Spring naar inhoud


BEATRIJS Lezing

Je hoort vaak spreken over de boterberg, de melkplas, de wijnplas, maar de eenvoudige consument merkt daar nooit iets van, want dat is allemaal opgeborgen in koelhuizen. Met boeken is iets soortgelijks aan de hand, al fungeert hier geen koelhuis, maar het zogenaamde Centraal Boekhuis als opslagruimte. Ooit zag ik een foto van het interieur van dat enorme magazijn, gevestigd in Culemborg, waar ik een beetje mismoedig van werd. Lopende banden, waar stapels boeken op lagen doorkliefden de ruimte op verschillende niveaus. De hal bood een futuristische, gecomputeriseerde aanblik. Het leek bijna vanzelf te gaan, alsof er nauwelijks nog een menselijke hand aan te pas hoefde te komen. Zo'n lopende band is natuurlijk zoetjes afgesteld – er is geen reden om de bestellingen met een snelheid van 200 km per uur af te leveren, want het gaat zo al efficiënt genoeg. Een telefoontje of briefje van een willekeurige boekhandel in den lande met een bestelopdracht voor een boek en twee dagen later is de bestelling binnen. Toch zag ik in mijn fantasie dat proces zich met een enorme snelheid afspelen: een elegant mechanisch grijparmpje viste de boeken uit hun behuizing en vlijde ze op een zacht verende rubberen band, ergens werd op een gaspedaal gedrukt, en hup daar gingen ze, zwierend de bocht om, met stootkussens aan de zijkant zodat er niet af zouden vallen, langzaam omhoog om nog op een andere plek wat passagiers op te halen, en dan in tomeloze vaart naar beneden, naar de uitgang om in een vrachtwagen de wijde wereld in te trekken. Het deed me denken aan de achtbaan of de roetsjbaan op de kermis, waar mensen in karretjes stappen om zich een paar minuten lang bloot te stellen aan de sensatie van pure zwaartekracht. De achtbaanattractie schijnt sterke associaties met vrijheid, ongebondenheid, spanning en avontuur op te roepen, want altijd maar weer figureert hij als achtergrond in reclamespots om frisdranken of snoepgoed aan de man te brengen. Veel wezenlijker voor de achtbaan – en trouwens alle andere kermisattracties – is het vluchtige aspect ervan. De hele sensatie is binnen drie minuten voorbij, dan staat de passagier weer buiten adem naast zijn karretje, hij heeft geschreeuwd van spanning, gegierd van het lachen, blauwe plekken geknepen in de arm van degene die naast hem zat, maar voor hij het wist was het alweer afgelopen – en nu op naar het spookhuis. Later bedacht ik dat die achtbaan of rollercoaster niet alleen model staat voor wat er met een boek gebeurt voordat het in de winkel ligt, maar dat het eigenlijk de hele levenscyclus van een boek symboliseert, zoals er nu mee omgesprongen wordt. Alle betrokkenen: schrijvers, uitgevers, media en lezers springen voortdurend karretjes in en uit om zich met de grootst mogelijke snelheid de hoogte op en daarna de diepte in te laten sleuren.

De eerste keer dat ik merkte dat er wat mis was in de boekenwereld was een paar jaar geleden. Zoals iedereen met een intellectuele inslag had mijn huis dat in die tijd niet meer dan een tweekamerappartement was de neiging met boeken dicht te slibben. Omdat ik ooit met weinig begonnen ben, kon dat probleem altijd makkelijk opgelost worden door de lundiastellage met een compartiment uit bouwen, maar op gegeven ogenblik werd de grens bereikt. Ik stond voor de keus weer ergens een paar planken tegen de muur te timmeren of de bestaande collectie uit te dunnen. Ik heb toen de tweede optie gekozen, en besloot voor de toekomst het principe aan te houden dat voor elk nieuw boek dat erin komt, een ander eruit moet. Anders wordt het te gek – ik houd wel van boeken om me heen, maar ik wil niet een bibliotheek bewonen. Een schifting aanbrengen tussen wat bewaard moest blijven en wat weg kon was een taak die me alleszins meeviel. Ik moest me zelfs inhouden om niet al te hard van stapel te lopen, en zo bleef er nog heel wat gespaard om louter sentimentele redenen – boeken waarvan ik zeker wist dat ik er nooit meer een letter in zou lezen, maar die toch nog even mochten blijven, omdat ze bijvoorbeeld exemplarisch waren voor een bepaalde periode in mijn leven, of omdat ik ze cadeau had gekregen van een oude liefde of zoiets. De vraag was wat er moest gebeuren met de echte afleggertjes. Naar De Slegte natuurlijk, of een andere tweedehandsboekenzaak. Een boek is tenslotte een cultuurgoed, waar altijd nog wel belangstelling voor is. Daar had ik me lelijk op verkeken. Met een wankele doos achterop de fiets (de eerste van de lading – ik kon het niet eens allemaal tegelijk vervoeren) zwabberde ik naar de Slegte, die het zaakje vluchtig bekeek, er ongeveer een kwart uitviste, en me daar een luttel bedrag voor bood. 'De rest kunt u weer meenemen, mevrouw.' 'Meenemen? Maar ik wil de boeken niet meer hebben!' 'Wij ook niet mevrouw.' Het ging me niet eens om het geld, ik had altijd zo'n beetje het idee dat De Slegte een asiel voor boeken was, dat zich erover ontfermde, onderdak bood, en waar ooit nog wel eens een nieuwe eigenaar zich zou aandienen. Maar dat bleek een zware misvatting – ze wilden mijn oude Amerikaanse pockets, mijn boeken over antipsychiatrie en neo-marxisme niet eens voor niets hebben. Na nog twee keer in andere tweedehandsboekwinkels met mijn stapeltje geleurd te hebben, heb ik het tenslotte stiekem in een hoek van de winkel achtergelaten, waarop ik me snel uit de voeten maakte – wie weet zou de eigenaar me de stapel achterna gooien. Sindsdien pieker ik er niet meer over om met stapels boeken ongeïnteresseerde boekhandelaren af te sjouwen. Ik zet ze de avond voor de vuilnisman komt buiten in een kartonnen pamperdoos, zodat de oud-papierscharrelaars er hun voordeel mee kunnen doen. En dat lukt ook, want de doos is altijd weg, als ik 's ochtends de deur uitga.

Het boek is in waarde gedevalueerd, zoveel is wel duidelijk, als zelfs de tweedehandsboekhandelaren eisen gaan stellen met betrekking tot de verkoopbaarheid ervan. Ook hun magazijnen en opslagplaatsen buigen door en ook zij moeten regelmatig hun toevlucht tot de shredder, de papierversnipperaar zoeken. Dat heeft iets treurigs, vind ik, omdat ik nu eenmaal vast zit aan/opgegroeid ben met de gedachte dat een boek iets is dat met een zeker ontzag bejegend moet worden: verkreukelen, weggooien, verbranden, dat is allemaal niet comme il faut. Mijn beroep is eindredacteur van de Boekenbijlage van Vrij Nederland, en zoals je kunt zeggen dat een tuinman van plantjes houdt en een manegehouder van paarden, zo houd ik ook van boeken. Ik lees graag, ik vind het prettig om ze om me heen te hebben, ze zijn nog steeds een van de belangrijkste prikkels om ergens over na te denken of geamuseerd te worden. Toch is in de loop der jaren dat ik daar werk ook enige wrevel binnengeslopen. Die wrevel geldt niet alleen de enorme hoeveelheid aan boeken die er verschijnen, maar vooral ook de overbodigheid van sommige.

Op deze dia's staat tamelijk willekeurig een paar voorbeelden van boeken die de laatste drie maanden verschenen zijn, waarvan ik denk dat het nooit van zijn leven iets zal worden. In de Boekenbijlage hebben wij de rubriek 'Gezien', dat is elke week ongeveer een derde pagina met pas verschenen boeken. Die rubriek is op een gegeven ogenblik in het leven geroepen, omdat er zoveel boeken binnen kwamen, die nooit besproken zouden worden om eenvoudige redenen van ruimtegebrek. Per week staan er zo'n acht a tien recensies van normale lengte in de Boekenbijlage en daarnaast worden er nog een aantal boeken kort besproken. Om toch het publiek erop te attenderen dat die boeken überhaupt bestaan, geven wij wekelijks een lijst met een kleine dertig boeken met vermelding van titel, schrijver, uitgever en een summiere beschrijving waar het over gaat. De voorbeelden waar ik het nu over ga hebben komen eigenlijk alleen uit het non-fictie terrein. Dat is niet omdat ik denk dat alles op roman- of poëziegebied prima in orde is, maar voor belletrie ligt het veel ingewikkelder. Van een roman is het bijna ondoenlijk om op het tijdstip van uitkomen vast te stellen wat de waarde is, soms blijkt dat pas jaren later. Maar op het gebied van de non-fictie weet je veel sneller wat je in handen hebt. Mijn grootste bezwaar geldt de categorie van wat ik dan maar 'knip- en plakboeken' noem. Dat zijn bijvoorbeeld de artikelenbundels over een bepaald onderwerp: het strafrecht in dit tijdsgewricht. Vijftien deskundigen laten hun licht schijnen over het probleem, ieder vanuit hun eigen discipline. Het wordt allemaal achter elkaar gezet, er wordt een kaftje omgedaan en het ligt voor 39,50 in de winkel. Meestal gaat het om lezingen die op een of ander congres zijn gehouden. Als een soort kroon op het werk verschijnt er dan een boek van. Met alle respect voor de sprekers hier op dit tweedaagse congres, maar zou er echt iemand zitten te wachten, tot al deze lezingen en voordrachten in een boek gebundeld zouden worden? Het is te uiteenlopend, en omdat elke bijdrage op zijn manier weer van voren af aan begint, in zekere zin ook te voorspelbaar, en bovendien, denk ik: alle geïnteresseerden zitten al in de zaal. Die hoeven dat echt niet allemaal nog eens na te lezen. De hoeveelheid gebundelde congres- of symposia-voordrachten die per jaar verschijnt is echter overstelpend. Bloemlezingen zijn ook zoiets. Er zijn maar twee fatsoenlijke soorten van bloemlezingen en dat zijn die van gedichten of van korte verhalen (en deze laatste moeten dan van één schrijver zijn, want een bloemlezing van verschillende auteurs heeft ook al snel iets van het grote bonte winterboek). De rest van de bloemlezingen zijn eerder fragmentatieboeken: boeken vol met gruis en snippers, zogenaamd voor elk wat wils, maar daarom juist altijd zonder kraak of smaak. Het is me de laatste jaren regelmatig overkomen dat ik vol verwachting in een boek begon te lezen, over een interessant onderwerp, bijvoorbeeld 'roddel' en dat ik na anderhalf hoofdstuk vastliep. Ik kwam er maar niet in verder, het verveelde me, en tenslotte kwam het praktisch ongelezen in de boekenkast terecht, en vandaar natuurlijk weer in die lege pamperdoos voor de oudpapierhandel. Wat was er aan de hand? Dit waren geen boeken met een idee, dat langzaam uitgewerkt werd met voorbeelden, argumenten of oordelen, nee het was de hele wereldliteratuur in snippertjes uitgeplozen over het onderwerp, in dit geval dan 'roddel'. Het zijn zonder uitzondering ongemeen dikke boeken, met een gigantisch literatuurindex, en blader je daar doorheen dan komen ze allemaal weer opdraven: van Homerus, de Odyssee, via Shakespeare, Flauberts Madame Bovary, Jane Austen, Tsjechov tot en met Proust en Kundera. Allemaal fragmenten uit romans van beroemde schrijvers, waarin op de een of andere manier geroddeld wordt, en dat wordt dan met korte verbindende tekstjes aan elkaar geschreven. Er is niets dat zo vermoeiend leest als allemaal losse fragmentjes. Er is ook geen lol aan een halve pagina Jane Austen. Daar moet je een heel boek van lezen. In het maken van zo'n boek is natuurlijk enorm veel werk gaan zitten en de schrijver maakt ook een zeer erudiete en belezen indruk, toch verdenk ik ze ervan dat zo'n boek tot stand komt via een eenvoudig computer scan-programma'tje. Zet de hele wereldliteratuur op floppy. Laat met behulp van een paar eenvoudige trefwoorden mogelijk toepasselijke passages lokaliseren en print het zaakje uit. Het boek schrijft bijna zichzelf. De vraag is welke lezer dat leuk vindt. Wie is er nu echt geïnteresseerd in 'het huwelijk in zijn diverse verschijningsvormen in de wereldliteratuur', fragmentatieboeken over 'de moeder-kind relatie' of 'huisdieren'? Er bestaan ook bloemlezingen van dagboekfragmenten. Een belachelijk idee. Het aardige van andermans dagboeken lezen is de continuïteit, dat je zo iemand van dag tot dag volgt. Wie wil er nu van honderd verschillende schrijvers één dagboekblaadje lezen? Het meest extreme wat ik op dit gebied ben tegengekomen (hopelijk staat die op de dia) is een uitgave van 'fragmenten' van brieven van Albert Einstein. Let wel niet de volledige brieven, ook geen bloemlezing uit de brieven, maar fragmenten van brieven, snippertjes tekst dus eigenlijk. Dit soort boeken vind ik echt schandalig.

Dan heb je nog een andere categorie van overbodige boeken, dat zijn de uitgewalste boeken. Je ziet het al als je erdoor bladert: dun, veel wit, je leest de achterflap en je weet al min of meer wat er in zal staan. 'Golfers in Nederland, een slag apart' bijvoorbeeld. Dit soort boeken hebben het soortelijk gewicht van een ideetje voor een zaterdagbijlage van de krant, een ruim artikel in Haagse Post, Nieuwe Revue, of, oké de kleurenbijlage van Vrij Nederland, maar dat moet dan zonodig uitgewalst worden tot een heus boek. Waarom eigenlijk? Uitgeefster Angele Manteau heeft ooit gezegd dat ze zich bij elk boek afvroeg of het de moeite waard was om er tien hectare bos voor te kappen. Ik denk niet dat het een vraag is die andere uitgevers ooit door het hoofd speelt, want er worden meer boeken dan ooit geproduceerd en de productie blijft maar stijgen, jaar in jaar uit.

Waar komt die vloed eigenlijk vandaan? het is te makkelijk de bal op de uitgevers terug te spelen en te zeggen dat het winstbejag is. Iedereen weet dat uitgeven een kwestie is van schieten met een hagelgeweer: honderd kogeltjes worden afgeschoten, waarvan er slechts enkele doel treffen, in de zin van een boek dat een bestseller wordt, en uit die een of twee bestellers wordt de rest van het fonds bekostigd. Als het goed is, kunnen zo de boeken die maar een klein publiek zullen trekken, toch uitgegeven worden. Dit is een zinvolle manier van ondernemen: het sterke boek steunt het zwakke. Geef eenmaal 'de naam van de roos' uit en tien onbekende, jonge schrijvers en dichters kunnen debuteren. Maar er zijn ontzettend veel boeken die niet in deze twee categorieën vallen en toch uitkomen. Boeken die maar één doel lijken te dienen: de ijdelheid van de schrijver te onderstrepen, dat hij zich kan verheugen in de gedachte dat ook hij een boek geschreven heeft. Ooit vroeg ik een journalist die wat recensieachtige stukjes had geschreven, en die in een bundel had verzameld, waarom hij dat eigenlijk had gedaan. De verwachte verkoopcijfers van dat – hele dunne – boekje waren minimaal; je kon ook niet vermoeden dat iemand dat nog eens zou willen overlezen, wat eerder precies zo in de krant had gestaan, maar toch: een kaft erom heen en drukken in een oplage van 2000. Zijn antwoord was betrekkelijk onthullend: op deze manier zou het in de bibliotheek komen, althans in de UB van Amsterdam, en dan was zijn werk toch een beetje voor de eeuwigheid geweest. Eeuwigheid! Een spoor achterlaten! Een boek schrijven is de moderne versie van Killroy was here ergens in een boom kerven. En dan te bedenken dat met het huidige tempo waarin boeken verzuren, er over vijftig jaar waarschijnlijk alleen nog maar stof uit het kartonnen omslagje dwarrelt, wanneer iemand de moeite neemt het op te vragen uit de bibliotheek. En, nog afgezien van het letterlijke tot stof wederkeren, niets gaat zo snel als vergeten worden. Welke schrijvers van honderd jaar geleden worden nu nog gelezen in Nederland? Multatuli en de Camera Obscura van Hildebrandt. Dat stemt niet optimistisch voor de twintigste eeuw. Als ik zou moeten gokken wie er in de 21ste eeuw nog over zijn van de tegenwoordige schrijvers, houd ik het op Annie M.G. Schmidt en Gerard Reve. De rest leeft alleen nog maar in de geest van scriptieschrijvers en literatuurwetenschappers.

Een schrijver zou niet moeten schrijven met één oog op de eeuwigheid gericht, maar omdat hij/zij iets te zeggen heeft dat van belang is voor de lezers van deze tijd. Dat hoeven er niet zoveel te zijn – integendeel, het is verre van mij om te beweren dat een boek zijn kwaliteit bewijst aan de hand van het aantal verkochte exemplaren. Wel is het zo dat het heel erg dringen is tegenwoordig in de boekhandel. Het is dringen voor een plaatsje plat op tafel (in plaats van in de kast), of nog mooier, een plaatsje op een stapel bij de kassa. Er moet vaart achter zitten, want als een boek niet aanslaat in een paar weken, moet het zijn plaatsje afstaan aan een intussen nieuw uitgekomen boek, waar de uitgever/boekhandelaar ook hoge verwachtingen van heeft. En intussen verdringen de klanten zich ook in de winkel. Afgaande op de sombere bespiegelingen van erkende cultuurpessimisten als Neil Postman en Allan Bloom, zou je verwachten dat er een dalende lijn zit in de boekenverkoop, omdat iedereen voor de televisie hangt. Het tegendeel is waar – er worden elk jaar meer boeken verkocht, waarbij de vraag wel blijft staan in hoeverre die boeken nog gelezen worden. Zelf denk ik dat dat heel weinig gebeurt. Natuurlijk zal iemand die met dertig gulden op zak naar de boekhandel gaat en daar na een half uur rondkijken en bladeren er eentje uitkiest dat zeker gaan lezen. Maar dat zijn niet de meeste aankopen. Mijn sterke vermoeden is dat de meeste boekaankopen cadeautjes betreffen. En iedereen weet precies hoe dat gaat: je komt op een willekeurige verjaardag, er zijn zo'n twintig, vijfentwintig gasten, en minstens tien daarvan hebben de jarige met een boek bedacht. Er ligt een stapel van 12 boeken, waaraan de jarige voor maanden genoeg aan leesstof zou hebben, want iedereen heeft het druk, er moet gewerkt worden, af en toe eens een tv-programma bekeken, de krant, een weekblad gelezen. Wie er hier in de zaal meer dan één boek per week leest, mag zijn vinger opsteken – en dan bedoel ik echt lezen, niet zo'n beetje diagonaal doorbladeren. Er zijn natuurlijk wel mensen die meer tijd hebben om te lezen, ouden van dagen, werklozen, zieken, maar die geven niet of minder van dat soort verjaardagspartijtjes en krijgen dus ook niet zo'n stapel boeken cadeau. Die gaan naar de bibliotheek. En waarom geven die mensen elkaar boeken cadeau? Het is een makkelijke aanschaf met de schijn van persoonlijkheid. Ook dat komt uit het verleden, toen het boek nog een kostbaar cultuurbezit was, maar zo ligt dat nu niet meer. Een boek geven is net zoiets als een fles wijn geven. Het boek is een soort van accessoire voor de geletterden geworden, met ten onrechte meer status dan een fles goede bourgogne.

Het boek is ook sterker dan ooit handelswaar, waar gigantisch veel geld in omgaat, onder andere door het effect van de top-tiens van best verkochte boeken (een boek dat op de top-10 staat wordt alleen om die reden al meer verkocht) en het bijbehorende circus van interviews met schrijvers op tv en in kranten. Een schrijver die vandaag in Amerika wordt ontdekt omdat hij een bestseller heeft geschreven, ligt binnen een paar maanden in vertaling in de Nederlandse boekwinkel, maar kan ook voor hetzelfde geld over drie jaar weer vergeten zijn.

De vraag is of dat allemaal erg is. Die hele achtbaantoestand, die rollercoaster waarmee boeken en schrijvers de wereld in gezwiept worden heeft wel iets belachelijks, al misgun ik niemand zijn succes of populariteit met signeersessies met lange rijen die devoot hun beurt afwachten voor een krabbeltje van de succesauteur. Dat zijn leuke dingen voor de mensen.

Het enige wat ik betreur is dat het fenomeen 'cultboek' uitgestorven raakt. Zoals je vroeger kleine genootschapjes had, meestal een paar vrienden die de een of andere schrijver prachtig vonden, waar verder nooit iemand van gehoord had, dat kan bijna niet meer. Alles wat kwaliteit heeft wordt meteen wereldwijd de bekendheid ingeblazen. Boekhandels moeten steeds meer ruimte reserveren voor courante titels (omdat er zoveel uitkomt) en voor een boek van drie jaar geleden, moet je goed zoeken, en meestal in de antiquariaten. En tenslotte is het nu bijna ondoenlijk geworden om nog een boek aan iemand uit te lenen. Het was altijd al moeilijk, omdat je een uitgeleend boek pas met veel gezeur terugkreeg, maar nu kun je het helemaal wel vergeten. Een prachtig boek, waar je zelf aan gehecht bent en waarvan je vindt dat een vriend het ook moet lezen. Je bent in de verleiding het mee te geven – het is al laat op de avond, je bent in een overmoedige stemming door alcoholgebruik en je bent ervan overtuigd dat hij te vertrouwen is. Niet doen. Gewoon niet uitlenen, want hij neemt het mee, hij komt er de eerste weken niet aan toe, het slingert op zijn salontafel, op een gegeven moment zet hij het in de kast, omdat hij de kamer wil opruimen en is na een paar maanden vergeten dat het van jou is. Teruggeven? Van zijn leven niet. Als een cadeaugegeven boek al niet meer voorstelt dan een fles goede wijn, wat is dan nog een geleend boek? Een krentebol. En wie heeft er nou ooit gehoord van iemand die braaf een geleende krentebol kwam retourneren?

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan