Spring naar inhoud


Begrafenis verfilmen

Beste Beatrijs,

Laatst was ik op de begrafenis van een verre vriend, die plotseling was overleden. Het was een ontroerende bijeenkomst met mooie toespraken. Ik zat achterin de zaal en zag ineens dat alles met de videorecorder werd opgenomen. Ook de teraardebestelling zelf werd gefilmd, evenals de mensen die huilend langs het graf liepen om hun respect te betuigen. Hoort dit bij de nieuwe begrafenisrituelen?

Figurant tegen wil en dank

Beste Figurant,

Regel 1 van deze tijd luidt dat mijlpalen er zijn om te worden vastgelegd. In het spectrum van bevallingen, verjaardagen, huwelijken en jubilea mag de begrafenis niet ontbreken. Prachtig, zoals die spreker net niet door emoties overmand wordt. Zie de teddyberen op de smaakvolle kist en het snikken der oude dametjes. Fantastisch dat degenen die de plechtigheid gemist hebben, omdat ze moesten solliciteren of in de file zaten, op die manier een tweede kans krijgen op een tijdstip dat het hun wel schikt. En denk eens aan de nabestaanden zelf. Iedereen weet dat zo’n begrafenis of crematie in een roes voorbij gaat – er is geen tijd om de speeches tot je door te laten dringen of goed nota te nemen van wie er eigenlijk allemaal waren en hoe ze zich gedroegen. Met een video achter de hand kun je alles rustig herbeleven. Zo kan men de dood van een geliefde een waardige plaats in het dagelijks leven geven. Onderschat vooral ook niet de voorlichtingsfunctie van zo’n opname. Spelenderwijs kunnen kinderen vertrouwd raken met de eindigheid van het leven. Ze zullen zeuren: ‘Hè, toe, mogen we de begrafenis van oom Ferdinand nog eens zien, het neerlaten van de kist is zo spannend om te zien.’ Hopelijk zijn die paar mensen die met zakken over hun hoofd de aula verlieten, toen ze de videocamera in de gaten kregen, eruit geknipt. Je kunt geen sfeerbedervers gebruiken in zo’n film.

Artikelen in Dood en begrafenis.


Taboe

Beatrijs Ritsema

Seks is geen plicht meer, concludeert het maandblad Opzij uit de resultaten van een enquête onder mensen met een vaste partner. Bij een verschil in seksbehoefte probeert men dit op te lossen met een goed gesprek of een bezoek aan de therapeut, terwijl bijna niemand de partner tot seks wil dwingen. De algemene afwijzing van dwang wordt opgevoerd als bewijs voor het slagen van de seksuele revolutie, al kan ik me nou ook weer niet goed voorstellen dat de pre-jaren-zestig seks overwegend in het teken van de dwang stond. Dat zijn maar van die mythes die mensen elkaar napraten. De babyboomers mogen zichzelf graag op de borst slaan omdat zij het leuke van seks hebben uitgevonden, maar de generaties voor hen wisten heus wel af van deze genoegens – ze gaven er alleen minder ruchtbaarheid aan. De suggestie ‘als je geen zin hebt, dan kun je ook overwegen om zin te maken’ van de moderne therapeutes in Opzij verschilt nauwelijks van de klassieke raadgeving om zuinig te zijn met het simuleren van hoofdpijn. Tot zover de verworvenheden van de seksuele revolutie.

Wie ook zijn bedenkingen heeft over deze verworvenheden is Ronald Giphart, die zichzelf in hetzelfde Opzij-nummer uitroept tot de personificatie van de seksuele revolutie. Vreemd dat ik me die naam helemaal niet kan herinneren uit die bewogen jaren, terwijl laten we zeggen Erica Jong, Anja Meulenbelt en de Germaines (Greer en Groenier) me nog helder voor de geest staan, maar hij blijkt te bedoelen dat zijn moeder hem seksueel correct heeft opgevoed. In het ouderlijk huis van Giphart (geboren 1965) werd nooit moeilijk over seks gedaan en kennelijk heeft dit hem geïnspireerd tot het vervullen van een voorbeeldfunctie.

Ronald Giphart is een doelgroepenschrijver. Ik associeer zijn naam met de middelbare school en met middelbare scholieren. Daar is niets op tegen, maar ook erg weinig voor. Een doelgroepenschrijver is iets anders dan een genreschrijver. Een schrijver van thrillers bijvoorbeeld schrijft voor iedereen boven de veertien die van spannende boeken houdt, maar een doelgroepenschrijver heeft z’n publiek al in z’n achterhoofd. Dit beperkt de reikwijdte van het boek en smokkelt tegelijk een pedagogisch element binnen. De doelgroep moet er z’n voordeel mee kunnen doen.

Giphart treedt veelvuldig op voor middelbare scholieren en omdat hij nu eenmaal de personificatie van de seksuele revolutie is, stelt hij zijn publiek altijd dezelfde vraag: ‘Wie van de aanwezigen masturbeert er wel eens?’ Tot zijn grote pret steekt geen scholier z’n vinger op. Nooit bekent een scholier homoseksueel te zijn. Als hij bij gelegenheid voor volwassenen moet optreden, vraagt hij de zaal ‘wie er is vreemdgegaan of wie er aan anale geslachtsgemeenschap doet.’ Ook dan meldt zich zelden of nooit iemand aan en Giphart concludeert dat de oude taboes van voor de seksuele revolutie bij lange na niet ontmanteld zijn. Er is nog volop werk aan de winkel.

Je kunt je afvragen wat het nut ervan is om dit soort confidentiële informatie ‘in de groep te gooien’. Volgens Giphart kan het neerhalen van taboes maar op één manier gebeuren: door een totale opheffing van de scheidslijnen tussen de privéwereld en het publieke domein. Masturbatie van tieners? Hup, in de buitenlucht ermee! Daar knapt iedereen van op. In de verte doet Gipharts open-luchtstrategie denken aan de vroegere richtlijnen van geestelijken en andere bezorgde pedagogen voor bleke onaneerders om koudwaterbaden te nemen en zich eens wat meer op het sportveld te vertonen. In beider optiek moet het afgelopen zijn met dat stiekeme gedoe onder de dekens.

Van alle kanten donderen de seksuele beelden en verhalen af op iedereen, jong en oud. In de abri’s kijken de trampassagiers in het meer dan levensgrote kruis van ondergoedverkopende modellen. ’s Avonds kan iedere belangstellende op vele tv-zenders ruimschoots aan z’n voyeuristische gerief komen. Maar het is niet genoeg volgens Giphart. Hij vindt dat groene en bleue vijftienjarigen publiekelijk voor de draad moeten komen met hun privébesognes. Dat homoseksualiteit niet zo lekker ligt op de middelbare school, dat tieners meer dan wie ook hetzelfde willen zijn als de anderen, interesseert hem verder niet. Hij wil de valse schaamte killen. Wie moeilijk doet over seks is een lafaard. Dat is de even simpele als totalitaire boodschap van Giphart aan de middelbare scholieren. De zonen van de revolutie zijn altijd erger dan hun vaders of moeders.

Artikelen in NRC-column.


Vriend wordt schuldeiser

Beste Beatrijs,

Een goede vriend heeft mij in een moeilijke periode fantastisch geholpen met de verbouwing van het huis waar ik naar toe moest verhuizen. Toen het achter de rug was, heb ik hem en zijn vrouw bedankt (zij moest hem per slot van rekening geregeld thuis missen) en hen een dagje in een kuuroord aangeboden met alles erop en eraan. Dat kon ik op dat moment net betalen. Het mocht ook wat anders zijn, dus hier wilden ze over nadenken.

Uiteindelijk een jaar later zagen ze van dit aanbod af. Hij had liever een horloge. Dit vond ik ook een leuk idee en vroeg hem naar zijn voorkeur. Hij drukte mij een brochure in handen en wees mij twee modellen aan die hij mooi vond. Ik vond het alleen maar prettig dat hij zo duidelijk was. Nu kon ik hem tenminste iets geven waar hij echt heel blij mee zou zijn.

Al snel bleek dat dit horloge buiten mijn budget viel. De prijs lag drie keer hoger dan hetgeen ik hem eerder aangeboden had, en mijn financiële positie was er intussen niet op vooruit gegaan. Ik heb hem dit eerlijk verteld, waarop hij mij aanbood dit bedrag van ƒ1500,- van hem te lenen. Het kostte me veel moeite hem ervan te overtuigen dat ik geen lening wilde – hij moest dan maar geduld hebben.

Regelmatig komt hij een avondje langs. Dan is het heel gezellig en bespreken we van alles. Ook mijn financiën. Onlangs kwam ter sprake dat zijn vrouw problemen met mij heeft, omdat hij dat horloge nog steeds niet gekregen heeft. Ze vindt dat ik hem gebruikt heb. Hoe kan ik dit oplossen?

In de knel

Beste In de knel,

Uw vriend heeft veel tijd gestoken in het verbouwen van uw huis. Dat is bijzonder aardig van hem maar geeft hem niet het recht zich vervolgens als een schuldeiser op te stellen. Wederkerigheid ligt aan de basis van een vriendschap. Terecht had u de behoefte iets terug te doen voor uw vriend. Elk aanbod van uw kant voor iets speciaals was goed geweest, al was een met zorg klaargemaakt etentje het enige geweest wat u kon betalen. Onder vrienden geldt de stilzwijgende conventie dat ze elkaar geven wat ze missen kunnen. Ze zitten niet als kruideniers te rekenen of de ene dienst wel tegen de andere opweegt. Uw eeuwige dankbaarheid en de wetenschap dat u in de toekomst altijd voor hem klaar zou staan hadden moeten volstaan. Afwijzing van uw idee van een dagje kuuroord was al bedenkelijk, maar het aanbieden van een lening zodat u een bedankcadeau kunt bekostigen, gaat in de richting van afpersing.

Dit soort vrienden zijn erger dan recht voor z’n raap vijanden. Maak een eind aan deze vriendschap en ga op zoek naar mensen met wie u wél ontspannen kunt omgaan. Als een vriend aanbelt of opbelt, hoort u niet bevreesd te zijn dat hij zich ontpopt als deurwaarder.

Artikelen in Cadeaus, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met , .


‘Beste’ als aanhef

Beste Beatrijs,

Het valt me al een tijdje op: waar is de aanhef ‘Beste’ gebleven? Vooral in het e-mailverkeer word ik bestookt met ‘Hallo, Hoi, Ha, Hé, Hi en Hai.’ Ik vind het allemaal best hoor, maar wat is er eigenlijk mis met ‘Beste’? Waarom omzeilt iedereen dat zo krampachtig?

Pro-Beste

Beste Pro-Beste,

Als we ‘Geachte’ en ‘Waarde’ even buiten beschouwing laten, zijn er in de brievenschrijverij eigenlijk maar twee mogelijkheden voor een aanhef: ‘Lieve’ en ‘Beste’. ‘Lieve’ wordt gebruikt voor verhoudingen, waarin, het woord zegt het al, liefde een rol speelt of een al dan niet erotisch geladen intimiteit. ‘Beste’ moet verder in z’n eentje het hele spectrum bedienen van vage kennissen, collega’s, redelijk goede vrienden en goede vriend(inn)en zonder erotisch element. De aanhef ‘Beste’ maakt geen onderscheid in gradaties van nabijheid en heeft van de weeromstuit een wat afstandelijke bijklank gekregen. Stencils met mededelingen over waar en hoe laat de demonstratie plaatsgreep openden in de jaren zeventig met ‘Lieve mensen’, omdat ‘Beste’ rechts was. Nu nemen briefschrijvers hun toevlucht tot de een of andere Hoi-variant. In het e-mailverkeer, waarin men zelfs niet meer de moeite neemt om hoofdletters te gebruiken of tikfouten te verbeteren, viert de ‘Hallootjes’-joligheid al helemaal hoogtij, ten koste van alles wat zweemt naar formeel, ook al duidt de aanhef ‘Beste’ in oorsprong niet op formaliteit maar op hartelijkheid.

Artikelen in Internet en e-mail, Post.


Dansfeestje

Beatrijs Ritsema

Weer zijn het afgelopen weekend twee mensen in het ziekenhuis opgenomen na het innemen van ghb-pilletjes op een nachtfeest in Zaandam. Die dance-feesten hebben iets akelig decadents. Doordat ze zo lang duren – van elf uur ’s avonds tot elf uur ’s ochtends, maar je hebt ze ook van 24 of 48 uur aan een stuk – verplichten ze de bezoeker als het ware tot het slikken van pillen. Zonder stimulerende of roes-opwekkende middelen valt zo’n marathon immers niet uit te dansen. Met alcohol alleen redt de feestganger het niet. Wie zich beperkt tot bier, breezers of wodka is na een uur of zes down en out. Je moet daarnaast wel xtc, cocaïne of anderssoortige pep consumeren om het fysiek vol te houden.

Het decadente zit in het oeverloze uitdijen van het dansfeestje dat niet alleen de nacht in beslag neemt, maar ook de volgende dag verzwelgt. De zondag wordt op zo’n manier effectief om zeep geholpen, bestaat niet meer als zodanig, want wordt in semi-coma in bed doorgebracht om te recupereren voor de komende werk- of schoolweek. De zondag is de burgerlijkste aller dagen, met z’n kerkbezoek, al doet daar bijna niemand nog aan, met z’n saaie familiebezoek, z’n treurige colonnes langs winkelparadijzen en pretparken, z’n keurige natuurexcursies. De dance-marathon is een langgerekt, bonkend protest van 120 decibel tegen het bestaan van de zondag.

Deze feesten leggen de grenzen van het gedogen bloot. Dit gebeurde onlangs op een wel heel schrijnende manier met de dood van een politieagente, die in haar onnozelheid de verkeerde xtc had geslikt, namelijk ghb, een drug die kennelijk lastig te doseren is. Zij was met drie collega’s op het feest, van wie er eentje ook in coma raakte, maar met meer geluk dan wijsheid aan de dood ontsnapte. Dit incident roept de vraag op waarom de overheid feesten tolereert, die voor bepaalde beroepsuitoefenaars verboden terrein zijn. Het is natuurlijk absurd dat een politieagent zich overdag bezighoudt met het jagen op drugshandelaars en xtc-producenten en ’s nachts zich aan dezelfde stuff te buiten gaat. Het is even absurd als middelbare-schoolleraren, die door de week geacht worden leerlingen drugsvoorlichting te verschaffen (in het vak verzorging) op zo’n feest oog in oog met diezelfde leerlingen staan te housen.

Politieagenten, leraren en medici kunnen zich niet met goed fatsoen op zo’n feest vertonen. Politici en bestuurders zouden zich in een chantabele positie manoeuvreren. Maar voor al die anderen (bakkers, slagers, studenten, scholieren) gelden andere regels. Voor hen wordt een oogje dichtgeknepen. Als zij weekend in weekend uit met honderden/duizenden tegelijk verboden substanties naar binnen werken om mateloos uit hun dak of bol te gaan, worden er ter plekke ambulanceposten ingericht en jongerenwerkers opgetrommeld om het geheel in goede banen te leiden. Zolang er geen dooien vallen vindt de overheid het best. De tijden van het zedenmeesterschap zijn allang vervlogen.

Maar die drugs zijn nog steeds illegaal. Wat moeten ouders zeggen tegen hun zestienjarige zoon of dochter die dancefeestbezoek in de vrijetijdsbesteding heeft opgenomen? Ze kunnen niet wijzen op de illegaliteit van drugs, want zoals de jongeren terecht aanvoeren: niemand wordt geverbaliseerd of gearresteerd. Het interesseert geen enkele gezagsdrager en de uitbaters zijn alleen geïnteresseerd in geld verdienen.

Legaliseren zou een ideologisch correcte oplossing zijn, ware het niet dat we dan in Nederland de hele internationale drugs- en misdaadwereld over de vloer krijgen, die hier toch al is oververtegenwoordigd. Nederland is te klein voor het extreme liberalisme van je-zoekt-het-zelf-maar-uit. Al is dat wel precies de praktijk van het gedoogbeleid. Allerlei dingen zijn volgens de wet verboden, maar handhaving van de wet heeft weinig prioriteit. Het is een illusie om te denken dat drugsgebruik en –handel ooit uitgebannen kunnen worden. Maar het is het andere – cynische – uiterste om grootschalige drugsfeesten openlijk te tolereren.

Burgemeerster Vreeman trok de vergunning in voor de afterparties. Een eenzame stem tegen het geweld van de illegale commercie. Toch lijkt het nogal voor de hand te liggen dat openbaar toegankelijke dansfeestjes geen dealers- en gebruikersmarkt zouden moeten zijn. Ophouden met gedogen is ook een vorm van voorlichting.

Artikelen in NRC-column.


Roken aan tafel

Beste Beatrijs,

Onlangs zijn wij naar een trouwfeest geweest. We zaten bij het diner aan tafels voor twaalf personen, onder wie vier niet-rokers. Het was erg gezellig tot sommige mensen aan onze tafel begonnen te roken tussen de vijf à zes gangen door. Ik vond het bij de tweede (rook)pauze genoeg en vroeg aan deze personen of zij een beetje rekening wilden houden met de niet-rokers. Tot mijn grote verbazing kreeg ik als anwoord: ‘Het staat nergens in de etiquette geschreven dat dit niet mag.’ Klopt dit?

Gedwongen meeroker

Beste Gedwongen,

Integendeel! De etiquette is juist geheel op de hand van de niet-roker. Toen rokers nog over de wereld heersten, gold het trouwens ook als ongepast om er tussen de gangen door snel eentje op te steken. Pas na afloop van de maaltijd kwamen met de koffie ruimbemeten asbakken op tafel.

Deze regel geldt nog steeds en is zelfs verscherpt, omdat roken intussen verachtelijk is geworden. De niet-rokers hebben de macht overgenomen. Wie met onbekenden aan tafel zit, moet nederig om toestemming vragen een sigaret op te steken, ook al staan er asbakken op tafel en ook al is de maaltijd afgelopen. Meestal wordt grootmoedig het groene licht gegeven door de niet-rokers die zich zo des te behaaglijker kunnen wentelen in hun eigen superioriteit, maar als er ook maar één persoon bezwaar heeft, (en dat hoeft hij niet eens toe te lichten) geeft die de doorslag. Dan moet de roker elders in de zaal een rokersniche opzoeken. Die zijn er altijd wel op feesten en daar heerst een samenzweerderig soort gezelligheid.

Artikelen in Bruiloft, Eten en drinken, Verslavingen.

Gelabeld met .


Vrouwen willen geen hoffelijkheid

Beste Beatrijs,

Ik (man van 50) ben opgevoed met het idee dat een man zich hoffelijk gedraagt tegenover vrouwen. Ik maak autoportieren open voor dames, help ze in hun jassen, laat ze voorgaan, houd deuren voor ze open, geef ze vuurtjes, voor zover ze nog roken. Dit gaat vanzelf en ik bedoel er verder niets mee. Toch word ik wel eens terecht gewezen door een dame, die me lichtelijk gepikeerd toevoegt dat ‘ze heus wel zelf haar jas kan aantrekken of een deur kan openmaken’. Dit soort opmerkingen maakt me onzeker. Is mijn manier van hoffelijkheid anti-feministisch? Kan ik er maar beter mee ophouden?

Gehecht aan egards

Beste Gehecht,

Ach, verlangt niet iedere vrouw naar een man die zijn jas over een modderplas neervleit, zodat zij er met haar dure pumps onbezoedeld overheen kan trippelen? Kennelijk niet. Een snauw en een grauw kun je krijgen voor een galante geste! Dit is symboolfeminisme van het goedkoopste soort, alleen beoefend door zuurpruimen. Maar goed, veel van de beleefdheidspatronen tussen man en vrouw zijn inderdaad weggesleten door het gelijkheidsethos. Zo’n patroon van voorrang geven, jassen ophouden en deuren openmaken detoneert in de hedendaagse werksfeer, waar mannen en vrouwen geacht worden als gelijkwaardige collega’s met elkaar om te gaan. Op het werk geldt de regel: wie het eerst bij een deur is, houdt die voor de ander open ongeacht de sekse. In de sociale sfeer daarentegen is er nog wel ruimte voor conventionele egards. Vrouwen, ook de streng-feministische, hebben meer waardering voor een charmante man dan voor een lomperik. Al vinden veel vrouwen het lastig om zichzelf in de mouwen van een opgehouden jas te wurmen.

Artikelen in Traditionele etiquette.

Gelabeld met .


Afgewezen zoon

Beste Beatrijs,
Al mijn broers en zussen hebben kinderen. Ik ben homo en woon samen met mijn vriend. Als mijn moeder in de stad is, logeert ze nooit bij ons maar daar waar de kleinkinderen zijn en dat begint me een beetje te irriteren. Ik wil haar ook wel eens gezellig aan de ontbijttafel hebben! Wat te doen?

Afgewezen zoon

Beste Afgewezen,
Er zijn drie redenen om kinderen te krijgen, zeggen oma’s wel eens tegen elkaar: kleinkinderen, kleinkinderen en kleinkinderen. Het enige punt waarop moeders menen het zich te kunnen permitteren hun ene kind te verwaarlozen ten opzichte van het andere is de aanwezigheid van kleinkinderen. Ineens geldt het taboe op verschil in liefde voor de kinderen niet meer. U voelt zich tekort gedaan door de obsessie van uw moeder met kleinkinderen en daarnaast bent u homoseksueel. Misschien heeft uw moeder meer moeite met uw homoseksualiteit dan ze zelf wil toegeven. Acceptatie van dit feit kan desondanks een diepe teleurstelling verhullen. Als u echt wil weten hoe het zit, moet u haar rechtstreeks vragen waarom ze niet in uw huis wil logeren en wel bij uw broers en zussen. Het is een confronterende vraag, die wel eens tot een ongemakkelijk of emotionerend gesprek zou kunnen leiden. Maar een goede moeder-zoonverhouding moet tegen een stootje kunnen.

Artikelen in Familie, Ouders en volwassen kinderen.

Gelabeld met , .


Antwoord op “heeft het gesmaakt?”

Beste Beatrijs,

Op de bekende vraag van de ober in een restaurant “Heeft het gesmaakt?” antwoordt een vriend van mij steevast met “Dankuwel”. Hij is van mening dat dit antwoord in overeenstemming is met de (vroegere) etiquette. Zelf geef ik liever een meer inhoudelijk antwoord, waarbij ik zo nodig ook kritische kanttekeningen plaats. Hoe staat het met de vroegere en moderne etiquette op dit punt?

Restaurantgast

Beste Restaurantgast,

‘Dankuwel’ is een beetje vreemd antwoord op de vraag of het eten heeft gesmaakt. Waar wordt precies voor bedankt? Voor de belangstelling? Een inhoudelijk antwoord is beter. In vroeger tijden werd, althans in de hogere kringen, de kwaliteit van het diner geen passend gespreksonderwerp geacht. Men complimenteerde een gastvrouw niet met de gebraden gans of met de bitterkoekjespudding, want die waren klaargemaakt door dienstbode of kok, die gewoon hun werk deden.

De opkomst van de ober-formule ‘Heeft het gesmaakt?’ moet in de jaren zeventig worden geplaatst. Uitbaters van schemerige bistro’tjes suggereerden hiermee betrokkenheid bij het welbevinden van de klant. Veel restauranteters vatten deze vraag echter op als het vissen naar complimentjes. Het moet obers dan ook absoluut worden ontraden om elke gang aan een evaluatie te onderwerpen. Eén keer na afloop van de hele maaltijd is voldoende. Al is het wel zo sjiek als obers het onderwerp helemaal niet aanroeren, vanuit het idee dat er vanzelfsprekend topkwaliteit eten wordt geserveerd. Het beste motto hangt achter de bar in snackbar ’t Hoekie: ‘Bent u tevreden, vertel het uw vrienden. Heeft u klachten, vertel het aan ons’.

Artikelen in Horeca.

Gelabeld met .