Spring naar inhoud


Condoleren met een plaatje

Beste Beatrijs,

Onlangs is de (schoon)moeder van goede vrienden van mij overleden. Is er een etiquetterichtlijn die voorschrijft hoe de condoleancekaart eruit dient te zien? Moet ik mijn medeleven tonen op een hagelwit briefpapier of mag ik een kaart met foto of opdruk sturen?

Geïllustreerde condoleances

Beste Geïllustreerde condoleances,

Als u de overledene goed kende, kunt u beter geen kaartje, maar een condoleancebrief schrijven met een paar persoonlijke herinneringen. Wit papier, ongelinieerd, handgeschreven plus vermelding eigen adres. Als u de overledene niet of nauwelijks kende, hebt u voor uw blijk van medeleven de keus tussen briefpapier in A4 formaat of een wit correspondentiekaartje. Beide hebben de voorkeur boven een kaart met opdruk. Voorgedrukte ‘Met innige deelneming’-kaarten moeten worden vermeden. Kaarten met een afbeelding zijn zelden opportuun. Een montere voorstelling detoneert en zwaar aangezette symboliek (een schilderij van de man met de zeis) wordt niet smaakvol geacht. Wat nog net kan is iets stemmig-abstracts. Maar waarom lang zoeken naar een geschikte illustratie als een blanco kaartje aan de eisen voldoet?

Artikelen in Dood en begrafenis, Post.

Gelabeld met .


Te veel logés

Beste Beatrijs,

Sinds tien jaar wonen mijn man en ik in een grote stad in het buitenland, een ware toeristische trekpleister. Wij hebben dan ook regelmatig bezoekers. De eerste jaren vond ik dat leuk, maar de laatste tijd zie ik er steeds meer tegenop. Kennissen van vroeger nodigen zichzelf uit vanuit de oprechte behoefte om ons weer eens te zien, maar ook omdat het makkelijk is. We proberen inmiddels het aangekondigde verblijf op drie nachten te houden (vroeger bleef men vaak een hele week), maar ook een kort verblijf ervaar ik als belastend. We wonen zo klein dat logés in de woonkamer/open keuken moeten slapen. In hoeverre is het vanzelfsprekend om je huis open te stellen voor vakantievierende kennissen? En wat kunnen bezoekers van ons verwachten? Worden we geacht hen wegwijs te maken, samen toeristische attracties te bezoeken, uitgebreid te koken? Is het onbeleefd om te vragen of ze zichzelf vermaken?

Te veel logés

Beste Te veel logés,

U hoeft nooit, ik herhaal nooit, uw huis open te stellen voor mensen in wie u geen zin hebt. Logeren is een tamelijk opdringerige, overstelpende bezigheid, zowel voor degenen die gastvrijheid verlenen als ook voor de gasten zelf trouwens. Logeren doe je alleen bij naaste familie en een enkele goede vriend/in, en ook dan hoeft de gastheer/vrouw niet voortdurend als entertainer of chefkok op te treden. Logeerpartijen verlopen het aangenaamst, wanneer beide partijen elkaar zo min mogelijk in de weg zitten.

Tegen al die kennissen die bij u langs willen komen en op hotelkosten willen besparen zegt u vanaf nu: ‘Het lijkt me enig om jullie weer eens te spreken, maar helaas kunnen jullie niet bij ons logeren, want daar hebben we geen ruimte voor.’ En dan suggereert u hun een redelijk geprijsd hotel in uw stad. Vervolgens vraagt u of ze zich willen melden wanneer ze in de stad zijn, want u wilt graag iets met hen afspreken. Als u in een royale bui bent, kunt u ze voor het eten in uw huis uitnodigen. Als uw hoofd daar niet naar staat, stelt u een restaurant voor, waar u gezamenlijk kunt gaan eten. Het contact blijft verder beperkt tot die ene afspraak. Toeristische excursies hoeft u niet met hen te ondernemen, want daar zijn ze zelf mans genoeg voor en het is uw vakantie niet.

Artikelen in Visite.

Gelabeld met .


Stelletje narcisten

Nog niet zo lang geleden – een jaar of vier, vijf, schat ik – werd de nieuwe generatie jongeren met trompetgeschal aangekondigd als superieur aan allen die hen voorgingen. Deze ‘Generatie Einstein’, zoals de aanduiding luidde voor degenen die geboren zijn vanaf 1986, zou niet alleen slimmer zijn dan ouderen, maar ook volledig toegerust op de eisen van de moderne tijd, vooral in de afdeling multitasken. Omdat deze jongeren opgroeiden met google, mobieltjes en sociale media, kunnen zij moeiteloos heen en weer schakelen tussen werk, studie, vertier en sociaal contact, zonder noemenswaardig concentratieverlies. Omdat zij vanaf hun vroegste jeugd rondbanjeren in de virtuele wereld, kunnen ze voor alle vragen en problemen oplossingen vinden. Zelfredzaam, kosmopolitisch en niet voor een kleintje vervaard – laat die Generatie Einstein maar schuiven, de wereld zou nog veel van hen horen.

Spijtig genoeg pakt de werkelijkheid toch weer wat minder rooskleurig uit dan de hooggestemde verwachtingen. Samen met uitzendbedrijf Manpower deed Bureau Motivaction onderzoek naar meningen en zelfbeeld van jongeren en wat bleek? Ongeveer 40 procent zag zichzelf inderdaad als zelfredzaam en ondernemend met een gouden toekomst voor zich, maar een even groot gedeelte voelde zich buitengesloten in een ingewikkelde wereld, waar je zonder diploma niets te betekenen hebt.

Tot zover niets bijzonders. Het is nogal logisch dat iedereen moet investeren in opleidingen en diploma’s. We leven tenslotte al meer dan een halve eeuw in een meritocratie en er is geen denken aan dat wat voor generatie dan ook de gebraden haan zou kunnen uithangen vanwege iets volstrekt arbitrairs als een geboortejaar. Bedenkelijker zijn de verklaringen en analyses die de onderzoekers loslaten op degenen die dreigen af te haken. Deze grenzeloze ‘Generatie Y’ (zoals de einsteintjes ook wel worden betiteld) vindt zichzelf heel bijzonder. Ze stellen zichzelf centraal en zoeken een podium om zich te etaleren. Ze zijn bij uitstek ongeschikt voor dienende beroepen in de sfeer van het onderwijs of de zorg en verdienen liever veel geld in marketing of pr-baantjes. Werk moet leuk zijn en om nuttigheid geven ze geen snars. Slechts drie procent beschikt over de eigenschap plichtsgetrouwheid en slechts vijftien procent over verantwoordelijkheidsgevoel. Help, de jeugd bestaat uit narcistische hedonisten!

In krap vijf jaar is de pendule aldus teruggeslingerd van hoera over die fantastische jongeren naar standaard gemopper over de jeugd van tegenwoordig die niet wil deugen en alleen maar aan zichzelf denkt. Zou de waarheid misschien ook in het brede midden kunnen liggen? Plichtsgevoel en verantwoordelijkheidsbesef zijn typisch van die deugden die zich pas ontwikkelen met het klimmen van de jaren onder druk van de omstandigheden. De punks van de jaren tachtig, de hippies van de jaren zestig, de nozems en de beats van de jaren vijftig gingen geen van allen gebukt onder een zwaar plichtsbesef. Ook de bohémiens en de flappers van de jaren twintig dansten liever nachtenlang de charleston dan zich te gedragen als verantwoordelijke burgers. Die laatste groep maakte het zelfs zo bont dat die the lost generation werd genoemd. Toe maar, een hele generatie naar de filistijnen.

Maar met al die verschillende generaties is het later op geheimzinnige wijze toch nog in orde gekomen. Bohémiens, nozems, hippies en punks werden ouder, stichtten gezinnetjes en kwamen tot het inzicht dat er brood op de plank moest komen en dat er dus een plaatsje op de arbeidsmarkt moest worden gezocht. Of jongeren nu collectief bevangen zijn door weltschmerz, gedreven door mallotige wereldverbeteringsidealen, gefixeerd op particuliere genietingen in de sfeer van seks, drugs en rock ’n roll of zichzelf artiest wanen, er komt een moment dat ze geld nodig hebben bij voorkeur in de vorm van een regelmatig inkomen. In elke aanstormende generatie die het van buiten af gezien over een nieuwe en bedenkelijke boeg lijkt te willen gooien sluimert de spitsburger en als die eenmaal is ontwaakt, komen allerlei beroepssectoren, waarvoor de jeugd eerder de neus ophaalde, ineens wel degelijk in aanmerking. Ook de zorg en ook het onderwijs.

Generaties zijn interessant zolang de leden ervan jong zijn. Naarmate ze verder in leeftijd opschuiven, worden ze vanzelf spitsburgers, net als iedereen. En na hen trappelt de volgende generatie, waarvan nu al te voorspellen valt dat die nog erger zal zijn.

Artikelen in Column.


Het Grote Etiquetteboek

Het Grote Etiquetteboek (midprice)Een nieuwe editie voor slechts 15 euro! Ideaal cadeauboek.

“Het boek van Ritsema, vol vragen van lezers van haar etiquetterubriek in Trouw, biedt een vermakelijke, maar ontluisterende blik op wat je gerust een mijnenveld kunt noemen.” – Maartje Somers, NRC Handelsblad

Hoe het eigenlijk hoort! ‘Is het toegestaan om geld te vragen aan bruiloftsgasten?’, ‘Mag ik de tafelmanieren van mijn vriend corrigeren?’ of ‘Mag ik mobiel bellen in gezelschap?’ Dit soort kwesties bevindt zich op het terrein van de etiquette en wie denkt dat goede manieren zijn afgeschaft vergist zich. Een etiquetteloze cultuur bestaat niet. Er zijn altijd regels die kunnen worden overtreden. Goede omgangsvormen zijn van alle tijden en iedereen heeft liever met wellevendheid te maken dan met grofheid.

© Sjoerd van der Zee

Beatrijs Ritsema geeft al meer dan tien jaar advies aan mensen die in onzekerheid verkeren over eigen dan wel andermans (in)correcte gedrag en over omgangsproblemen. Het Grote Etiquetteboek – dat verluchtigd is met schitterende tekeningen van Sjoerd van der Zee – is zowel een naslagwerk om specifieke vragen in op te zoeken als een weerslag van hoe mensen begin eenentwintigste eeuw met elkaar omgaan.

Bestel nu via bol.com!

Omvang: 462 bladzijden
ISBN: 9789029090230
Prijs: € 15,00

Artikelen in Boeken.

Gelabeld met .


Te oud voor Sinterklaas

Beste Beatrijs,

Laatst bleek weer eens dat onze oudste dochter van tien nog helemaal gelooft  in Sinterklaas. Ze zei enthousiast hoe fijn het voor ons (ouders) is om geen cadeautjes te hoeven betalen, omdat Sinterklaas dat doet. Ze weet dat er veel hulpsinten zijn, maar aan de enige, echte Sinterklaas lijkt ze helemaal niet te twijfelen. Aan de ene kant ben ik als vader vertederd door haar geloof, aan de andere kant loopt ze het gevaar dat ze een beetje voor schut komt te staan bij de koele meiden uit de klas. Moeten we haar beroven van haar illusie, en zo ja, hoe kunnen we aan deze teleurstelling een positieve draai geven? Een voordeel van de waarheid vertellen kan zijn dat we met ons drieën een leuk, spannend geheimpje hebben voor onze jongste dochter van zeven.

Onwankelbaar geloven

Beste Onwankelbaar geloven,

Ergens in geloven gebeurt op verschillende niveaus. In zekere zin geloven wij allemaal in Sinterklaas, want hij wordt elk jaar weer gesignaleerd in vol ornaat en kinderen krijgen inderdaad cadeautjes. Als verschijnsel bestaat hij onomstotelijk. Maar als uw dochter zegt dat ze zo blij is dat de cadeautjes haar ouders niets kosten, lijkt mij toch dat u haar uit de droom moet helpen. Tien jaar is te oud om in sprookjes te geloven. Het is niet te oud om sprookjes op te voeren – dat kan op elke leeftijd. Leid uw dochter op een aardige manier de realiteit in. Met alle pepernoten al in de winkels hebt u aanleiding genoeg om haar uit te leggen dat het Sinterklaasfeest een soort toneelstukje is, zoals kinderen die zich als prinsesje of zeerover verkleden. Voor zolang het spel duurt is het kind een echte prinses of een zeerover, maar als het spel is afgelopen is iedereen weer zichzelf. Mensen nemen de rol aan van Sinterklaas en geven cadeautjes die ze zelf gekocht hebben. Als het feest voorbij is, gaan de rekwisieten weer de verkleedkist weer in.

Of het nodig is dat uw dochter samen met u het Sinterklaassprookje volhoudt tegenover uw jongste dochter, betwijfel ik. Als kinderen een jaar of zes zijn, heeft hun geloof in Sinterklaas meestal al averij opgelopen. Maar als kinderen (oud of jong) naar de intocht gaan kijken of hem op tv zien of een cadeautje van hem krijgen uitgereikt, geloven ze er toch weer een beetje wél in, want mensen zijn geneigd om mee te gaan met wat ze voor hun ogen zien gebeuren. Op dat moment ís hij ook echt. Dat beeld is onverwoestbaar. Ook de affiche van een horrorsint zal dat beeld niet aantasten. Net als volwassenen geloven kinderen wat ze willen geloven.

Artikelen in Kinderopvoeding.


Gediscrimineerd in kledingwinkel

Beste Beatrijs,

Het zou niet zo moeten zijn. Maar helaas kom ik regelmatig in situaties terecht, waarin ik anders behandeld word vanwege mijn donkere huidskleur. Onlangs bezocht ik – onberispelijk gekleed – een chique herenkledingzaak in Den Haag, waar de twee verkopers mij straal negeerden. Twee andere (blanke) klanten die kort na mij binnenkwamen, werden wel opgemerkt en geholpen. Toen ik na tien minuten eindelijk de aandacht wist te trekken, bekeek de verkoper mij afwerend. Ik zei dat ik een grijs pak zocht, waarop hij antwoordde: ‘Nee, die heb ik niet, je kunt maar beter gaan.’ Daarna draaide hij zich om en kletste verder met zijn collega en de andere klanten. Ik weet mij in dit soort situaties nooit goed een houding te geven. Moet ik hier werk van maken en een klacht indienen bij de manager van de winkel of bij het Bureau Discriminatiezaken? Of moet ik het maar laten gaan en er boven staan?

Heengezonden

Beste Heengezonden,

Wat u hebt meegemaakt, inclusief het neerbuigende tutoyeren, is een staaltje onvervalste discriminatie. Inderdaad ernstig genoeg om er werk van te maken. Ook al levert het niets op, een protest tegen onrecht is beter dan het maar te incasseren. Om te beginnen raad ik u aan een schriftelijke klacht in te dienen bij de bedrijfsleiding. Formuleer feitelijk en vermijd woede. Beschrijf zorgvuldig wat er gebeurde met datum en tijd erbij. Vermeld uw naam, adres, eventueel e-mailadres. Wacht op antwoord. Een formeel ingediende klacht vereist een formele reactie van de tegenpartij. Als het goed is, krijgt u ruimhartige excuses en wellicht een compensatie-aanbod in de vorm van een tegoedbon voor de winkel.

Als u binnen een week geen antwoord krijgt of u krijgt een antwoord dat u niet tevreden stemt, stuur dan een kopie van uw oorspronkelijke brief naar het Meldpunt Discriminatie, dan kunnen zij misschien iets in de berispende sfeer ondernemen.

Artikelen in Winkels.

Gelabeld met .


Gratis taart

Beste Beatrijs,

Als predikant was ik op bezoek bij een echtpaar dat veertig jaar getrouwd was. Er was een klein gezelschap, kinderen plus aanhang. Bij het afscheid zei mevrouw dat ze het erg op prijs stelde dat ik was langsgekomen. ‘Ja, zo’n gelegenheid kon ik toch niet voorbij laten gaan,’ antwoordde ik en terwijl ik haar een hand gaf, mompelde een schoondochter achter mijn rug: ‘Gratis taart, ja.’ Ik heb die opmerking genegeerd en haar, evenals de rest van het gezelschap, gewoon een hand gegeven. Hoe had ik moeten reageren? Had ik niet op de dag zelf moeten komen? Geen taart nemen? Van repliek dienen? Er later over klagen bij het betrokken echtpaar? Of  had ik moeten voorstellen om te betalen voor de taart?

