Spring naar inhoud


Kwaliteitsopvoeding

Hoewel de meeste mensen gewoontedieren zijn, zullen ze dat niet gauw toegeven. Zoiets staat een beetje truttig en weinig avontuurlijk. Zelfs de meest saaie kantoorklerk, die jaar in jaar uit met z'n aktetasje achterop naar kantoor fietst waant zich in het diepst van zijn gedachten een onverschrokken wereldreiziger. Het is dat er brood op de plank moet komen voor z'n bloedjes van kinderen, maar anders wist hij het wel: dan kocht hij een motor en reed de horizon achterna.

Kinderen zijn vergeleken bij volwassenen gewoontedieren in het kwadraat. Wordt een groot mens al onaangenaam getroffen, wanneer hij z'n auto niet op z'n vaste parkeerplek – voor de deur – kwijt kan, kinderen raken helemaal van streek als hun knuffelbeertje weg is, als hun middagslaapje er bij ingeschoten is, als een indringer (een kind dat op bezoek is) zich op hun speelgoed stort. Zelf heb ik protesten van mijn kinderen meegemaakt, toen ze in een ander huis onder de douche moesten in plaats van in bad, wat ze thuis gewend waren. Ze protesteerden als het zomer werd en tijd voor korte broekjes en protesteerden ook weer als het herfst werd en tijd voor lange broeken. Ze protesteren nog steeds bij nieuwe recepten die ik uitprobeer, nieuwe babysits die 's avonds komen oppassen of een ander merk tandpasta.

Volwassenen projecteren de meest begeerlijke eigenschappen in hun kinderen. Hun nageslacht ziet er leuk uit, is intelligent, sociaal vaardig en motorisch goed ontwikkeld. In dit rijtje past geen 'gewoontedier', want daar stel je je onwillekeurig iets slooms bij voor, zo'n kind dat niet openstaat voor nieuwe dingen, een beetje stijf, een beetje bangelijk, een beetje, tja, kinderachtig.

Volwassenen die een diepgewortelde hekel hebben aan het gewoontedier in zichzelf en door roeien en ruiten gaan om het bij zichzelf te ontkennen, zijn al helemaal niet geneigd om het bij hun kinderen te accepteren. Uit deze combinatie van hardnekkige ontkenningen komt de zogenaamde kwaliteitsopvoeding voort. De achterliggende redenering gaat ongeveer zo: Wij als ouders zijn veelzijdige, breed ontwikkelde mensen met een interessante carrière waarin we ons ten volle kunnen ontplooien. Elke dag biedt ons nieuwe uitdagingen en wij willen dat onze kinderen een even dynamisch leven zullen leiden als wijzelf, te beginnen met hun verblijf in de baarmoeder.

Zwangerschap werd altijd door geheimzinnigheid en bijgeloof omgeven. Er gebeurt van alles in de baarmoeder, maar je kunt het niet zien en je hebt er ook geen vat op. Het maken van een echo van het ongeboren kind, zoals dat nu routine is, heeft meer controle met zich mee gebracht, maar het is een instrument bedoeld om afwijkingen op te sporen. In de meeste gevallen is alles normaal en dat is prettig om te weten, maar van de echo zelf word je niet veel wijzer. Dat is een wazige momentopname. Vroeger werden zwangere vrouwen aangemoedigd om naar mooie dingen te kijken en aangename gedachten te denken. Dit zou een gunstige invloed op de vrucht hebben. Wie tijdens haar zwangerschap iets heel lelijks aanschouwde, zou een misvormd kind krijgen. Deze gedachte leeft nog steeds voort. Wie nu haar kind een voorzetje wil meegeven, draait vanaf de vijfde maand klassieke muziek voor de buik.

In deze opvatting past het ook alvast te beginnen met voorlezen

en de buik veelvuldig hardop toe te spreken. Dit soort activiteiten zijn vulgariseringen van recente wetenschappelijke bevindingen. De wetenschap heeft nog niet zo lang geleden vastgesteld dat pasgeboren baby's de stem van hun moeder herkennen en dat het leren dus al in de baarmoeder begint.

Als iets vanzelf gebeurt, betekent dat dan dat je energie moet aanwenden om het te stimuleren? Volgens de doctrine van de kwaliteitsopvoeding luidt het antwoord op deze vraag 'ja'. Kwaliteitsopvoeders lezen kinderopvoedingsboeken en -tijdschriften. Zij stellen een groot vertrouwen in de wetenschap. Als ze lezen dat een baby tussen de nul en vier maanden eigenlijk alleen contrasten onderscheidt en nauwelijks kleur ziet, dan kopen ze bij de babywinkel een zwart-wit mobiel en een regiment zwart-wit speelgoeddieren. Esthetisch en pedagogisch verantwoord – het garandeert alleen niet dat de baby er eerder en beter door zal kunnen zien.

Kwaliteitsopvoeders willen niets liever dan het potentieel van hun kinderen zo goed mogelijk ontwikkelen. In een dynamisch babyleven barst het dan ook van de hulpmiddelen om deze ontwikkeling aan de gang te houden. De speelmat heeft een ABC-patroon om de kleine alvast met letters vertrouwd te maken. Zodra hij min of meer rechtop kan zitten, wordt hij in een contraptie op wieltjes gehesen en vastgegespt, waarmee hij zich kan verplaatsen door loopbewegingen te maken. Het idee is dat dit hem helpt om te leren lopen. Met voorlezen, zo luidt de inmiddels gevestigde mening, kun je niet vroeg genoeg beginnen. Ook de fysieke ontwikkeling behoeft stimulering. Kwaliteitsopvoeders gaan met hun zuigelingen op babyzwemmen (dan wennen ze alvast aan het water), ze gaan op babygymnastiek, waar deskundigen tegen flinke betaling het soort van spelletjes voordoen, wat ouders normaal op zondagochtend doen in plaats van uitslapen.

Al deze hulpmiddelen en stimuleringsactiviteiten hebben voor de baby zelf weinig zin. Je kunt het doen, je kunt het ook laten. Baby's gaan er geen maand eerder door praten of lopen, en zelfs al zouden ze dat wel doen, dan betekent dat nog niets. Nooit hoeft iemand op een sollicitatieformulier in te vullen of hij leerde lopen met 9, 12, 15 of 18 maanden. Het zijn dus niet zozeer de kinderen alswel de ouders die een kick krijgen van kwaliteitsopvoeding.

De psychologische mechanismen die hierachter zitten zijn voorstelbaar genoeg. Om te beginnen is daar die fascinatie waardoor elk ouderpaar bevangen wordt bij de geboorte van een kind. Die fascinatie is van alle tijden, maar lijkt nu wel overweldigender en langduriger. Dit zal wel te maken hebben met het feit dat kinderen krijgen nu meer als iets bijzonders wordt gezien dan in de tijden van voor de anti-conceptie. Als het krijgen van kinderen de gewoonste zaak van de wereld is en iets waar je verder ook weinig tegen kunt uitrichten, zal zo'n fase van adoratie eerder voorbijgaan dan wanneer je tegen het eind van de vruchtbare jaren alsnog besluit de uitdaging van het moederschap te aanvaarden. In zo'n situatie zul je ook eerder besluiten om de woonkamer als kindercrèche in te richten, waarin een blind paard geen schade kan aanrichten, dan een box op te stellen waar de kleine tijdelijk in geparkeerd kan worden als hij of zij je te veel voor de voeten loopt.

De weloverwogen keuze om een kind te krijgen ('nemen' is het favoriete woord in dezen) impliceert dat het ook een verrijkende ervaring moet zijn. Zoals je ook een vakantie naar Oost-Timor onderneemt en je terdege voorbereidt met reisgidsen, opdat je ter plekke je ervaringen kunt optimaliseren. Hoewel alles gericht is op het welzijn en de talentontwikkeling van het kind, is de praktijk toch vaak egostreling van de ouders. Dit gaat verder dan de trotsheid over 'kijk, mijn kind kan al lopen' of 'mijn kind kan al het ABC opzeggen'. Deze trots over bereikte mijlpalen ondervinden alle ouders, of ze nu wel of niet aan kwaliteitsopvoeding doen.

