Spring naar inhoud


Met ‘Hallo’ opnemen

Beste Beatrijs,

Als ik iemand opbel, gebeurt het regelmatig dat er opgenomen wordt met ‘Hallo?’ Ik heb dan de neiging om ‘Ja, met mij’ te antwoorden, maar ik beheers me en noem mijn naam. In vele buitenlanden is het normaal om de telefoon zo op te nemen, dus ik denk dat ik daar dan maar begrip voor moet hebben. Maar ik blijf het onbeleefd vinden. Hoe luidt de etiquette?

Hallo klinkt bot

Beste Hallo klinkt bot,

Het klopt dat in vele (misschien zelfs wel de meeste) buitenlanden ‘Hallo’ of iets dergelijks de gebruikelijke manier van telefoonbeantwoording is. Er valt ook wel wat voor te zeggen. Degene die opbelt stoort iemand bij zijn of haar privébesognes. De opgebelde wil zich best laten storen (dat is het punt niet), maar de beller weet normaal gesproken al wie hij aan de lijn zal krijgen, dus valt aan de beller de taak toe om de informatievoorsprong gelijk te trekken door zich te identificeren.

Dit geldt voor telefoontjes tussen privépersonen. In het zakelijk verkeer is het wel de gewoonte om de naam van bedrijf of organisatie te noemen bij het opnemen van de telefoon. Dat is een gebaar van klantvriendelijkheid en bovendien weet de beller dan meteen dat hij de goede firma te pakken heeft. Het noemen van persoonlijke namen (‘Met wijnimporteur Van der Bossche, met Joop’) is overbodig. De naam van bedrijf of afdeling is voldoende.

Naarmate u vaker ‘Hallo’ krijgt te horen als u iemand belt, zult u er meer aan gewend raken en het niet meer als onbeleefd ervaren. Als u een goede bekende belt, zult u trouwens toch zijn of haar stem wel herkennen, ook al zegt die alleen maar ‘Hallo’? En als u een onbekende belt, is het een kwestie van eerst uw eigen naam noemen en vervolgens vragen naar degene die u wilt spreken.

Artikelen in Telefoon.


Herrie in de natuur

Beste Beatrijs,

Laatst maakten mijn man en ik een boottocht over de Maas die ruim drie uur duurde. Mooi weer, lekker aan dek gezeten lieten we de natuur aan ons voorbijtrekken. De kapitein gaf waar hij het nodig achtte uitleg over de omgeving, maar als er niets te vermelden viel werd er een muziekje opgezet, wat ons vaarplezier aantastte. Kun je in zo’n situatie vragen of de muziek uit mag? Mijn man ik verschilden hierover van mening.

Gehecht aan stilte

Beste Gehecht aan stilte,

Wel zeker mag u in die omstandigheden vragen of de muziek uit kan! Het probleem met openbare muziek is dat die nooit naar de smaak van iedereen kan zijn. Er zijn altijd toehoorders die andere voorkeuren hebben om maar te zwijgen van mensen die helemaal geen muziek willen. Een excursie naar de natuur is van zichzelf al mooi en interessant genoeg. Het toevoegen van auditieve prikkels verstoort de natuurbeleving. Op zo’n moment wordt muziek lawaai. Dit ligt zo voor de hand dat de kapitein een verzoek om stilte ongetwijfeld had ingewilligd.

Artikelen in Reizen.

Gelabeld met .


Rechtse hobby

Dat Nationaal Historisch Museum (NHM) lijkt verder weg dan ooit. Eerst werd er gesteggeld over de lokatie in den lande, daarna over de lokatie binnen Arnhem, vervolgens over de exorbitante kosten van een parkeergarage en nog steeds is de bouw niet begonnen. Medewerkers en een directeur (Erik Schilp) zijn er wel en het NHM timmert ook flink aan de weg door middel van allerlei activiteiten, zoals de Week van de geschiedenis, televisieseries en een interactieve website.

Langzamerhand kun je je afvragen of een gebouw eigenlijk nog wel nodig is. Het is lastig om het elan van een paar jaar geleden in herinnering te roepen, toen iedereen het had over de Nederlandse identiteit, de noodzaak van een canon en het belang van een NHM. Zelf vond ik zo’n museum destijds ook wel een goed idee, zij het een tikje didactisch, maar op dit moment zie ik er niets meer in. Zoals vaker is opgemerkt: we hebben al het Rijksmuseum. Zou er niet beter wat meer haast kunnen worden gemaakt met de renovatie daarvan in plaats van een concurrerend prestigeproject neer te zetten? Het Rijksmuseum is er voor de klassieke schilderijen en objecten, terwijl het NHM moderne interactieve dingen van plan is met nieuwe media, maar toch: hoeveel geschiedenis kan en wil de gemiddelde burger gedurende zijn leven verhapstukken? Vast minder dan twee state of the art musea te bieden zullen hebben, en van toeristen zal het NHM het niet moeten hebben, want die hebben genoeg aan vrijblijvend kijken naar authentieke plaatjes en voorwerpen.

Directeur Schilp, geïnterviewd in de Volkskrant, geeft als motivatie voor de bouw van het NHM dat ‘een groot deel van de Nederlandse bevolking los is komen te staan van het eigen verleden, wat leidt tot een gevoel van ontheemd zijn.’ Volgens hem laat de manier waarop Nederlanders met elkaar omgaan zien hoe onvoorstelbaar slecht ze in hun vel zitten en dat kan het NHM verhelpen. Een dubieuze analyse. Of iemand veel of niets afweet van de Tachtigjarige oorlog lijkt mij geen verband te houden met ontheemdheid. De meeste mensen weten er sowieso weinig van. Er valt in ieder geval best een fatsoenlijk leven te leiden zónder veel historische kennis van zaken. Het idee dat bijgespijkerd worden in geschiedenis een goede invloed op de omgangsvormen zou hebben is even aanmatigend als uit de lucht gegrepen. Zo belangrijk is geschiedenis niet en goede omgangsvormen zijn verplicht, of mensen nu wel of niet lekker in hun vel zitten.

Geschiedenis hoort bij de cultuur en cultuur heeft een bindende functie. Dat was de oorspronkelijke gedachte achter de oprichting van het NHM en daar valt nog steeds iets voor te zeggen, omdat het altijd goed is om concrete uitingen van gemeenschappelijkheid te hebben in een fragmenterende cultuur. Maar er staan drakonische bezuinigingen op stapel voor de cultuur. Alles wat met kunst, muziek en theater te maken heeft staat onder druk. Dat de cultuursector niet buiten schot kan blijven, is begrijpelijk. Op de vrije markt betaalt het publiek grif veel geld voor musicals en popconcerten. Vergeleken met tien euro voor een bioscoopkaartje ligt de prijs voor een theatervoorstelling met levende acteurs buitengewoon laag. Die toegangsprijzen zouden makkelijk omhoog kunnen en de subsidie omlaag. Maar de omvang van de geplande besparingen (200 miljoen) staat in geen verhouding met het minieme aandeel van cultuur op de totale rijksbegroting. Op het grote geheel zal het slagerswerk dus betrekkelijk weinig opleveren, terwijl er wel veel ten onder dreigt te gaan, onder ander het Muziekcentrum van de Omroep. Er is sprake van een stormloop tegen ‘linkse hobby’s’, zoals cultuur tegenwoordig snerend wordt genoemd, waarschijnlijk door de associatie met avantgardistische, antiburgerlijke, provocerende kunstenaars.

Als binnen de cultuursector de podiumkunsten en het publiek dat erheen gaat voor ‘links’ doorgaan, dan valt geschiedenis onder ‘rechtse hobby’. Zowel het NHM als de podiumkunsten streven een zekere gemeenschappelijkheid na. Hun bestaansrecht is gelegen in hun bindende functie. Bij geschiedenis gaat het om binding op een vertikale, conserverende manier, die je ‘rechts’ zou kunnen noemen. Bij de podiumkunsten werkt de bindingsfunctie horizontaal en op het moment. De actualiteit ervan versterkt de zeggingskracht. Linkse hobby’s zijn vitaler dan rechtse. Als het NHM ervan afziet om te worden gebouwd (100 miljoen), wordt de muzieksector misschien minder hard afgebroken.

Artikelen in Column.


Petekind te logeren

Beste Beatrijs,

Mijn man is peetoom van zijn zevenjarig neefje dat gedragsproblemen en ADHD heeft en in onze ogen liefdevol, maar slecht wordt opgevoed. Tijdens een familie-etentje opperde mijn schoonzuster onlangs dat haar zoontje eens bij ons moest komen logeren. Het kind was meteen enorm enthousiast. Wij een stuk minder. Het is een leuk manneke, maar erg druk en hij kan zich geen seconde alleen vermaken. Wij hebben geen kinderen, dus alle aandacht zal van ons moet komen. Ook ben ik niet bereid om mijn huis te laten afbreken omdat een kind gewend is overal aan te mogen zitten. Bij elk bezoek van dit gezin ging er wel iets in ons huis kapot. Niet alleen hebben wij gewoon geen zin in een vermoeiende logeerpartij, maar ik ben ook bang dat het voor het kind zelf niet leuk is: wij zijn een stuk strenger dan hij thuis gewend is. Hoe poeieren wij dit beleefd af zonder de familieverhoudingen te verstoren?

Geen zin in neefje

Beste Geen zin in neefje,

Ik begrijp dat u niet op een logeerpartij zit te wachten, toch geef ik u in overweging om met uw hand over uw hart te strijken. Toen uw man ja zei op de vraag van de ouders of hij peetoom wilde worden, laadde hij een zekere verantwoordelijkheid op zijn schouders. Hij beloofde daarmee dat hij als volwassene op afstand een oogje in het zeil zou houden en dat het kind mocht rekenen op net iets meer aandacht dan gebruikelijk tussen ooms en neefjes. Het is niet erg hartelijk om terug te krabbelen, nu het kind geen ideaal kind blijkt, maar eentje met een gebruiksaanwijzing.

Als u hem te logeren vraagt, moet het vooral niet te lang duren. Een weekend met een nachtje slapen is genoeg – dan houdt u het voor uzelf overzichtelijk. U zou van tevoren een programma moeten maken met veel activiteiten erin. Niet alles hoeft in dienst van het kind te staan. Er moeten bijvoorbeeld boodschappen worden gedaan: neefje gaat mee. Er moet gekookt worden: neefje helpt mee (en leert intussen ook nog wat nuttige vaardigheden). Verder moeten er een paar leuke kinderdingen op het programma staan. Liefst buiten, zodat hij zijn energie kwijt kan. Een strand- of een boswandeling bijvoorbeeld, uitmondend in bezoek aan een fijne, grote speeltuin. Neem een bal mee, zodat er een balletje getrapt kan worden. Bij sommige dierenasiels kun je een hond lenen om een wandeling mee te maken. Thuis kunnen er spelletjes worden gedaan, oom of tante kunnen voorlezen en er is natuurlijk ook altijd tv en dvd.

Houd vast aan uw eigen huisregels. Het is niet erg als die regels strenger zijn dan bij het neefje thuis. Dat kan een kind heus wel aan. U stuurt hem op tijd naar bed en u staat niet toe dat hij zich misdraagt of dingen kapot maakt. Op dat moment moet u meteen ingrijpen en hem ergens mee afleiden. Dat betekent inderdaad constante supervisie en na het weekend zult u bekaf zijn. Maar u bewijst de ouders een grote dienst, en als u consequent de regels handhaaft en tegelijk liefdevol en hartelijk bent, zal het kind het ook naar zijn zin hebben. Op die manier doet uw man zijn belofte gestand en kunt u allebei tevreden over uzelf achterover leunen als de kleine weer weg is.

Artikelen in Familie, Kinderopvoeding.

Gelabeld met .


Is het kind gepland?

Beste Beatrijs,

Ik ben een half jaar zwanger. Wat mij enorm stoort is de vraag – van goede vrienden maar ook van collega’s en vage bekenden – of de zwangerschap gepland is of niet. Wellicht wordt die vraag ingegeven door het feit dat mijn vriend en ik betrekkelijk jong zijn (we zijn allebei 24 jaar). Ik voel me ongemakkelijk onder deze nieuwsgierigheid. Stel ik me aan of is dit een ongepaste vraag?

Wel of niet gepland

Beste Wel of niet gepland,

Bij iemand informeren of de zwangerschap gepland was, is inderdaad buitengewoon ongepast. Dit gaat niemand iets aan en u hoeft dan ook aan niemand uitsluitsel hierover te geven. Een mogelijke reactie van uw kant zou kunnen zijn: ‘Waarom wil je dát nou weten??’ (in opperste verbazing). Een andere mogelijkheid is om iets mistigs te zeggen waarmee je alle kanten uit kunt, bijvoorbeeld: ‘Reken maar dat het een echte liefdesbaby is!’ (die kan immers zowel gepland als ongepland zijn). Of u zegt: ‘Het hangt ervan af hoe je het bekijkt’. Om nadere vragen (‘Ja, maar hoe zit het nou echt?’) te vermijden, verandert u na uw dooddoener onmiddellijk van onderwerp en u begint ergens anders over. Geef desnoods lik op stuk: ‘En hoe zit het eigenlijk met je eigen voortplantingsplannen?’

Artikelen in Zwangerschap en baby's.

Gelabeld met .


Waar zit je in de taxi

Beste Beatrijs,

Voor een intensieve behandeling moet mijn vader (74) een paar weken lang dagelijks met de taxi naar het ziekenhuis. Door files loopt de rit soms op tot een uur. Ondanks zijn zware vermoeidheid voelt mijn vader zich verplicht om naast de taxichauffeur te zitten en met hem te babbelen. Ik heb hem gezegd dat hij achterin de taxi moet gaan zitten, maar hij vindt dit onbeleefd en durft het niet. Wat vindt u?

Naast de chauffeur

Beste Naast de chauffeur,

Achterin een taxi plaatsnemen is niet onbeleefd, maar de normale, zakelijke routine. Buddy-buddy naast de chauffeur zitten is de uitzondering, veelal toegepast door passagiers die bang zijn om een hautaine indruk te maken als ze op de achterbank gaan zitten. Maar een taxirit is geen sociaal gebeuren met een bekende – het betreft een dienst waarvoor betaald wordt. Geen enkele taxichauffeur zal zich eraan storen dat passagiers achterin willen zitten. Stel uw vader op dit punt gerust en druk hem op het hart dat hij zich absoluut niet verplicht hoeft te voelen om met de chauffeur te keuvelen en ook niet hoeft uit te leggen waarom zijn hoofd daar niet naar staat. De passagier die niet schuin, maar recht achter de chauffeur gaat zitten, geeft vanzelf al te kennen dat hij niet om een praatje verlegen zit.

Artikelen in Zakelijke relaties.

Gelabeld met , .


Tunnelvisie

Het is mooi dat bejaardenverzorgster Ina Post alsnog door het gerechtshof is vrijgesproken van het wurgen van een oude dame. Post, die op grond van haar bekentenis in 1986 veroordeeld werd tot zes jaar gevangenis (waaruit ze na vier jaar wegens goed gedrag werd ontslagen), hield vol dat ze onschuldig was. Het zuiveren van haar naam kostte jaren, omdat verzoeken om het vonnis te herzien voortdurend werden afgewezen. Uiteindelijk stelde de Commissie Evaluatie Afgesloten Stafzaken (CEAS) een gerechtelijke dwaling vast, waarna de rechter Post met terugwerkende kracht onschuldig verklaarde wegens ondeugdelijke bewijsvoering.
De CEAS heeft ook voor herziening van het vonnis gezorgd in de zaak van de Rotterdamse parkmoord en voor Lucia de B. Volgens advocaat Geert-Jan Knoops komt dit soort gerechtelijke dwalingen regelmatig voor en zitten er allerlei onschuldige mensen in de gevangenis, voor wie het makkelijker zou moeten zijn om hun zaak te heropenen. Ook andere strafrechtspecialisten pleiten voor minder strenge criteria om omstreden veroordelingen aan te kunnen vechten.

Het openbaar ministerie en de hele juristiek die eromheen hangt is een menselijke bedrijvigheid waar vanzelfsprekend fouten worden gemaakt, dus is het belangrijk dat de mogelijkheid bestaat om in beroep te gaan en nogmaals in beroep te gaan, en nog eens een keer helemaal opnieuw te beginnen. Tot de beginselen van de rechtsstaat behoort tenslotte dat je beter een schuldige vrij kunt hebben rondlopen dan dat er een onschuldige in de gevangenis zit. Het is een grotere fout iemand ten onrechte te veroordelen dan iemand ten onrechte vrij te spreken. Toch vind ik het vreemd dat er in de discussie over voornoemde gevallen van tunnelvisie meer aandacht uitgaat naar reparatie van de kwalijke gevolgen hiervan dan naar de bron van het kwaad, oftewel de kwaliteit van de bewijsvoering.