Gratis taart

Beste Gratis taart,

Die schoondochter maakte gewoon een flauwe grap, die nergens op slaat. Te stompzinnig voor woorden. Natuurlijk moet u zoiets niet serieus nemen. Als u zo iemand al van repliek zou willen dienen, had u iets zoetsappigs kunnen zeggen in de trant van ‘Absoluut! Gratis taart! Zijn we daar niet allemaal op afgekomen, zoals we hier zitten?’ Maar doen alsof u niets gehoord hebt is verreweg het beste. Daarmee laat u zien dat u boven de materie staat, zoals het een predikant betaamt.

Artikelen in Eten en drinken, Huwelijksjubileum.

Gelabeld met .


Spitting image

Vorige week publiceerde Trouw een foto van een Israëlisch kunstwerk dat tentoongesteld werd in een galerie in Tel Aviv. Het betrof een levensgroot beeld van voormalig generaal en politicus Ariel Sjaron, in comateuze toestand leunend tegen de kussens van een ziekenhuisbed, in pyjama en aan het infuus. De borst van het kunstwerk beweegt op en neer door middel van een beademingsapparaat. Dit is vanzelfsprekend niet Sjaron zelf – die ligt een eindje verderop al bijna vijf jaar lang in een ziekenhuis te vegeteren na een zwaar herseninfarct -, maar een griezelig natuurgetrouwe replica, een soort wassen beeld. Het kunstobject lijkt zo echt dat zelfs de in de krant afgedrukte foto ervan een foto van een echt mens lijkt. Pas als je de tekst leest die erbij staat, weet je dat je niet naar een foto van Sjaron zelf zit te kijken, maar nog weigeren je ogen dat te geloven.

De bedoeling van dit kunstwerk was overigens om de politieke situatie van Israël te verbeelden: het lichaam leeft, het hart klopt, maar voor de rest zit er geen muziek meer in. Geheel los van de inhoudelijke boodschap die de kunstenaar wil brengen, kun je je afvragen of een beeld van een levend persoon op die manier gebruikt mag worden. Er zit iets in het beeld (en dus ook de foto) dat walging inboezemt en het rare is dat de walging toeneemt als je weet dat het namaak is. Kunst imiteert het leven, dat is genoegzaam bekend, maar niet voor niets staat Madame Tussaud’s wassen-beeldenmuseum helemaal onderaan de statusladder van toeristische culturele attracties. Mensen met culturele belangstelling gaan naar high-brow musea om naar beeldende kunst te kijken, terwijl de lust om je te vergapen aan levensechte replica’s van beroemde mensen meer iets is voor cultuurbarbaren. Een kwestie van smaak versus wansmaak.

Ten faveure van het wassen-beeldconcept kan worden aangevoerd dat personages tenminste in hun stereotiepe fleur worden uitgebeeld. Ze zijn niet geboetseerd in lamme vorm aan de bar hangend of kotsend voor de wc of liggend op hun doodsbed. Zou dat wel gebeuren, bijvoorbeeld onder het mom van pastiche, dan zou het waarschijnlijk wél het stempel echte kunst krijgen (met als onvermijdelijk gevolg dat de hele elite zich er meteen heen zou spoeden). Maar de sculptuur van Sharon is geen pastiche of parodie, het is een exacte nabootsing van zijn actuele persoon in deplorabele omstandigheden. Hooguit klopt de kleur van zijn pyjama niet.
Mensen in coma zien er doorgaans niet heel afschrikwekkend uit. Toch bestaat er een drempel voor het maken van foto’s en filmpjes, omdat comateuzen zelf geen toestemming kunnen verlenen en omdat ze in een beklagenswaardige toestand verkeren. Mensen die om een of andere reden op de foto moeten, willen er doorgaans zo voordelig mogelijk opstaan, tenzij het doel van de foto iets anders is, medelijden opwekken bijvoorbeeld. In dat geval moet de afgebeelde er juist zo zielig mogelijk uitzien. Hoe dan ook, de Sjaronsculptuur heeft helemaal geen medelijden nodig van het publiek, integendeel, de kijkers hebben te maken met een vorm van geëngageerde kunst die iets duidelijk wil maken over politiek. Het lijkt nogal voor de hand te liggen dat hijzelf dat als een schending van zijn privacy en van zijn lichamelijke integriteit zou zien. Sjaron mag dan vegetatief en hersendood zijn, hij ligt nog niet onder de groene zoden en hij is nog niet echt dood. Zo’n quasi-ademend beeld is toch een beetje een verkrachting van de bijna-dode Sjaron.

Waarom boezemt een driedimensionaal exacte kopie van een comateus persoon meer afkeer in dan de persoon zelf in identieke conditie (of desnoods een foto van de persoon zelf)? Omdat de kopie en de nagebootste persoon niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. In de film The Invasion of The Bodysnatchers (er zijn veel remakes van) annexeren buitenaardse peulen de lichamen van mensen. Mens en buitenaards wezen zien er aldus precies hetzelfde uit en de mensgeworden peulen gedragen zich ook niet spectaculair buitenaards. Je zou zeggen: wat kan het schelen, zolang het er uitziet als een mens en zich gedraagt als een mens, waarom zou je moeilijk doen? Maar juist het feit dat de twee levensvormen niet van elkaar te onderscheiden zijn voert de horror op tot ongekende hoogte.

Sjarons lichaam is gestolen door een bodysnatcher. Alles voor de kunst natuurlijk, maar moreel verwerpelijk blijft het.

Artikelen in Column.


Huiverig voor samenwonen

Beste Beatrijs,

Als weduwe zonder kinderen heb ik sinds een jaar een relatie met een weduwnaar. We zijn allebei halverwege de zestig en hij heeft twee getrouwde dochters met kleine kinderen. Deze familie gaat heel intensief met elkaar om en zij betrekken mij daar ook bij. In de tien jaar dat ik alleen woonde na mijn mans dood had ik een goed leven ondanks het gemis van mijn man en van eigen kinderen. De relatie met mijn vriend voelt als een verrijking. Mijn probleem is de familie die ik erbij krijg. Zijn dochters vinden zichzelf geweldig dat zij mij hun kinderen geven om oma voor te zijn. Als ik ruimte voor mijzelf vraag (niet op de kinderen wil passen), dan voelen zij zich afgewezen en ben ik lastig. Mijn vriend vindt het moeilijk om zijn dochters hierop aan te spreken en laat hen alles bedisselen. Ik wil mijn vriend niet kwijt. Ik wil best energie steken in zijn (klein)kinderen, maar dan wel op mijn manier en in mijn eigen tempo. Daarnaast heb ik ook mijn eigen leven, familie en vrienden.

Mijn vriend wil graag samenwonen en wel in zijn woonplaats. Ik moet dan alles opgeven en geheel in zijn gezinsclan opgaan. Daar zie ik tegenop. Hoe zal ik mij opstellen?

Altijd klaar staan

Beste Altijd klaar staan,

U moet het een beetje rustiger aan doen met uw nieuwe relatie. Een jaar is veel te kort om te gaan samenwonen. U hebt het gevoel dat u voor een oma-karretje wordt gespannen door de dochters van uw vriend. Welaan, u hoeft zich niet verplicht te voelen! Wanneer u het leuk vindt om tijd met deze kleinkinderen door te brengen, dan doet u dat, en als u wat beters te doen hebt, dan doet u het niet. Heel eenvoudig.

U moet sowieso niet meer tijd doorbrengen in het huis van uw vriend dan u zelf wilt. U had een eigen leven voordat u hem tegenkwam en er is geen reden om de contacten en de activiteiten die u in uw eigen woonplaats had te laten verwateren vanwege een nieuwe liefde. U wilt een plaatsje in zijn leven en hij wil een plaatsje in uw leven. Dat is prachtig, maar het betekent niet dat een van u beiden zijn of haar eigen leven totaal overhoop moet gooien. Dat is nooit verstandig. Daarmee lever je je uit aan de ander. Zeker voor ouderen is het heel moeilijk en riskant om naar een andere woonomgeving te verhuizen. Als de consequentie hiervan is de relatie voorlopig een latkarakter houdt, dan moet dat maar. Op oudere leeftijd is een latrelatie vaak veel beter vol te houden dan een samenwoonrelatie met alles erop en eraan.

Ik raad u aan om voorlopig lekker in uw eigen huis te blijven wonen en rustig aan te zien hoe de relatie zich ontwikkelt. Van samenwonen komt het misschien later nog eens, en zo niet, is het ook goed.

Artikelen in Liefde en relaties.

Gelabeld met .