Spring naar inhoud


Meisjes thuisbrengen

Beste Beatrijs,

Sinds kort zit ik (jongeman van 20) bij een herendispuut van een studentenvereniging, waar veel waarde wordt gehecht aan hoffelijkheid, zoals het thuisbrengen van meisjes na het uitgaan. Soms moeten we daarvoor kilometers omfietsen in het holst van de nacht. Sommige meisjes hebben er moeite mee dat wij zo’n eind meefietsen en roepen daarom telkens dat ze het wel alleen af kunnen. In hoeverre moeten wij meisjes naar huis brengen, ook wanneer ze zelf vinden dat dat niet nodig is?

Ongewenste cavalier

Beste Ongewenste cavalier,

Het is heel attent dat jullie bereid zijn de meisjes ’s nachts naar huis te brengen. Maar als ze niet willen, hoeft u niet door te zetten, zeker niet als ze toch al met een groepje naar huis fietsen. In geval van een meisje alleen kunt u iets meer aandringen. Dan zegt u: ‘Het is geen moeite, ik fiets graag even met je mee door het donker. Dat is veiliger.’

Besef wel dat een aanbod tot thuisbrengen zelden van dubbelzinnigheid gespeend is. Veel jongemannen fietsen met een meisje mee naar haar huis in de hoop naar binnen te worden genood voor volgend vermaak of althans op een innige afscheidszoen. Veel meisjes interpreteren het meefietsaanbod dan ook als een indirect voorstel om de gezelligheid te continueren op de sofa. Hun animo daarvoor weegt mee in hun beslissing om het meefietsaanbod te accepteren of te verwerpen. Deze ingewikkelde materie laat zich niet verbaal uitonderhandelen. U kunt moeilijk tegen een meisje zeggen: ‘Ik fiets even met je mee, maar dat doe ik uit pure ridderlijkheid en niet omdat ik iets met je wil of zo,’ want daarmee zou u impliceren dat u haar niet aantrekkelijk genoeg vindt voor avances. Op haar beurt kan een meisje moeilijk tegen u zeggen: ‘Oké, fiets maar mee, maar meer dan dat zit er voor jou niet in,’ want daarmee zou ze u intenties toeschrijven die u misschien helemaal niet hebt.

Gebruik voor uw begeleidingsaanbod en de bijbehorende argumenten een luchtige graag-of-niet toon en doe vervolgens indachtig het devies Your wish is my command datgene waar de voorkeur van het meisje naar uitgaat.

Artikelen in Traditionele etiquette, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met , , .


Tirannieke vader

Beste Beatrijs,

Nooit bemoei ik mij met mijn kinderen of de opvoeding van mijn kleinkinderen. Mijn motto is horen, zien en zwijgen. Mijn oudste zoon is gescheiden. Zijn kinderen zijn eens in de twee weken een weekend bij hem. Ze eten hier wel eens een hapje mee. Tijdens het eten onstaat er vooral bij mijn kleindochter nog al eens boosheid en huilpartijen. De kinderen moeten van mijn zoon heel afgepast eten, ze mogen van alles niet op hun brood en vooral geen vet. Mijn zoon eet zelf wel alles en in grote hoeveelheden. Hij vraagt ook niet of iemand anders misschien wat wil, hij eet gewoon alles alleen op. Dit heeft hij echt niet van mij geleerd. Terecht protesteren die kinderen, maar hij trekt zich er niets van aan. De sfeer aan tafel is dan niet prettig en ik voel mij er tussen zitten. Kan ik als moeder mijn zoon hierop aanspreken?

Zoon doet tiranniek

Beste Zoon doet tiranniek,

Ja zeker kunt u uw zoon hierop aanspreken! Het is zelfs erg belangrijk dat u dit doet. Spreek met hem privé (dus zonder de kleinkinderen erbij) en zeg hem dat u het fijn zou vinden als hij zich onthoudt van kritiek op het eetgedrag van zijn kinderen, wanneer het gezin bij u aan tafel zit. Vertel hem dat wat u serveert voor alle aanwezigen is bedoeld, of dat nou kaas, worst, soep, huzarensalade of hagelslag is. Dring er bij hem op aan dat hij zich niet bemoeit met wat de kinderen verkiezen te eten. Daarmee ondergraaft hij uw positie als oma en gastvrouw. Om maar te zwijgen van de hardvochtige manier waarop hij zijn kinderen voedsel ontzegt. Dit soort afknijpgedrag van een vader is behoorlijk buitenissig. Spreek uw verbazing hierover uit en vraag uw zoon wat hem drijft in dezen, omdat u oprecht niet begrijpt wat hem bezielt.

Artikelen in Eten en drinken, Grootouders en kleinkinderen, Ouders en volwassen kinderen.

Gelabeld met , .


Vluchten voor het goede doel

Beste Beatrijs,

Laatst was ik op een verjaardagsfeestje van een vriend. Zoals dat gaat kende ik de helft van het gezelschap wel en andere helft niet. Ineens loopt er iemand naar buiten, naar zijn auto en komt terug met een grote doos die vol zit met pakjes kaartspellen. Hij vraagt de aandacht van de aanwezigen, brabbelt iets onduidelijks over een goed doel en verzoekt de feestgangers vervolgens vriendelijk of ze zo’n pakje speelkaarten willen kopen à 4,95 euro. De visite reageert verdeeld. Een enkeling weet er een grapje uit te persen (‘Je moet op de markt gaan staan!’) maar de meesten voelen zich klaarblijkelijk verplicht om een pakje af te nemen. Zelf wist ik onder dit morele appèl onderuit te komen door naar de wc te vluchten. Reageerde ik gierig en laf of was deze goede-doelen-man onfatsoenlijk bezig?

Vluchten voor het goede doel

Beste Vluchten voor het goede doel,

Niemand is verplicht om in te gaan op een uitnodiging om geld af te staan. Een verzoek voor een bijdrage aan een of ander filantropisch doel (zo’n pakje kaarten dient slechts als schamel voorwendsel) is per definitie vrijblijvend en kan altijd beleefd worden geweigerd: ‘Nee, dank u, ik heb hier geen behoefte aan.’ U had dus niet fysiek hoeven weg te vluchten; u had rustig in de kamer kunnen blijven en de colporteur koeltjes kunnen trotseren.

Verjaardagsbezoekers mogen niet worden ingezet als prooi voor afpersers.

Anderzijds is het wel begrijpelijk dat u er even tussenuit kneep, want in het besloten gezelschap van een verjaardagsfeestje wordt de sociale druk om toch maar de portemonnee te trekken tot onaanvaardbare hoogte opgevoerd. Door behendig in te spelen op de angst van aanwezigen om door omstanders voor harteloze egoïst te worden versleten ontpopt deze nobele geldinzamelaaar zich tot een afperser eerste klasse. Verjaardagsbezoekers mogen niet worden ingezet als prooi voor afpersers. Als de gastheer op de hoogte was van de voorgenomen geldinzameling, had hij dit initiatief de kop in moeten drukken. Als de jarige zelf ook werd overvallen door deze spontane actie, had hij na de oproep zijn stem moeten verheffen voor een dienstmededeling om zijn gasten te sauveren: ‘Dit is een vrijblijvend aanbod! Wie niet wil hoeft niet mee te doen!’

Artikelen in Verjaardag.

Gelabeld met , , .


Loungen in de trein

De week na de laatste winterblamage op het spoor presenteerde de NS een nieuw model intercity dat binnenkort wordt ingezet op het traject Amsterdam – Den Haag. Een gemoderniseerde dubbeldekker, van alle gemakken voorzien. Vooral voor de eersteklas-compartimenten is alles uit de kast gehaald. Het bovengedeelte wordt gereserveerd voor zakelijke reizigers: stiltecoupés, internetverbinding en twee-aan-twee stoelen met klaptafeltjes. Op de benedenverdieping kan de recreatieve reiziger plaatsnemen in twee- of vierzitscoupés of op een L-vormige bank in het lounge-gedeelte.

Vooral die loungebank intrigeert. Een enorm koningsblauw geval, dat zo te zien plaats biedt aan een man of tien. De zitting is vrij breed, de rugleuning wijkt ietsje naar achteren en heeft een afgebolde bovenkant die uitnodigt om het hoofd erop neer te vlijen. Het ziet er luxueus uit. Je kunt je de reiziger meteen erbij voorstellen, comfortabel in een hoek gedrapeerd, een cocktaildrankje in de hand, terwijl er lome nachtclubmuziek zachtjes uit de speakers sijpelt.

Kan ik mezelf op die bank voorstellen? Dat nou ook weer niet. Ik ben geen lounge-type. De bank in de huiskamer gebruik ik om op te zitten en een boek te lezen of om op te hangen en tv te kijken. Privé-recreatie dus. Voor sociale recreatie is een tafel met rechte stoelen eromheen geschikter. Op een bank zit je te veel op een rijtje dezelfde kant op te kijken. Een ander nadeel van een bank is dat het zitterritorium niet is afgebakend. Een bank leent zich voor opschuiven, inschikken en zitters erbij proppen. Geen bezwaar als dat om de familie en een paar huisvrienden gaat, die allemaal een spannende tv-uitzending willen zien, maar in het openbaar vervoer is dat geen ideale set-up.

Het lijkt me sterk dat de NS onderzoek heeft gedaan naar de behoefte van reizigers om zich al loungend te laten transporteren. Neem de wachtkamer van een willekeurige huisarts. Meestal staan daar losse, rechte stoelen en een eenvoudig bankje. Mensen die de wachtkamer binnenkomen bezetten eerst de losse stoelen en daarna pas de bank. Soms gaat er iemand op het ene eind van de bank zitten, de volgende op het andere eind. Als het even kan vermijden mensen het om pal naast elkaar plaats te nemen.

Voor treinreizigers die willen kletsen en koffie drinken was er altijd de restauratiewagon, maar die heeft de NS nu juist afgeschaft.

De conclusie van het wachtkameronderzoek, dat overigens opgaat voor elke semi-openbare ruimte waar mensen bij elkaar worden gedreven, luidt dat fysieke afstand altijd de voorkeur heeft boven gedwongen aanraking. Maar de loungebank is bedoeld voor groepen die gezellig samen op stap zijn, zal de NS tegenwerpen. Zelfs dat soort gezelschappen, waarvan ik me afvraag of die dagelijks in groten getale de eerste klas bevolken, zal niet zitten te springen om een sofa in de trein. Reizigersgroepen die gezellig wilden kletsen met koffie of een biertje erbij waren altijd gebaat met de restauratiewagon, die ook voorzien was van handige tafeltjes waarop je kon toepen, maar die cafégemoedelijkheid heeft de NS nu juist afgeschaft.

Reizen is een noodzakelijke bezigheid. Niemand koopt een treinkaartje voor de gezelligheid – de treinreis is een middel om een bestemming te bereiken. De drukte in de trein, zeker in het spitsuur, zorgt ervoor dat reizigers zich in zichzelf terugtrekken, I-pod-oortjes in, verdiept in boek of mobieltje. De krappe vier-persoonscoupés in de tweede klas, waar mensen die tegenover elkaar zitten elkaars benen en starende blikken niet kunnen vermijden, hadden allang vervangen moeten worden door twee-aan-twee stoelen in dezelfde rijrichting, zoals in bus of vliegtuig. Daar zou het comfort pas mee gediend zijn.

De NS voert klantvriendelijkheid hoog in het vaandel. Om reizigers te apaiseren wordt er in omroepberichten dan ook niet meer gerept van ‘vertraging’, maar van ‘treinen die over tien minuten zullen vertrekken’. Ach ja, aan eufemismen raak je gewend. Maar de NS zou een ritje met de trein niet moeten vergulden tot loungebar-ervaring. Treinreizigers vinden de trein prima, ze houden alleen niet van medereizigers.

Artikelen in Column.


Vriend zegt nee tegen kind

Beste Beatrijs,

Mijn vriend (31 jaar) en ik (28) zijn tien jaar bij elkaar. We wonen al vijf jaar samen en het gaat nog steeds erg goed. We wonen in een fijn, ruim huis, we werken allebei fulltime en hebben financieel niets te klagen. Ik ben toe aan een volgende stap: een kind. Ik bespreek mijn verlangen om moeder te worden al meer dan een jaar met hem. Zijn reactie hierop is altijd: ‘Ik wil heel graag een kind van jou, maar nu nog niet. Dat gevoel komt nog wel.’ Hij is iemand die moeite heeft met beslissingen, hij is een perfectionist die vaker de negatieve kant ziet dan de positieve kant. Ik weet niet hoe het verder moet en ben echt wanhopig. Hebt u misschien een tip of kunt u uitleggen waarom hij die keuze niet kan of wil maken, zodat ik het beter kan begrijpen en de situatie voor mij iets draaglijker wordt?

Nu even geen kind

Beste Nu even geen kind,

Uw probleem is wijdverspreid. Er is geen verklaring voor de weigerachtigheid van uw vriend, behalve dan dat hij een man is. De ervaring leert dat de meeste mannen geen diep doorvoeld verlangen naar een kind koesteren. Uitzonderingen daargelaten interesseert het mannen gewoon te weinig. Ze hebben allerlei andere dromen en het hoofdstuk voortplanting gaat makkelijk op de lange baan. Dat betekent niet dat het slechte vaders zullen zijn – integendeel, de meeste mannen ontpoppen zich als prima vaders, maar om het vadergevoel te laten ontwaken is het nodig dat ze een baby in de ogen zien en beseffen dat het hun kind is.

Het heeft voor u geen zin om te wachten tot uw vriend geestelijk toe is aan het vaderschap, want dat kan nog wel jaren duren. Tegen die tijd bent u te oud en neemt hij een jongere vriendin die minder consideratie heeft voor mannelijke koudwatervrees en haar zin wel doordrijft.

Houd op met de anticonceptie en deel uw vriend dit mee.

Laat de wens varen dat het krijgen van een kind een gemeenschappelijke beslissing is. Dat gaat niet gebeuren, dus moet u die beslissing zelf nemen. Alle randvoorwaarden zijn in orde en rationeel is er geen reden om de voortplanting verder uit te stellen. Houd op met de anticonceptie en deel uw vriend dit mee. Zeg hem dat u vanaf nu zwanger kunt worden. Grootste kans dat hij zich hier mokkend bij neerlegt. Als hij het er niet mee eens is en zich verzet, staat het hem vrij om condooms te gebruiken. Mocht hij overgaan tot condoomverzet, geeft u hem een ultimatum: als hij binnen een half jaar niet van gedachten verandert en instemt met toekomstig vaderschap, maakt u een eind aan de relatie, want u hebt geen zin om nog langer uw tijd te verdoen. Dan kunt u beter op zoek naar een andere man.

Zelf de anti-conceptie staken en dit feit aan hem meedelen, plus indien nodig een ultimatum stellen, is de enige manier om uit de impasse te komen. Als uw vriend van u houdt en waarde hecht aan de relatie, gaat hij wel overstag. Zo niet, kunt u beter beiden uw eigen weg gaan.

Artikelen in Zwangerschap en baby's.

Gelabeld met .


Te veel attente kaartjes

Beste Beatrijs,
Ik heb al jaren een heel goede en hechte vriendschap. Mijn vriendin doet ook altijd erg haar best om attent te zijn. Helaas een beetje te attent. Bij het minste of geringste probleempje dat ik met haar bespreek volgt al een kaartje om mij op te beuren. Dat heeft op mij juist een averechts effect: ik krijg zo veel troost dat ik met terugwerkende kracht het gevoel krijg alsof ik me heb aangesteld. Ik heb geprobeerd om de kaartjes te negeren, maar zij blijft ze sturen en ernaar vragen. Ik vind het ondankbaar om te zeggen dat ik ze niet op prijs stel. Hoe kan ik op een tactische manier ervoor zorgen dat mijn vriendin minder attent wordt?

Zo erg is het niet

Beste Zo erg is het niet,

Straal negeren werkt het beste. Geen enkel woord aan vuil maken. Bedank haar niet meer voor haar medelevende kaartjes. Kom er eenvoudig nooit op terug. Als uw vriendin vraagt of u haar blijk van troost wel ontvangen hebt, kunt u vaagjes zeggen: ‘O ja, wat schreef je ook alweer? ’t Is me even ontschoten.’ Bij een strikt ontmoedigingsbeleid zal de animo om kaartjes te versturen op den duur automatisch afnemen.

Artikelen in Post, Vrienden en kennissen.


Hapjes voeren

Beste Beatrijs,
Ik heb een lieve vriend die, net als ik, twintig jaar is en nog thuis woont. Zijn moeder is nogal gehecht aan hem. Ik voel mij een indringer in het gezin. Mijn vriend en ik zaten bijvoorbeeld samen op de bank tv te kijken, toen zijn moeder thuis kwam met kibbeling. Ze vroeg of ik ook wilde. Ik zei: ‘Nee, dank u.’  Mijn vriend wilde wel en voerde mij een stukje ervan. Zijn moeder had dat direct in de gaten en vroeg hem: ‘Waarom doe je dat nooit bij mij?’ Later, tijdens het avondeten, voerde mijn vriend mij nog eens, met een stukje aardappelkroket. Toen zei mijn aanstaande schoonmoeder: ‘Dat moet je toch echt afleren, mijn zoon.’ Er zijn meer van deze ongemakkelijke situaties en ik weet niet hoe ik hiermee om kan gaan. Hebt u een tip?

Indringer

Beste Indringer,

Geen intiem voedseltransport in het openbaar!

Tenzij in geval van peuters, kleuters of gehandicapten, bejaarden die niet (meer) in staat zijn om bestek te hanteren moeten mensen elkaar niet in het openbaar voeren. Elkaar hapjes in de mond stoppen is het soort gedrag dat geliefden beter kunnen reserveren voor privéomstandigheden. Doe het niet waar anderen bij zijn, want de kleffe intimiteit ervan doet omstanders huiveren en het heeft een buitensluitend effect. Uw schoonmoeder had gelijk met haar kritiek. In een gemengde sociale situatie in de huiskamer of aan tafel gedraagt iedereen zich als zelfstandig individu en eet met zijn eigen bestek van zijn eigen bord.

Als u temidden van het gezin van uw vriend in de huiskamer zit, kunt u zich het beste gedragen als een gewone bezoeker: geen intiem voedseltransport, geen geknuffel op de bank, geen onderonsjes die alleen voor elkaars oren zijn bestemd. Voor meer vrijheid om tortelduifje te spelen is het handig als u of uw vriend op kamers gaat wonen. Om samen te kunnen doen en laten wat u wilt, zult u het territorium van de moeder met de spiedende blik en de welvoorziene dis moeten verlaten.

Artikelen in Eten en drinken, Liefde en relaties.

Gelabeld met , , , .


Het grote vergeten

De plaatjesgeschiedenis van mijn gezin houdt op in 2006. Verder reiken de fotoalbums niet. Er zijn nadien nog genoeg foto’s gemaakt van vakanties, feestjes of dagelijks leven, maar van afdrukjes maken, inplakken en bijschriften kwam het niet meer. De foto’s worden in grote hoeveelheden de computer in gekwakt met het voornemen om er later nog eens beter naar te kijken en de beste te selecteren, maar dat gebeurt niet. Alles is er nog, verspreid over computers van diverse gezinsleden, en tegelijk ook weer niet – althans niet vattensgereed. Die digitale foto’s vormen een steeds grotere poel van ruwe data, waar over tien, twintig jaar niemand meer uit wijs kan en die dus eigenlijk waardeloos is.

Lukraak iets bewaren is zinloos. Het zal gearchiveerd en geïndexeerd moeten worden. Hoewel de computer automatisch een datering genereert, zijn die digitale bestanden toch ijler dan concrete foto’s. Je vergeet wat erop staat, je vergeet de labels ervan, je vergeet überhaupt dat ze bestaan. Iets waarvan je je niet herinnert dat het bestaat, ga je ook niet opzoeken. Dat verdwijnt in het niets. Internet wordt wel eens beschouwd als de grote conservator: wat er eenmaal op staat blijft tot in lengte van dagen traceerbaar. Sommige mensen vrezen voor hun privacy, omdat jeugdzondes of compromitterende foto’s altijd weer opgegoogled kunnen worden. Anderen verheugen zich op virtuele onsterfelijkheid, omdat hun uitingen (blogs, tweets, facebook-posts) ergens in the cloud bewaard zullen blijven.

Een tastbaar boek biedt zo veel meer weerstand tegen de vergetelheid dan een efemere e-tekst.

Wie van het nageslacht zal geïnteresseerd zijn in al die onzin? Als ik mezelf als maatstaf neem, bijvoorbeeld mijn gebrek aan animo om een kartonnen doos met de persoonlijke nalatenschap van mijn vader (voornamelijk ansichtkaarten en geologische aantekeningen over bergwandelingen) uit te zoeken, dan maak ik me weinig illusies over de belangstelling van toekomstige generaties voor het verleden. Mijn lieve vader is al vijf jaar dood en die kartonnen doos staat nog steeds in een kast te vegeteren. Als ik er niet aan toekom, zullen mijn kinderen het weggooien.

Mijn vader heeft nog de meevaller dat zijn nalatenschap tastbaar is en daardoor een paar decennia meegaat. Gedigitaliseerd spul vervalt sneller, vermoed ik. Uit de aanlooptijd van de personal computer heb ik nog een la vol schijfjes en floppies met teksten erop, die onbereikbaar zijn geworden, omdat moderne pc’s geen ingang meer hebben voor die schijfjes. Niet dat die floppies zulke belangrijke informatie bevatten. Ik kan heel goed zonder. Maar de computertechnologie ontwikkelt zich zo snel, dat het me niet zou verbazen als wat er nu her en der digitaal wordt opgeslagen over dertig jaar zijn toegankelijkheid verloren zal hebben, omdat het hele systeem van dataopslag intussen is veranderd.

Hoe jonger de generaties, over hoe minder tastbare memorabilia ze beschikken. Geen brieven, geen ansichtkaarten, geen papieren agenda’s, geen adresboekjes, geen dagboeken, geen afgedrukte foto’s, geen concrete muziekdragers, geen boeken – alle neerslag van een persoonlijk leven zit opgeslagen in de laptop en wordt ge-outsourced naar de cloud. De nalatenschap van mensen die nu veertig jaar of jonger zijn zal tezijnertijd bestaan uit een laptop, een I-phone en misschien een e-book-reader. En een overweldigende hoeveelheid digitale sporen op internet natuurlijk, waarvoor de drempel om het allemaal door te spitten nog veel hoger zal zijn dan voor een overzichtelijke kartonnen doos met troep.

De Koninklijke Bibliotheek houdt op met het aanschaffen van papieren boeken, las ik in de krant. Voortaan wordt alleen de digitale versie geconserveerd. Begrijpelijk dat ze van die ruimtevreters af willen. Toch lijkt het me een onverstandige stap. Een tastbaar boek biedt zo veel meer weerstand tegen de vergetelheid dan een efemere e-tekst. Om iets te vinden op internet moet je kennis van zaken hebben, maar een boek kun je zomaar tegenkomen, alsof het een individu is.

Artikelen in Column.


Hoogmoed en disrespect

Het is een universeel erkende waarheid dat een alleenstaande man in goeden doen dringend verlegen zit om een vrouw. Hoe zo’n man er zelf ook over mag denken, deze waarheid zit zo verankerd in de hoofden van de families die in zijn nabijheid wonen, dat de man in kwestie vanaf zijn intrede in de buurt terstond beschouwd wordt als het rechtmatig eigendom van de een of andere dochter.

‘Zeg Kadir,’ zei zijn vrouw op zekere dag, ‘Heb je gehoord dat ‘Vlijt & Genoegen’ weer bewoond is?’ Zij doelde op het voormalige buurtcentrum waarvan de activiteiten stopgezet waren wegens opdroging van de subsidiestromen. Het enorme pand van drie verdiepingen met beneden een sportzaal waar de jeugd kon leren kickboksen, aparte lokalen voor inburgeringscursussen, naaiclubjes en schaaklessen, was door de gemeente verkocht aan een projectontwikkelaar die het gedurende het afgelopen jaar had omgebouwd tot appartementen. Grote, dure appartementen, dat moet gezegd. In een zo’n appartement paste zijn eigen krap bemeten etagewoninkje met gemak drie keer, bedacht Kemal narrig.

‘Nee,’ zei hij tegen Fatma.

‘Ben je niet benieuwd wie er is komen wonen?’

‘Als je het zo graag kwijt wil, vertel het me dan maar.’

‘Ene Mehmet Yogülnüz,’ riep zijn vrouw triomfantelijk, ‘Een van ons! 32 jaar en single, heb ik gehoord van Zeynep! We zijn gered! Die appartementen kosten zevenenhalve ton!’

Kadir zuchtte.

‘Ik heb gezien dat de verhuiswagen werd uitgeladen,’ ging Fatma door, ‘een witte leren sofa, turkoise poefjes, kelims, Bucharakleden, kamelenzadels, een kingsize bed en twee breedbeeldtelevisies. Nou jij weer!’

‘Hoezo we zijn gered?’ zei Kadir, hoewel hij precies wist wat zijn vrouw bedoelde. Fatma had maar één doel in haar leven: haar vijf dochters moesten aan de man, liefst stuk voor stuk aan een zo rijk mogelijke, want zelf had het gezin geen cent te makken. Ze lag dus altijd op de loer voor geschikte huwelijkskandidaten, wat nog niet meeviel, want de neven in Turkije waren schaars en al waren ze wel voorhanden geweest, de dochters van tegenwoordig lieten zich niet meer voorschrijven met wie er getrouwd zou worden. Kadir werd door een zinkend gevoel bevangen, als hij aan zijn dochters dacht. De twee jongste, Rabia en Ayse, deden alles wat Allah had verboden: korte rokjes, strakke truitjes, hoge hakken en dan bij wijze van pleister op al die frivoliteit een zogenaamd zedig hoofddoekje. Ze zaten op het vmbo-k, maar huiswerk maken, ho maar. Op straat slieren en ginnegappen met Turkse halbstarken die ook al niet wilden deugen – dat konden ze. Niets goeds in de zin, die twee. Geen rechtgeaard man (Turks-Turks of Turks-Nederlands) zou zo’n straatmadelief als bruid willen, zeker een man in bonis niet.

En de andere drie dochters? Hatice, de middelste, was te sloom. Funda, de oudste, was een schat, lief en zorgzaam, eigenlijk een beetje te goed voor deze wereld. Die zag nooit kwaad in iemand. Vredestichtster, steun en toeverlaat van Fatma, die (juist daarom?) geneigd was haar de rotklusjes in huis te laten opknappen. Nee, Lishe, de tweede dochter, was degene naar wie zijn hart opsprong. Zij was bij de pinken en fel. Lishe studeerde rechten na het halen van haar vwo-diploma en was de enige uit het gezin die zich interesseerde voor wat er in de wereld aan de hand was. Zij was ook de enige die goed Turks kon lezen en met wie hij kon praten over zijn geliefde schrijvers Orhan Pamuk en Nazim Hikmet.

Kadir schrok op uit zijn mijmering doordat Fatma stil viel en hoorde de laatste zin van haar woordenvloed in zijn hoofd echoën: ‘Het is dus heel belangrijk dat je zo snel mogelijk kennis gaat maken met de heer Yogülnüz!’

Kadir zweeg en roerde een derde suikerklontje door zijn borrelglaasje sterke thee.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-column.