Optimalisatie van de opvoeding vereist een gedurige alertheid van de ouders. Ze moeten erbovenop zitten om geen leermoment te missen. Bij dit voornemen worden zij ernstig gehinderd door hun beider carrières. Tegelijk zijn die carrières ook weer een onmisbare voorwaarde voor überhaupt het verschijnsel kwaliteitsopvoeding. Ouders met maar één carrière tussen hen in of een à twee baantjes hebben geen gebrek aan tijd en kunnen zich dus een gewone opvoeding permitteren. Een kwaliteitsopvoeding gaat gepaard met tijdsdruk. De ouders hebben het kind overdag onder de pannen gedaan bij een oppas of op een crèche en zien het pas 's avonds weer. De aandacht en het stimuleren moeten in de avonduren en de weekends plaatsvinden.

Het probleem is dat niet precies duidelijk is wat er eigenlijk moet gebeuren qua intensief contact. Vaak zijn de kinderen moe, maar je kunt je kind toch niet om half acht in bed stoppen, als je zelf om kwart voor zeven thuis bent gekomen? Oppassen en crèches worden dus geïnstrueerd om de kleintjes lang te laten slapen overdag, zodat ze 's avonds nog fris genoeg zijn voor de kwaliteitscontacten met hun ouders.

Fris of niet, meevallen doet het intussen nog steeds niet. Iedereen die langere tijd heeft doorgebracht met baby's, peuters of kleuters weet hoe ongelooflijk saai zo'n dag kan zijn. Baby's hebben als voordeel dat ze veel slapen, maar dat is na een jaar ook voorbij, en wat doe je dan zo'n hele dag? Je bouwt eens een toren, je leest eens een boekje, je praat tegen je kind, je maakt uitstapjes naar winkels of speelplaatsje. En tussendoor probeer je zoveel mogelijk je eigen dingen te doen, variërend van de was doen tot de krant lezen. Aanvankelijk doe je dat smokkelend, zo van: ze is nu gelukkig even zelf bezig met haar blokken. Later gaat dat zonder blikken of blozen: nee, laat mama even met rust, we gaan over een half uur naar buiten.

Werkende carrière-ouders kunnen het al niet over hun hart verkrijgen om hun kinderen op een normale tijd in bed te leggen; ze kunnen het zich dus ook niet permitteren om 's avonds rustig de krant te lezen of een eigen televisieprogramma te bekijken. Die tijd zijn ze aan hun kinderen verschuldigd. En het mag ook niet de normale dreuteltijd van overdag zijn, wanneer moeder en kind toch veel in parallel-werelden verkeren en er eigenlijk niets gebeurt. Nee, het moet kwalitatief hoogwaardige, een-op-een-tijd zijn.

Maar na drie Nijntje-boeken valt de goedwillende ouder bijna zelf in slaap, er is niets zo vervelend als zelf iets van Duplo te moeten bouwen of puzzeltjes te moeten voordoen en 's avonds om negen uur naar buiten voor een ommetje in het donker is ook

belachelijk. Vandaar dat deze ouders hun toevlucht nemen tot steeds buitenissiger tijdbestedingen. In Amerika gaan werkende ouders met hun peuters 's avonds vaak naar een kindergymzaal. Het kind zou er niets aan missen, als het niet zou gaan. Zijn motorische ontwikkeling krijgt er niet speciaal een impuls van. Het zijn de ouders die tevreden na een welbestede avond naar huis gaan. Zij kunnen de verveling en de saaiheid van een hele avond thuis met hun eigen kind niet onder ogen zien.

Verveling staat gelijk met falen. Naast de zorg voor voldoende prikkels en ontplooiingsmateriaal wordt in de kwaliteitsopvoeding ook veel aandacht besteed aan algehele leukheid. Fun, zoals de Amerikanen zweggen. Natuurlijk weet elke ouder dat je beter een boek met versjes kunt voorlezen dan een video van Beauty and the Beast opzetten, maar je kunt nu eenmaal niet langer dan twintig minuten versjes voorlezen. En de kleine moet bezig worden gehouden, anders gaat-ie dreinen of iets anders vervelends uitvoeren. Dus zet 'm dan maar voor de video met een bak snacks, dan houdt-ie zich wie weet een half uurtje rustig met verantwoord entertainment, zodat de ouders in ieder geval even samen kunnen eten.

Hoewel het idee van een kwaliteitsopvoeding erop gericht lijkt om de ouderlijke dynamiek in de kleintjes te reproduceren, spruit het toch vooral voort uit schuldgevoel. Carrière-ouders die getweeën zo'n tachtig à honderd uur werk per week verzetten lijden onverbiddelijk onder schuldgevoel dat ze hun kinderen misschien te kort doen. De compensatie ligt dan in een opwaardering van de schaarse contacturen. Als dit toch een beetje tegenvalt (want kinderen hebben de neiging zich juist niet op de voorgeschreven tijden dynamisch en communicatief te betonen), dan vallen ouders makkelijk terug op aandacht in de vorm van het verstrekken van consumptieartikelen of -uitjes. Hetzelfde verschijnsel zie je bij gescheiden vaders, die bij een bezoekfrequentie van twee weekenden per maand vanzelf en zonder het te willen suikeroom worden. Je kunt nu eenmaal niet je kinderen voor het weekend uitnodigen en dan de hele dag gaan vissen aan de waterkant.

Ouders die hun kinderen met kwaliteit achtervolgen denken dat kinderen steeds behoefte hebben aan iets nieuws, aan variatie, aan prikkelende uitdagingen. Kinderen van een jaar of vier, vijf willen vaak tot in den treure hetzelfde boek voorgelezen krijgen. De ouders gaan daar dan niet op in, want ze hebben tien boeken uit de bibliotheek gehaald en een nieuw verhaal is toch veel spannender? De variatie is in het voordeel van de voorlezende ouder, niet van het kind, dat ook graag eens ergens controle over heeft.

Deze ouders nemen hun kinderen ook 's avonds mee naar feestjes, omdat ze denken dat hun kind dat leuker vindt dan weer aan een babysit overgeleverd te worden. Als het kind belangstelling toont voor een vlinder, kopen ze meteen een vlinderencyclopedie voor hem. Als het een danspasje maakt, doen ze hem op ballet. En natuurlijk doen ze hem op zaterdagmiddagvoetbal en natuurlijk gaan ze zondags naar een museum om de kinderen in aanraking te brengen met kunst en cultuur. Helaas krijgt het kind daar tegen de tijd dat hij een jaar of tien is en er echt iets van zou kunnen opsteken, genoeg van en dan is het ook meteen afgelopen.

Tot zover de kwaliteitsopvoeding, die ontkent dat het kind een gewoontedier is en het liever ziet als een dynamisch wit raafje. Maar kinderen zijn dol op regels en routines. Niet omdat het luie conformisten zijn (dat zijn ze niet meer of minder dan volwassenen), maar omdat het ze een gevoel van macht geeft. Ze kunnen de uitkomst van iets voorspellen, ze weten waar ze aan toe zijn, ze beheersen de situatie.

Net zo goed als kinderen hebben kunnen wennen aan een zeekapitein als vader (hij was er nooit) of aan een gescheiden vader of een gestorven moeder, kunnen ze wennen aan carrière-ouders. De edelen uit vroeger tijden, allerlei rijke mensen met society-verplichtingen zagen hun kinderen vaker niet dan wel. Maar dat was geen reden om door schuldgevoelens overmand te raken en het belang van regels en routine uit het oog te verliezen. Een zich schuldig voelende ouder zal uiteindelijk door het kind worden geminacht.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan