

In Nederland is inderdaad geen discussie van belang aan deze kwestie gewijd. De enige tegenstanders van het homohuwelijk (het CDA en religieus rechts) voerden hun argumentatie met een beroep op geloof of bijbel, geen gronden om veel eer mee in te leggen in een discussie. De rest van Nederland was niet geïnteresseerd of vond het allemaal wel best. Onverschilligheid is de kurk waar de homo-acceptatie op drijft. De stemming laat zich samenvatten als: ach, het huwelijk is toch al een idiote poppenkast, als die homo’s daar zo graag aan willen meedoen, laat ze toch. Ze doen er toch niemand kwaad mee? Nergens ter wereld wordt een traditie als de inzegening van een huwelijk zo weinig serieus genomen als hier. De ambtenaar van de burgerlijke stand voelt zich verplicht om gebbetjes te maken en ironische clichés op het publiek los te laten in een rondtollende Wim T. Schipperszaal, anders is zo’n ceremonie blijkbaar onverteerbaar.

Een huwelijk sluiten betekent eerst een feestje met vrijgezellenlol op de dag tevoren, en daarna dure bruidskleren, veel cadeaus, veel drank en niet te vergeten amateurcabaret, waarin de jong-gehuwden door hun verzamelde familie en vrienden meer of minder fijntjes bespot worden. Lachen! De trouwdag als een in scène gezet Sinterklaasgedicht. Aan de ene kant is het niet serieus omdat het allemaal zo lollig moet, aan de andere kant wordt er door alle partijen vreselijk veel werk van gemaakt en geld aan besteed, dus is het toch weer wel serieus. Vanzelfsprekend mogen homo’s niet worden uitgesloten van deze belevenis.

Het geeft hoe dan ook geen pas om mensen uit te sluiten van bepaalde belevenissen. A. de Swaan schreef een paar jaar geleden in deze krant een stuk met als strekking dat er sprake moest zijn van latente antihomogevoelens, als je bedenkingen had tegen het homohuwelijk. Hoe kan een modern, antidiscriminatoir persoon er op tegen zijn dat met elkaar samenwonende homo’s gerechtigd zijn tot elkaars erfenis, de pensioenvoorzieningen delen en gebruik maken van andere voordelen (goedkope partner-OV-jaarkaart!) die getrouwde burgers zoal genieten. Er zijn geen rationele argumenten tegen het homo-huwelijk te verzinnen. Toch worden mijn eigen reserves bij mijn beste weten niet gevoed door anti-homo-sentimenten (al zal De Swaan aanvoeren dat ik mijn onbewuste niet doorgrond), maar door gehechtheid aan bestaande definities.

Als de hele geschiedenis door en in alle landen ter wereld onder het huwelijk wordt verstaan ‘een geformaliseerde verbintenis tussen man en vrouw’, dan kost het me moeite deze definitie uit te breiden met verbintenissen tussen personen van hetzelfde geslacht. Het is alsof je toneel hebt en ballet en je spreekt af dat voortaan al het ballet ook toneel wordt genoemd, omdat er in beide gevallen sprake is van ‘voorstellingen’.

Mijn tegenzin tegen het buiten hun oevers treden van definities heeft een esthetische grond. Begrippen die teveel tegelijk betekenen vind ik niet mooi. Woorden als communicatie, proces, model zijn uitgedijd tot vormeloze multi-inzetbare stoplappen. Als dit met een prettig concies woord als ‘huwelijk’ ook gebeurt, stoort me dat, al besef ik heel goed dat dit een zinloze vorm van conservatisme is. Je kunt er wel op tegen zijn dat ‘vet’ tegenwoordig ‘cool’ betekent en ‘cool’ staat voor ‘hot’, maar als de woorden zo gebruikt worden, dan helpt daar geen moedertje-lief aan. Taalpuristen verliezen altijd.

Uitbreiding van betekenis leidt tot afbrokkeling van de inhoud. Maar de afbraak van het instituut ‘huwelijk’ was al veel eerder aan de gang. De enige reden voor een cultuur om de verbintenissen tussen man en vrouw te formaliseren met een stempel van de overheid of van de kerk lag bij de kinderen. Een huwelijk was niets anders dan een voortplantingsbrevet. Geen enkele maatschappij oefent druk uit op burgers om vriendschappen formeel te bezegelen. Maar bij een eveneens persoonlijke keuze als met wie je seks hebt is er ineens een maatschappelijk belang in het geding, omdat seks tot ‘ongelukjes’ kan leiden. De publieke belofte van (seksuele) trouw had als enig doel dat de te verwekken kinderen in maximale veiligheid konden opgroeien, zodat andere mensen geen last van die kinderen hadden.

Sinds de loskoppeling van seks en voortplanting heeft het instituut huwelijk zijn pointe verloren. Er zijn tal van manieren om risicoloos aan seks te komen buiten het huwelijk. Er zijn tal van legitieme middelen om aan kinderen te komen buiten het huwelijk. Samenwonende ouders voeden uitstekend kinderen op zonder publieke gelofte van trouw tot in de dood. Anderen, die die publieke gelofte wel afleggen (met alle grootschalige feestelijkheden vandien) gaan een paar jaar later weer uit elkaar.

Het huwelijk gaat niet meer over kinderen en, als het aan Boris Dittrich ligt, zelfs niet meer over samenwonen. Je kunt volgens hem best in twee aparte werelden een persoonlijk geconstrueerd huwelijksleven leiden. Wat blijft er nog over? De eeuwig problematische liefde, belastingaftrek, een erfenis voor de langstlevende en een joekel van een bruidstaart. Niets om aan wie dan ook te ontzeggen. Homo’s, welkom bij de club!

Artikelen in NRC-column.


Kinderen als entertainers

Beste Beatrijs,

Wanneer ik op bezoek ben bij vrienden of kennissen en het gesprek begint net lekker op gang te komen, komt een van de kinderen binnen. Vanuit een onmetelijke ouderlijke trots wordt ogenblikkelijk aan dat kind gevraagd om het mooiste pianostukje, het knapste circuskunstje van de laatste cursus of de net verworven baltechniek te showen. Nu vind ik kinderen leuk, zelfs die van een ander, maar ze zijn op hun leukst wanneer ze onbevangen met een ander praten en uit zichzelf wat willen laten zien. Onder druk van een ouder wordt het altijd een wat geforceerde vertoning waarmee of het kind zelf of de ouder niet tevreden is. Ik voel me dan in de rol van lovende toeschouwer gedwongen, terwijl ik het veel leuker vind om zelf met een kind te praten. Dan zien we vanzelf wel waar we uitkomen.

Applausmachine

Wie op bezoek komt bij ouders, komt ook op bezoek bij de kinderen, althans wanneer het gezellig samenzijn zich voor kinderbedtijd afspeelt. De beleefdheid eist dat bezoekers zich dus ook in enigerlei mate met de kinderen bezighouden. In het algemeen zijn alleen grootouders zodanig geïnteresseerd dat ze die pianodeuntjes ook werkelijk willen horen en de koprol willen zien, desnoods tien keer achter elkaar. De – voor ouders droeve – waarheid is dat gasten andermans kinderen best willen begroeten, een handje geven, uitroepen ‘hoe groot ze zijn geworden’, maar vervolgens de rest van het bezoek liefst niets meer van ze horen, behalve ‘welterusten en tot ziens’. De hoeveeelheid tijd vrijwillig besteed aan andermans jonge kinderen overschrijdt zelden de twee minuten.

Veel kinderen, zeker als ze in de basisschoolleeftijd komen, schuwen de rol van gedresseerde aap en tonen zich weerspannig om hun kunstjes te vertonen. Als u zo’n tafereel gadeslaat, kunt u benadrukken dat het kind ‘echt niet hoeft, als ie niet wil’. In de loop der jaren leren ouders meestal wel af hun kinderen te laten optreden.

U stelt meer prijs op eigen initiatief van de kinderen. Ook dit bergt gevaren in zich. Zelf heb ik eens meegemaakt hoe een gezelschap van twaalf volwassenen onverhoeds door zes kinderen gedurende een half uur gegijzeld werd voor een geïmproviseerd ‘toneelstuk’. Het schouwspel was niet om aan te zien, hetgeen de jeugdige acteurs er niet van weerhield absolute stilte te eisen, zodat het publiek bevangen werd door doffe, grondeloze verveling, waaruit geen ontsnapping mogelijk was.

Initiatieven die de collectieve aandacht monopoliseren dienen ouders onmiddellijk de kop in te drukken. Net zo min als zij hun kinderen mogen dwingen een kunstje uit te voeren, mogen zij hun gasten verplichten langer dan twee minuten kinderspel te observeren. Dit ligt natuurlijk anders, wanneer een bezoeker en een kind duidelijk plezier aan elkaar beleven. Een oplettende ouder moet het onderscheid kunnen waarnemen tussen beleefde interactie (knap hoor, dat je zomaar op je hoofd kunt staan!) en echte belangstelling (mag ik je uilebal-verzameling eens zien?).

Van bezoekers wordt behalve welwillendheid tenminste verwacht dat zij de speciaal voor hen vervaardigde kindertekeningen onder oprechte dankzegging ook inderdaad in binnenzak of damestasje stoppen. Niets zo teleurstellend voor de kinderziel om de dag na de gezelligheid hun huisvlijt tussen de lege glazen aan te treffen. En oom Karel zei nog wel dat hij hem thuis ging ophangen!

Artikelen in Kinderopvoeding, Visite, Vrienden en kennissen.


Te veel ziekenbezoek

Beste Beatrijs,

Sinds een half jaar ben ik (hopelijk tijdelijk) invalide na een ongelukkige val. Ik ben hele dagen thuis en kan niet al te veel. Gelukkig heb ik erg veel lieve vrienden en familieleden die mij helpen. De laatste tijd merk ik echter dat ik het vervelend ga vinden dat er steeds mensen op visite komen. Normaal gesproken heb ik het ook veel te druk om mijn vrienden zo vaak te zien. Maar nu kan ik naar mijn idee niet met goed fatsoen ‘nee’ zeggen wanneer iemand vraagt of ik tijd heb. Ik ben heel blij met alle aandacht, maar ik zou graag meer rust willen. Hoe vertel ik dit aan iedereen zonder ondankbaar over te komen?

Einzelgänger

Mensen die lange tijd aan een ziekbed zijn gekluisterd, hebben vaak eerder last van te veel dan van te weinig aanloop. Zeker wanneer ze relatief jong zijn, midden in het leven staan met veel vrienden/collega’s enzovoort. Iedereen wil dan blijk geven van zijn betrokkenheid en kopjes thee komen drinken. Soms zijn die bezoekjes niet meer dan een Pavlov-reactie en realiseert men zich niet dat de zieke met een kaartje of een briefje meer verblijd zou worden. Sociale contacten zijn altijd in enige mate vermoeiend, ook wanneer je gezond bent. Je moet je hoofd erbij houden, de sessie niet verknoeien met eenzijdig gezeur, belangstelling tonen voor de ander en gemotiveerd zijn om ook iets over jezelf te vertellen. Niets ten nadele van deze tijdpassering, maar soms wil een mens (ziek of gezond) gewoon op de bank hangen met een mooi boek, een suffe televisiefilm of de loop van zijn eigen gedachten.

Met uw huidige lichamelijke gesteldheid zijn allerlei dagvullende verplichtingen weggevallen, zodat u ineens tegen een heleboel lege tijd aankijkt. Maar die hoeft zeker niet vol te lopen met sociaal opzitten en pootjes geven. Als (tijdelijk) invalide bent u net zo min automatisch beschikbaar voor gezelligheid als een freelancer die kantoor aan huis houdt.

Het is toch tamelijk belangrijk dat u aan uw goedbedoelende vrienden duidelijk maakt dat ziek zijn is iets anders inhoudt dan een zee van vrije tijd hebben. Allerlei dagelijkse dingen kosten inspanning, dus ook het onderhouden van sociale contacten. Als u behoefte hebt aan rust, neem dan die rust. Dat lijkt me belangrijker voor het genezingsproces dan dat uw vrienden hun barmhartige-Samaritaan-opwellingen kunnen botvieren. U kunt beginnen met uzelf achter een antwoordapparaat te verschansen en binnenkomende telefoontjes te screenen. U neemt degene op in wie u zin heeft, en de rest belt u terug, wanneer het u uitkomt. Vervolgens kunt u met hen afspreken dat ze voorlopig even dimmen en het initiatief voor telefoongesprekken/bezoekjes van u laten uitgaan. Als u dat een moeilijke boodschap vindt om over te brengen (maar het lijkt mij niet meer dan normaal – ik bedoel, iedereen wil toch dat u zich prettig voelt?) dan kunt u aan degene die het meest bij u over de vloer komt vragen of die als poortwachter wil optreden en namens u de nieuwe dienstregeling wil meedelen aan de anderen. Ik weet zeker dat iedereen uw wens zal begrijpen en respecteren. Goede vrienden dringen zich niet op, maar u moet hen niet in het duister laten tasten over uw wensen.

Artikelen in Visite, Vrienden en kennissen, Ziekte.

Gelabeld met .


Rechtvaardigheid

Beatrijs Ritsema

Alle rellen vertonen hetzelfde patroon. Openbare geweldpleging en vandalisme leiden tot tegenmaatregelen van hogerhand. Met traangas en wapenstok probeert de politie de orde te herstellen en gedurende de krachtmeting vallen er gewonden en worden er mensen gearresteerd. Ook de reactie hierop is perfect voorspelbaar. Bij de nasleep van de rellen in Den Bosch viel me weer op hoe overtuigd betrokkenen de heilige onschuld speelden. Als je de geïnterviewden moet geloven, hadden ze eigenlijk niets misdaan, behalve wat kleine overtredingen die samen te vatten waren onder de kernuitdrukking ‘alleen maar’. De een had alleen maar een autospiegel afgebroken, de ander hooguit een steen gegooid, alleen maar wat lopen joelen, enzovoort. Dat zij nu net door politie en justitie in de kraag waren gevat, dat was toch ongelooflijk en schandalig en, tja, ten diepste onrechtvaardig.

Bij de zinsnede ‘alleen maar’ moet er een alarmbelletje gaan rinkelen. Ik ken hem maar al te goed uit ruzies tussen de kinderen op de achterbank, waarbij de een stug doorgaat met bijvoorbeeld een raar pesterig geluidje te maken dat de ander niet bevalt. Gewelddadige escalatie ligt op de loer, waarbij het de een niet aan z’n verstand te peuteren is dat het subtiele geneurie of de irritante mimiek weliswaar een kwestie van ‘alleen maar’ is, maar desondanks fysiek geweld uitlokt, hetzij van de belendende kinderen, hetzij van de al eveneens tot machteloze razernij gedreven volwassenen voor in de auto. Zo, heb je nu je zin? Iedereen is aan het huilen of aan het tieren!

Hetzelfde gebeurt met schoolklassen in lesuren, waar het een pan is. Het geluidsniveau stijgt, er worden propjes of potloden gegooid en als de leraar, machteloos in het inferno, deze of gene leerling aanpakt en hem de klas uitzet of van strafwerk voorziet, keert de klas zich als één man tegen deze actie. ‘Hij liet alleen maar z’n agenda vallen! Zij zat alleen maar omgekeerd in de bank! Dat is toch onrechtvaardig!’ Wanneer leraren door het kennelijke collectieve rechtvaardigheidsgevoel hun toevlucht nemen tot collectieve straffen (jullie blijven met z’n allen een uurtje na), krijgen ze de ouders op hun dak: het is toch schandalig om een hele klas te straffen voor het wangedrag van enkelen?

Het is een patstelling, waaruit geen ontsnapping mogelijk is zonder te morrelen aan de prioriteit van rechtvaardigheid als absolute waarde. ‘Hij of zij heeft een sterk rechtvaardigheidsgevoel’ geldt als een groot compliment. Mensen gaan bewonderend knikken, wanneer dit over iemand wordt gezegd. Rechtvaardigheid hoort ook bij de vier hoofddeugden, naast gezond verstand, matigheid en moed. In die laatste drie kan ik me wel vinden, maar ik begrijp niet waarom rechtvaardigheid op hetzelfde voetstuk staat. Een kind van twee jaar weet al wat rechtvaardigheid is. Als die ziet dat een andere tweejarige een groter stuk taart op z’n bordje heeft liggen, begint hij onmiddellijk te krijsen van verontwaardiging: hij heeft meer dan ik, dat is niet eerlijk!

Een heleboel van kwesties van rechtvaardigheid zijn oninteressant, weinig verheffend, kinderachtig en komen in het ergste geval voort uit afgunst. In de politiek gaat het dan om verdeling van belastinggeld over subsidiestromen, in het bedrijfsleven over cao’s, of het gaat over gelijke salariëring van de seksen, danwel gelijke carrièremogelijkheden voor deeltijdwerkers en full-timewerkers. Het nastreven van rechtvaardigheid komt meestal neer op ingewikkeld rekenwerk. Nuttig en noodzakelijk – ik ben de laatste die de waarde van rechtvaardigheid van tafel wil vegen, maar de bron ervan is eigenbelang, waar op zichzelf ook alweer niets mis mee is, maar die wèl kan leiden tot blazende verontwaardiging over arrestatie, als er ‘alleen maar’ een autospiegel is gesloopt.

En de grote rechtvaardigheid dan, laten we zeggen de afschaffing der slavernij of de bevrijding van Europa uit het nazisme? Zo stellen wij ons inderdaad de rechtvaardigheid voor, maar deze komt voort uit empathie voor het lot van anderen. Wie genoeg empathie heeft, wordt vanzelf tot rechtvaardigheid gedreven. Andersom is dat nog maar de vraag. Daarom is empathie de fundamentele deugd en rechtvaardigheid een afgeleide.

Artikelen in NRC-column.


Doorstuurmails

Beste Beatrijs,

Van de week was het weer raak. Ik kreeg een e-mail van een kennis, die bij opening een kettingbrief bleek te zijn. Deze keer ging het om een Braziliaans jongetje dat een harttransplantatie nodig had, en of ik de e-mail maar door wilde sturen naar iedereen in mijn adressenbestand. Of het nu om virus-waarschuwingen gaat, of moppen, of het verzamelen van ‘handtekeningen’ voor het een of andere goede doel, ik ben elke keer weer hevig teleurgesteld als iets wat eruit ziet als een persoonlijk mailtje irritante onzin bevat. Die ik tot overmaat van ramp geacht word door te sturen. Hoe kan ik verschoond blijven van deze ongewenste e-mails?

Gesteld op netiquette

Mensen die er niet over zouden piekeren om per ouderwetse post aangekomen kettingbrieven door te sturen naar vijf van hun kennissen, gaan vaak wel degelijk in op soortgelijke verzoeken die hen per e-mail bereiken. Waarom ze dat doen is mij een raadsel. Misschien zijn ze blij dat ze eindelijk eens de functie ‘send to all’ kunnen gebruiken. Misschien voelen ze zich belangrijk of rechtschapen, wanneer ze kunnen laten zien dat ze de goede mentaliteit bezitten (tegen onrecht in de wereld). Misschien denken ze een ander echt een plezier te doen met een mop of een geestige anecdote. Al moet hierbij worden aangetekend dat ze het niet in hun hoofd zouden halen om dezelfde geadresseerde op te bellen met de mededeling: ‘Ik weet een leuke mop, zal ik hem vertellen?’

Ik vrees dat de enige reden voor het sturen van rondzend-e-mails gelegen is in het feit dat het zo makkelijk is. Een, twee klikken met de muis en je hele adressenbestand weet weer dat je niet ligt te vegeteren in je schulp, maar wel degelijk een partijtje meeblaast op het internet. Jammer alleen dat de inhoud van de rondzendberichten zo niksig is. De goedbedoelde viruswaarschuwingen slaan nergens op. Erger nog ze vertonen alle kenmerken van hetgeen ze proberen te bestrijden: de waarschuwing is zelf het virus – als iedereen zich aan de instructies houdt en met exponentiële ijver het non-bericht gaat zitten doorsturen, slaat het internet pas goed op tilt.

Achter ketting-smeekbedes om geld voor goede doelen of achter fantastische aanbiedingen om zelf rijk te worden verschuilen zich oplichters of tenminste mensen die uw tijd stelen met onbenulligheden. Een als persoonlijk bericht vermomde rondzend-e-mail is bedoeld voor honderden ogen. Van vrienden, kennissen of zakenrelaties verwacht men iets toegespitsts – geen reclamefolders, geen dubieuze geldinzamelingsacties, geen flauwe kantoorhumor, geen diffuze circulaires. Het enige bericht dat een rondzend-e-mail rechtvaardigt is een adreswijziging.

Wie zich erg kwaad maakt, kan ‘Reply to All’ boven de kettingbrieven tikken en het geheel met alle 984 eerder aangeschreven e-mailadressen per kerende mail terugsturen. Dit is wat je noemt een Gebaar. Niet dat u zich geliefd zal maken met deze actie. Waarom die lichtgeraaktheid? zal de gepikeerde zender die zich van geen kwaad bewust was naar u terugmailen. U kunt een bericht toch gewoon deleten, als het u niet bevalt? En dat is ontegenzeggelijk waar, maar soms verdient een irritante speldenprik een irritante speldenprik terug. Laten ze hun junkmail bij zich houden.

Artikelen in Internet en e-mail, Vrienden en kennissen.


Beste wensen

Beatrijs Ritsema

Terwijl ik lichtelijk geërgerd naar de correctie van het Nationaal Dictee zat te kijken (crapaudtje! wat een wanstaltig woordbeeld! welke gek verzint zo’n regel?), keerden mijn gedachten terug naar een eerdere zinsnede, waarin sprake was van ‘een rijkgeschakeerde collectie van goedbedoelde kerstkaarten’. Niet de spelling hield me bezig, maar de inhoud van de zinswending, want er is nog precies een week te gaan voor de kerstonderdompeling en er is hier in huis nog geen kaart geschreven. Ook nog geen ontvangen trouwens.

Van alle sullige tradities is het versturen van kerst- en nieuwjaarwensen misschien wel de sulligste. In het algemeen is het niet raadzaam je af te vragen wat de zin van een bepaalde traditie is. Wie zijn verjaardag viert, krijgt cadeautjes, ook al zijn er geen verlangens en vormt de accumulatie van materie eerder een last dan een genoegen. Uiteindelijk gaat het bij verjaardagen en andere mijlpalen alleen nog maar om het gebaar: dat iemand zich persoonlijk de moeite heeft getroost iets in een cadeaupapiertje te wikkelen. Zonder symbolische gebaren valt er niet te overleven. En dus kopen we een kerstboom (leuk voor de kinderen), nodigen vrienden uit voor een kerstdiner (altijd gezellig) en schaf ik een week later een zootje oliebollen aan, al is niemand daar echt dol op.

Deze dingen en de rest (kerstliedjes draaien, kaarsen op tafel, sterretjes afsteken, de klok in de gaten houden, champagne schenken) moeten gebeuren, omdat het alternatief om er niet aan mee te doen neer zou komen op een proclamatie: ik ben onafhankelijk, wars van conventies en non-conformistisch. Dit is zo’n akelige, koude, meedogenloze houding dat ik van de weeromstuit nog maar wat meer mensen uitnodig. Als de kalender toch feest en stilstand voorschrijft, dan kun je maar beter de gezelligheid in plonzen.

Maar die kerstkaarten liggen me elk jaar zwaarder op de maag. ‘Goedbedoeld’, zoals het adjectief in het dictee luidde, is deze traditie ongetwijfeld. Er steekt geen kwaad in, kun je ook zeggen. Net zo min als er kwaad steekt in afscheidsgroeten als ‘prettig weekend’, ‘nog een prettige dag verder’ (in winkels veel gebezigd) of ook een hele fijne: ‘prettige voortzetting’. Mijn favoriet is ‘nog een prettig leven!’ naar analogie van het Amerikaanse ‘Have a nice life!’ (als je verwacht/hoopt iemand nooit meer terug te zien). Deze clichés zijn draaglijk in de functie van conversatie-beëindiger en kosten geen tijd. Maar de kerst- of nieuwjaarskaart heeft zich vermomd als brief in een envelop, hij is geselecteerd op geschiktheid van de afbeelding, er is moeite gedaan voor postzegels en brievenbussen en toch staat er alleen maar een regeltje met de beste wensen en een naam.

Alles aan de kerstkaart is overbodig: het esthetische, dan wel sfeervolle, dan wel ethisch verantwoorde, dan wel campy plaatje, de goede wensen zelf alsook het versturingstraject. Nooit heb ik er iets achter gezocht als iemand mij geen kerstkaart stuurde. Het wel sturen of het niet sturen heeft geen betekenis. Het is een mechanische, inhoudsloze formaliteit. Voor dichtbije mensen is het onzin, want die spreek je toch wel. Voor verwegge mensen is het ook onzin, want die verdienen meer dan lege beste wensen. Het probleem van de leegheid kan enigszins ondervangen worden door te variëren op teksten, kinderen aan het werk te zetten om zelf kaarten te maken, toepasselijke dichtregels bij te sluiten of overzichten van het afgelopen jaar (Saskia heeft haar zwemdiploma gehaald, Michiel bekwaamt zich in de tennissport). Maar de jaarlijkse wederwaardigheden gaan het ene oor in, het ander uit, wanneer ze in oplages worden verzonden. Een rondzendbrief is jammer genoeg geen brief maar een stencil. Alleen een persoonlijke brief telt, en die hoeft niet speciaal met Kerstmis.

De verborgen functie van de kerstkaart is het afgeven van een signaal: jij staat nog in mijn adresboekje, kom je op mijn begrafenis als het zo ver is? Als ik van jou een kaart krijg, kom ik op de jouwe. Dit jaar zullen weer meer impliciete begrafenisuitnodigingen worden verstuurd dan het vorige, maar ik bevrijd mezelf van een deprimerende traditie.

Artikelen in NRC-column.


Ouders bij voornaam noemen

Beste Beatrijs,

Sinds enige tijd noemen onze dochters (van acht en zes) ons af en toe bij de voornaam: ‘Ankie’ en ‘Wim’ in plaats van ‘mama’ en ‘papa’. Wat begon als grap, overgenomen van andere kinderen, gebeurt steeds meer vanzelf. Ik schonk er aanvankelijk niet zo’n aandacht aan – tenslotte word ik door andere kinderen die hier over de vloer komen ook bij mijn voornaam genoemd – maar bij nader inzien bevalt het me toch niet zo. Mijn man zegt dat het hem niks uitmaakt, zolang ze het maar niet over ‘ouweheer’ hebben. Volgens hem is het gebruik van voornamen, net als tutoyeren, een teken van intimiteit. Maar ik vind het juist afstandelijk klinken, hoewel ik weet dat de kinderen het niet zo bedoelen.

Heimwee naar het M-woord

Als de koningin ‘majesteit’ genoemd wil worden, dan wordt ze ‘majesteit’ genoemd. Als Amerikaanse zwarten van ‘colored people’, via ‘blacks’, via ‘Afro-Americans’ naar ‘African-Americans’ willen switchen, dan hebben anderen dat te respecteren. Als de wiskundeleraar niet als ‘Egbert’ of ‘Johannes’ maar als ‘meneer van Zoeten’ door het schoolleven wil gaan, dan staat hij in zijn recht. Hetzelfde geldt voor u, als u ‘mama’ wil heten voor uw kinderen. De wens van de aangesprokene prevaleert altijd boven de voorkeur, de opinie of de gril van degene die aanspreekt. Nu ja, bijna altijd. Uitzonderingen bevinden zich in de sfeer van heerszucht en leugens. Bullebakken op het schoolplein bijvoorbeeld die kleintjes terroriseren en hen dwingen om ‘meester’ te zeggen. Of nare stiefmoeders die de doodzonde begaan om voor zichzelf de naam ‘moeder’ op te eisen.

In een aanspreektitel moet de waarheid doorklinken. Uw voornaam is de waarheid, maar ‘moeder’ of ‘mama’ is een intiemere waarheid. De boze stiefmoeder met haar leugenachtige claims is vooral bekend uit sprookjes. De moderne stiefmoeder van vlees en bloed kijkt wel linker uit om zich ‘moeder’ of ‘mam’ te laten noemen. Net als de meeste schoonouders trouwens. Voornamen zijn veiliger onder niet-bloedverwanten.

De gevoeligheid van kinderen voor het ten onrechte voeren van de moeder-titel is een reden om hem in rechtmatige gevallen juist wel te gebruiken. ‘Moeder’ is het oudste archetype. Iedereen heeft er eentje, ook al stierf ze in het kraambed. Het woord geeft een unieke betrekking aan (een mens heeft maar een moeder) en door de associaties met onvoorwaardelijke liefde heeft het een krachtige symbolische lading. In modern reclamejargon zou men spreken van een onverwoestbaar merk, dat je niet onder een andere vlag moet laten varen. Een roos ruikt minder lekker, wanneer je er ‘paardenbloem’ tegen zegt.

Een kind heeft vele bekende volwassenen om zich heen. De geringe sociale afstand weerspiegelt zich in tutoyeren en voornaamgebruik. Dat is allemaal reuze gezellig en gelijkwaardig, maar er blijft een verschil tussen al die jofele, minzame volwassenen en het kind z’n eigen vader en moeder. Je mag in ieder geval hopen dat de ouder-kind-verhouding net iets unieker is. Mensen in doodsnood roepen om hun mammie en niet om de een of andere voornaam.

Zeg tegen uw kinderen dat u de grap niet leuk meer vindt en voer de door u geprefereerde aanspreekvorm weer in. Leg uit dat u zich net de buurvrouw voelt, als zij ‘Ankie’ zeggen. Na een maand van vergissingen en verbeteringen zijn ze gewend aan hoe u het hebben wilt.

Artikelen in Aanspreken en begroeten, Kinderopvoeding.