Spring naar inhoud


Niet welkom op bruiloftsfeest

Beste Beatrijs,

Mijn nichtje, dochter van mijn broer, gaat trouwen! Ik, de enige broer (van de vader van de bruid) ben wel uitgenodigd voor de huwelijkssluiting, gevolgd door lunch en receptie, maar niet ’s avonds voor diner en groot feest (ongeveer 300 gasten).

Mijn oudere zus en haar man en onze moeder wel! De eerste twee trouwens als begeleider van mijn moeder en vertegenwoordiger van de familie. Het argument voor het niet uitnodigen is dat de aanstaande buidegom zoveel ooms en tantes heeft, dat daar niet aan te beginnen valt om die allemaal uit te nodigen. Ik ben beledigd en overweeg niet te gaan. Graag uw visie hierop.

Onwelkome oom

Beste Onwelkome oom,

Dit is geen correcte gang van zaken. Bij huwelijken maakt men vaak wel een onderscheid tussen intimi/goede vrienden/dichtbije familie en de rest, en dat komt dan tot uiting in het feit dat de eerste groep voor de stadhuisceremonie en/of kerkdienst wordt uitgenodigd plus eventuele receptie daarna, terwijl de tweede groep, waaronder verre vrienden, kennissen en collega’s, alleen voor het feest ’s avonds wordt uitgenodigd.

Het is heel vreemd om de (kleinere) groep die overdag het officiële gedeelte heeft bijgewoond op het eind van de middag naar huis te sturen, terwijl dan pas het echte feest begint. Ik zou zelfs zeggen: het is absoluut ongepast.

Het argument dat de bruidegom te veel ooms en tantes heeft gaat niet op. Er zijn twee mogelijkheden: of hij kent z’n ooms en tantes niet of nauwelijks – in dat geval hoeft hij ze überhaupt niet uit te nodigen (sterker nog, het valt af te raden om ze dan uit te nodigen, omdat dat opgevat wordt als ‘hengelen naar cadeaus’) of hij kent ze wel, en dan moet hij ze ook voor de hele dag uitnodigen. Stel dat de bruidegom twaalf ooms en tantes heeft. Maal twee (want partners) maakt 24. Deze 24 personen maken minder dan tien procent uit van de 300 gasten die in totaal zijn uitgenodigd. Daar moet je als feestgever niet miezerig over doen. Die 24 mensen kunnen er ook nog wel bij. Bovendien, en dat is het belangrijkste argument om ze wel uit te nodigen: het merendeel zal hoogstwaarschijnlijk helemaal niet naar dat feest gaan!

Ze zijn verheugd met de uitnodiging, gaan naar het stadhuis en daarna de receptie, want daar komen ze de familie tegen. Maar het zijn, schat ik zo, vijftigers & zestigers. Die staan helemaal niet te trappelen om naar een swingend feest voor driehonderd man met allemaal jonge mensen te gaan. Na de receptie, waar ze hun bekenden hebben gesproken, zijn ze dik tevreden en gaan ze weer op huis aan, anderhalf uur rijden of twee uur sporen. Het is in uw geval extra pijnlijk dat u niet voor het avondgebeuren bent uitgenodigd, omdat uw zuster en uw moeder dat wel zijn. Als enige van uw (kleine) familie valt u buiten de boot. Dat is echt heel onaangenaam en ik begrijp niet dat uw moeder of uw broer (de vader van de bruid) daar geen kritiek op hebben gehad of een stokje voor gestoken. Misschien moet u uw schoonzuster (de moeder van de bruid) hier eens op aanspreken. Een van hen zal u toch wel een uitnodiging voor ‘the whole enchilada’ kunnen bezorgen.

Bij huwelijken moet men liberaal uitnodigen en niet selectief. Er komen altijd genoeg mensen niet opdagen.

Artikelen in Bruiloft, Familie.

Gelabeld met .


Niet verkwikkend, niet verheffend

Beatrijs Ritsema

Het is eigenaardig dat het zoveelste onderzoek naar de minder prettige gevolgen van overmatige tv-consumptie toch weer in de categorie ‘nieuws’ valt. Men blijft er kennelijk van opkijken. Stukjes op de voorpagina. Achtergrondinterviews met pedagogen en massacommunicatie-deskundigen. Discussies die al dertig jaar geleden werden gevoerd.

Dit is vooral zo vreemd, omdat tv-kijken door niemand als een hoogwaardige tijdsbesteding aangemerkt wordt. Het is niet iets waar iemand kampioen in kan worden. Je kan heel goed a priori stellen dat het, zeker voor kinderen, niet tot aanbeveling strekt een groot deel van het wakend bestaan voor de tv te hangen. Daar is geen onderzoek voor nodig. Dat kun je gewoon zien. Met andere kinderen spelen, kliederen met verf, balletje trappen, bomen klimmen, broertje pesten, knippen & plakken, de kat achterna zitten, zich verkleden, strips lezen, alles is geestelijk en lichamelijk verrijkender dan aangesloten zijn op het televisie-infuus.

Televisie werd juichend verwelkomd als ‘venster op de wereld’, maar in die term ligt al besloten wat de makke ervan is. Een venster is niet de wereld zelf, maar iets plaatsvervangends, iets bij-gebrek-aan-beters, iets wat op z’n best tweedehandservaringen bewerkstelligt. Televisie is een zegen voor immobiele, eenzame bejaarden, ingezakte huwelijken, bajesklanten, ziekenhuispatiënten en andere bewoners van inrichtingen. Wie zich niet meer met de wereld kan verstaan beschikt toch over een middel om de tijd te verdrijven. Maar voor kinderen hoop je toch op een dagelijks leven met meer schwung.

De vraag of veel televisie kijken een slechte invloed heeft is dan ook geen wetenschappelijke maar een morele. Natuurlijk hebben ook kinderen recht op een zekere hoeveelheid passiviteit, net zoals er niets op tegen is om ze zuurtjes en gevulde koeken te geven naast broccoli en bruin brood met kaas. Bovendien is er af en toe best iets moois of grappigs te zien, waar plezier aan valt te beleven. Maar als tv-kijken alle andere tijdsbestedingen overvleugelt, raakt het kind afgestompt, apathisch of prikkelbaar. In tegenstelling tot activiteiten die wel fysieke of geestelijke inspanning vergen, werkt televisie kijken niet verkwikkend. Niemand is tevreden over zichzelf na een marathon tv-sessie. Wie van kindsaf aan een zware tv-routine in zijn leven heeft ingebouwd, kiest stelselmatig voor de weg van de minste weerstand: een ideale voedingsbodem voor faalangst (als je nooit iets moeilijkers geprobeerd hebt, durf je ook niet meer), en van daaruit is het een simpele glijbaan via spijbelen en schooluitval, alcohol- en drugsgebruik, naar lager wal en criminaliteit.

De inhoud van de programma’s staat hier betrekkelijk los van. Wie veel kijkt, krijgt automatisch meer overbodige rotzooi binnen, omdat er nu eenmaal niet zo heel veel van topkwaliteit wordt vertoond. En dan nog verdient een uurtje trash-tv (slecht gemaakte cartoons en andere commerciële ellende) de voorkeur boven urenlang in de ban verkeren van pedagogisch verantwoorde video’s.

Ouders die zich nooit eens afvragen of hun kind niets beters te doen heeft dan ongelimiteerd tv-kijken, maken zich schuldig aan geestelijke verwaarlozing, omdat zij falen in de taak hun kind vertrouwd te maken met de wereld om zich heen. Het is zoveel makkelijker kinderen gevangen te houden voor de tv dan het onderlinge geklier of gedrens te moeten aanhoren of ze buiten in de gaten te moeten houden of ze de gelegenheid te geven een of andere vaardigheid te ontwikkelen.

In de wetenschap en de media kunnen de twisten over de kwalijke dan wel de niets-aan-de-hand-gevolgen van overmatig televisie kijken op de kinderziel nog jaren doorgaan. Maar in moreel opzicht ligt het glashelder: beter te weinig tv dan te veel tv.

Artikelen in NRC-column.


Vriend wordt beheerst door moeder

Beste Beatrijs,

Vier maanden geleden ontmoette ik een lieve jongen, 28 jaar en sinds een half jaar weer single. Ikzelf ben gescheiden en heb een dochtertje van 6. Al vanaf het prille begin werd mij duidelijk dat de band tussen hem en met name zijn moeder vrij extreem is. Mijn vriend woont zelfstandig in een eigen huis, maar zij komt elke dag over de vloer. Ze maakt de post open van mijn vriend, doet zijn hele administratie, wast, strijkt, vouwt, lapt, dweilt, doet boodschappen, luistert zijn voice mail af en belt instanties voor hem. Daarnaast gaat ze altijd mee als er dingen aangekocht moeten worden, vloerbedekking etc.

Het ergste van alles is dat ze naast deze volledige controle over zijn leven, het ook niet kan nalaten om continu te bellen met opdrachten “Je moet aan ’t werk” of “We staan bij Ikea, stap in je auto en kom hier want we gaan een kleed voor je kopen”.

Misschien kunt u zich voorstellen dat ik hier lichtelijk hysterisch van word. Ik heb haar nog niet ontmoet, omdat haar hele gedrag en persoonlijkheid me zo tegenstaan dat ik dat zo lang mogelijk uitstel.

Nu heb ik vorige week tegen mijn vriend gezegd dat hij maar eens zijn mond moet opentrekken tegen zijn moeder. Ik ben haar bemoeienis meer dan zat en zit bij hem thuis niet eens rustig. Als zijn telefoon gaat, beginnen mijn tenen al te krullen. Maar volgens hem zou een confrontatie zodanig escaleren, dat zijn ouders hem de deur zullen wijzen. Aangezien hij enig kind is en daarnaast geen familie heeft, maakt dat hem natuurlijk angstig om die confrontatie aan te gaan. Tussen ons gaat het geweldig, maar zijn moeder (en zijn slapheid om er iets aan te doen) bederven alles. Wat is hier de oplossing voor?

Stresskip

Beste Stresskip,

Een relatie van vier maanden is te kort om de ander voor het blok te zetten. Ga maar na: hij staat 28 jaar onder invloed van zijn moeder en hij is pas vier maanden met u. Als u het nu op een strijd laat aankomen en uw vriend dwingt te kiezen tussen u en zijn moeder, dan bent u zeker de verliezer.

U heeft gelijk dat de manier waarop hij zijn leven door zijn moeder laat regelen en beheersen absurd is. Hij zal zich moeten losmaken. Maar waarschijnlijk vindt hij het allemaal wel makkelijk, zoals het gaat. Hij hoeft geen vinger uit te steken!

Om te beginnen moet u snel kennismaken met zijn moeder. Het heeft geen zin om dat uit te stellen omdat u verwacht dat haar persoonlijkheid u tegenstaat. Dat zijn vervelende vooroordelen, wie weet is het aardig mens, hoe bezitterig ze zich verder ook gedraagt. Hoe dan ook, het is zijn moeder. Als u uw vriend wilt houden, is het belangrijk om niet vijandig op zijn moeder te reageren, zeker niet wanneer u haar nog nooit gesproken heeft. Mannen vinden het vervelend als anderen hun moeder afkraken. Ze krijgen vanzelf een hekel aan degene die dat doet. Het is voor uzelf ook prettiger als uw verhouding met uw vriends moeder draaglijk is.

Zijn moeder zal haar greep op zoonlief misschien wat laten verslappen, als ze weet met wie ze te maken heeft. Intussen kunt u beter een strategie van losweken toepassen dan uw vriend met kracht losscheuren van zijn moeder.

Hoe gaat dat losweken in z’n werk? Eerst moet u met uw vriend tot overeenstemming komen wat voor rol zijn moeder in zijn leven kan spelen. Geen voicemail meer afluisteren, niet schoonmaken of wassen, sleutels inleveren, enzovoort. Maak afspraken met hem over wat niet meer kan en wat nog wel kan (op bezoek gaan, af en toe samen eten, misschien de was, enzovoort). Ik voorzie dat dat niet makkelijk zal zijn, want hij is z’n hele leven door z’n moeder in de watten gelegd! Het is denkbaar dat hij geen zin zal hebben om zelf het huishouden te doen. Of dat hij het dan aan u gaat overdragen, en dat is natuurlijk ook niet de bedoeling.

Vraag eens aan uw vriend waarom zijn vorige relatie is misgelopen. Als dat om hetzelfde punt is als waar u nu tegenaan loopt, geef ik u weinig kans. Hoogstens kunt u proberen door middel van praten uw vriend ervan te overtuigen dat dit niet de manier is waarop volwassen mensen met elkaar omgaan. U hebt samen privacy nodig en het is geen doen, als moeder daar voortdurend tussendoor fietst. Hij zal uw punt wel kunnen begrijpen, maar hij zal er zelf ook achter moeten staan. Hij zal de nodige maatregelen moeten treffen, niet alleen om u te plezieren, maar ook omdat hij zelf vindt dat het anders moet. Hij zal zelfstandig en uit volle overtuiging de verstikkende relatie met zijn moeder moeten afbouwen, althans tot normale proporties moeten terugbrengen.

Zijn angst dat zijn ouders hem de deur wijzen, lijkt me overdreven. Dan doen ouders niet. Bezitterige moeders leggen zich er heus wel bij neer, als hun kinderen een beetje willen dimmen. Ze moeten wel. Beter minder bemoeienis dan helemaal geen bemoeienis.

U kunt hier verder weinig aan doen, behalve hem steunen en uw best doen om aardig tegen moeder te zijn. Gedraag u vooral niet als een chagrijnige splijtzwam!

Geef uw vriend een half jaar de tijd om zijn dagelijks leven anders in te richten en deel hem dit ook mee. Dit is een ongelooflijk zware opgave voor hem. Als de situatie na een half jaar niet aanzienlijk verbeterd is, dan kunt u het beter uitmaken, want dan zal er nooit iets veranderen.

Artikelen in Liefde en relaties, Ouders en volwassen kinderen.

Gelabeld met .


Sliep-uit literatuur

Beatrijs Ritsema

De dichter Ilja Leonard Pfeijffer heeft een roman geschreven, beter gezegd het eerste deel van een tetralogie. Ik was niet van plan Rupert (zo heet het boek) te lezen, want het leven is te kort voor tetralogieën. Daar begin ik niet aan. Elke lezer heeft z’n eigen optimum, als het om de dikte van een boek gaat. Toen ik jong was en niets omhanden had, maalde ik niet om een pagina of duizend, maar tegenwoordig raak ik al lichtelijk gepikeerd als het boek dikker is dan 300 pagina’s (exclusief noten in het geval van non-fictie). Hoe interessant moet de schrijver zich niet wanen om zoveel van iemands tijd te claimen?

Er zijn teveel concurrerende mogelijkheden. Niet alleen kinderen in de basisschoolleeftijd, die van alle opvoedende kanten te horen krijgen dat lezen zo geweldig is, hebben hiermee te kampen, maar ook literatuurminnende volwassenen. Ik hield altijd op een tamelijk onbekommerde manier van lezen en literatuur, maar die onbevangenheid is verdwenen. Een van mijn problemen is de sociologische blik. Binnen twintig seconden heb ik al bladerend een willekeurig boek van een schrijver, mij bekend of niet, geclassificeerd als roman met een maatschappelijk thema van deze tijd, al dan niet satirische tijdgeestvanger, degelijke coming-of-age, historische fictie, quasi-autobiografische ontboezemingen, impressies uit verre streken, vreselijke ervaringen, filosofische analyse, liefdesperikelen, moderne keukenmeidenroman, moderne damesemoties, therapeutische memoires, seksuele memoires, saaie memoires, diepgravend en nuttig onderzoek dat in een A-viertje samen te vatten is, etherische onzin, religieuze bespiegelingen, Scandinavische zwaarte, ballingenproza, opgeblazen tijdschriftartikelen, uitgewalste winterboeken, schotschriften en nog allerlei ander moois.

De sociologische blik komt steeds meer neer op vooringenomenheid, een gesel met een verlammende uitwerking. Als ik van tevoren al min of meer weet wat me te wachten staat, wat is dan nog de meerwaarde van een boek boven andere inhoudelijk voorspelbare vormen van tijdsbesteding? Het gelijkschakelen van literatuur met sportbeoefening, televisie kijken of concertbezoek (overal zit wel iets zelfontplooiends in) bedekt alles met een zweem van vrijblijvendheid. Je kunt het doen, je kunt het ook laten. Een afschuwelijke postmoderne impasse.

Mijn vooroordelen groeien alleen maar, zonder dat ik het wil. In de krant lees ik dat het hierboven genoemde Rupert vol zit met citaten uit en verwijzingen naar The Waste Land van T.S. Eliot. De recensent die het ontdekte riep verontwaardigd: ‘plagiaat!’ maar de schrijver wees deze beschuldiging superieur van de hand. Pfeijffer had, naar eigen zeggen, zijn grotestadsroman volgestopt met verwijzingen naar het beroemde gedicht, omdat hij een literair spel wilde spelen. Er zaten nog veel meer citaten in dan de bewuste recensent had gevonden, voegde hij er triomfantelijk aan toe.

Dit soort spelletjes roept irritatie en agressie bij me op. Waarschijnlijk omdat ik niet kan meespelen. Ik heb The Waste Land nooit gelezen (ik moet bekennen dat ik terugdeins voor gedichten die langer doorgaan dan een pagina) en zal dus geen enkele passage herkennen. Als ik nietsvermoedend aan Rupert was begonnen, was ik misschien wel onder de indruk geweest van de citaten uit Eliot. Dat heeft Pfeijffer toch maar treffend geformuleerd, had ik bij mezelf kunnen denken. Maar dit zou een geheel verkeerde reactie zijn geweest, want het was de bedoeling dat ik dacht: ‘Tjonge, wat heeft die Pfeijffer fragmenten uit The Waste Land knap in zijn grotestadstetralogie geïncorporeerd.’ ‘Sliep uit!’ doet Pfeijffer tegen alle lezers die niet erudiet genoeg zijn voor zijn literaire puzzels. Bloedeloze bezigheidstherapie.

Artikelen in NRC-column.


Besmet

Beatrijs Ritsema

Elk sociaal-wetenschappelijk onderzoek heeft een ideologische lading. Is het niet in de vraagstelling, de opzet of de interesse van de onderzoeker, dan wel in de maatschappelijke reactie op de resultaten. Een goed voorbeeld hiervan is het onderzoek naar de gevolgen van crèches. Vorige week hield professor Riksen-Walraven haar inaugurele rede, waarin ze stelde dat het niet raadzaam was om babies in een crèche op te vangen, omdat dit in de kinder- en tienertijd leidde tot relatief meer onaangepast gedrag en andere problemen. Deze oratie gaf commotie onder het publiek: ouders die zich verontwaardigd en bang betoonden; pedagogen die ander onderzoek aanhaalden, waaruit in het geheel geen kwalijke effecten van crèche-opvang bleek. De controverse is principieel onoplosbaar. Een goede crèche, met heel kleine groepjes en vaste, liefdevolle leidsters die van wanten weten kan niet slecht zijn. Maar goede crèches zijn zeldzaam door het grote verloop onder – matigbetaalde – werknemers.

Afgezien daarvan zal er nooit definitief uitsluitsel over de (on)wenselijkheid van crèches komen, omdat er eenvoudig te veel andere variabelen een rol spelen tussen de babytijd en tien of vijftien jaar later. De onderzoeken zijn tegenstrijdig en er zit voor betrokkenen, ouders, niets anders op dan zich te verdiepen in de literatuur en vervolgens een gegronde beslissing te nemen. Meestal zal men de richting kiezen die het beste past bij hoe men er toch al over denkt. Het onderzoek speelt in dit opzicht een ideologische rol. Dit is, vergeleken met de natuurwetenschappen, een onvolkomenheid van de sociale wetenschappen, maar dat is helemaal niet erg, want discussie en kritiek brengt de wetenschap verder.

Wat voor crèches heel normaal wordt gevonden (bekvechten tussen voor- en tegenstanders en elkaar met tegenstrijdige onderzoeken om de oren slaan) is voor een onderwerp als incest niet gebruikelijk. Incest is zo beladen dat er (in Nederland) maar op één manier over gesproken kan worden, namelijk in de geest van het grote onderzoek van Nel Draijer uit 1988. Uit dit onderzoek, uitgevoerd in opdracht van Sociale Zaken, kwam onder andere naar voren dat 15 % van de vrouwen in hun jeugd seksueel misbruikt waren door verwanten, 23 % misbruikt door niet-verwanten en dat dit grote psychische trauma’s veroorzaakte.

Nu heeft vorig jaar de socioloog Han Israëls een kritische studie gewaagd aan Draijers onderzoek. In zijn boek Heilige verontwaardiging trok Israëls in twijfel dat incest vóór de jaren zeventig door hulpverleners niet onderkend werd, omdat het verschijnsel zelf taboe zou zijn. Hij bekritiseerde de methode waarop in Draijers onderzoek de interviews waren gevoerd en hij had kritiek op de interpretatie van de rekenkundige analyses. Israëls’ luis-in-de-pels-houding zal ongetwijfeld irritatie oproepen, maar hoe moet de wetenschap anders verder, als het niet mag met vervelende, kritische vragen die morrelen aan de consensus?

Publicatie van zijn boek leidde tot een klein mediastormpje, niet in de laatste plaats aangeblazen doordat de begeleidingscommissie zich onmiddellijk distantieerde van Israëls’ studie. In reactie daar weer op werd Israëls, die net een baan als onderzoeker had aanvaard bij het Trimbos-instituut, te verstaan gegeven dat hij het verder wel kon vergeten. Zijn aanstelling werd ongedaan gemaakt. Sindsdien trekt Israëls een uitkering en ontmoedigt de sociale dienst hem te solliciteren als onderzoeker. Hij dient zich voortaan te beperken tot ‘subacademische banen’.

Het is duidelijk dat er over incest slechts één visie naar voren mag worden gebracht: de in ivoor gehouwen woorden van Nel Draijer. Kritiek wordt afgestraft met ontslag en een Berufsverbot. Dit is een schandvlek op het blazoen der sociale wetenschappen.

Artikelen in NRC-column.


Alcoholistische vriend

Beste Beatrijs,

Ik heb een vriend die behoorlijk wat glaasjes bier of wijn of anderszins achterover kan slaan. Op zich heb ik er geen problemen mee als hij bij vrienden drinkt (ik drink zelf niet of nauwelijks alcohol, dus ik vind het niet erg om BOB te zijn). Waar ik wel problemen mee heb is dat het lijkt alsof hij elke dag alcohol nodig heeft. Daar heb ik hem mee geconfronteerd en hem ook gezegd dat ik het niet prettig vind om iedere avond met iemand met een dranklucht in bed te stappen. Hij zei dat hij dat wel kon begrijpen en beloofde beterschap.

Echter, deze beterschap komt niet. Sterker nog, ik heb zelfs ervaren dat hij me heeft voorgelogen. Hij zou namelijk een avond autorijden, omdat ik moe was. We hadden afgesproken dat hij niet meer zou drinken dan nodig was. Dat deed ie toch (althans, 5 pilsjes vind ik te veel), maar gaf aan dat hij makkelijk kon rijden omdat het verdeeld was over de avond. Vervolgens zag ik bij thuiskomst dat hij dezelfde dag ook nog een hele fles wijn had leeggedronken, hetgeen hij me gemakshalve was vergeten te melden. Kijk, dat iemand een probleem heeft, dat kan. Maar willens en wetens iemands vertrouwen beschamen, daar heb ik heel veel moeite mee.

Drinkersvriendin

Beste Drinkersvriendin,

Wat u beschrijft over vijf pilsjes op een avond en dan naar huis rijden, zou net door de beugel kunnen. Tenminste als het vijf glazen zijn. Vijf flesjes bier is al weer een ander verhaal, want dat telt op tot zeven en een half glas en dat is eigenlijk te veel, ook al is het verspreid over een hele avond. Maar bij thuiskomst bleek dat uw vriend van tevoren al een hele fles wijn soldaat had gemaakt. U maakt zich nu boos dat hij tegen u gelogen heeft. Dat is inderdaad vervelend, maar het feit van een hele fles wijn overdag is eigenlijk erger. Dit duidt op regelrecht alcoholisme. Wat ik me afvraag is dit: Heeft uw vriend geen werk, dat hij overdag zit te drinken? Drinkt hij altijd overdag? Ontkent hij dat hij een drinkprobleem heeft? Als het antwoord op een van deze vragen ‘ja’ is, ziet het er, vrees ik, somber uit. Mensen kunnen niet werken en drinken tegelijk. Dan loopt het gegarandeerd mis met het werk. Als hij werkloos is, zal de verleiding om overdag te gaan drinken des te groter worden. Uw vriend moet dus snel werk vinden, want dat zal hem ervan weerhouden overdag te drinken. De enige manier voor mensen met een alcoholprobleem om dit in de hand te houden, is een aanvangslimiet in acht te nemen. Ik ken mensen die veel drinken, je zou kunnen zeggen verslaafd zijn, maar elke dag pas om 9 uur ’s avonds ermee beginnen. Dus ook geen aperitiefjes om 5 uur en ook geen wijn bij het eten. Ze drinken tussen 9 en 12 en gaan dan naar bed. Hiermee kunnen ze het net redden. Ze kunnen dit volhouden, omdat ze weten dat ze de dag erna weer naar hun werk moeten en dan niet al te katerig mogen zijn.

Misschien is deze levenswijze iets voor uw vriend, ook al zit u zelf dan nog steeds met het probleem dat u elke nacht naast iemand met dranklucht moet slapen. Ik denk dat uw vriend een serieus drankprobleem heeft dat niet een, twee, drie opgelost kan worden. Leeftijd is ook een belangrijke factor. Hoe ouder hij is, hoe moeilijker hij ervan af zal komen. Het belangrijkste is echter dat hij het zelf onderkent. Ik maak uit uw brief op dat hij het zelf niet echt een probleem vindt. Nu kunt u zich afvragen of u hem moet gaan redden, of niet. Ik kan die vraag niet voor u beantwoorden. Het hangt ervan af hoeveel u van hem houdt. Het is heel moeilijk om iemand ervan te overtuigen dat hij zijn levenswijze moet veranderen, omdat wilskracht alleen waarschijnlijk niet voldoende zal zijn. Er moet afkicken bij te pas komen: Jellinek-kliniek, refusalpillen, therapeutische lotgenotengroepen, of iets anders professioneels.

Als uw vriend niets ziet in professionele hulp, zult u tezijnertijd uzelf moeten redden. Want het is niet vol te houden om met een alcoholist samen te wonen. Het liegen, waar u zich nu aan stoort, is alleen maar een symptoom. Het drinken is het basisprobleem, waar het liegen uit voortkomt.

Artikelen in Huwelijk en scheiding, Liefde en huwelijk, Verslavingen.

Gelabeld met .


Vakantiepret

Beatrijs Ritsema

De kleine vakanties zijn ook niet meer wat ze geweest zijn. Net is er weer eentje achter de rug, de krokusvakantie, en het valt me op hoe bleekjes zo’n week afsteekt bij wat ik me herinner van vroeger. Niet dat de kinderen klagen – ze zijn allang blij met de vrije dagen -, maar eigenlijk is het toch behoorlijk saai, omdat er geen andere kinderen zijn om mee te spelen. Iedereen grijpt de gelegenheid aan om de koffers te pakken. Of het nu herfst- of kerstvakantie is, krokus- of meivakantie, iedereen laadt z’n gezin in de auto en reist af naar de wintersport of naar de Canarische eilanden of naar huisjes-bij-tropische-zwemparadijzen. Een ongehoorde uittocht, met de zomervakantie meegerekend drie, vier keer per jaar. Alleen de sukkels en de minvermogenden blijven thuis.

Als kind vond ik vakantie thuis geweldig, vaak leuker dan de reizen naar binnen- of buitenland in gezinsverband. Op elkaar aangewezen zijn in de beslotenheid van een gezin werkt in een vreemde omgeving veel meer op ieders zenuwen dan thuis. Het prettige was dat je niet naar school hoefde en met speelkameraadjes kon doen wat je wilde. Ik herinner me eindeloze monopoly-sessies, straatspelletjes, uitstapjes naar het strand, niets gepland, alles ter plekke geïmproviseerd. ’s Avonds gewoon thuis naar je eigen tv kijken en slapen in je eigen bed. En de dag daarna weer totale vrijheid.

In de hedendaagse vakantie-opzet worden mensen zo’n vijf keer per jaar voor kortere of langere tijd teruggeworpen op het kerngezin, alsof die losse weekjes op de een of andere manier een compensatie moeten vormen voor de rest van de tijd, waarin ouders druk zijn met hun carrière en kinderen heen en weer vliegen van school naar ontplooiende vrijetijdsactiviteit. Eindelijk tijd voor betekenisvolle kwaliteitsinteractie. Die moet en zal binnen de grenzen van het eigen gezin plaatsvinden. Zelfs een logeerpartijtje met neefjes of nichtjes zit er niet in, want de vakantiespreiding zorgt ervoor dat er geen overlap bestaat tussen de schoolvakanties in de verschillende regio’s. Vakantiespreiding dient, zoals bekend, slechts één doel: het commerciële belang van de verhuurders van vakantiehuisjes. Voor een gegeven periode, zeg de krokusvakantie, kunnen deze uitbaters niet één maar liefst drie weken lang hoogseizoentarieven vragen voor hun vreugdeloze onderkomens. En de huisjes zitten inderdaad drie weken achter elkaar vol met kibbelende en zich vervelende gezinnen. Niemand wil thuis blijven, want in de eigen omgeving is iedereen weg.

Omdat wij zoals gewoonlijk weer eens als enigen thuis waren gebleven en de betekenisvolle kwaliteitsinteractie al gauw neerkomt op het hangen voor diverse schermen, maakten wij een uitstapje naar New Metropolis (NeMo), het kindvriendelijke wetenschapsmuseum, waarin educatie en amusement hand in hand gaan. Ideaal voor opgroeiende kinderen. Helaas bleek toch niet iedereen in Amsterdam op wintersport te zijn. Alle thuisblijvers leken zich verzameld te hebben in het NeMo, waar ze door elkaar krioelden als op de kermis. Onafgebroken werden namen van kinderen omgeroepen die hun ouders kwijt waren of andersom. Er waren oma’s met peuters in buggies, kleuters rolden over de grond, zesjarigen ramden blind op knoppen van installaties, achtjarigen maakten ruzie over een plekje achter een van de honderden computers. Niemand die een gebruiksaanwijzing of toelichting las. Geen wonder, de meeste kinderen waren onder de tien en de volwassen moesten hun grut in de gaten houden. De doelgroep van kinderen tussen de acht en vijftien zag je niet of nauwelijks. Wat een verspilling om zo’n met toewijding ingericht museum te gebruiken als crèche.

We gingen naar huis en speelden een spelletje ‘Kolonisten van Catan’. ‘’t Is leuk als je meedoet,’ zei mijn zoontje, ‘bijna net zo leuk als met vrienden.’

Artikelen in NRC-column.


Onverwacht bezoek

Beste Beatrijs,

Sommige mensen zijn blijkbaar behept met een zelfreinigend huis. Op welk tijdstip je ook langs komt, altijd is alles schoon en glanzend, net zoals in die onuitstaanbare tv-reclames. Ik heb drie honden en vier katten die het nodige vuilmaken en ook haren achterlaten. Ik doe mijn best, maar ik kan moeilijk drie keer per dag gaan stofzuigen voor de onverwachte visite naast een baan, een bewerkelijk huis en een tuin en ik wil in de eerste plaats gewoon lekker leven. Het lijkt wel of mensen het erom doen. Net hebben we ons op een druilerige zondagmiddag of een doordeweekse avond geïnstalleerd met een videootje of een fijn boek en daar gaat de bel. De visite zie je als het ware kijken: hier een spinneragje, en wel vier vuile borden met gezelschap in de gootsteen (nee ik heb geen afwasmachine) en je mag wel eens stofzuigen, en wat zie je eruit? Heb je een kater? Maar een lekker onopgemaakt gezicht en een oude broek mag toch wel in je eigen huis als je geen bezoek verwacht?

Hoe staat u tegenover onaangekondigd bezoek? Zelf bel ik altijd even van tevoren en dat lijkt mij voor alle partijen wel zo prettig. Toch komen steeds meer mensen onaangekondigd op de gekste tijden je leven binnenvallen. Je kunt mensen natuurlijk nooit aan de deur weigeren. Maar toch word ik er een beetje wrevelig van. Het bezoek is voorbereid en degene aan wie het bezoek wordt gebracht wordt volkomen overvallen. Hoe reageer je op een vriendelijke manier en wel zo dat ze je voortaan even waarschuwen?

Vuiltje aan de lucht

Beste Vuiltje aan de lucht,

Onverwacht bezoek is iets voor de studententijd. Jongeren die alleen op kamers komen en een niet erg geregeld leven leiden, kunnen zich permitteren om onverwachts bij elkaar binnen te vallen en een tijdpassering te improviseren. Dat dit onder jongeren gewoonte is, heeft als tegenwicht dat ze tegen elkaar kunnen zeggen dat het niet uitkomt. ‘Sorry, ik heb morgen een tentamen, ik moet nu echt studeren,’ kan de waarheid zijn of gewoon een smoes. Degene die onuitgenodigd bij iemand zijn opwachting maakt houdt er altijd rekening mee dat z’n plannetje niet doorgaat. Per slot van rekening kan de persoon ook gewoon niet thuis zijn.

U hebt de studentenfase al achter u gelaten, want u hebt een baan en bovendien woont u samen. Als mensen samenwonen neemt het onverwacht bezoek af, omdat je dan twee mensen overvalt in plaats van één. In onze druk-druk-druk-cultuur worden steeds minder dingen aan het toeval overgelaten en steeds meer dingen zorgvuldig in de agenda ingepland. Ook de gezelligheid met vrienden. Men kan dat jammer vinden – het haalt de spontaneïteit een beetje uit de vriendschap -, aan de andere kant is het nu eenmaal zo. Er zijn te veel verplichtingen in het leven en – u hebt gelijk – er moet ook nog tijd overblijven om met ongewassen haren in huis met de eigen partner te kunnen rondlummelen. Onverwacht bezoek op zo’n moment wordt dan ervaren als een bevel om te gaan opzitten en pootjes te geven en dat is niet plezierig. De rommel in huis, de katte- en hondeharen zijn overigens nog het minste probleem. Een onverwachte gast die zich daar aan stoort moet eigenlijk linea recta de deur gewezen worden. Per slot van rekening heeft hij een overval gepleegd en zoiets kan alleen met uitgebreide verontschuldigingen: ‘Sorry dat we zomaar aanbellen, maar we waren in de buurt, als het jullie niet uitkomt, moet je het zeggen, dan gaan we meteen weer.’

U als ontvanger hoeft u niet willoos neer te leggen bij onuitgenodigde bezoekers. Als u de onverwachte gast wel gezellig vindt, noodt u hem binnen met de klassieke woorden ‘Let niet op de rommel’. Als u er geen zin in heeft, dan moet u een aantal van tevoren gerepeteerde smoezen paraat hebben. Deze kunnen variëren van ‘Ik moet vanmiddag een haastklus afmaken’ (als u een computer in huis heeft, hoeft u daar alleen maar naar te wijzen, ook al gebruikt u die alleen om patience mee te spelen), tot ‘Over anderhalf uur komen mijn ouders/grootouders/oude tante/de buren en ik moet het hele huis nog schoonmaken en zelf in bad’. ‘Over een uurtje worden wij zelf ergens anders verwacht’ is ook een hele goeie om achter de hand te hebben. Wanneer u deze smoes aanvult met spijtbetuigingen ‘Wat jammer nou, had toch even van tevoren gebeld, het spijt me verschrikkelijk, laten we gauw een afspraak maken’, dan krijgen ze wel in de gaten dat de overvaltechniek niet echt in goede aarde valt. Degenen die doorgaan met onverwacht aanbellen, krijgen steeds weer smoezen en vriendelijke verontschuldigingen te horen. Net zo lang tot ze het leren.

Artikelen in Visite, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .


Traanbelust

Beatrijs Ritsema

Een collectieve snik ging door televisiekijkend Nederland heen, toen Maxima’s tranen in close-up uit haar reebruine ogen welden. Over besmettelijkheid van emoties gesproken. Het snotterende tv-publiek identificeerde zich met de sprookjesprinses die op de mooiste dag van haar leven de aanwezigheid van haar vader moest missen. Dat is inderdaad een verdrietig feit, maar haar tranen vloeiden toch in de eerste plaats voort uit de muziek, een tango die de plechtigheid in die Nieuwe Kerk een weemoedig exotisch tintje gaf. ‘Voorbij, voorbij en, ach, voorgoed voorbij’ was de associatie die zich aan mij opdrong.

Met Papa heeft dat allemaal niets te maken, want Zorreguieta was weliswaar geen bruiloftsgast, maar hij kon een paar uur later gewoon door zijn dochter worden opgebeld. Er is geen reden om aan te nemen dat er geen normaal vader-dochter-contact zal blijven bestaan, met telefoontjes en trans-Atlantische bezoekjes over en weer.

Deze tango had op een begrafenis niet misstaan. Sommige muziekstukken hebben maar het geringste kader van rituele plechtigheid nodig om toehoorders te laten huilen ‘om alles’. Om de vergeefsheid van het leven, de onherroepelijkheid van het lot, de dapperheid van mensen, het gezamenlijke en allerlei andere dingen die groter zijn dan jezelf en met ontzag te maken hebben.

Bruiloften overweldigen nauwelijks meer. Misschien pinkt een enkele oude tante nog een traantje weg, maar de wetenschap dat er vorig jaar meer mensen scheidden dan trouwden knaagt op de een of andere manier aan het verschuldigde ontzag. Een modern bruidsspaar laat een monter ‘ja’ horen, lacht beleefd om de grapjes van de dienstdoende ambtenaar en verheugt zich op het feest dat straks komt. Maar Maxima huilde ‘om alles’ en gelijk had ze. Zelden is de deur van een kooi zo onherroepelijk achter iemand dicht gevallen als onder deze klaaglijke tangomuziek.

Je hoeft alleen maar de foto’s te bekijken van de vele royalty-gasten die het huwelijk bezochten om bevangen te worden door fundamenteel onbegrip. Er is niets in hun uiterlijk, prestaties, ethiek of bevlogenheid dat de koningen, prinsessen en andere vorsten onderscheidt van mensen die je in de Kalverstraat tegenkomt. De Oranjes zijn onmetelijk rijk, krijgen desondanks een uitkering, betalen geen belasting en heten het volk te dienen, maar ze zijn compleet overbodig en dat weten ze. Koningin Beatrix heeft zich haar hele leven als een eersteklas workaholic ingespannen om overal alle dossiers van te lezen, maar het koningschap en Nederland zelf hadden heel goed zonder al die moeite gekund. Beatrix was beter tot haar recht gekomen als hoogleraar staatsrecht of minister van landbouw. Dan had ze als ieder ander een bijdrage kunnen leveren; als vorstin mág ze niet eens invloed uitoefenen.

Na het huwelijk komt de skivakantie en het reisje naar de zon. Daarna hoopt het volk op zwangerschap en huiselijk geluk. Liever een rol in de sfeer van nationale troosteres bij rampen dan die van galeriehoudster. En overal liggen fotografen en verslaggevers in hinderlaag. Hoofdredacteur Nanninga van Privé heeft Maxima al uitgeroepen tot koningin van de emoties, want dat laat de kassa rinkelen.

Leden van het koningshuis dienen er een onbesproken levenswandel op na te houden. Tegelijk verlustigt het publiek zich in het kleinste afwijkinkje van de standaard van neutraliteit. Kijk, ze glimlacht, ze huilt, ze is een waarachtig mens. Met emoties valt goed geld te verdienen. Uiteindelijk is dat de enige taak die overblijft voor de monarchie: emoties genereren voor de entertainmentindustrie. Het is een zinloze en vernederende taak, in het aangezicht waarvan Maxima’s tranen op hun plaats waren. Niet alleen in terugdeinzende zin, maar ook als plichtsbetrachting tegenover een traanbelust publiek.

Artikelen in NRC-column.