Spring naar inhoud


Naar de bliksem met de nucleus accumbens

En dan heb je in vlot tempo met goede cijfers je studie afgewerkt en dan kun je op je 24ste geen baan vinden. Veel afgestudeerde twintigers nemen noodgedwongen tijdelijk werk aan in de horeca, de thuiszorg of bij een call-centrum en solliciteren zich intussen suf. Zo ook een dochter van kennissen die afgestudeerd is als neuropsycholoog. Blijkbaar valt het nog niet mee om in de neuropsychologie aan de bak te komen, terwijl al jaren wordt geroepen dat dit de richting van de toekomst is voor psychologen.

Vergeleken met twintig jaar geleden is de inhoud van de psychologiestudie een heel eind opgeschoven in biologische richting. Vorig jaar heb ik dat curriculum eens bekeken op internet, omdat ik dacht dat psychologie misschien een geschikte studie voor mijn dochter zou zijn, maar ik heb het haar afgeraden. Zeker een kwart van de vakken stond in het teken van (evolutionaire) biologie, fysiologie, functieleer, neurowetenschap, kortom al die aandachtsgebieden waar MRI-scans en neuro-imaging aan te pas komen. Niet interessant volgens mij. Je gaat toch geen psychologie studeren om naar hersenplaatjes te staren? Alsof je de inhoud van een boek gaat beoordelen op bladspiegel, lettertype en aantal pagina’s.

Dat beklagenswaardige, jonge neuropsychologen die zo hoopvol en enthousiast aan hun studie waren begonnen, weinig emplooi kunnen vinden met hun diploma verbaast me overigens niet. Toch geldt de richting nog steeds als de hoop voor de toekomst. Vorige week kregen 155 jonge onderzoekers een Veni-subsidie van 250.000 euro van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Onder hen ook de neurowetenschappelijk angehauchte psycholoog David Terburg die in de NRC werd geïnterviewd over zijn onderzoeksvoorstel, waarmee hij de subsidie in de wacht had gesleept. Hij wil erachter komen waarom sommige mensen angstig reageren op bepaalde situaties en andere mensen juist agressief. Om die vraag te kunnen beantwoorden gaat hij experimenten doen met mensen in een MRI-scanner en hij hoopt dan de plek in de hersens te vinden, ‘waar het muntje de ene of de andere kant op valt: bang of agressief’.

Niets ten nadele van David Terburg, die ongetwijfeld een voortreffelijk onderzoeker is. Fijn voor hem dat hij de werkloosheid ontloopt met deze aanmoedigingssubsidie en ik wens hem veel succes met zijn naspeuringen naar de amygdala. Anderzijds, waar gáát het eigenlijk over? Determinanten van angst en agressie (wanneer doet zich het één voor en wanneer het ander?) is een vraag waar geesteswetenschappers, en niet alleen zij, zich al eeuwenlang het hoofd over breken. Het is typisch zo’n vraag, waar nooit een eenduidig antwoord op komt, omdat situaties verschillen en mensen verschillen. Informatie over het precieze hersengebiedje dat mensen ertoe aanzet om te vechten of te vluchten voegt psychologisch gesproken niets toe. Een definitief gedetecteerde locatie, ingekleurd met alle bijkomende hormonale en moleculaire processen, vormt niet meer dan een illustratie op hersenniveau van de in de werkelijkheid ervaren angst of agressie. Een locatie kan nooit als verklaring dienen.

Deze zwakte geldt voor al het neuropsychologisch onderzoek. Een van de bekendste onderzoekers op dit gebied is Eveline Crone. Zij ontdekte (beschreven in haar boek Het puberbrein) dat de hersens van tieners nog niet volgroeid zijn, iets wat tot uiting komt in de neiging om lang uit te slapen, onverantwoorde risico’s te nemen en snel te bezwijken onder groepsdruk. Met vernuftige experimenten was dit op hersenscans aantoonbaar. Maar het is allang bekend dat tieners (niet eens allemaal trouwens) moeite hebben met vroeg opstaan, gevaarlijke toeren uithalen en zich conformeren aan leeftijdgenoten. Dat deze werkelijkheid zich laat traceren met MRI-scans is grappig, maar een nieuw, verrassend inzicht kun je dit niet noemen, laat staan een verklaring.

Alles wat een mens doet, denkt en voelt wordt aangestuurd door de hersenen. Nogal wiedes, want zonder hersens ben je niets. Toch valt zelfs een duidelijk aangeboren stoornis als autisme, waarvan je zou verwachten dat die qua afwijking een makkie is, niet met behulp van hersenscans te diagnosticeren. De therapeutische psychologie hield zich bezig met individuen die een verhaal over zichzelf nodig hadden. Veel verhalen zijn mogelijk, idiote en minder idiote. Je hoeft niet meteen Freud in de armen te vallen, als je constateert dat een verhaal over een op hol geslagen nucleus accumbens niet voldoet. Maar de psychologie gaat wel naar de bliksem, wanneer alles gereduceerd wordt tot hersenactiviteiten.

Artikelen in Column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan