Spring naar inhoud


Hoe noem je een ober?

Beste Beatrijs,

Mijn man en ik dineerden in een restaurant. Ik ben van mening dat je een mannelijke bediende niet aanspreekt met ober, maar gewoon met meneer. Klopt dit?

Obers aanspreken

Beste Obers aanspreken,

Er is niets mis met de aanspreektitel ‘ober’. Anderzijds, hoe vaak komt het nou helemaal voor dat u als klant een aanspreektitel moet gebruiken voor het bedienend personeel? Als u zijn aandacht al hebt, hoeft u uw woorden niet vergezeld te laten gaan van ‘meneer’ of ‘ober’. Als u zijn aandacht wilt trekken, is de correcte manier niet om te roepen, maar om uw hand op te steken en zijn blik te vangen. Als u er niet in slaagt om langs non-verbale weg zijn aandacht te trekken (omdat hij niet om zich heen kijkt of zich ziende blind houdt), kunt u op zeker moment ertoe overgaan om hem te roepen. In dat geval maakt ‘Ober!’ of ‘Meneer!’ of ‘Hallo!’ of ‘Sorry!’ niet uit.

Artikelen in Horeca.


Oppervlakkige vriendin

Beste Beatrijs,

Sinds enige tijd heb ik (vrouw van 35) weer contact met een schoolvriendin van vroeger. Eens in de zoveel tijd zien we elkaar en ik ben werkelijk op haar gesteld, maar die avondjes zijn killing voor mij. Zij praat eigenlijk alleen maar over mensen die we van vroeger kennen en vertelt me over hun verdrietjes en schandaaltjes. Als dat onderwerp uitgeput is, gaat het over koetjes en kalfjes. Ik word er moe van en ervaar het contact als oppervlakkig. Roddels en verhalen over anderen die er niet bij zijn interesseren me niet en met koetjes en kalfjes wil ik ook mijn avonden niet doorbrengen. Maar als ik het gesprek een laagje dieper probeer te brengen, slaat het dood. Zelfs een eenvoudige vraag als ‘Hoe is het nu met jou?’ of ‘Wat speelt er in je leven?’ brengt geen verdieping. Ik wil dit ter sprake brengen maar weet niet hoe. Het is waarschijnlijk geen goed idee om haar onomwonden te zeggen dat ik het contact te oppervlakkig vind. Hoe kan ik haar, zonder haar voor het hoofd te stoten, duidelijk maken dat ik het graag anders zou willen?

Te oppervlakkige vriendin

Beste Te oppervlakkige vriendin,

Meestal bereik je niet zo veel, als je de vriendschap zelf of de manier van praten of de gespreksonderwerpen ter discussie gaat stellen met een vriend of vriendin. In de vriendschap moeten de dingen vanzelf gaan en als iemand zich genoodzaakt voelt om de inbreng van de ander te corrigeren, dan is het eigenlijk al mis. Ofwel de ander begrijpt het punt niet, ofwel de ander krijgt het gevoel te falen, en daar knapt de verhouding niet van op. Te vrezen valt dat u uw vriendin niet kunt veranderen (minder oppervlakkig maken). Ze is zoals ze is en u bent zoals u bent.

Een mogelijkheid die u zo te zien nog niet hebt uitgeprobeerd is de agenda naar u toe trekken en zelf wat meer vertellen over wat u bezighoudt. Als u haar gekeuvel niet willoos over u heen laat komen, maar zelf eens iets persoonlijks of wezenlijks aan de orde stelt, gaat zij misschien ook wat dieper op de zaken in.

Heeft uw vriendin dan nog steeds niets interessants te melden, kunt u de frequentie van de contact terugbrengen door om te beginnen minder vaak afspraken te maken (dat uitstellen gaat heel makkelijk onder het mom van drukte), en als u wél met haar afspreekt, daar een doe-afspraak van te maken. Als u geen zin hebt in een hele avond oppervlakkig geklets, spreekt u af om samen naar de film of het theater te gaan. Dan hoeft u alleen nog maar na afloop een uurtje na te praten met een drankje. Of u spreekt af om op zondagmiddag een eindje te gaan fietsen of wandelen. Verwacht niet meer van uw vriendin dan zij te bieden heeft en stem de omgang daarop af.

Artikelen in Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .


Op kantoor hangen

Thuiswerken is heerlijk. Ik kan het iedereen aanbevelen. Je kunt je eigen dag indelen, een roze badjas aantrekken, postpakketjes aannemen en het werk afwisselen met boodschappen doen en een wasje draaien. En je hoeft niet in de file. Het punt van de reistijd speelt een hoofdrol in een onderzoek naar de macro-economische effecten van ‘het nieuwe werken’, waartoe de Stichting Natuur & Milieu opdracht heeft gegeven. Als mensen vaker een of twee dagen thuis zou werken, zou dat de maatschappij twee miljard euro opleveren. Op dit moment bestaat zo’n tien procent van de beroepsbevolking uit ‘nieuwe werkers’ en dat percentage zou verdubbeld moeten worden, luidt de aanbeveling. Dat geeft meer productiviteit, minder files, minder verkeersslachtoffers en minder CO2-uitstoot. Bijkomend voordeel is dat er meer ouderen en gehandicapten aan het werk kunnen.

Bij zo veel ondubbelzinnig gunstige effecten rijst de vraag waarom het nieuwe werken niet al veel eerder is ingevoerd. Waarom blijven bedrijven en organisaties krampachtig vasthouden aan routines die uit de 19de eeuw stammen? Het voor de hand liggende antwoord op die vraag is dat veel werk helemaal niet in aanmerking komt om thuis te worden gedaan. Leraren, crèchewerkers, artsen, verpleegkundigen, bouwvakkers, loodgieters, winkelpersoneel, trambestuurders, obers, tuinmannen, politieagenten, verloskundigen, vrachtwagenschauffeurs, reisleiders, secretaresses, receptionisten en marktkooplieden werken allemaal buitenshuis.

Het lijkt misschien wel alsof iedereen tegenwoordig z’n werk achter een computer doet, maar het meeste werk is samenwerking en vereist persoonlijk contact, hetzij met klanten, hetzij met collega’s. Het werk dat het meest geschikt is voor thuis bestaat uit solowerk, waarbij geen anderen nodig zijn en de contacten telefonisch of per mail kunnen worden afgehandeld. De meeste thuiswerkers zijn dan ook freelancers oftewel zzp’ers die in opdracht werken. Dit is een totaal andere categorie dan de kenniswerkers (ambtenaren of werknemers van bedrijven) die met de baas hebben afgesproken dat ze een dag per week thuis mogen werken. De zzp’er werkt voor zichzelf, de werknemer heeft een dienstverband.

Belangrijker dan het zicht van de baas op de werknemers is het zicht van de werknemers op wat zich op kantoor afspeelt.

Beeldschermwerkers kunnen met hun laptops en smartphones overal aan de slag. Ze hebben geen door de werkgever geoutilleerd kantoor meer nodig. Niet alleen de filekosten, ook de kosten van de werkplek kunnen aanzienlijk omlaag: minder ruimte, minder computers, minder kantines. Toch verdwijnt er iets met toenemende flexibilisering: het bezield verband van het werk. Hoe meer mensen een of twee (of vijf) dagen per week thuiswerken, hoe meer ze van de organisatie afdrijven. Het gaat er niet zozeer om dat de baas geen zicht heeft op wat de werknemers uitvoeren (zolang de output naar tevredenheid is, laat het de baas onverschillig waar die tot stand is gekomen), maar dat de werknemers geen zicht hebben op wat er zich op kantoor afspeelt. Je ziet dat aan deeltijdwerkers en aan ouderen die recht hebben op meer vrije dagen. Die zijn minder aanwezig op de zaak en hebben daardoor minder in te brengen. Je ziet het ook aan de weigerachtigheid van werknemers om zorgverlof op te nemen. Soms hebben zelfs mensen die drie weken met vakantie zijn geweest hier al last van. Tijdens hun afwezigheid heeft iemand aan hun stoelpoten zitten zagen.

Werknemers die minder aanwezig zijn bij het dagelijkse reilen en zeilen op kantoor verliezen de greep op de organisatie en op den duur hun macht. Als toegewijd thuiswerker gaat hun positie meer lijken op die van een gewaardeerde freelancer, iets wat het voor een werkgever die wil bezuinigen heel aantrekkelijk maakt om er een echte freelancer van te maken: ontslag plus een aanbod om als zzp’er door te gaan.

De zzp’er is de voorbeeldige nieuwe werker van de toekomst. Maar de categorie zzp bevat veel uitgerangeerde ouderen en duidt vaak op verborgen werkloosheid. Misschien is de file toch zo gek nog niet.

Artikelen in Column.


Lelijk kunstwerk

Beste Beatrijs,

Mijn vriend was onlangs jarig en zijn elfjarige zoon kwam met een groot, zelf gespoten schilderij aanzetten als cadeau. Mijn vriend en ik vinden het niet om aan te zien, maar dat hebben we natuurlijk niet gezegd tegen het kind. Hij heeft dit bedacht (vermoed ik) omdat wij pas sinds kort in dit huis wonen en besproken hebben dat er nog iets aan de muur moet. Moeten wij het schilderij ophangen terwijl hij maar om het weekend een nachtje bij ons is? Moeten we in de weer met ophangen als hij er is en weghalen als hij weggaat? Of uitleggen dat wij het niet mooi vinden? Te groot is geen excuus, er hangt een nog groter schilderij van de kunstuitleen.

Een lelijk kunstwerk

Beste Een lelijk kunstwerk,

U hoeft het schilderij niet op te hangen. De belangrijkste reden is dat het te groot is. Dat het lelijk is speelt een veel geringere rol. Jonge kinderen (onder de twaalf) komen voortdurend met matig geslaagde tekeningen of knutselwerkjes aanzetten, die hun vertederde ouders toch ergens ophangen of neerzetten. Na een redelijke periode van tentoonstelling wordt het fröbelwerk dan weer discreet weggehaald. Met een object dat te groot is kan dat niet, omdat het te veel aandacht trekt en de rest van het interieur overheerst.

Hang het dus niet op, maar plaats het ergens weg, op zolder of in een niet-gebruikte kamer. Niet meteen bij het vuilnis zetten – dat kan altijd nog.

Een belangrijke vuistregel om iemand niet tegen de haren in te strijken is dat een verrassing nooit te volumineus mag zijn.

Als het kind ernaar vraagt, kan de vader (niet u, want als vriendin van een gescheiden vader kun u dat soort gesprekken beter niet voeren) hem vertellen dat hij geroerd was door de moeite die zijn zoon had gedaan om zelf iets te maken, maar dat het schilderij te groot is. Hij kan dit feit aangrijpen voor een lesje ‘cadeaus geven’. Uw vriend kan zijn zoon uitleggen dat mensen graag hun eigen smaak tot uiting laten komen in de grote dingen in hun huis (meubelstukken, schilderijen, gordijnen, tapijten enzovoort) en dat ze het niet fijn vinden als iemand anders bepaalt hoe hun interieur eruit komt te zien. De zoon zal in de rest van zijn leven nog vaker cadeaus moeten geven. Het vinden van iets wat in de smaak valt luistert nauw en een belangrijke vuistregel om iemand niet tegen de haren in te strijken is dat een verrassing nooit te groot (te volumineus, te veel ruimte vretend) mag zijn. Iets groots kan alleen wanneer de ontvanger op voorhand een welomschreven wens heeft uitgesproken: ‘Ik wil die kroonluchter en hij is daar te koop.’ Zomaar een kunstwerk geven is altijd gevaarlijk. Wie zich er toch aan waagt, moet tenminste voor ogen houden dat een klein schilderij (ter grootte van een A-viertje) een beter cadeau is dan een groot schilderij. Als uw vriend dit op een aardige manier uitlegt aan zijn zoon, zal hij het wel begrijpen en minder teleurgesteld zijn.

Artikelen in Cadeaus, Kinderopvoeding.

Gelabeld met , .


Gasten dringen zich op

Beste Beatrijs,

Verjaardagen vieren is iets waar ik altijd erg tegenop zie. Al diverse keren heb ik het volgende meegemaakt: wij (als gezin) plannen een datum en nodigen mensen uit. En altijd reageren er een paar (eigenlijk altijd dezelfden) met: ‘Wij kunnen niet die zaterdagmiddag, maar dan komen we wel zondagavond’. Ik zit er niet op te wachten om die hele verjaardag nog eens dunnetjes over te doen. Mag ik gewoon vasthouden aan onze geplande datum en wie niet kan heeft pech, of ben ik verplicht om uitwijkmogelijkheden te bieden?

Popelende gasten

Beste Popelende gasten,

U bent zeker niet verplicht om gasten te ontvangen op een ander dan een door u zelf vastgesteld tijdstip. U geeft een verjaardagsfeestje op zaterdagmiddag: genodigden kunnen accepteren of afzeggen, meer smaken zijn er niet. Als mensen tegen u zeggen dat ze niet op zaterdag kunnen en daarom zichzelf voor de zondag uitnodigen, zegt u vriendelijk: ‘Sorry, zondag komt niet uit, want dan hebben we andere dingen te doen. We zien je een andere keer wel weer.’

Artikelen in Verjaardag.

Gelabeld met , .


Spreekverbod over ziekte

Beste Beatrijs,

Een goede vriendin en ik kennen elkaar al meer dan veertig jaar. Wij bespreken van alles en hebben elkaar al vaker door moeilijke periodes heen kunnen helpen. Sinds enige tijd heeft haar volwassen dochter problemen op gezondheidsgebied. Eerst was die dochter daar open over, maar nu wil ze geen steun (bemoeienis) van anderen meer. Die houding gaat zo ver dat de dochter haar moeder verboden heeft nog met anderen over haar situatie te spreken. Dit geeft mijn vriendin veel stress. Zij heeft veel verdriet over de ziekte van haar dochter, maar mag dit niet meer met mij of met wie dan ook delen. Ons contact is nu ‘vreemd’, want ik mag niet naar haar dochter vragen, terwijl ik zie dat mijn vriendin het moeilijk heeft. Ze zegt dat ze de wens van haar dochter moet respecteren. Vindt u dat haar dochter zoiets mag vragen?

Spreekverbod

Beste Spreekverbod,

Nee, natuurlijk mag de dochter zichzelf niet verklaren tot taboe gespreksonderwerp voor haar moeder. Een mens is niet alleen van zichzelf, maar ook van anderen met wie een relatie van betekenis wordt onderhouden. Privacy, alles goed en wel, maar het lot van een kind heeft een rechtstreekse weerslag op de geestesgesteldheid van ouders.

Het is niet goed om aldoor maar in je eentje te malen over iets wat je dwarszit.

Het is te dol voor woorden als iemand die een ziek kind heeft daar om privacyredenen van dat kind niet over zou mogen praten met een goede vriendin. Daarmee veroordeelt die dochter die moeder tot leugenachtigheid: ze mag immers niet uitweiden over wat haar dwarszit.

Ik raad u aan om tegen uw vriendin te zeggen dat ze het verbod van haar dochter aan haar laars moet lappen. Zeg tegen haar: ‘Luister, ik wil me niet opdringen en ik wil ook niet vissen naar info die niet voor mij bestemd is, maar als het je zou opluchten om met mij over X te praten, wees ervan overtuigd dat ons gesprek binnen deze vier muren blijft. Het is niet goed om aldoor maar in je eentje te lopen malen over iets wat je dwarszit.’ Uw vriendin hoeft haar dochter niet op de hoogte te stellen van wat ze precies met wie bespreekt. Uw vriendin heeft net als haar dochter recht op haar eigen privacy en haar eigen confidanten.

Artikelen in Ouders en volwassen kinderen, Vrienden en kennissen, Ziekte.

Gelabeld met .


Handwerk

Verbijsterend is het woord dat keer op keer valt in de affaire Stapel, die jarenlang ongestoord zijn gang heeft kunnen gaan met gefingeerd onderzoek waarbij hij, zoals steeds wordt benadrukt ‘in zijn eentje opereerde’. Hoe meer ik over deze zaak lees (en ik vind het allemaal buitengewoon intrigerend), hoe minder interessant ik de hoofdpersoon begin te vinden. Oké, Stapel heeft de boel opgelicht. Hoe het werkt in het hoofd van oplichters is genoegzaam bekend. Het begint met een verkeerde afslag, een klein stapje over de schreef jaren geleden, je past eens een scoreformulier aan in de gewenste richting en voordat je het weet bevind je je op een helling richting afgrond. Het succes verhindert terugkeer naar het juiste pad. De kleine ‘correcties’ monden uit in regelrechte datamassage, waarna de hele taak van data verzamelen steeds zinlozer wordt. Je weet toch allang hoe het zit? Waarom dan nog die moeite om er bewijs voor te zoeken?

Ik kan me die geestesgesteldheid van Stapel goed voorstellen, sterker nog, voor mij was een lichtelijk blasé (en ongetwijfeld onjuist) gevoel van ‘ik weet al hoe het zit’ destijds een van de redenen om de sociale psychologie als vakgebied te verlaten. Als onderzoeker in de sociale wetenschappen ben je voor een groot deel bezig met het opsporen van voor de hand liggende verbanden. Het kost veel moeite om saaie resultaten netjes boven water te krijgen, laat staan om resultaten te krijgen waar iedereen van opkijkt.

De sociale psychologie drijft op proefpersonen en respondenten en die vormen vreselijke hobbels in het parcours van een onderzoek.

Het is dan ook vooral het aspect van de concrete methoden en technieken dat mij interesseert aan de zaak Stapel. Uit mijn tijd als sociaal-wetenschappelijk onderzoeker en daarvoor als student sociale psychologie herinner ik me niet zozeer wat ik ontdekt heb (dat was ook niet veel soeps), maar des te beter hoe een en ander in zijn werk ging. In de kantine gingen de gesprekken zelden over wát iedereen nu precies aan het onderzoeken was (hypotheses, theoretische kaders), maar altijd over de praktijk. De sociale psychologie drijft op proefpersonen en respondenten en die vormen vreselijke hobbels in het parcours van een onderzoek.

Als onderzoeker wil je graag wat meer representativiteit dan de geijkte psychologiestudenten die voor een betaling in studiepunten wel komen opdraven als proefpersoon. Je moet ze dus ergens anders vandaan halen, maar waar? Ik zie me nog zitten in het gemeentehuis van Rijnsaterwoude of Ammerstol om steekproeven uit het bevolkingsregister te trekken. Vervolgens moesten mensen worden aangeschreven en daarna opgebeld om een afspraak te maken. De busreizen naar de provincie! Ik heb op de markt gezeten om enquêtes met retourenveloppen uit te delen aan passanten. Ik heb een bejaardentehuis lastiggevallen, omdat ik oudere respondenten nodig had. Ik moest onderzoeksruimtes reserveren en roosters maken om groepen proefpersonen door de mangel te halen. En dan komen ze weer niet op de afgesproken tijd opdagen of ze liggen anderszins dwars. Voor respondenten moet een geschikte niet te dure attentie worden verzonnen in ruil voor hun medewerking en ze moeten allicht een samenvatting van de resultaten thuisgestuurd krijgen. In het dataverzamelingsproces en de correcte afwikkeling daarvan plus administratie gaat ongelooflijk veel tijd en moeite zitten.

No way dat een hoogleraar in mijn herinnering dit nederig handwerk opknapte. Dat is even absurd als het hoofd schoonmaken dat tegen z’n ondergeschikten zegt: ‘Gaan jullie maar koffie drinken, dan dweil ik die gangen wel even.’ Een hoogleraar superviseert het handwerk. Dataverzamelen is vervelend, maar je leert er wel veel van en het is ook spannend om de ruwe data (de ingevulde formulieren) te bekijken. Daarom vind ik het minstens zo verbijsterend dat die promovendi, om maar te zwijgen van de vele co-auteurs van Stapel, het hoofdstuk dataverzameling zonder slag of stoot uit handen hebben gegeven. Dan ben je geen onschuldig slachtoffer meer, dan ben je medeplichtig.

Artikelen in Column.


Moeder zwemt in zelfmedelijden

Beste Beatrijs,

Ik ben een man van 52. Mijn vader is twee jaar geleden overleden na een mooi en lang leven. Mijn moeder, 83 jaar, heeft haar leven min of meer op weten te pakken en haar dagen zijn redelijk gevuld met activiteiten. Desondanks is zij negatief en heel zwaar op de hand. Ze zegt dat ze dood wil omdat er geen doel meer is in het leven. Ook bevestigt ze dat ze depressief is maar weigert elke vorm van hulp. Ze lijkt te zwemmen in zelfmedelijden en gebruikt dat om mij en mijn broer te manipuleren en een schuldgevoel aan te praten. Aanspreken op haar gedrag werkt averechts en versterkt haar in haar boos zijn.

Laatst was ik jarig: ze komt ’s avonds laat binnen, zegt niets, feliciteert me niet, zit twee uur zwijgend op de bank tussen het bezoek en gaat. Ter compensatie stort ze een groot bedrag op mijn bankrekening waar ik niet blij van kan worden. Qua conditie kan mijn moeder nog wel tien jaar mee, iets waar ik nu even niet aan moet denken. Hoe moet ik hiermee omgaan?

Zielige moeder

Beste Zielige moeder,

Het verlies van je echtgenoot/ote is zwaar. Sommige mensen komen die klap nooit meer te boven. Uw moeder is kennelijk zo iemand voor wie het allemaal niet meer hoeft. Ze heeft geen plezier meer in het leven en ze weigert hulp. Anderzijds schrijft u dat haar dagen redelijk gevuld zijn. Dat wijst niet op echte depressie, want dan zou ze helemaal geen activiteiten meer ontplooien. Misschien kunt u uw waarnemingen iets meer ombuigen in de richting van: ‘naar omstandigheden gaat het nog wel’ of ‘het kan nog veel erger’.

In het algemeen is het goed om met sombere mensen geen praat-afspraken maar doe-afspraken te maken.

Uw belangrijkste probleem ligt in haar negatieve houding en in het feit dat zij u en uw broer een schuldgevoel aanpraat. Dat laatste moet u eenvoudig niet laten gebeuren. Als zij niet vrolijk erbij zit op familiefeestjes, hoeft u zich dat niet persoonlijk aan te trekken. Haar chagrijn is uw schuld niet en het is ook niet uw verantwoordelijkheid om haar in een opgewekte stemming te krijgen. U kunt bedenken dat ze toch de moeite heeft genomen om te komen, en dat is op zichzelf ook wat waard.

Het is niet makkelijk omgaan met iemand die veel zelfmedelijden heeft, zeker wanneer die persoon elke vorm van hulp afwijst. Blijf het normale moeder-zoon-contact onderhouden, maar u hoeft niet meer te doen dan u kunt opbrengen. Als het u te veel wordt, gaat u gewoon weg. U zegt dan tegen uw moeder: ‘Sorry, maar ik kan hier niet goed tegen, je trekt me mee de put in en dat wil ik niet. Ik ga nu weg en ik zie je de volgende keer wel weer.’

In het algemeen is het goed om met chagrijnige/ sombere mensen geen praat-afspraken maar doe-afspraken te maken. Ga dus niet bij uw moeder langs om thee te drinken (dat leidt alleen maar tot klaagverhalen), maar neem haar ergens mee naar toe: maak een wandeling, rij haar ergens heen, bezoek een tentoonstelling, neem haar mee naar een voorstelling enzovoort. Iets doen in plaats van praten leidt af, de tijd gaat sneller en vaak komt de sombere persoon in een betere stemming doordat hij/zij niet met zichzelf bezig is.

Artikelen in Ouders en volwassen kinderen.

Gelabeld met , .


Peuter als bruiloftsgast

Beste Beatrijs,

Mijn broer gaat trouwen. We hadden aangekondigd dat we ons zoontje van drie niet mee zouden nemen. Het stel reageerde toen teleurgesteld want ze hadden ook een kindermenu uitgezocht. Nu kregen we de uitnodiging met een brief van de ceremoniemeester. Bruid en bruidegom willen graag dat de kinderen (allemaal onder de zeven jaar) overdag aanwezig zijn. Tijdens de receptie is er dan tijd om je kind weg te brengen of op te laten halen. Wat nu? De wens van het bruidspaar volgen en ons in allerlei bochten wringen (geen rust op de bruiloft, in de spits vijftig kilometer heen en weer naar huis rijden) of aan ons oorspronkelijke plan vasthouden en de afkeuring van het bruidspaar riskeren?

Peuter mee naar huwelijk

Beste Peuter mee naar huwelijk,

De aanwezigheid van genodigden kan niet worden afgedwongen. Het is aardig van het stel om kleine kinderen welkom te heten tijdens de bruiloft, maar als de ouders van die jonge kinderen liever feest willen vieren zonder kroost om zich heen, dan geven die ouders de doorslag en niet de wens van het bruidspaar. Dus laat uw zoontje rustig thuis in de vertrouwde handen van een oppas. U zult meer plezier beleven aan de feestdag en uw zoontje mist er als driejarige toch niets aan.

Artikelen in Bruiloft, Kinderopvoeding.

Gelabeld met .