De adjunct-directeur van het Anna van Rijn college in Nieuwegein, die door de politie in een cel werd opgesloten omdat hij een weerspannige leerling in de kraag had gevat, heeft excuses gekregen van justitie. Sorry, foutje, kan gebeuren. Ongetwijfeld heeft de golf van verontwaardiging die over het land spoelde het excuus opgehaast, maar ’t is goed dat de politie door het stof ging.
Het incident is een treffend voorbeeld van het failliet van autoriteiten. De sneeuwbal kwam aan het rollen doordat een leerling weigerde gehoor te geven aan de opdracht van zijn leraar om de klas te verlaten. De leraar riep de adjunct erbij (die het kind fysiek verwijderde), de leerling riep z’n vader erbij, de vader riep de politie erbij en uiteindelijk bemoeide zelfs de minister zich ermee. De sequentie doet denken aan de bekende vlinderslag die op den duur tot een orkaan leidt. Een triviaal voorval als een leerling die over de rooie gaat zou niet zo rampzalig uit de hand mogen lopen, maar kennelijk zit het klimaat zo in elkaar.
Een burger kan heel makkelijk een eerzaam leven binnen de wet leiden zonder ooit een blik in het wetboek van strafrecht te slaan.
In de commentaren en discussies over dit incident ging het veel over regels: dat het belangrijk is om regels te hebben op school en dat de regels precies moeten worden uitgespeld zowel aan leerlingen als aan ouders, zodat iedereen weet waar hij aan toe is. Maar het probleem ligt niet in onduidelijke regels, waardoor leerlingen in het duister tasten. De regels op school zijn net zoiets als de wetten in het wetboek. Een burger kan heel makkelijk een eerzaam leven binnen de wet leiden zonder ooit een blik in het wetboek van strafrecht te slaan. Leerlingen of ouders hoeven geen diepgaande studie van de reglementen te plegen om te weten wat wel en niet geoorloofd is op school. Elke halve gare kan zelf wel bedenken dat je op tijd moet komen, niet mag spijbelen, geen rotzooi mag maken, je niet agressief moet gedragen, geen fraude of diefstal mag plegen, de opdrachten van de leraren moet uitvoeren en nog zo wat voor-de-hand-liggendheden.
Het probleem zit in de regelhandhaving. Er zijn geen sancties. Dat wil zeggen, ze zijn er wel, maar alleen voor degenen die bereid zijn zich neer te leggen bij de autoriteiten, en die zijn toch al minder geneigd de regels te overtreden. Bevelen, opdrachten, verzoeken en aanmaningen van autoriteiten worden alleen gevolgd, wanneer ondergeschikten het ermee eens zijn danwel er het nut van inzien. Strijkt een bevel iemand tegen de haren in, dan is het tamelijk simpel om de hakken in het zand te zetten en te weigeren. Escalerende conflicten spruiten niet voort uit regelovertreding, maar uit onverschilligheid voor sancties.
Stel een docent ziet een leerling een klokhuis op de grond gooien en maant hem om z’n afval op te rapen en in de vuilnisbak te doen. Als het kind gehoorzaamt, is er niets aan de hand. De leraar heeft een correctie toegepast op een regelovertreding en niet eens een sanctie. Maar als het kind weigert en glashard ontkent dat hij het klokhuis op de grond heeft gegooid, ontstaat er een levensgroot probleem. Na een niet opgevolgde correctie is er geen sanctie meer mogelijk. Wie iets niet wil oprapen zal ook geen strafregels willen schrijven of nablijven of wat er nog meer te verzinnen is aan straffen, die overigens allemaal niet in proportie zijn met de overtreding. Een school gaat geen leerling schorsen omdat hij liegt over een weggegooid klokhuis of weigert een miniem dienstbevel op te volgen. Maar het is wel lastig om als autoriteit overeind te blijven in die omstandigheden.
Uiteindelijk moet elke autoriteit in staat zijn angst voor represailles in te boezemen. Die dreiging heeft een fysieke component nodig: niet om ondergeschikten in elkaar te slaan, maar om hen te verwijderen, mocht de autoriteit dat gepast vinden. Agenten mogen een verdachte in de boeien slaan en afvoeren. Leraren moeten iemand kunnen wegsturen. Lukt het niet goedschiks met woorden, dan maar kwaadschiks met fysieke dwang.