Spring naar inhoud


Rotzooi

Beatrijs Ritsema

Van alle zakelijke relaties die mensen met elkaar kunnen onderhouden hoort die met de werkster tot de meest precaire. Er bestaat niet eens een goede terminologie voor de betrokkenen. ‘Werkster’ klinkt zelfstandiger dan ‘hulp in de huishouding’, maar hoe noem je de werkgever van de werkster? De chef? De bazin? De mevrouw? Zelf spreken werksters altijd over ‘werkhuizen’ en in die werkhuizen wonen voornamen, want dat wil de hedendaagse etiquette. De werkverschaffer, mits niet al te bejaard, en de werknemer in particuliere huishoudens gaan informeel met elkaar om, maar lopen spitsroeden.

De werkster vormt een oplossing voor de traditioneel feministische klacht over eenzijdige huishoudelijke inspanningen. Mensen denken het probleem op te lossen door het uit te besteden en af te kopen, maar de narigheid wordt alleen maar verlegd. De kern van het ongenoegen bestaat uit een aan haat grenzende minachting voor degene die te beroerd is om z’n eigen rotzooi op te ruimen. Wie een werkster aanneemt zuivert z’n eigen primaire relatie (een echtgenoot in de meeste gevallen) van die minachting en haat, maar in de verhouding met de werkster blijven die gevoelens onverminderd van kracht, zij het dan in omgekeerde richting.

Op het oog lijkt er sprake van een rationele arbeidsovereenkomst tussen twee volwassen mensen, van wie de een de ander tegen een uurtarief van ƒ15,- à ƒ20,- schoonmaakwerkzaamheden laat verrichten. Wat kan misgaan met zo’n simpele opzet? Eigenlijk alles. Om te beginnen is bijna niemand van de opdrachtgevers tevreden over de kwaliteit van de werkzaamheden. Iedereen, vrouw of man, samenwonend of alleenstaand, denkt in z’n hart dat hij zelf z’n eigen huis beter had schoongemaakt dan de werkster (m/v) die is ingehuurd. Dat klopt. Men legt altijd hogere standaarden aan voor z’n eigen badkamer dan voor die van een ander. Hoevelen grijpen niet, als de werkster het pand heeft verlaten, snel een borstel om de wasbak net dat extraatje te geven, zodat hij echt schoon is en niet alleen maar naar schoonmaakmiddel ruikt. Als er bezoekers komen, zal de wc toch eigenhandig schoongemaakt moeten worden, want die wekelijkse aaibeurt is niet voldoende.

Een goede opdrachtgever weet dat hij aan een aantal voorwaarden moet voldoen om het de werkster naar de zin te maken. Een opgeruimd huis bijvoorbeeld. Wie de werkster eerst het overal rondslingerende vuile wasgoed van de grond laat oprapen, voordat zij de stofzuiger ter hand kan nemen, betoont zich van het ongevoelige, uitbuitende soort. De werkster hoort zich niet door een heer-Bommel-afwas met aangebrande pannen heen te werken, voordat zij het keukenblok kan schoonmaken. Zij hoort geen papieren en kranten te moeten verzamelen en weg te plaatsen en ook geen speelgoedonderdelen in elkaar te zetten, niet in de laatste plaats omdat de bewoners zo hun spullen kwijtraken. Anderzijds moeten deze zich niet ergeren als elke week weer de foto’s schuin worden neergezet in plaats van recht en de kussens in een al te symmetrische slagorde op de bank liggen.

Goede werkafspraken bij aangaan van het dienstverband zouden toekomstige ergernissen moeten voorkomen. Helaas is het zo genant om in details te moeten treden. De zaken moet schoon zijn, welzeker! Maar je gaat iemand toch niet uitleggen hoe die een badkamervloer moet schrobben? Dan lijkt het wel alsof je de werkster als een zwakbegaafde beschouwt.

Als werksters echt goed en efficiënt zijn, dan zijn ze snel weer weg, want met die kwaliteiten kunnen ze elders evenveel geld verdienen, met meer perspectief op vooruitgang. Met een middelmatig, kan-er-mee-door-niveau kun je jaren vooruit, maar op een gegeven moment is de relatie te persoonlijk geworden. Na tien jaar kan de opdrachtgever niet meer opeens gaan klagen over koffiepauzes van drie kwartier, stofrollen achter de gordijnen of vetafzetting aan de afzuigkap. En ontslagaanzegging durft ie ook niet, want hoe kom je aan iemand anders?

De werkster is zich van geen kwaad bewust, maar haar teruglopende prestaties worden ingegeven door haat en minachting voor degene die te beroerd is zijn eigen rotzooi op te ruimen. Ook als diegene oud en afhankelijk is. Elk schoonmaakdienstverband raakt op den duur vergiftigd.

Artikelen in NRC-column.


Vriendin telefoneert tijdens winkelen

Beste Beatrijs,

Onlangs was ik op bezoek (vakantie) bij een vriendin in het buitenland. We waren aan het winkelen toen haar mobiele telefoon ging. Er volgde een lang gesprek over het uitgaan van de avond ervoor. Ik ging verschillende winkels in om de tijd te doden maar het gesprek ging maar voort. Had ik mijn vriendin gewoon kunnen zeggen dat ik het vervelend vond dat ze aan het bellen was, terwijl ze met mij op stap was?

In de wacht gezet

Beste In de wacht,

Het is niet beleefd om uitgebreid te gaan telefoneren tijdens een afspraak. De prioriteiten liggen altijd bij degene die in persoon aanwezig is. Toch aarzel ik in uw geval om uw vriendin zo sterk te veroordelen als u doet. U was met vakantie, dat wil zeggen u bracht enkele dagen in haar huis door en dan kun je niet doorlopend de exclusieve aandacht van de gastvrouw claimen. Men kan sociale telefoongesprekken voeren, terwijl een logé in huis is. Mobiele gesprekken onder het winkelen liggen in het verlengde daarvan. U heeft wel gelijk dat het niet te lang moet duren. Het is onaangenaam er zo’n beetje bij te bungelen, terwijl buiten u om een conversatie wordt gevoerd. Duurt de telefonade langer dan tien minuten, dan kunt u inbreken in het gesprek en aankondigen dat u op eigen houtje de stad gaat verkennen.

Artikelen in Telefoon, Vrienden en kennissen, Winkels.


Vrienden zien zonder hun dochter

Beste Beatrijs,

Wij hebben goede vrienden in Groot Brittannië, die we maar zelden zien. Nu is hun volwassen dochter met haar echtgenoot voor haar werk een jaar in Amsterdam komen te wonen. Wij verheugden ons er op onze vrienden vaker te zien, omdat zij toch af en toe hun dochter zouden bezoeken. Het probleem: Wij worden steeds bij hun dochter thuis uitgenodigd, als onze vrienden daar logeren. Het lukt almaar niet om onze vrienden een paar uur voor onszelf te hebben. Hen rechtstreeks aanspreken zou bot overkomen. ‘Voorzichtige’ aanwijzingen (‘Can we kidnap you?’) worden niet gehonoreerd. Wat te doen?

Gevangen in een extended family

Beste Gevangen,

Het vreemde is dat ik me helemaal niet kan voorstellen dat uw vrienden (en hun dochter plus echtgenoot) deze opzet wél ideaal vinden. Hoe dan ook, als u weer wordt uitgenodigd bij dochter thuis, moet u dit vriendelijk doch beslist afwimpelen. Met als reden dat u zich niet wil opdringen bij familiebijeenkomsten. Dat u niet langer de gastvrijheid van dochterlief en haar man wilt misbruiken. Dat zij allebei werkende mensen zijn die het al druk genoeg hebben met de logeerpartij en alles. Dat u graag met uw vrienden een aparte afspraak maakt, om in een restaurant te eten of bij u thuis, maar dat u nogmaals de gastvrijheid van de dochter niet langer op de proef wilt stellen.

Zolang u uw voorstel motiveert vanuit uw wens de andere partij ongenoegen te besparen, kunnen ze het niet als bot opvatten. Eerder zullen ze u dankbaar zijn (zeker de dochter en schoonzoon).

Artikelen in Ouders en volwassen kinderen, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .


Verworpen vruchten

Beatrijs Ritsema

De Vereniging Down Power (ouders van kinderen met Down-syndroom) heeft bedenkingen tegen de triple test die de Gezonheidsraad gaat aanbevelen voor alle zwangere vrouwen. Totnutoe konden alleen vrouwen van 36 jaar en ouder gebruik maken van een vruchtwaterpunctie of vlokkentest om eventuele defecten aan de foetus op te sporen. De nieuwe triple test is eenvoudiger af te nemen (het is een bloedonderzoek) en kan eerder in de zwangerschap plaatsvinden. Dat is een voordeel voor degenen die een negatieve, alles-oké-uitslag krijgen. Degenen met een positieve, er-is-iets-mis-uitslag moeten alsnog voor de zekerheid een punctie ondergaan, dus die groep gaat er qua gemoedsrust niet echt op vooruit. De alarmfase neemt in de nieuwe opzet zelfs meer tijd in beslag.

