Spring naar inhoud


Annie M.G. Schmidt

Als er zoiets bestaat als de onvergankelijke kinderziel, dan heeft Annie Schmidt die in versjes en verhalen vastgelegd. Ik zou niet zo snel een schrijver weten die in dit genre beter en gevarieerder uit de voeten kon. Toch hoort haar oeuvre bij een periode, globaal vanaf de jaren vijftig tot een eind in de jaren zeventig. In die vijfentwintig jaar verschenen haar kinderboeken en ze hadden ook niet eerder of later kunnen verschijnen. Annie Schmidt werd gewaardeerd vanwege haar humor, haar fantasie, haar vermogen om prettig huppelende versjes vol absurde, vaak huiselijke, wendingen te maken, en haar (Hollandse) nuchterheid.

In haar hele werk is geen zoetsappige scène te vinden. Alles heeft een ondertoon van monterheid. Niet dat verkrampte say cheese-achtige van padvinders en presidenten, maar een vitale monterheid, die bij volwassenen meer nog dan bij kinderen voor onbedwingbare lachbuien zorgt. In Floddertje ontsnapt de schoongeboende hoofdpersoon uit haar slaapkamerraam via een schildersladder en krijgt prompt twee emmers verf over zich heen. Wanneer een agent aanbelt en moeder open doet, ontspint zich de volgende dialoog: Agent: 'Mevrouw, is dit uw kind?' Moeder van Floddertje: 'Mijn kind zit boven opgesloten. Wat u daar hebt, is een afgekloven pruimepit.' Ik kan niet eens uitleggen waarom ik dit zo grappig vind, maar elke keer als ik het voorlees moet ik er weer om lachen.

Annie Schmidt werd wel beschouwd als een subversief schrijfster -als eretitel wel te verstaan. Zij geldt als degene in Nederland die de kinderliteratuur loswrikte uit het saaie, stoffige, vaak religieus getoonzette moralisme. Toch was zij daarin niet de eerste. Pietje Bell en Joop ter Heul bijvoorbeeld waren niet bepaald brave suikerbeestjes.

Het is altijd een genoegen om iets van Annie Schmidt voor te lezen, niet alleen door de montere stijl en de komische verwikkelingen, maar ook gek genoeg, en dat ben ik pas sinds kort gaan beseffen, door de tijdsbepaaldheid van haar teksten. Annie Schmidt's hoofdpersonen, Pluk (van de Petteflet), Otje, Nella Della (uit Wiplala), Floddertje, de vele prinsen en prinsesjes uit de versjes zijn echte kinderen in tegenstelling tot de moralistische karikaturen uit de 19de en begin 20ste eeuw. Je ziet ze als het ware voor je. Tegelijk zijn het onmiskenbaar helden. Pluk en Otje zijn slim, vrolijk, inventief, ridderlijk, solidair met de zwakkeren, komen in opstand tegen onrecht, zijn beleefd en voorkomend tegen volwassenen maar verloochenen niet de waarheid. Het zijn kinderen die ieder aan zijn hart wil drukken.

In de vroege jaren zestig konden volwassenen het nog als licht schokkend ervaren als een kind 'Ik ben lekker stout' declameerde: 'en ik wil op de canapé met hele vuile schoenen'. Nu wekt de hele litanie van stoutigheden uit het versje alleen vertedering en gaat men pas rechtop zitten als het kind zou zeggen 'en ik wil naar de gokhal met mijn ma's portemonnee'. Kinderen uit latere kinderboeken zijn ook niet meer zo sympathiek als Schmidt's helden. Het recente modale kinderboekpersonage heeft veel goede eigenschappen (varianten op Pluk of Otje) maar is daarnaast wijsneuzig, astrant, assertief of chagrijnig. Veel normaler goedbeschouwd, veel meer in overeenstemming met de werkelijkheid.

Annie Schmidts helden zijn niet assertief maar dapper (dat is iets heel anders) en idealistisch: ze streven naar het goede.

Pluk wil voorkomen dat een natuurgebied in een parkeerterrein veranderd wordt. Otje wil dat haar vader op zijn merites als kok wordt beoordeeld en niet op de aan- of afwezigheid van een diploma. Zelfs Floddertje, die meestal niet veel meer doet dan per ongeluk een enorme rotzooi maken, redt de bakkersknecht van een wisse verdrinkingsdood.

In de zonovergoten, opgewekte wereld van Schmidts kinderboeken gaan Jip en Janneke zomaar mee op de kar van het borstelmannetje zonder dat hun moeder onmiddellijk de politie alarmeert omdat ze bang is voor ontvoering; daar ook worden drugs (de hasselbramen van de kluizelaar) niet geassocieerd met criminaliteit en verloedering, maar worden ze aangewend om grote mensen te laten spelen en mevrouw Helderder raakt door een dagelijkse dosis zelfs van haar smetvrees af.

Het werk van Annie Schmidt is een neerslag van de idealen van de jaren zestig: rechtvaardigheid, doorbreking van rangen en standen, het zachtjes belachelijk maken van opgeblazen autoriteiten, en niet te vergeten: make love not war. In haar boeken zit geen agressie – bad guys worden met een list of humor onschadelijk gemaakt. Omdat veel van haar teksten geschreven waren lang voor er sprake was van de Revolutie van '60, is zij het die het bedje heeft gemaakt, waar Provo in kon ploffen.

In haar boeken zit een sfeer van handzaam idealisme, waarmee kinderen zich meteen kunnen identificeren. Ik word soms nostalgisch onder het voorlezen, omdat ik het idee heb dat de werkelijkheid van 25 jaar geleden (waar zoveel kritiek op was en die door iets beters en vrijers vervangen moest worden) voor kinderen veel dichter bij de fictie van Annie Schmidt lag dan de werkelijkheid van kinderen van nu.

Gelukkig vinden kinderen haar boeken nog steeds leuk en een kenmerk van een goed kinderboek is dat het er niet toe doet wanneer het is geschreven. Nostalgie is geen kindergevoel.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan