Spring naar inhoud


Het verschil tussen lezen en spreken

Talent is een combinatie van iets goed kunnen en het leuk vinden om te doen. Het een kan bijna niet zonder het ander. Als je goed bent met een bal, vind je de meeste balspelen leuk. Als je graag voetbalt, ben je er ook meestal redelijk goed in. Als je daarentegen graag voetbalt, maar er weinig van bakt, vind je het al snel minder leuk, al was het maar omdat anderen je je tegenvallende prestaties duidelijk maken. Iets heel graag doen zonder over de nodige vaardigheden te beschikken kan alleen in de leerfase, terwijl er vooruitgang wordt geboekt. Wanneer er geen sprake is van vooruitgang en het enthousiasme voor de activiteit onverminderd hoog blijft, krijgt de hele onderneming iets potsierlijks, zoals de vrouw van de steenrijke Citizen Kane wier liefste wens het was om als zangeres voor een operapubliek op te treden, hoewel zij zo vals zong als een kraai.

Er zijn ook mensen die bijvoorbeeld heel goed piano kunnen spelen, tenminste in de ogen van anderen, maar die er niet genoeg aardigheid in hebben en het daarom nooit doen. Waarschijnlijk hebben zij een of andere perfectionistische standaard voor ogen die ze nooit kunnen bereiken, waardoor hen de lust vergaat. De normen die je voor jezelf aanlegt en de normen die andere mensen hanteren (of waarvan je denkt dat andere mensen ze hanteren) sporen niet altijd met elkaar, de ene keer ten nadele van jezelf, de andere keer ten nadele van de omgeving.

Mijn eigen talent ligt bij taal. Ik houd ervan en ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik van woorden mijn beroep heb kunnen maken. Taal is mijn liefde en mijn werk. Toch ben ik er niet heel erg goed in, in ieder geval veel minder goed dan ik vroeger, toen alles me kwam aanwaaien, dacht dat ik was. Mijn taaltalent is nogal passief: sterk in lezen, redelijk sterk in schrijven, maar tamelijk zwak in spreken. Dat ik lezen passief noem bedoel ik niet denigrerend (integendeel, lezen verrijkt het leven), maar vergeleken met spreken kost het mij in ieder geval veel minder moeite. Voor lezen hoef je alleen maar te gaan zitten en alles stroomt binnen: woordenschat, grammatica, spelling en natuurlijk wat er inhoudelijk te beleven valt. Met spreken moet je actief aan de slag: de juiste woorden vinden, formuleren, overtuigingskracht, reacties incorporeren, ad rem zijn. Dat moet met schrijven ook, maar daarbij kun je er even over nadenken. Spreken moet altijd onmiddellijk.

Zodra de onderdompeling in een vreemde taal droogvalt, zet het grote vergeten in.

Goed kunnen lezen en goed kunnen spreken zijn heel verschillende talenten. Veel van mijn vrienden houden zich op een of andere manier met woorden bezig. Sommigen zijn heel goed in vreemde talen. Die spreken er drie of vier vloeiend en besluiten dan om Swahili of Zweeds te leren, wat hun ook lukt. Ook heb ik een vriend die op vakantie in Spanje na drie dagen precies de melodie van die taal heeft opgepikt en met een vocabulaire van vijftig woorden conversaties in het café met de plaatselijke bevolking kan houden. Zelf breng ik er niets van terecht, terwijl ik nog wel tussen mijn vierde en mijn zesde een onderdompeling in het Spaans heb meegemaakt en die taal heb gesproken.

Steeds weer duikt het idee op om jonge kinderen vreemde talen bij te brengen als een tersluiks nevencurriculum binnen het basisonderwijs. De staatssecretaris denkt dat kinderen moeiteloos Frans leren, als het aardrijkskunde- of het rekenonderwijs in het Frans gebeurt. Een hersenschim! Zelfs onderdompeling in een vreemde taal werkt niet, tenzij de kinderen dat wat ze leren voortdurend blijven praktiseren. Als de onderdompeling droogvalt, zet meteen het grote vergeten in. Niets beklijft zonder oefening. Ook getalenteerden moeten oefenen en niet te vergeten plezier hebben in het oefenen, anders wordt het nog niks.

Artikelen in Column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan