Spring naar inhoud


Onbeleefde fastfood-klanten

Beste Beatrijs,

Ik werk in een fastfoodrestaurant. Soms komen er boze gasten terug met klachten dat ze een verkeerde bestelling hebben gekregen bij een ander personeelslid. Dit komt dan meestal doordat deze klagende mensen onduidelijk besteld hebben. Ikzelf bied dan excuses aan, ik geef ze de goede producten mee en de gast gaat (niet meer boos, maar ook niet echt tevreden) weer weg.

Wat mij hierbij dwarszit is dat ik mijn excuses aanbied, terwijl het helemaal niet mijn fout is. Verder wil ik deze klagende gasten er eigenlijk ook op attenderen dat ze zelf duidelijker moeten spreken, wanneer ze een bestelling opgeven. Mijn vraag is: hoe kan ik die boodschap het beste overbrengen bij een boze gast?

Mijn schuld niet

Beste Mijn schuld,

De gang van zaken zoals u hem beschrijft is precies goed. De klant is boos, u biedt verontschuldigingen aan voor het ongerief, u maakt de bestelling in orde en de klant druipt af (min of meer tevreden, in ieder geval niet meer boos).

Ik kan niet sterk genoeg benadrukken dat dit de enig juiste manier van reageren is. Ik begrijp dat u brandt van verlangen om de klant op z’n nummer te zetten, maar ik waarschuw u: doe het niet! Alle andere reacties dan ‘sorry’ leiden tot escalatie van het conflict en meer woede. U zou de klant ervan willen doordringen dat het zijn eigen stomme schuld is en dat hij de bestelling onduidelijk heeft opgegeven. Maar u was er toch niet bij? U weet het gewoon niet. En al was u er wél bij, en uzelf hebt hem per ongeluk (door zijn binnensmonds gemompel) verkeerd verstaan, dan nog hebt u er niets aan als u zegt dat het de klant z’n fout is. Hij wordt dan alleen maar nog bozer en gaat roepen dat u liegt.

Het zit u dwars dat u excuses moet aanbieden, terwijl het uw fout niet is. Dat doet er helemaal niet toe. U zegt geen sorry namens uzelf, maar namens het bedrijf. Het spijt het bedrijf verschrikkelijk dat hier een boze klant staat, want boze klanten komen niet meer terug en maken bovendien anti-reclame voor de tent. Dat kan het bedrijf niet gebruiken! Dus gaat het bedrijf door het stof; de klant moet worden geapaiseerd en het conflictje opgelost. Dat is heel belangrijk, en u moet namens het bedrijf dat klusje opknappen. Daar krijgt u onder andere voor betaald. Intussen kunt u bij uzelf als privépersoon denken dat die hele klant hartstikke getikt is, zolang u dat maar niet zegt tegen de klant.

Ga dus vooral door met ‘sorry’ zeggen!

Artikelen in Horeca, Zakelijke relaties.

Gelabeld met .


Wel vriendschap, geen afspraken

Beste Beatrijs,

Ik heb moeite met het onderhouden van vriendschap. Ik heb hier echt geen talent in en om heel eerlijk te zijn heb ik daar ook niet de energie voor. Verder ben ik wel spontaan en sta overal open voor en wil overal aan mee doen omdat mij dat wel gezellig lijkt, maar op het moment suprème haak ik af. Ik probeer me er toe te zetten dat ik mijn gemaakte afspraken nakom. Maar het lukt me niet. Nu ben ik op het punt dat ik helemaal geen afspraken meer maak. Dit valt niet goed bij mijn vrienden, kennissen en collega’s. Hoe kan ik hen duidelijk maken dat ik wel vriendschap voel, maar die vriendschap niet kan plannen?

Moeite met agenda’s

Beste Moeite met,

Als u geen vriendschappen kunt onderhouden, dan vindt u het niet belangrijk genoeg. Als u niet in staat bent om afspraken na te komen, dan bént u ook niet geïnteresseerd. Er is geen manier om aan vrienden of kennissen over te brengen dat u iets om hen geeft, terwijl dat niet uit uw gedrag blijkt. Dan kunt u beter het idee van vriendschap laten varen en iets anders gaan doen. Internetten bijvoorbeeld, dat kunt u altijd doen op een tijd die u uitkomt. Of paardrijden of motorcrossen. Daar hebt u geen andere mensen bij nodig. Elke vriendschap is gebaseerd op een min of meer gelijke investering en op de wederzijdse bereidheid om tijd aan elkaar te besteden. De een doet moeite, de ander doet moeite. Als uw vrienden nooit op u kunnen rekenen, dan is er geen vriendschap. Zo eenvoudig ligt het.

Artikelen in Vrienden en kennissen.

Gelabeld met , .


Civis mundi

Seksuele revolutie ter discussie. Van Phil Bloom tot Sex and the City. Civis Mundi jaarboek 2005. S.W. Couwenberg (red.) Uitgever Damon. Prijs

Wat zijn zo’n kleine veertig jaar later de gevolgen van de seksuele revolutie? Hoe moeten de hieruit voortvloeiende maatschappelijke veranderingen worden beoordeeld? In de bundel ‘Seksuele revolutie ter discussie’ maken verschillende auteurs de balans op van de strijd om het recht op seksuele zelfbeschikking.

Seks en moraal kunnen niet los van elkaar worden gezien. De bevrijding van de seksualiteit uit de taboesfeer deed individuele problemen van morele aard verdwijnen, maar leidde tegelijk tot het ontstaan van nieuwe problemen – ook van morele aard. De seksuele revolutie zorgde ervoor dat ‘goede seks’ (de vrijwillige, vreugdevolle, intimiteitsverhogende, schuldeloze, desnoods alleen maar lekkere varianten) welig kon tieren. Maar hetzelfde gebeurde met ‘slechte seks’: afgedwongen, harde, geperverteerde, commerciële, liefdeloze varianten. En omdat goede seks persoonlijk is en door de betrokkenen ook graag privé wordt gehouden, staan de media, het internet en allerlei andere cultuuruitingen doorgaans bol van de slechte seks.

De meeste auteurs wijden wel een paar zorgelijke alinea’s aan de steeds verdergaande commercialisering van seks. Gezinssocioloog Kees de Hoog relativeert in zijn bijdrage ‘Van seksueel taboe naar hedonistische commercialisering’ de invloed van slechte seks, omdat ‘de seksualiteit bij de overgrote meerderheid van de bevolking ligt ingebed in meer omvattende intermenselijke relaties en geen doel op zichzelf is.’ Dit mag zo zijn, maar het probleem ligt juist bij de maatschappelijke groepen die minder weerbaar zijn, minder intelligent en van huis uit niet veel opvoeding meekrijgen. Die waren collectief gezien voor de seksuele revolutie eigenlijk beter af dan daarna. Ook de allochtonen schaart De Hoog bij deze risicogroepen, niet zozeer wegens te weinig als wel wegens de verkeerde waarden en normen. Aan de overheid om ‘via een goede voorlichting en een krachtig integratiebeleid het aantal welingelichte groeperingen in onze pluriforme samenleving’ te vergroten. Ga, d’r maar aan staan.

Het beste stuk in de bundel ‘Vrije seks is geen symbool van beschaving’ is van journalist Ralf Bodelier. Voor zijn analyse put hij uit het gedachtengoed van Camille Paglia (vooral de tegenstelling apollinisch-dionysisch komt hem hierbij goed van pas), in wier visie de duistere, maatschappij-ondermijnende kanten van seks nooit ontkend mogen worden. Bodelier verzet zich tegen de gedachte dat de detaboeïsering van pornografie zou bijdragen tot een vrijere, prettiger maatschappij. In de seksindustrie wordt mondiaal meer dan 5000 miljard euro omgezet, op het internet (slechts) 315 miljoen euro, maar volgens een rapport van de Zweedse Europarlementariër Marianne Eriksson is in recente jaren de hoeveelheid kinky seks aldaar geëxplodeerd, met een sterke stijging in gewelddadige pornografie, zoals fist-fucking, seks met poep en urine, martel- en verkrachtingsscènes, dode foetussen in een seksuele contekst, kinderporno, necrofilie en seks met dieren. Dit rapport kreeg een weinig positief onthaal in Brussel en de Nederlandse pers besteedde er in het geheel geen aandacht aan. Te moralistisch, teveel zendingsdrang.

De verantwoordelijkheidsvraag vloeit rechtstreeks voort uit de seksuele revolutie: is iedereen vrij om aan z’n gerief te komen hoe hij maar wil, virtueel gesproken, zolang de weldenkende elite de ogen dicht en de handen schoon kan houden? Of moeten mensen zich moralistisch opstellen om anderen ervan te weerhouden geld te verdienen dan wel te spenderen aan kwalijke rotzooi?

Dit is geen nieuwe kwestie, maar in ieder geval de moeite waard om over na te denken, iets wat je niet kunt zeggen van het stuk ‘Seksualiteit in een maatschappij van overvloed’ van cultuurfilosoof C.W. Rietdijk. Deze vooruitgangsfundamentalist meent dat het enige dat nog ontbreekt aan het geluk dat de seksuele revolutie ons bracht gelegen is in het probleem ‘dat er zo weinig echt aantrekkelijke individuen bestaan’ en ‘dat de liefdesmarkt opereert op basis van de toevallige ontmoeting’. Voor het eerste ziet hij eugenetica als oplossing. Voor het tweede denkt hij aan (wetenschappelijk begeleid) internetdating. Ach, als het leven zo eenvoudig was…

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


Moppen tappen

Beste Beatrijs,

Niemand ontkomt eraan van tijd tot tijd, maar voor mij blijft het een bezoeking wanneer iemand op het werk of op een partij de gevreesde woorden spreekt: ‘Ken je die van…’ of een variant daarop. Met andere woorden: er komt een mop aan. Afgezien van het vaak bedenkelijke niveau, voel ik me altijd compleet voor het blok gezet. Je wordt geacht te lachen en als je niet lacht, dan wekt de moppentapper de wel of niet uitgesproken indruk dat je de grap niet begrijpt. Want voor zijn humor is natuurlijk een soepele geest nodig. Wat kan ik doen om deze moppentirannie te ontlopen, want weglopen is ook niet altijd alles.

Beducht voor moppentappers

Beste Beducht,

Moppen vertellen is inderdaad een dodelijke bijdrage aan de conversatie. Toch is het beste wat u kunt doen u uit de voeten maken. Meestal gebeurt het moppen vertellen in groepjes. Als u met één ander persoon in gesprek bent, komt het veel minder voor dat hij (het zijn eigenlijk altijd mannen) ineens een mop gaat vertellen. In een tweegesprek kunt u overigens heel goed antwoorden (als hij begint met ‘Ken je die van…’): ‘Nee, en ik wil hem ook niet kennen.’ En dan legt u vervolgens uit dat u niet graag naar moppen luistert. In een groepje kan dat niet, omdat er andere mensen bij zitten (meestal mannen ook weer) die maar al te graag de mop willen horen. Uit een groepje op een feestje kunt u makkelijk vertrekken. U gaat gewoon ergens anders staan of zitten. In een pauze op het werk of in de kantine idem. U sluit zich af voor de conversatie, gaat door met uw werk, rommelt in uw spulletjes, bladert in papieren, verdwijnt naar de wc of begint met iemand anders te praten. Of u sluit zich mentaal af van het gesprek en droomt weg. Als anderen u tot de orde roepen, zegt u: ‘Sorry, maar ik kan mijn aandacht nooit bij moppen houden, gek hè?’

Artikelen in Collega's, Festiviteiten.

Gelabeld met .


Aangevallen op behoud meisjesnaam

Beste Beatrijs,

Bij ons huwelijk, zeven jaar geleden, heeft mijn vrouw besloten haar eigen achternaam te houden. In haar familie heerst nog steeds onbegrip over deze keuze. De adressering van brieven en kaarten gaat meestal goed, maar nog onlangs moesten wij van een zus van haar horen ‘dat zij eigenlijk mijn achternaam heeft, maar met haar oude naam aangesproken wil worden’. Toen wij dat zuchtend voor de zoveelste maal ontkenden, oreerde een andere zus ‘dat ze werkelijk niet begreep waar we zo moeilijk over deden’. Dit gesprek vond plaats op een feestje zodat Jan en alleman zich er lekker mee kon bemoeien. Hoe kan ik mijn schoonfamilie op een nette manier duidelijk maken dat ik genoeg heb van hun gezeur?

Aangevallen op meisjesnaam

Beste Aangevallen,

Uw schoonfamilie is traag van begrip. Al meer dan twintig jaar geleden is de Nederlandse huwelijkswet zodanig veranderd dat getrouwde vrouwen mogen kiezen of ze de naam van hun man gaan voeren of hun oorspronkelijke naam behouden. Dat is toch niet zo moeilijk om te bevatten. Als uw schoonfamilie er weer over begint, moet u dit lesje over keuzevrijheid maar weer afdraaien. Zo erg kan het trouwens toch niet zijn dat mensen op een feestje zich met de discussie gaan bemoeien? Ze kunnen moeilijk zeggen dat u zich verkeerd gedraagt, want u volgt de wet.

De nette manier waar u naar vraagt is: beleefd blijven. Om te laten doorschemeren dat u er genoeg van krijgt, kunt u uw lesje beginnen met: ‘Ik vind het niet erg om het nog een keer uit te leggen, hoor, maar ik dacht dat dit al verschillende keren ter sprake is geweest. Nou goed, nog een keer dan. Let op…’ Over de motieven van uw vrouw hoeft u verder niet uit te weiden. Houd het op: ‘Bij die naam voelt zij zich het prettigst.’

Artikelen in Aanspreken en begroeten, Huwelijk en scheiding, Schoonfamilie.


Vriend inspecteert vrouwen

Beste Beatrijs,

Ik ben een gescheiden vrouw en heb sinds anderhalf jaar een vriend. Met mijn ex-man ben ik dertig jaar getrouwd geweest en ik heb verder geen ervaring met mannen. Mijn vriend heeft een enorme belangstelling voor vrouwen. Wanneer we winkelen of wandelen ‘speurt’ hij voortdurend naar vrouwen. Hij maakt grapjes met mooie, jonge vrouwen, soms wel met vier verschillende in één straat. Ik word nooit betrokken bij die uitwisselingen. Als er een sexy geklede vrouw aankomt, draait hij zich om en volgt haar tot hij haar niet meer kan zien. Soms zegt hij tegen mij: ‘Kijk eens hoe dat juffie erbij loopt.’ Toen we bij een nichtje van mij op bezoek waren dat borstvoeding gaf aan haar baby, ging hij naast haar op de bank zitten en had alleen nog belangstelling voor het drinken van de baby. Op mijn klacht dat ik me buitengesloten voel als hij zo openlijk kijkt naar vreemde vrouwen en contact met hen maakt, terwijl hij met mij op stap is, zei hij dat er wel mannen zijn die erger zijn dan hij. Hij houdt nu eenmaal van uiterlijk schoon bij vrouwen, en dat staat los van mij, zegt hij. Van mij hoeft hij zijn ogen niet te sluiten voor mooie vrouwen, maar zijn gedrag tegenover mij vind ik niet tactvol. Ik zou willen dat hij meer rekening met mij hield. Wat vindt u?

Mijn vriend inspecteert vrouwen

Beste Mijn vriend inspecteert,

Uw vriend gedraagt zich buitengewoon horkerig. Het mag zo zijn dat vrouwelijk schoon hem aanspreekt (alsof dat iets bijzonders is!) en het mag zo zijn dat sommige mannen nog erger zijn dan hij, dit laat onverlet dat het ongepast is om zich in uw bijzijn op deze manier uit te leven. Dit kan helemaal niet. Het is grof en onaangenaam. Niet alleen tegenover u, maar ook tegenover de vrouwen die hij op deze manier denkt te moeten aanspreken. De meeste vrouwen op straat hebben geen behoefte aan likkebaardende opmerkingen van passanten. Dit gedrag valt tegenwoordig onder het hoofdstuk ‘ongewenste intimiteiten’.

U moet niet denken dat dit een normale manier van doen is voor mannen, want dat is het niet. Een man die met een vrouw (nota bene zijn geliefde) over straat loopt, gedraagt zich niet alsof hij op stap is met een kazernemaatje om het plaatselijke vrouwelijke aanbod te besnuffelen. Het is zelfs zo onbeschoft, dat ik me afvraag of deze man wel een geschikte kompaan voor u is. Als hij dit soort dingen doet, zal er ongetwijfeld nog veel meer mis zijn met hem op het gebied van empathie, omgangsvormen en antennes voor wat een ander wel en niet prettig vindt. Ik kan me kortom slecht voorstellen dat hij op andere gebieden wél rekening met u houdt. Persoonlijk zou voor mij de klacht waar u mee zit, ruim voldoende zijn om heel snel een eind te maken aan deze toch licht vernederende relatie. Dan liever alleen.

Artikelen in Liefde en relaties.

Gelabeld met , .


Lawaaipolitie in de trein

Beste Beatrijs,

Dagelijks reis ik drie uur per trein op en neer naar mijn werk. Tot voor kort was het mij nog nooit opgevallen dat er buiten de bekende werkcoupés in de eerste klas ook stiltecoupés in de tweede klas bestaan, waar niet mag worden getelefoneerd. Dit wordt door NS kenbaar gemaakt door een minuscuul stickertje boven de ramen. Eerlijk gezegd ontgaat het nut mij hiervan, want er is per definitie al veel meer geluid in de tweede klas en de meeste mensen hebben hier volgens mij ook helemaal geen last van.

Maar een enkeling duidelijk wel en daarover gaat mijn vraag: iemand die zit te bellen wordt op een goed moment nogal luid en dwingend tot de orde geroepen door een medepassagier. De beller was zeker niet luidruchtig, maar de zelfbenoemde ordebewaarder des te meer. Hoe meer die zich begon op te winden, hoe minder de beller van plan leek z’n gesprek te beëindigen. Toen dit telefoongesprek was afgelopen, bleef de lawaaipolitie maar doormekkeren en dat irriteerde mij veel meer dan het oorspronkelijke getelefoneer. We zaten per slot van rekening in een stiltecoupé nietwaar? Wie heeft hier nou gelijk: iemand die, hoe irritant en betweterig ook, het aandurft mensen te wijzen op de regels van NS, of iemand die stoïcijns blijft onder geschreeuw in z’n gezicht en besluit zich er niets van aan te trekken en gewoon door te bellen?

Van de regen in de drup

Beste Van de regen,

Alle betrokkenen hebben hier de etiquetteregels geschonden – het is lastig om aan te geven wie er van de overtreders een beetje minder ongelijk heeft, maar goed, ik waag een poging. Stel dat het meningsverschil over roken ging, hoe kijkt u er dan tegen aan? In de trein mag nergens worden gerookt, maar ach, één sigaretje, wie kan daar nou last van hebben?

Ongetwijfeld zou u dan zeggen: ‘Nee, nee, roken is heel iets anders, dat is verderfelijk en ongezond, rokers zijn uitschot, die NS-regels zijn er niet voor niets, en als iemand er toch een opsteekt, is het goed als een medepassagier de roker de regels voorhoudt.’ Misschien zou u zelf wel opstaan en al dan niet mekkerend zeggen: ‘Het is hier niet-roken, hoor!’

Als er mensen in een stiltecoupé zitten (eerste of tweede klas doet er niet toe), dan mogen ze verwachten om gevrijwaard te blijven van mobiel getelefoneer. Dus stond de lawaaipolitie in zijn recht, ook al had hij zijn verzoek rustig en vriendelijk moeten brengen en niet op hoge toon. Dat is niet slim, want iemand die in het openbaar boos wordt, haalt zich altijd het misprijzen van omstanders op z’n hals, ook dat van u. Zo werd hij alsnog de verliezer, terwijl hij gelijk had. De mobiele beller had overigens nooit stug mogen doorgaan met de regels overtreden; hij had zich bij het eerste protest beleefd moeten verontschuldigen en een coupé verderop moeten gaan zitten, waar wél mag worden gebeld.

De ene passagier wordt gestoord door roken en niet door mobiel bellen. Bij de andere passagier ligt het net omgekeerd. Daar valt geen rekening mee te houden. Het is verreweg het eenvoudigste als iedereen zich aan de regels houdt.

Artikelen in Reizen.

Gelabeld met .


Vorkjes met steel naar beneden

Beste Beatrijs,

Onlangs werd ik uitgenodigd bij de inwijding van het huis van twee jonge samenwoners. Bij de welkomstkoffie viel mij iets op. De roerlepeltjes en de vlaaivorkjes die iedereen vrij kon pakken, stonden niet met de steeltjes naar boven in de glazen, maar naar beneden. Ik vind het logisch en hygiënisch dat je bestek aanpakt bij de steel. Dat kon dus niet. En die scherpe vorkpuntjes, wijzend naar de gasten, vond ik onprettig en onnodig onveilig. Omdat ik niet de indruk van bemoeizucht wilde wekken, heb ik er verder niets van gezegd. Te onbelangrijk om je druk om te maken. Maar een licht ongemakkelijk gevoel kon ik niet van me af zetten. Mijn vraag is: heb ik verstandig gehandeld door mijn mond te houden of was er een manier om dit bestekonderwerp tactvol aan te kaarten?

Mentaal geprikt door vorkjes

Beste Mentaal,

U hebt gelijk dat het bestek met het heft naar boven in beker of glas geplaatst moet worden. Of plat op een bord. Tegelijk is deze kwestie niet belangrijk genoeg om er een goed gesprek aan te wijden met de gastheer/vrouw. U had ook op eigen initiatief onopvallend met een vloeiende handbeweging het bosje lepels en vorken kunnen omdraaien en andersom in de glazen zetten. Zoals bereidwillige gasten ook een stapeltje servetjes kunnen verplaatsen van een niet zo handige naar een handige plek op tafel. Onder zelfbedieningsomstandigheden kan men zoiets doen.

Artikelen in Eten en drinken, Festiviteiten, Visite.


Geen zin in personeelsfeest

Beste Beatrijs,

Bij onze instelling gaat de hoogste baas met pensioen. Er wordt een feest gegeven vanaf 17.30 uur tot 01.00 uur. Van collega’s hoor ik: ‘Natuurlijk ga ik er heen.’ Eigenlijk heb ik daar geen zin in. Ik heb niets met deze man. Hij is aardig, maar hij boeit me niet. Ik heb ook niet veel te maken met hem in de werksituatie. Verder ben ik niet zo iemand die graag naar grote feesten gaat, waar je elkaar nauwelijks kunt verstaan. Bovendien draag ik twee gehoorapparaten en dit maakt het altijd moeilijk alles te volgen, maar dit terzijde.

Ik ben een vrouw van 52 en zit graag thuis of kies zelf mijn uitjes. Moet ik me nu verplicht voelen om ook te gaan, of kun je in dit geval ‘voor jezelf kiezen’? Kan ik ook gewoon zeggen: ‘Ik voel er niet zo voor’, of moet er een smoes komen?

Geen fuiven voor mij

Beste Geen fuiven,

Het lijkt me niet verstandig om weg te blijven. Ik begrijp dat u dit soort personeelsfeestjes vervelend vindt, maar u stelt zichzelf erg afstandelijk op, als u uw gezicht helemaal niet laat zien. Het gaat er niet om of u de vertrekkende baas al dan niet boeiend vindt, het gaat om gezelligheid met collega’s en betrokkenheid bij de instelling. Zeggen dat u ‘geen zin’ hebt is geen goed plan. Daarmee demonstreert u een houding die staat voor: ‘Het interesseert me werkelijk geen bal, de mensen van het werk en de sfeer hier’. Dat kan natuurlijk, maar daar maakt u zich niet geliefd mee, en u verkleint de kans dat uw collega’s u terwille zullen zijn, wanneer u iets van hen nodig hebt. Als u niet wil gaan, moet u in ieder geval de moeite nemen een smoes in stelling brengen (‘helaas, moeder wordt 80 jaar, familiefeest, kan er niet ontbreken’ of iets dergelijks). Maar ik raad u aan om er wél heen te gaan. Van half zes tot zeven uur, dat moet toch wel op te brengen zijn. Flink circuleren, liefjes om u heen glimlachen. Dan heeft in ieder geval iedereen gezien dat u er was. Om zeven uur knijpt u er stilletjes tussenuit. Heeft niemand in de gaten. Hebt u nog steeds de hele avond thuis voor u zelf.

Artikelen in Collega's, Festiviteiten.

Gelabeld met .