Mevrouw Post heeft tot drie keer toe schuld bekend, terwijl ze kennelijk onschuldig was (althans, in die onschuld geloof ik zo langzamerhand wel). Post, de Rotterdamse parkmoordenaar en de twee verdachten van de moord op stewardess Christel A. hebben allemaal valse bekentenissen afgelegd! Dan is er toch iets niet goed gegaan bij het verhoren van die verdachten, zou je zeggen. Uit de psychologie en de praktijk van het folteren is bekend dat je sommige mensen van alles kunt laten bekennen, als je hun maar genoeg het vuur aan de schenen legt. Daar is geen fysiek geweld voor nodig (zo ver gaat de politie in Nederland niet), je kunt iemand ook verbaal zo onder druk zetten dat-ie alles zal ondertekenen om er vanaf te zijn.

Een verhoormethode waardoor onschuldigen de bak indraaien is contraproductief, dat zal duidelijk zijn. Wellicht is het nodig om nieuwe structuren op te richten om dit soort fouten te redresseren, maar in de eerste plaats lijkt het aanbevelenswaardig om de kans op tunnelvisie zelf te minimaliseren, bijvoorbeeld door de verhoren door een onafhankelijke bijzitter te laten beoordelen op rechtvaardigheid en gepastheid. Daarnaast zou zowel politie als justitie in het algemeen niet al te veel belang aan woorden moeten hechten, in ieder geval niet meer dan aan fysieke vormen van bewijs. Behalve de suggestibelen die heel snel ja zeggen op wat hun in de schoenen wordt geschoven, heb je ook nog de idioten die zich vanuit megalomane fantasieën als dader van een misdaad komen aanmelden, zoals motten zich in een kaarsvlam storten.

Met woorden kunnen enorme spiegelpaleizen en leugenachtige constructies worden opgetrokken. Dit geldt voor verdachten die zich met valse bekentenissen in de eigen voet schieten, maar evengoed voor aanklagers. In de zaak van het misbruikte volk tegen de rooms-katholieke kerk dreigt hetzelfde gevaar, maar dan omgekeerd. Ongetwijfeld heeft zich in het verleden allerlei kindermisbruik door paters en priesters afgespeeld. Er is geen reden om aan te nemen dat de getraumatiseerden die eindelijk met hun verhaal voor de dag durven te komen de waarheid en niets dan de waarheid spreken. Over zoiets lieg je toch niet?

Anderzijds leert de ervaring dat er zich onder slachtoffers die schadeclaims indienen altijd een zeker percentage getroubleerde geesten, fantasten en op geldelijk gewin beluste leugenaars bevindt. Juist in zaken waarin iemands reputatie aan flarden dreigt te gaan, mag het woord van een aanklager niet genoeg zijn om een verdachte te veroordelen. Dat maakt elke burger vogelvrij.

Artikelen in Column.


Omzien in wrok

Jessica Stern: Denial. A Memoir of Terror. Uitgever HarperCollins. 300 pag. E 25,75

Jessica Stern is als terrorismedeskundige verbonden aan Harvard en het Hoover Institute. Voor haar werk bij de Amerikaanse veiligheidsdienst reisde zij af naar vele internationale brandhaarden om onderzoek te doen en met terroristen zelf te spreken. Voor dit soort werk is onverschrokkenheid nodig en Stern beschikt hierover in hoge mate. Hoe gevaarlijker de omstandigheden, hoe beter ze functioneert, schrijft zij over zichzelf in haar boek Denial: ‘Als het vliegtuig naar beneden valt, ben ik degene die je achter de knoppen wilt hebben zitten.’

In het autobiografische geschrift Denial daalt Stern af in haar verleden op zoek naar de bronnen van haar fascinatie voor terreur. Die speurtocht werd in 2006 in gang gezet door een telefoontje van de politie uit Concord, Massachusetts, het stadje waar ze opgroeide. Een rechercheur wil de nooit opgeloste verkrachtingszaak uit haar jeugd heropenen, omdat hij meent te weten wie de dader is. In 1973 was Jessica Stern 15 jaar en op een avond dat zij en haar zusje van 14 alleen in het huis van hun stiefmoeder waren, was er een man binnengedrongen die hen allebei onder dreiging van een pistool verkracht had. Na afloop had hij verteld dat het een speelgoedpistool was.

Deze gruwelijke ervaring was Stern natuurlijk niet echt vergeten, anderzijds stond haar in de jaren daarna weinig anders te doen dan de gewelddaad zo goed en zo kwaad als het ging te verdringen. Een andere oplossing was er niet – zij en haar zus moesten toch door met hun leven. Ze zat er dan ook niet op te wachten om deze geschiedenis op te rakelen, maar ze kreeg de beschikking over de de politiedossiers van 33 jaar geleden met de getuigenverklaringen van haar en van haar zus en begon tenslotte met tegenzin erin te lezen.

Denial is een bloedstollend verslag van wat er gebeurde op die oktoberavond in 1973, de weerslag daarvan op Sterns persoonlijke ontwikkeling, een levensbeschrijving van de dader/ terrorist door middel van interviews met diens vrienden, en een hartverscheurende familiegeschiedenis.

Stern krijgt de identiteit van de dader te horen. Deze Brian Beat die inmiddels zelfmoord heeft gepleegd, werd twee weken na haar verkrachting gearresteerd als verdachte in drie andere verkrachtingszaken, waarvoor hij ook veroordeeld werd tot een paar jaar gevangenisstraf. Vele jaren na zijn vrijlating werd Beat geïdentificeerd als de persoon die tussen tussen 1971 en 1973 44 jonge meisjes verkrachtte in een en dezelfde regio, allemaal onder dezelfde omstandigheden: in hun eigen huis en met een neppistool. Het is onvoorstelbaar tot hoe weinig verontrusting dat in die tijd leidde bij de politie, laat staan dat er sprake was van enige coördinatie tussen politiebureaus. In Sterns zaak meende de politie dat er sprake moest zijn van een bekende van de meisjes, ondanks hun ontkenning, en deed verder weinig moeite voor de opsporing. In het evaluatierapport van een psychiater, opgemaakt tijdens Beats verblijf in de gevangenis, leest Stern dat de veroordeelde ‘geen seksueel gevaarlijk persoon is’ – dit omdat de drie verkrachte meisjes tijdens hun verhoor hadden gezegd dat er verder geen fysiek geweld aan te pas was gekomen. Na het lezen van deze passage wordt ze besprongen door gewelddadige fantasieën, waarin ze het geleerde hoofd van de psychiater met een baseballknuppel tot bloederige moes slaat.

Je kunt niet anders dan concluderen dat verkrachting destijds, voordat het feministische gedachtengoed mainstream was geworden, niet gold als een verschrikkelijke misdaad, in ieder geval niet als iets waar de politie intensief achterheen ging. Verkrachting is afschuwelijk, maar het gebeurt nu eenmaal en dood ga je er verder niet aan – dat was zo’n beetje de gangbare houding die, onbedoeld en onbewust, ook in het gezin van Jessica Stern aan de dag werd gelegd. Vader Stern, die op zakenreis in Scandinavië was en per telefoon op de hoogte werd gebracht, kwam niet meteen terug, maar hield vast aan de geplande terugreis een paar dagen later. Dit was een van de vele in het dossier opgetekende feiten, die Stern volkomen was vergeten en die zich nu weer met verbijsterende kracht aan haar opdrongen.

In lange gesprekken met haar vader, met wie ze altijd een liefdevolle verhouding had, probeert ze te ontrafelen waar de algehele zwijgzaamheid en het wederzijds onvermogen vandaan kwamen. Ook voor de verkrachting was er al sprake van een gewond gezin. Op haar derde verloor Jessica haar moeder aan een klierziekte. Hoogstwaarschijnlijk was haar dood te wijten aan de grootvader, een arts met een heilig geloof in röntgenstraling als panacee voor alle kwalen, die zijn eigen dochter probeerde te redden en onvergeeflijk faalde in de doses die hij toediende. Sterns vader hertrouwde ijlings na de dood van zijn vrouw en scheidde tien jaar later voor een nieuwe vrouw. De eerste stiefmoeder voelde zich geen moeder meer, de tweede stiefmoeder werd door de kinderen niet geaccepteerd. Over niets van dit alles werd gesproken. De vader was toch al niet geneigd tot spreken over gevoelens, want hij was als jood in Duitsland opgegroeid in de aanloop tot de nazi-gruwelen, had allerhande terreur en vernederingen meegemaakt, tot zijn gezin net op tijd in 1938 op z’n tiende wist te ontsnappen naar Amerika. Alle achterblijvers van zijn familie kwamen om in de concentratiekampen.

De enige manier voor de vader om zich te verstaan met het onrecht en de vernedering die hij had meegemaakt was om zijn blik op de toekomst gericht te houden. Terugkijken en proberen het te begrijpen heeft geen zin. Je moet jezelf redden en dat kan alleen door harder te worden dan je tegenstander.

Dat was precies de boodschap die Stern zich van uit haar opvoeding heeft eigengemaakt. Ze werd haar eigen achternaam. Ten koste van een prijs. De verkrachting beroofde haar van de mogelijkheid om nog langer pijn en angst te ervaren. In plaats daarvan kwam onaangedaanheid, die haar in haar werk als spion in het domein van terroristen goed van pas kwam, maar die haar vaak opbrak in gewone intermenselijke relaties.

Stern wil geen slachtoffer zijn. Net als iedereen heeft ze stiekem een hekel aan slachtoffers, omdat ze zwak zijn en geslagen met onuitsprekelijke walgelijkheid. Hun angst, woede en pijn vervormen zichzelf tot schaamte en op deze giftige cocktail kan maar beter het deksel blijven zitten. Zwijgen en ontkennen wordt dan het devies. Schaamte en vernedering vormen een voedingsbodem voor barbaarsheid, analyseert Stern, wanneer ze haar gedachten laat gaan over de psyche van de terrorist. Oftewel waar je mee omgaat, daar word je door besmet

Denial kun je in zekere zin een barbaars boek noemen. Sterns toon is rauw en meedogenloos, ook ten opzichte van zichzelf. Tegelijk is het de ultieme wraakoefening van iemand wie onrecht is aangedaan en korte metten maakt met haar schaamte. Vader en dochter verzoenen zich dan ook op het punt dat het beter is te spreken dan te zwijgen. Het gaat erom dat de pijn erkend wordt.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


Betamelijk zoenen

Beste Beatrijs,

Het is onder vrienden en familie de gewoonte om drie zoenen uit te wisselen als begroeting, afscheid of felicitatie. Ik vraag me weleens af wie er nu eigenlijk wie zoent. Sommige mensen (vaak mannen) denken de zoenen van mij (ik ben een vrouw) in ontvangst te mogen nemen zonder zelf een zoen te geven. Ze bieden gewoonweg hun wang aan, in de veronderstelling dat ik die scheutig zal bedelen met zoenen, en dat ergert mij. Wij zeggen toch elkáár gedag? Is deze ergernis terecht of is het werkelijk de bedoeling dat de vrouw vooral de man zoent? Bij felicitaties kan ik me er makkelijker overheen zetten, dan is er duidelijk een feliciterende en een gefeliciteerde partij. Daarnaast maak ik soms mee dat de zoen volledig in de lucht wordt gegeven en andere keren dat mijn wang nat aanvoelt nadien. Wat zegt de etiquette over deze gang van zaken?

Betamelijk zoenen

Beste Betamelijk zoenen,

De etiquette is dat twee mensen elkáár zoenen. Dus niet dat de een door de ander wordt gezoend en zelf intussen niets doet. Voor zo ver er al sprake is van een actieve en een passieve partij (in vroeger tijden, dus nu niet meer) was het altijd de vrouw die de zoenen in ontvangst nam en nooit de man. Vergelijkbaar met de handkus. In de lucht zoenen komt vaak voor en daar is niets mis mee. Vooral niet zo heel goede bekenden die toch onder druk van omstandigheden de kusroutine doorlopen (bijvoorbeeld als ze een heel gezelschap moeten afwerken), houden het vaak bij luchtzoenen op een wederzijdse manier. Meer dan vluchtig de wang tegen de andere wang vlijen met een nauwelijks hoorbaar kusgeluidje is het niet. Begroetingszoenen mogen nooit zo nat zijn dat mensen na afloop hun wangen moeten afvegen. Men zoent alleen met het buitenste deel van de lippen, en dat is droog. Tongen horen binnenboord te blijven.

Artikelen in Aanspreken en begroeten, Traditionele etiquette.

Gelabeld met .