Kennelijk is die triple-test niet 100 % procent betrouwbaar, anders zou die wel juichend zijn binnengehaald als het nieuwste van het nieuwste dat de ingrijpende vruchtwaterpunctie en de iets minder ingrijpende vlokkentest overbodig en verouderd maakt. Maar er wordt wel degelijk rekening gehouden met de mogelijkheid van vals-positieve uitslagen, wat meteen vragen doet rijzen over hoe het dan zit met de vals-negatieve uitslagen. Denk je als zwangere na een triple test dat de vrucht gezond is, breng je alsnog een baby-met-open-rug ter wereld. Dat worden forse schadeclaims.

Toch is de dreigende toename van onrust en onzekerheid tijdens de zwangerschap niet de reden waarom de Down Power club tegen het routinematig aanbieden van zo’n triple test is. Als belangenbehartigers houden zij zich met geheel andere onderwerpen bezig, namelijk de acceptatie en integratie van personen met Down-syndroom in de maatschappij en het geven van voorlichting aan betrokkenen over problemen en hoe er het beste van te maken.

Nobele en nuttige doelstellingen, waar zowel ouders als Down-syndroom-personen zelf ongetwijfeld veel baat van ondervinden. Ook voor ‘de’ maatschappij kan het geen kwaad om voorheen gedoodverfde buitenbeentjes zoveel mogelijk met de hoofdstroom mee te laten doen in plaats van ze buiten te sluiten en onzichtbaar te maken. Ik begrijp alleen niet wat dit te maken heeft met een individuele beslissing van zomaar een zwanger individu. Het brede publiek moet ervan worden doordrongen dat het met Down-syndroom-personen heus niet allemaal getob en ellende is, vinden de belangenbehartigers. Volgen de (langzamerhand bijna obligate) succesverhalen van Down-kinderen die volledig op school geïntegreerd zijn, de hoofdrol spelen in een televisieserie, door Sylvia Millecam omhelsd worden, en in het algemeen een vervuld leven leiden, waarbij ze en passant de mensen in hun omgeving een spiegel van levenswijsheid voorhouden.

Prachtig allemaal, maar ook een vorm van propaganda, want je weet van een normale foetus niet van tevoren wat voor type het wordt en van een Down-syndroom foetus ook niet. Misschien ontwikkelt ie zich tot top onder de Downs, voor hetzelfde geld blijft ie in de problematische regionen steken met zes hartoperaties, een IQ van 40-min en een somber karakter. In weerwil van het cliché gaat Down-syndroom niet steevast met onbekommerde blijheid gepaard.

Meer voorlichting over Down-syndroom maakt het voor zwangere vrouwen alleen maar moeilijker, want niemand kan enige garantie bieden voor de vooruitzichten van de foetus. Dat de triple test, evenals de vlokkentest en de vruchtwaterpunctie, een aanslag op de gemoedsrust kan vormen is een groot nadeel. En dan heb je ook nog de vrouwen die zich na abortus van een verworpen vrucht de haren uit hun hoofd trekken van schuldgevoelens. Die laatste groep begrijp ik trouwens slecht: als je zo’n moeite hebt met abortus, waarom zou je je dan aan zo’n diagnostiserende test onderwerpen?

Misschien zou voorafgaand aan de aanbieding van de triple test de houding van de zwangere tegenover abortus gepeild moeten worden. Wie niks in abortus ziet, krijgt ook geen test. Ook is het raadzaam de triple test niet te vergoeden maar zelf te laten betalen. Op die manier doen alleen de vrouwen mee, die de consequenties doorgedacht en aanvaard hebben, terwijl elke schijn van maatschappelijk belang wordt vermeden. Abortus is in het belang van de vrouw, niet in dat van de staat.

Artikelen in NRC-column.


Gesprek op feestje afronden

Beste Beatrijs,

Op feestjes, borrels of officiëlere gelegenheden kom ik wel eens in gesprek met een onbekende of met iemand die ik van vroeger ken. Na een geanimeerd onderhoud van zeg 10, 15 minuten krijg ik vaak het gevoel dat we wel weer uitgepraat zijn. Soms lost het probleem zichzelf op, doordat er iemand bij komt staan die het gesprek overneemt. Maar het kan ook zijn dat je allebei weinig mensen kent en dan blijf je bij gebrek aan alternatief aan elkaar vastgekleefd. Of ik zie iemand anders die ik graag wil spreken. Hoe kan ik iemand op een nette manier duidelijk maken dat het gesprek is afgelopen, zonder dat de ander het gevoel krijgt afgescheept te worden?

Aspirant receptietijger

Beste Aspirant,

Op feestjes hangt men – op recepties en borrels circuleert men. Feestjes duren langer, zo ook de gesprekken. Bij recepties gaat het minder om de inhoud van de conversatie als wel om het feit dat men met elkaar spreekt. Met een glas in de hand rondlopen om in korte ontmoetingen elkaars bestaan te bevestigen. Het vluchtige, kaleidoscopische karakter van een kamer vol kwetteraars brengt vanzelf enige gejaagdheid met zich mee. Vooral beroepsnetwerkers gedijen in deze atmosfeer. Binnen een uur hebben ze iedereen afgewerkt, met wie ze de relatie warm willen houden, en hebben ze kennis weten te maken met eventueel aanwezige kopstukken. Een gewiekste netwerker weet zelfs te maskeren dat hij over uw schouder heen loert naar een volgende, interessantere gesprekspartner. Zo gelikt hoeft het allemaal niet. Wat u wel kunt opsteken van de netwerker is hoe die er een eind aan breit. Ter afsluiting haalt hij een drankje voor z’n gesprekspartner. Of hij zegt: ‘Ik vond het heel leuk om je (weer eens) te ontmoeten – ik wil graag die-en-die nog spreken, voor hij weg is, dus ik ga verder.’ Soms geeft hij z’n kaartje, maar een hartelijke handdruk doet het ook goed.

Artikelen in Festiviteiten.

Gelabeld met , .


Gebruikt als gratis jurist

Beste Beatrijs,

Laatst werd ik op een feestje door een mij onbekende vrouw aangesproken die advies van mij wilde. Kennelijk had iemand haar verteld dat ik advocaat ben, want ze brandde onmiddellijk los over een akkefietje met de gemeente dat haar nogal hoog zat. Ik heb een heel ander specialisme en vond het ook een weinig interessante kwestie, maar werd toch gedwongen haar een half uur aan te horen en van advies te dienen. Hoe kan ik voorkomen dat mensen mij in mijn vrije tijd doorzagen over hun juridische problemen?

Wel goed, niet gek

Beste Wel goed,

Mensen horen anderen geen consulten of diensten af te troggelen, die normaal gesproken tegen een fors uurtarief over de toonbank gaan. U kunt dit maar beter zo snel mogelijk afkappen. Bijvoorbeeld door uw kaartje te overhandigen en haar te vertellen dat u ‘dit soort ingewikkelde kwesties liever op kantoor bespreekt, waar u alles bij de hand hebt, en dat ze daartoe een afspraak kan maken met uw secretaresse.’

Artikelen in Festiviteiten, Zakelijke relaties.

Gelabeld met .


Schoonouders met ‘u’ aanspreken

Beste Beatrijs,

Ik heb al zeven jaar een relatie met mijn vriend en zijn ouders willen niet dat ik hen bij de voornaam noem of hen tutoyeer. Ik heb hun wens gerespecteerd, maar kreeg steeds meer moeite met het ‘meneer’ en ‘mevrouw’ zeggen. Ik heb een verzoek tot tutoyeren voorgelegd aan mijn schoonouders, maar dit viel niet goed. Hun opvoedingscultuur verdraagt dit niet. Zij vinden dat ik qua positie en leeftijd te gast ben bij hen en dat ik me aan hun spelregels dien te houden. Terwijl wij binnenkort een kleintje krijgen die zijn opa en oma wel mag tutoyeren.

Ik kan niet begrijpen waarom zij willen dat ik hen blijf vousvoyeren, terwijl mijn vriend en zelfs mijn kind je en jij mogen zeggen. We zitten nu in een impasse. Ik kan met hen niet meer communiceren, maar ik wil wel dat ons kind ook deze opa en oma kent. Ziet u een oplossing?

Schoondochter van vreemden

Beste Schoondochter,

Voor de goede orde moeten we onderscheid maken tussen het tutoyeren en het vinden van een adequate aanspreektitel. Veel ouderen vinden het vreselijk om door een jongere generatie met de voornaam te worden aangesproken. Vaak hebben ze meer moeite met voornaamgebruik dan met het tutoyeren op zichzelf.

Steeds meer schoonouders zetten zich over die drempel heen en laten zich door hun schoonkinderen tutoyeren én bij de voornaam noemen, wanneer op een gegeven moment het ‘meneer en mevrouw Achternaam’ wel erg afstandelijk en formeel begint te klinken. Er is ook nauwelijks een alternatief, als de betrokkenen geen zin hebben in het onzinnige ‘vader’ of ‘moeder’. Er zijn ook mensen die hun schoonouders met ‘oma en opa’ aanspreken, vanuit het perspectief van de kleinkinderen als het ware. Misschien kan dit in uw situatie een oplossing zijn, als uw kindje eenmaal is geboren. U zou ook nog ‘schoonmama’ en ‘schoonpapa’ kunnen overwegen als aanspreektitel.

Blijft over het probleem van ‘u’ of ‘jij’. Eerlijk gezegd, heb ik nog nooit gehoord van het gebruik dat grootouders zich door hun eigen familieleden ongeacht leeftijd laten tutoyeren, terwijl de schoonfamilie geacht wordt eeuwig ‘u’ te zeggen. Dit riekt naar discriminatie wegens afwezigheid van bloedverwantschap. De enige waarde die u voor uw schoonouders vertegenwoordigt is kennelijk die van broedmachine om kleinkinderen te produceren. Het is moeilijk dit pertinente tutoyeringsverbod anders te interpreteren dan als minachting of antipathie hunnerzijds. Tenzij ze op deze manier hun misnoegen tot uitdrukking brengen dat uw vriend en u niet getrouwd zijn, dat kan natuurlijk ook nog.

Vraag aan uw vriend of hij er nog eens met zijn ouders over wil praten, zonder dat u erbij bent. Laat hem benadrukken dat deze spelregels absurd zijn. Als hun positie onwrikbaar blijft, zouden u en uw vriend in ieder geval uw kind tezijnertijd moeten leren om oma en opa te vousvoyeren. Zodat u niet als enige tijdens bezoekjes de rol van formalist hoeft te spelen. Er wordt van u als schoondochter respect verwacht? Goed idee, het kleinkind doet mee.

Artikelen in Aanspreken en begroeten, Liefde en relaties, Schoonfamilie.

Gelabeld met .


Geborgenheid

Beatrijs Ritsema

Het onbehagen over de individualisering groeit, lees ik in de krant. Onderzoeksbureau Motivaction ondervroeg 8000 Nederlanders en ontdekte dat in brede lagen van de bevolking de vrees schijnt te leven dat ‘de maatschappij ten onder zal gaan aan de gevolgen van individualisering’. De onderzoekers maken zelfs gewag van een ‘kentering in het sociale klimaat’, want in plaats van individuele vrijheid en zelfontplooiing streven burgers nu ‘sociale cohesie, huiselijkheid en geborgenheid’ na. Althans dat beweren ze. Over zichzelf.

Als dit geen recht-toe recht-aan ordinaire leugen is, dan toch tenminste een geval van collectieve zinsbegoocheling. Ik kan mijn ogen nauwelijks droog houden bij het nieuwe waarden-patroon van de Nederlandse burger. Ik zie ze voor me in hun Vinex-wijken, hun doorzonwoningen, hun luxeflats, hun twee-onder-een-kap in een van de vele groeigemeentes, snakkend naar een beetje cohesie. Zie hen huiveren onder het gebrek aan huiselijkheid! Elk gezinslid is met iets anders bezig – niemand die meedoet aan een spelletje Halma. Bij gebrek aan nestwarmte zetten ze de verwarming nog maar een graadje hoger.

Al jaren lang roepen trendwatchers en toekomstprofeten dat het hedonistisch individualisme z’n beste tijd gehad heeft en dat er een omslag op til is. Het begon, denk ik, al in de jaren zeventig toen de Bijenkorf ‘de eerlijke keuken’ introduceerde. Een raadselachtig begrip, dat zich wel met pollepels en ijzeren vergieten liet associëren, maar niet met afwasmachine of elektrische blikopener. In de jaren tachtig voorspelde Faith Popcorn dat mensen genoeg zouden krijgen van nachten doorhalen op het werk of in het uitgaanscircuit en dat ze zich massaal op ‘cocooning’ zou storten (met een bak knabbels en je geliefde voor de tv). Een tijdje later voorzag Lidewij Edelkoort iets soortgelijks, een terugkeer naar gemeenschapswaarden, primaire relaties, simpele genoegens als zelf broodbakken. En wie de bevolking ondervraagt over wat er mis is met de maatschappij krijgt te horen dat het de schuld van het individualisme is. Vroeger zeiden mensen nog dat het de schuld van het kapitaal was – ook een zwiepende generalisatie, maar eentje die meer grond van waarheid heeft.

Iedereen kankert op andermans individualisme, maar niemand wil het zijne kwijt. En terecht niet, want de individuele vrijheid en de tegenwoordig in een slecht reuk staande zelfontplooiing zijn fantastische verworvenheden van de moderne westerse cultuur. Ik ken helemaal niemand die deze waarden goedschiks zou willen inruilen tegen cohesie, huiselijkheid en geborgenheid. Zien mensen af van een betere baan elders, omdat ze dan de contacten met de huidige buren verliezen? Doen ze hun kind niet op voetballen, omdat de trainingstijden interfereren met het avondeten van klokke zes? Sturen ze hun kind naar het Vmbo in plaats van de Havo, omdat ze zelf alleen lagere school hebben en niet willen dat het kind z’n familie ontgroeit? Zeggen ze hun baan op om zich te wijden aan de verzorging van oude, zieke ouders? Zien ze af van de gebruikelijke vier vakanties per jaar of van permanent pretparkbezoek, omdat huiselijkheid ineens doorgaat voor iets nastrevenswaardigs?

Natuurlijk doet niemand dat. Iedereen jaagt net als de anderen zijn particuliere belangen na, waarbij overigens de zogenaamde tegenhangers van het individualisme (zorgzaamheid, betrokkenheid, cohesie, geborgenheid) gewoon zijn inbegrepen. Mensen willen het beste voor hun kinderen, onderhouden vriendschappen en laten door de bank genomen hun ouders niet in de steek. Hoogstens is het jezelf wegcijferen gedurende deze op het welzijn van de medemens gerichte activiteiten intussen een beetje passé. Men offert zich niet meer op en dat is een grote stap vooruit, want zich opofferen leidt alleen maar tot verzuring en rancune.

Desondanks zegt men meer geborgenheid te zoeken. Blijkens het onderzoek is het onbehagen over de individualistische maatschappij het grootst onder tweeverdieners met kinderen. Zij lijden aan stress door gebrek aan kinderopvang. Met meer crèches zouden de ouders hun kinderen prettig (op)geborgen weten. Gelijk hebben ze. Merkwaardig alleen dat ik de roep om meer crèches altijd als een teken van toenemende individualisering heb gezien.

Artikelen in NRC-column.


Buitengesloten

Beste Beatrijs,

Laatst haalde ik mijn zevenjarige dochter op, die bij een vriendinnetje had gespeeld. Toen ik aanbelde, klonk de stem van de moeder door de intercom: ‘Ze komt naar beneden, hoor!’ Ze wonen éénhoog op een etagewoning. Al met al stond ik zo’n vijf minuten voor een dichte deur te wachten, tot mijn dochtertje buiten kwam. Vindt u dit normaal? Op het schoolplein is deze moeder altijd heel vriendelijk.

Knarsetandend buiten

Beste Knars,

Nee, het is niet normaal om mensen voor een dichte deur te laten wachten op hun kind of op wie of wat dan ook. Zelfs als je garen en band van een marskramer koopt, laat je de deur op een kier, als je je portemonnee gaat halen. Het scenario van ‘hoe haal ik een kind van een speelafspraak op’ is overbekend: mama, papa of oppas wordt binnengelaten, blijft met jas aan staan in gang of vestibule, informeert naar het verloop van de afspraak (hebben ze het leuk gehad?), terwijl thee en jenever worden afgewimpeld (nee dank je, ik ga er meteen van door, het eten moet gekookt) en de kleine wordt aangespoord het spelen te staken en afscheid te nemen (zeg je even: ‘dank je wel voor het spelen’?) Alleen automobilisten hebben geen tijd voor deze routine, want zij kunnen hun auto niet kwijt. Ik vermoed dat het raadsel van de dichte deur hiermee in verband staat. Mensen die zichzelf en hun kinderen altijd per auto vervoeren, komen niet op de gedachte dat anderen zich wel eens te voet of per fiets verplaatsen. In hun perceptie staat elke ouder dubbelgeparkeerd in een jeep te wachten tot het kind naar buiten komt. Corrigeer die perceptie! Toeter door die intercom: ‘Sorry! Geen auto! Doe je nog even open?’

Artikelen in Etiquette, Kinderen.