Spring naar inhoud


De gevolgen van echtscheiding

Judith S. Wallerstein, Julia M. Lewis, Sandra Blakeslee: The Unexpected Legacy of Divorce. A 25 Year Landmark Study.

Uitgever: Hyperion. Importeur….347 blz. $ 24.95

Over de gevolgen van echtscheiding voor kinderen zijn tal van volkswijsheden in omloop, die met elkaar gemeen hebben dat ze een sussende, optimistisch getoonzette boodschap uitdragen. ‘Beter gescheiden dan een slecht huwelijk’ is er zo een. Ander voorbeeld: ‘Scheiding is tegenwoordig de normaalste zaak van de wereld – het is voor kinderen veel minder erg dan vroeger.’ Ook het idee dat ‘kinderen gelukkig zijn, als hun ouders dat ook zijn’ wordt in dit verband vaak te berde gebracht.

Sociologe Judith Wallerstein voert al dertig jaar campagne tegen dit soort opvattingen. Zij noemt ze mythes, een mooi woord voor leugens. In haar visie is een echtscheiding voor kinderen te vergelijken met een bominslag, waarvan de schokgolven jaren, zo niet decennia aanhouden. In 1971 deed ze haar eerste studie, diepte-interviews met 131 kinderen tussen de 4 en 18 jaar, wier ouders net gescheiden waren, afkomstig uit het tamelijk welgestelde Marin County in Californië. Ze bezocht de kinderen opnieuw anderhalf jaar later, daarna nog eens na vijf en na vijftien jaar (op dit punt schreef ze het boek Second Chances) en nu 25 jaar na de scheiding kon ze 80 % van de oorspronkelijke respondenten, inmiddels tussen de 28 en 42 jaar oud, traceren voor een update van hun leven. Het boek The Unexpected Legacy of Divorce, geschreven samen met Julia Lewis en Sandra Blakeslee, geeft haar bevindingen weer over hoe de scheiding is blijven doorwerken in het verdere leven van deze ‘children of divorce’, zoals ze haar onderzoeksgroep noemt.

De gevolgen zijn er nog steeds. In deze fase van het leven, de jaren dertig, moeten mensen definitieve keuzes maken voor carrière en een partner en blijkens de interviews was dit laatste een groot probleem. Kinderen van gescheiden ouders missen kennelijk het vertrouwen om een relatie voor het leven aan te gaan. Ze hebben bindingsangst, ze zijn bang om in de steek gelaten te worden of bang om het zelf niet vol te houden met een partner. Het percentage kinderen van gescheiden ouders dat op het moment van het interview een duurzame relatie onderhield lag onder het landelijk gemiddelde. Ook deinzen ze terug voor het zelf krijgen van kinderen.

Een van de kritiekpunten op Wallersteins eerdere boeken was dat ze geen controlegroep had opgenomen in haar onderzoek. Zij spreekt gewoon met echtscheidingskinderen en trekt daar – tamelijk vergaande – conclusies uit, samen te vatten als: echtscheiding is een ongelooflijk traumatische ervaring voor een kind. Hier kan altijd tegenin gebracht worden dat mensen die opgroeien in volledige gezinnen ook hun portie trauma’s voor hun kiezen krijgen en dat het op een gegeven moment erg moeilijk wordt de invloeden van de verschillende trauma’s uit elkaar te houden. Om deze kritiek te pareren heeft Wallerstein voor dit boek tevens mensen benaderd, die uit een intact gezin afkomstig waren, om over hun leven te praten. Deze controlegroep kwam uit dezelfde buurten. Het waren vaak buren of schoolkameraadjes van de gescheiden kinderen. Als nadere differentiatie bracht ze aan of deze mensen naar hun zeggen uit een gelukkig of een ongelukkig gezin kwamen. Dat laatste is natuurlijk het interessantste. Dat kinderen die in een gelukkig gezin opgroeien later sterker in het leven staan dan gescheiden kinderen ligt nogal voor de hand. Dat dat ook geldt voor kinderen die in een ongelukkig gezin, althans een ongelukkig huwelijk, opgroeiden is nieuws. Het geeft steun aan de in zijn ouderwetsheid bijna niet meer voorstelbare gedachte dat ‘het zinvol zou kunnen zijn om voor de kinderen bij elkaar te blijven’.

Dit is ook exact wat ze naar voren brengt. Kinderen uit ongelukkige of ijzige huwelijken, waarin veel ruzie of zwijgzaamheid was en de partners eigenlijk weinig meer in elkaar zagen, keken toch terug op een prettiger jeugd, kwamen in hun puberteit minder in de problemen en voelden zich als volwassene zekerder in hun contacten met de andere sekse dan kinderen van gescheiden ouders, zelfs wanneer die scheiding op zichzelf genomen ‘goed’ was verlopen. Ook het ongelukkige intact gebleven gezin kent vele variaties en Wallerstein maakt een uitzondering voor het in zichzelf besloten, gewelddadige gezin, waarin kinderen opgroeien in voortdurende angst dat de ouders elkaar of de kinderen iets aandoen. Deze vorm van bij elkaar blijven is slechter dan uit elkaar gaan, maar wanneer de ouders het kunnen opbrengen om het gezinsleven overeind te houden uit geen andere motivatie dan omwille van het nageslacht, dan ondervinden kinderen daar wel zeker baat bij.

In tegenstelling tot de gangbare mythe, stelt Wallerstein, interesseert het kinderen nauwelijks of hun ouders wel gelukkig zijn. Als hun ouders ruziën, denken ze dat dat zo hoort en verleggen hun activiteiten misschien meer naar buiten, naar leeftijdgenoten. Een van de geïnterviewde mannen uit een intact gezin, waarvan de ouders niet gelukkig waren, beschrijft hoe hij als kind eindeloos buiten speelde, rondzwierf in de buurt, bij vriendjes zat, en toch met zijn ouders een goede verhouding had. De sfeer was thuis niet gezellig, maar een scheiding, zoals hij overal om zich heen zag gebeuren, leek hem nog veel akeliger.

Waarom hebben kinderen zo’n instinctieve angst voor het uit elkaar gaan van hun ouders? Waarom kunen ouders hen er nooit van overtuigen dat het niet de schuld is van de kinderen (wat ze altijd denken) en waarom blijven kinderen soms wel tot tien, vijftien jaar na de scheiding fantaseren over een hereniging?

Wallerstein geeft hier wel een aardige analyse van die erop neerkomt dat in een intact gezin (gelukkig of ongelukkig) de kinderen in het volle licht van de schijnwerper staan. In de perceptie van het kind draait het hele gezinsleven om hem. Hij moet gevoed, gekleed en liefdevol bijgestaan worden in zijn groeiende contacten met de buitenwereld. Het kind staat midden op het toneel, de vader en de moeder houden in de coulissen een oogje in het zeil, verrichten hand- en spandiensten, zoals de kost verdienen en sokken wassen, en plegen overleg over hobbels in de ontwikkeling van het kind. Dat papa intussen zijn secretaresse begeert, dat mama droomt van een carrière als zangeres is voor het kind te bedreigend om over na te denken: het zou zijn positie als hoofdrolspeler in het eeuwige gezinsdrama onderuit halen.

Bij een echtscheiding gaat precies deze nachtmerrie in première. Het kind verdwijnt uit het middelpunt van de belangstelling, want er zijn nu andere prioriteiten. Een van de ouders heeft een nieuwe liefde ontmoet, of de ouders maken zodanig ruzie met elkaar dat het gezin verscheurd wordt, er vinden verhuizingen plaats en er komt chaos. Een van de mythes die door Wallerstein ontmaskerd wordt is dat ‘echtscheiding slechts een tijdelijke ontregeling vormt’. Als de ouders hun gescheiden leven op orde hebben en de kinderen gewend zijn aan de nieuwe omstandigheden, is de ellende voorbij.

Niet waar, zegt Wallerstein, want na de onvermijdelijke financiële achteruitgang komen op een gegeven moment de nieuwe verhoudingen, de tweede huwelijken, de stiefgezinnen met alle emotionele beroering die hiermee gepaard gaat. Als een gescheiden ouder een nieuwe relatie aangaat, zit het kind in de coulissen zijn rancune te verbijten over de aandacht die niet naar hem toegaat. Er zijn andere gevallen van echtscheiding, waarbij ouders hun kind zo eerlijk mogelijk over elkaar proberen te verdelen. Kinderen worden dan twee maal per week verscheept van het ene naar het andere huis, zodat geen van de ouders tijd tekort komt. Het lijkt hierbij alsof de kinderen twee keer zoveel schijnwerperlicht krijgen, twee goed ingerichte kamers, overal speelgoed, dubbele vakanties, de onverdeelde aandacht van hun afzonderlijke ouders. Maar het kind moet het opgelegde schema volgen. Als de routine strak is en de lokaties niet heel erg dicht bij elkaar in de buurt, gaan de verslepingen ten koste van de continuïteit in het kind z’n sociale leven.

Vanuit het oogpunt van het kind vormt geen enkel scenario een verbetering van het oorspronkelijke model, waarin het kind zelf kan aanrommelen in het brandpunt van het gezinsleven, terwijl de ouders zich beschikbaar houden op de achtergrond. Een echtscheiding betekent altijd een aanslag op de elementaire behoefte van het kind aan veiligheid.

Ondanks de controlegroep van kinderen van niet-gescheiden ouders kan Wallersteins methode nog steeds niet wetenschappelijk worden genoemd. Vooropgesteld dient dat een studie die zich over zo veel jaren uitstrekt heel bijzonder is. Maar de kracht van de longitudinale studie is in dit geval tegelijk de zwakte. Wallersteins onderzoeksobjecten zijn in de loop der tijd goede bekenden geworden, wier lot zij zich persoonlijk aantrekt. Respondenten sturen haar huwelijksaankondigingen of geboortekaartjes en zij beschrijft haar eigen reacties van vreugde of verdriet tijdens de interviews. Intimiteit is mooi, maar kan de geïnterviewden ook stimuleren om de sympathieke onderzoekster juist de zwakke of problematische kant van hun persoonlijkheid te tonen, omdat zij daar net in is geïnteresseerd en omdat zij op zoek is naar de weerslag van een langvervlogen scheiding.

De psychologische portretten die zij schetst zijn aangrijpend en indringend. Een nadeel is wel dat om herkenning te voorkomen achtergrondgegevens veranderd zijn en verhalen van verschillende respondenten met elkaar zijn gecombineerd. De wantrouwende lezer kan opmerken dat dit procédé de schrijfster wel heel veel vrijheid geeft om uiteenlopende elementen te combineren tot een dwingend, de hoofdgedachte van het boek ondersteunend geheel.

Deze bedenkingen zijn niet bedoeld om Judith Wallerstein in diskrediet te brengen, alleen om duidelijk te maken dat het onderwerp ‘de gevolgen van echtscheiding voor kinderen’ zich niet leent voor wetenschappelijk uitsluitsel. Dit boek neemt vlammend, goed onderbouwd met sprekende voorbeelden stelling contra het verschijnsel echtscheiding. Degenen die het op voorhand al met haar eens zijn, zullen het boek met instemming lezen, wat niet betekent dat het aantal echtparen dat omwille van de kinderen bij elkaar blijft vooralsnog zal toenemen. Het is jammer voor de kinderen, maar die houding is passé.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan