Spring naar inhoud


Broer organiseert niets

Beste Beatrijs,

Ik erger me al enige tijd kapot aan mijn broer. Hij weigerde iets te organiseren voor de gouden bruiloft van onze ouders. Op familiebijeenkomsten gedraagt hij zich altijd ongeïnteresseerd en laat duidelijk merken dat hij zo gauw mogelijk weer weg wil (neuspeuteren, verveelde blik, niet reageren als iemand iets zegt). Misschien hoort het bij zijn leeftijd (25 jaar) en trekt het later bij? Ik heb er al met hem over gesproken, dan zegt hij vaag ‘sorry’ maar zijn gedrag verbetert niet.

Geërgerde oudere zus

Beste Geërgerd,

Uw broer is met zijn 25 jaar het nakomertje in een familie die al toe is aan een gouden bruiloft. Hij onttrekt zich aan familieplichten en doet niet gezellig mee met feestelijkheden. Kennelijk heeft hij andere dingen aan zijn hoofd. Misschien liefdesverdriet of lust in ruige feesten of een oceanisch verlangen naar Meer, Beter, Hoger. Hou op met uw broer nog langer op te voeden. De schoot van een goede familie is als een trampoline: men zet zich af tegen z’n bloedverwanten, maar kan er tezijnertijd ook weer een zachte landing op maken.

Artikelen in Broers en zussen, Huwelijksjubileum, Ouders en volwassen kinderen.

Gelabeld met .


Bevriend echtpaar maakt ruzie

Beste Beatrijs,

Laatst hadden we vrienden te eten. We hadden ze al een tijd niet gezien, dus we verheugden ons op een gezellig avondje met z’n vieren. Het wás ook gezellig, tot onze vrienden ruzie begonnen te maken. Met elkaar over elkaar. Het ging een hele tijd door en we konden ze niet sussen. Toen ze ophielden was de sfeer bedorven. Ze vertrokken ook eerder dan normaal. Nadien hebben we niets meer van hen gehoord. Mijn vrouw overweegt hen op te bellen om te vragen hoe het ermee gaat en hen eventueel professionele hulp aan te raden. Is dat verstandig of kun je maar beter doen alsof er niets is gebeurd?

Onthutst na een etentje

Beste Onthutst,

Het is buitengewoon onaangenaam als mensen hun huwelijksirritaties publiek gaan uitvechten. De hoogte- en dieptepunten van een verhouding zijn niet voor andermans ogen bestemd, in ieder geval niet in de vorm van life psychodrama. Daar brengen ze vrienden die zich moeite hebben getroost een gezellig etentje te verzorgen mee in verlegenheid. In deze situatie wordt er van u niets verwacht, en zeker geen tips over partnertherapieën. Correct zou zijn als de ruziemakers de dag daarna opbellen om zich uitgebreid te verontschuldigen voor de gênante scène die ze geschopt hebben. Daarna zegt u of uw vrouw: ‘Ach, zand erover, zoiets overkomt iedereen wel eens.’ Dit laatste is een leugen, maar men moet z’n vrienden tegemoet komen, als ze door het stof gaan.

Artikelen in Huwelijk en scheiding, Visite, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met , .


Generatiehype

Beatrijs Ritsema

Kan de ene generatie de volgende dwars zitten louter door het feit dat ze bestaat? Onder de veelzeggende titel ‘puinruimen na de babyboom’ werd vorige week in de Balie gedisussieerd over deze kwestie. Het debat deed enerzijds denken aan het soort op polarisatie gerichte bijeenkomsten, waar men in de jaren zeventig dol op was. Anderzijds was het thema toch ook weer heel erg van deze tijd, omdat de ter tafel liggende tegenstelling zo sterk aan personen werd opgehangen, in dit geval aan een persoonlijk kenmerk als geboortejaar. Hoewel de jaren zestig te boek staan als een ‘revolte van de jeugd’ werden er in die tijd toch geen sit-ins of teach-ins georganiseerd, waarin men zich boog over de vraag ‘hoe kunnen we afkomen van iedereen die ouder is dan dertig’. Het ging toen nog over ‘structuren’ die doorbroken moesten worden of instituties die ‘opgeblazen’ moesten worden. Wie het juiste bewustzijn had mocht meedoen met de actie, dus kapitalistenzoontjes als Paul Rosenmöller konden een staking leiden en bij Dolle Mina zaten ook feministische mannen.

Het merkwaardige van dit generatiedebat vond ik allereerst de wel zeer beperkte omschrijving van het begrip babyboomer: iemand die geboren is tussen 1945 en 1955. Dit is een veel te korte periode voor een generatie. Wanneer je zo nodig met het mistige concept ‘generatie’ wil werken, dan moet je toch op z’n minst de tijdsspanne in acht nemen die in de sociologie gebruikelijk is. Een generatie duurt minimaal 18 jaar, dus als je het beginpunt van de babyboom stelt op pakweg 1943, dan eindigt ie zo ongeveer in 1961. Dat is in dit geval ook redelijk, want de demografische geboortegolf kwam pas eind jaren vijftig tot bedaren en het is een beetje bespottelijk om een golf door midden te knippen.

Deze nauwe definitie was echter nodig, omdat anders veel zogenaamde postbabyboomers zich nergens tegen hadden kunnen afzetten. Mensen als Michael Zeeman (1959) werpen zich op als vertegenwoordiger van de verloren generatie, omdat ze alle high lights van de jaren zestig slechts als onmondig kind van een afstandje gadesloegen. Ze waren niet echt bij het tumult betrokken, ze volgden het op een tweedehands manier via kranten of tv.

Dit is nu precies de manier waarop het merendeel van de babyboomers-in-engere-zin óók de jaren zestig hebben meegemaakt, als trendvolgers, als getuigen, als mensen die enthousiast op de treeplank van de voortdenderende tijdgeest sprongen. In 1965 waren de oudste babyboomers 20 jaar. Wat draagt een twintigjarige normaal gesproken bij aan zijn tijdsgewricht? Nul komma nul, tenzij je toevallig Jeanne d’Arc heet. In 1975 waren ze hooguit 30 jaar, nog steeds geen leeftijd voor machtige posities, en toen waren de jaren zestig alweer voorbij.

Alle grote namen uit de jaren zestig en zeventig, mensen die ergens een stempel op gezet hebben, waren ouder. We hadden Jan Wolkers en Jan Cremer. In Amerika Philip Roth (Portnoy’s Complaint) en Joseph Heller (Catch 22). Het zelfontplooingsgedachtegoed is op de rails gezet door Abraham Maslow, Carl Rogers en de man van het xoelapepelen. De antipsychiatrie door R.D. Laing, allen geboren ruim voor WO2. Hetzelfde geldt voor Gloria Steinem en Simone de Beauvoir. Zelfs Erica Jong (1942), de sexy, destijds zeer populaire schrijfster van Het ritsloze nummer, is strikt genomen geen babyboomer. Robert Pirsig (Zen and the Art of Motor Cycle Maintenance), Tolkien, Charles Reich (The Greening of America), Marshall McLuhan, Timothy Leary, de complete Frankfurter Schule, waren allemaal ouder dan de babyboomers, wat hen overigens in het geheel niet verdacht maakte, integendeel, zij werden als goeroes op handen gedragen.

Sleutelposities, macht en invloed zijn gelieerd aan leeftijd en geen kwestie van bij de ene of de andere generatie horen. In de sport, als acteur of in de popmuziek pieken mensen op jongere leeftijd dan in de wetenschap, het bedrijfsleven of de politiek. De duidelijkste invloed van de babyboomers destijds lag dan ook in de muziek (hoewel John Lennon van 1940 was). Babyboomers zijn nu tussen de 40 en 58 jaar oud. Ze zitten breeduit op de machtsposities (pluche, zoals dat smalend wordt genoemd) en dat hoort ook zo. Over een jaar of tien komt de volgende generatie helemaal vanzelf aan de beurt.

Artikelen in NRC-column.


Slechte werksfeer

Beste Beatrijs,

Sinds twee maanden heb ik een deeltijdbaan als postbode. Ik merkte al snel dat er op mijn afdeling een onprettige sfeer heerste. Het heeft te maken met ruzie over seksueel getinte opmerkingen. De werkplek is verdeeld in een mannen- en een vrouwenkamp. Een van mijn stokende collega’s kom ik ook regelmatig tegen op het schoolplein, waar wij onze kinderen ophalen. Iedere keer begint zij over de problemen op het werk en wat ik daar dan wel van vind. Ik ben het totaal niet met haar opmerkingen en acties eens, maar durf haar dat niet te zeggen. Ze wil mij bij haar kamp betrekken maar ik wil daar niet bij horen. Hoe kom ik van haar af?

Vrouw aan de zijlijn

Beste Aan de zijlijn,

U bent niet verplicht tot het aanhoren van ongewenste onthullingen of opinies. Vertel uw collega in vriendelijke maar duidelijke bewoordingen dat u niet bij de rotzooi op uw werk wilt worden betrokken. Bekritiseer haar niet, want daarmee belandt u volautomatisch in het andere kamp (dat van de seksuele intimidators?) Zeg haar dat u een baantje heeft genomen om geld te verdienen en niet om een slangenkuil om te spitten. Het is uw goed recht om u te beperken tot uw feitelijke werk: het correct en tijdig bezorgen van poststukken. Vraag overplaatsing aan, als u last krijgt van de sfeer op uw werk.

Artikelen in Collega's, Scholen en verenigingen.


Baas wil vrienden zijn

Beste Beatrijs,

Het nieuwe hoofd van mijn afdeling is wat je noemt een aardig iemand. Ze gaat heel vriendschappelijk met haar medewerkers om. Soms te vriendschappelijk. Ik vind het vervelend als ze mijn kamer binnenvalt, aan mijn bureau gaat zitten en maar door blijft praten over allerlei persoonlijke zaken. Misschien kiest ze mij wel uit, omdat ik ook vrouw ben, maar ik heb al genoeg vriendinnen buiten mijn werk. Hoe kan ik haar ontmoedigen?

Niet in voor vriendschap met de baas

Beste Niet in,

Bazen en medewerkers kunnen wel vriendschappelijk met elkaar omgaan, zeker in deze informele tijden, maar gegeven de scheve machtsverhouding lijkt het voor beide kanten verstandig een zekere reserve in acht te nemen. Een prettige werkverhouding is nu eenmaal iets anders dan een goede vriendschap. Uw baas overschrijdt grenzen. Mannen doen dat vaak in seksuele zin (door iets te geladen opmerkingen, aanrakingen of flirts), vrouwen doen het in emotionele zin (door te veel confidenties of typisch vrouwelijke shoptalk). Zowel van mannelijke als van vrouwelijke opdringerigheid zijn altijd vrouwen de pineut. Er zit iets in jonge vrouwen dat maakt dat iedereen, man of vrouw, ze met huid en haar wil opvreten. Die ongewilde aandacht is lastig voor u. Doe hetzelfde als tegen een opdringerige man: koele beleefdheid, op cruciale gespreksmomenten géén glimlach tonen, sowieso geen tegenconfidenties, af en toe zeggen dat u nog heel wat werk te doen heeft. Door een koude schouder te bieden drukt u elke gezelligheid de kop in.

Artikelen in Collega's, Vrienden en kennissen.


Buurman doet versierpogingen

Beste Beatrijs,

Ik heb een nogal lastige buurman. Als ik naar buiten ga en hij staat toevallig buiten (soms lijkt het wel of hij me opwacht), begint hij mij altijd te versieren: ‘Wat heb je een mooie jurk aan! Heeft iemand je ooit al eens verteld dat je van die mooie ogen hebt?’ Eén keer heeft hij mij zelfs gevraagd om samen uit te gaan. Hoe moet ik hem duidelijk maken dat ik totaal niet van hem gediend ben? Ik heb hem verteld dat ik al een vriend heb, maar dat schijnt niet door te dringen. Ik kijk nu voordat ik naar buiten ga altijd even of mijn buurman niet buiten staat. Wat te doen?

Buik vol van de buurman

Beste Buik vol,

Je hebt van die mannen die opereren onder het motto ‘Niet geschoten is altijd mis’. Elke passerende vrouw tussen de 12 en 42 wordt dan als potentiële prooi benaderd. Zo iemand heeft iets weg van een hond die dwangmatig bij elke boom z’n achterpoot optilt. Bedenk dat hij niet op u als persoon reageert, maar een reflex vertoont op de prikkel ‘mens-met-rokje’. Het beste is om de vaart erin te houden als u hem in het vizier krijgt. Hem vriendelijk toeknikkend loopt u gehaast door. Op complimenten roept u over uw schouder ‘Van hetzelfde, buurman, van hetzelfde.’ Als hij met u uit wil, zegt u: ‘Pas als ik gescheiden ben, en dat duurt nog heel lang, nou doewie.’

Artikelen in Buren, Liefde en relaties.

Gelabeld met .


Geërgerd door nummerherkenning

Beste Beatrijs,

Soms bel ik iemand op, tref hem of haar niet thuis, hang weer op en word een paar uur later teruggebeld. Die persoon heeft dan een apparaatje dat nummers registreert. Ik vind dit een naar gebruik, hoewel mij bezworen wordt dat het uit vriendelijkheid gebeurt. Ik bel liever zelf terug, of, als het dringend is, laat ik een bericht achter op de voicemail. Zo’n ongevraagd telefoontje komt vaak erg ongelegen en bovendien wil ik niet worden ‘beloerd’ door middel van nummerherkenning. Hoe kan ik dit vermijden?

Don’t call us, we’ll call you

Beste Don’t,

U kent de situatie dat u uw sleutel in het voordeurslot steekt, de telefoon hoort rinkelen, boodschappentassen laat vallen, een sprintje trekt de gang door, de kamer in en nét als u opneemt, tuut-tuut-tuut hoort? Nummerherkenning dient ter bevrediging van deze nieuwsgierigheid (én om stalkers te ontmaskeren, én om binnenkomende telefoontjes te screenen op gewenstheid). Het is het auditieve equivalent van het spionnetje, waarin je kon zien wie er nu weer aanbelde. En het biedt mensen die anders bij de telefoon wachten op een levensteken van hun geheime liefde de gelegenheid om rustig de boodschappen te doen.

U ervaart een onverwacht telefoontje als een overval. Grappig – dat is nu precies de reden dat de mensen die u zo graag onverwachts op hun nek wilt springen een nummerherkenningsapparaat hebben aangeschaft. Ze willen niet overvallen worden, zelfs niet door u. Schaft u zichzelf ook zo’n apparaatje aan. Het is een onmisbaar wapen in de machtstrijd tussen beller en gebelde. U kunt ook voor u belt code *31* intoetsen, waarmee uw nummer onherkenbaar wordt. Maar gemaskerd bellen wekt wantrouwen en tegenzin om op te nemen. Wie belt kan een belletje verwachten, zo werkt het telefoonverkeer.

Artikelen in Telefoon.


Vriendin belt altijd op

Beste Beatrijs,

Ik heb een vriendin die ik best aardig vind, maar die niet tot mijn echt intieme vrienden hoort. Bij haar is dat blijkbaar anders: ze belt me bijvoorbeeld altijd eerder op dan ik haar kan bellen. Ik word er een beetje kriegelig van, want ik voel me acuut schuldig als ik haar stem hoor. Tegelijkertijd vind ik haar te leuk om uit mijn adressenbestand te schrappen. Wat te doen?

Altijd tekortschietend

Beste Altijd,

De beller wil iets; de gebelde laat het zich aanleunen. Als u niet wilt bellen, belt u niet. Als zij wel wil bellen, belt ze wel. Uw vriendin heeft kennelijk geen klachten. Waarom zou u zich dan schuldig voelen? Het gegroeide patroon blijft bestaan, tot het vanzelf verandert. Misschien denkt ze ineens: ik zal eens wat minder bellen. Waarna u denkt: hé, laat ík haar eens bellen. Maar het kan ook gewoon blijven zoals het is. Zij belt u, want ze wil iets, gezelligheid, kletsverhalen. U belt haar niet, omdat het er telkens niet van komt. De ene boom groeit recht, de andere scheef. Ook zonder een correcte verdeling van initiatieven kan een vriendschap wederzijds genoegen verschaffen.

Artikelen in Telefoon, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .


Schijnexactheid

Beatrijs Ritsema

Met de ene hand geeft minister Hermans de scholen vrijheid om het onderwijs naar eigen inzicht in te richten, met de andere hand bindt hij ze vast door dwingende toetsprocedures voor te schrijven. De verplichte toetsing van vierjarigen om achterstanden op te sporen is daar een voorbeeld van. Als leraren en ouders hiertegen protesteren omdat kleuters zo lastig te testen zijn, of omdat de voorspellende waarde van een test op die leeftijd gering is, of omdat het iets onaangenaams heeft die jonge kinderen onder het vergrootglas te leggen, dan luidt de dooddoener dat je problemen maar beter zo vroeg mogelijk kunt onderkennen.

Een ander argument ten faveure van vroege en constante toetsing is dat op die manier de kwaliteit van het onderwijs gemeten kan worden. In deze redenering gaat het niet zozeer om het testresultaat van een individueel kind, maar om gemiddelde scores. Als op een bepaalde school een groep vierjarigen over een periode van acht jaar gemiddeld een grotere vooruitgang boekt dan een andere groep op een andere school, dan wordt op die eerste school beter onderwijs gegeven dan op die tweede. Het venijn zit erin dat op die eerste school de uiteindelijke Cito-toetsresultaten best een heel stuk lager kunnen liggen dan op die tweede. Op een rijke, witte school is het aanvangsniveau van vierjarigen hoog. Dat blijft acht jaar lang zo, er wordt dus nauwelijks vooruitgang geboekt, maar het geeft wel hoge eindscores. Is het ontbreken van vooruitgang een reden om zo’n school een lagere kwaliteitsscore toe te kennen? Dit is een volstrekt triviale manier om met testgegevens om te gaan en er is natuurlijk ook geen enkele ouder geïnteresseerd in deze relatieve verschillen, omdat alleen bevestigd wordt wat iedereen allang weet: milieu is nog steeds de belangrijkste voorspeller van schoolsucces.

Gemiddelde testscores leveren oninteressante resultaten op, maar elk afzonderlijk toetsmoment vormt voor een kind (of de ouders) wel een hoepel om doorheen te springen. Het valt ouders slecht uit te leggen dat bijvoorbeeld de Cito-entreetoets in groep 7 afgenomen wordt om een indicatie te krijgen over het niveau/de achterstanden van de groep als geheel, om te kunnen bepalen op welke punten het onderwijs in gebreke is gebleven. Ouders zien de uitslag hardnekkig als een door hun kind behaald resultaat, wat het natuurlijk óók is.

Testen en toetsen zijn onvermijdelijk, als diagnostisch hulpmiddel of omdat er behoefte bestaat aan objectieve gegevens. Toch staat het testen als volcontinubedrijf me tegen. Zeker wanneer het routinematig gebeurt, zonder aanzien des persoons. Zelden levert een test iets verrassends op, wat een goede observator niet ook al was opgevallen. Iedereen moet door de mangel, want meten is weten, zoals het motto luidt van de onderwijskundigen. Maar het ‘meten-is-weten’-idee is een statistische waarheid: exact voor groepen, schijnexact voor een individu. Alle toetsen, tests en leerlingvolgsystemen werken met een sjabloon van normaalheid dat als een net over kinderen heen wordt heengelegd. Als niet op leeftijd X cognitieve vaardigheid Y optreedt, dan hebben we met achterstand te maken. Ook voor sociaal-emotionele en motorische vaardigheden bestaan dergelijke sjablonen en tests. Het technocratisch onderwijs legt alles vast en slaat het op in dossiers (ook al zo onaangenaam: dat in een dossier van een 12-jarige te lezen valt dat ie als kleuter een medekleuter met een schepje te lijf is gegaan). Lastig genoeg betonen veel normale kinderen zich toetsresistent en ontwikkelen zich zijdelings, asymmetrisch, twee stappen vooruit eentje naar achteren, niet volgens het geijkte stramien.

Het hele onderwijs op de basisschool, en daarmee samenhangend het toets- en testsysteem, is sowieso geënt op meisjes en hun gezeglijkheid, hun vroege cognitieve belangstelling, hun bereidheid om geconcentreerd werkjes te doen die fijne motoriek vereisen. Veel jongetjes kunnen geen aandacht opbrengen voor de tafel van zeven. Liever rennen ze achter een bal aan of roeren met een stokje in de sloot. Achterstand! wijst de toets uit en hup naar bijles van de bijspijkeraar. Die met hangen en wurgen in orde brengt wat een paar jaar later vanzelf in orde was gekomen. Meten is geen weten, maar vastnagelen wat vloeibaar hoort te zijn.

Artikelen in NRC-column.