Spring naar inhoud


Slavernij

Beatrijs Ritsema

Dat slavernij-monument ziet er zo gek nog niet uit. Ik hield mijn hart vast van tevoren, want de slavernij is echt zo’n thema waar een kunstenaar verschrikkelijk mee de mist in kan gaan, als-ie behept is met teveel gevoel voor ethiek en te weinig voor esthetiek. Nu is in ieder geval een balans gevonden tussen abstractie en figuratie, tussen gestileerdheid en expressie. Het beeld ziet er mooi uit en stemt ook nog eens tot bezinning. Daar zitten we goed mee.

Ik begin al meteen in de wij-vorm te schrijven, merk ik tot mijn ongenoegen. Dat is het nadeel van de moderne fascinatie met het onderwerp ‘slavernij’. Er wordt een monument neergezet om een bepaald onrecht te gedenken, en het effect is dat er een tweedeling ontstaat tussen ‘wij’, de witten, met daders als voorouders en ‘zij’, de zwarten, met slachtoffers als voorouders.

Mensen willen nog wel heldendaden van voorouders op zich af laten stralen, maar voor schurkenstreken bestaat minder belangstelling. Een onnozele is er trots op van Karel de Vijfde af te stammen of van Piet Heyn, maar als overgrootvader een oplichter was of een bandiet die vrouwen verkrachtte, haalt men de schouders op. Dit is geen kwestie van verdringing van schaamte of schuld – mensen voelen zich eenvoudig niet aansprakelijk voor de wandaden van voorouders. Terecht natuurlijk. Er is al genoeg mis in het heden, waar je je schuldig, beschaamd of althans een beetje verantwoordelijk over zou kunnen voelen. Als het onrecht uit de wereldgeschiedenis daar nog eens bovenop komt, dan is er helemaal geen reden meer om nog je bed uit te komen. Nazaten van slachtoffers zijn er meestal ook niet zo dol op om te zwelgen in de hun voorouders aangedane gruwelen. Tenzij er wraak of restitutie in het geding is. Dan opent zich een winstperspectief.

De mensen wie de toegang tot de monumentonthulling ontzegd werd, zeiden dat ook in het NOS-Journaal (op zichzelf was het absurd dat ze geen getuige mochten zijn van die plechtigheid; moest de koningin soms beschermd worden tegen de aanblik van het gewone volk?) – hoe dan ook, deze demonstranten waren van mening dat het slavernij-monument slechts een eerste stap was op de weg naar herstelbetalingen voor de misdaden die ‘de blanken’ ‘de zwarten’ in het verleden hadden aangedaan. Het Journaal gooide er nog een schepje bovenop door vast te stellen dat de Nederlanders destijds ‘tot de wreedste slavenhandelaren’ behoorden. Hoe weten ze dat eigenlijk? Ik ken geen onderzoek dat volken in een overzichtelijke rangorde van wreedheid indeelt.

Het probleem met schulden uit een ver verleden en de vereffening daarvan is dat het altijd natte-vingerwerk blijft. Hannah Belliot, voorzitter van de Stadsdeelraad Zuid-Oost, merkte snedig op dat de Afrikaanse stamhoofden die destijds tot verkoop van hun onderdanen overgingen, evengoed schuldig waren. Helaas trok ze de verkeerde conclusie door de Ashanti-nazaat van deze boevenbende geen hand te willen geven. Blanke afstammelingen geeft ze toch ook een hand?

Verdere inspectie van de winst- en verliesrekening over de eeuwen heen zou wel eens tot paradoxale resultaten kunnen leiden. Toegegeven, de zwarte bevolking van Amerika (en Suriname) heeft tweehonderd jaar onder het juk van de slavernij gezucht. Maar de huidige situatie van de zwarten in Amerika (en van de Surinamers in Suriname en in Nederland) is een stuk florissanter dan van de lieden die in Afrika zijn achtergebleven. Zwarten die remigreren naar het continent van herkomst weten niet hoe snel ze weer moeten terugkeren naar de welvaart en de democratie van het vrije Westen. Wie alles doorrekent, zou kunnen concluderen dat de huidige inwoners van Afrika compensatie verdienen voor het feit dat ze destijds de boot gemist hebben. Misschien toch maar beter zand erover.

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan