Spring naar inhoud


Kleuter aan de telefoon

Beste Beatrijs,

Ik heb een goede vriendin met een dochtertje van drie. We wonen niet in dezelfde stad en we spreken elkaar vaker telefonisch dan in levende lijve. Een ding is lastig: als ik mijn vriendin bel, neemt de kleine meestal de telefoon op, laatst zelfs om negen uur ’s avonds. Ik voel me dan gedwongen om kleuterachtige small talk uit te slaan, die erop neer komt dat ik allerlei vragen stel, waar het kind ja of nee op zegt. Ook als mijn vriendin mij opbelt, laat ze haar kind vaak het gesprek beginnen. Of ze zegt ineens tussendoor: ‘Je wilt Sterre zeker ook nog wel even spreken?’ En dan krijg ik haar meteen aan de lijn. Wat ooit als een grapje begon, vind ik nu een vervelende traditie. Hoe kom ik van deze gewoonte af zonder mijn vriendin te kwetsen? Ik vind haar dochter echt wel een schatje, maar telefoongesprekken met een driejarige zijn een crime.

Mond vol tanden

Voor sommige ouders is het moeilijk voorstelbaar dat de rest van de wereld niet even gecharmeerd is van hun kind als zijzelf. In werkelijkheid zijn mensen niet meer dan oppervlakkig geïnteresseerd in andermans kinderen. Eigenlijk leggen alleen grootouders de gewenste vertedering en bewondering aan de dag bij wat het kind nu weer presteert (‘Kijk nou toch, hij zet de radio aan, is dat niet enig?’).

Het is nog een hele kunst om telefoongesprekken te voeren met kinderen onder de vier. Tot de vereisten behoren improvisatietalent, bedrevenheid in monologen en een montere stemming. Men moet een toneelstukje opvoeren en tegelijk hartelijkheid in de telefoon pompen. Aangezien het gehoor niet al te scheutig is met reacties, heb je als volwassene al snel het gevoel dat je in het luchtledige aan het kwaken bent.

Ouders zouden zo verstandig moeten zijn de telefonische conversaties van hun kleintjes te beperken tot af en toe een gesprekje met oma. Zelfs opa zit in veel gevallen al na een halve minuut om gesprekstof verlegen. Liever rijdt hij paardje met z’n kleinkinderen. Kinderen die nog niet in staat zijn hun voor- en achternaam duidelijk uit te spreken en een boodschap over te brengen zouden er in het algemeen van weerhouden moeten worden de telefoon aan te nemen. Maar men kan niet andermans kinderen opvoeden, dus met deze richtlijn bent u niet geholpen. Als u de kleine aan de telefoon krijgt, hetzij wanneer u zelf belt, hetzij wanneer zij, door haar moeder gedirigeerd, zogenaamd zelf belt, moet u het gesprek kort en zakelijk, maar wel vriendelijk houden. Drie zinnetjes volstaan, uitgesproken op de juiste, ietwat kirrende toonhoogte, met een pauze ertussen voor de eenlettergrepige antwoorden: ‘Hallo Sterre, hoe gaat het met je? Mag ik nu even met Mama spreken? Dag hoor, da-hag…’

Wanneer uw vriendin midden in een gesprek de hoorn aan haar dochter overdraagt, spreekt u op dicteersnelheid dezelfde drie zinnen uit. Te snel spreken leidt tot ‘wat?’ zeggen aan de andere kant van de lijn. Na een nadrukkelijk ‘da-hag’ krijgt u absoluut een ‘doei’ terug. Als uw vriendin zich verbaast over de korte conversatie, zegt u: ‘We waren uitgepraat.’ Eventueel als pleister: ‘Ik kan niet wachten tot ik haar weer eens zie.’

Artikelen in Kinderopvoeding, Telefoon, Vrienden en kennissen.


Mag kind logeren?

Beste Beatrijs,

Als kind mocht ik nooit bij vriendinnetjes logeren, omdat mijn moeder geen zin had die kinderen weer terug te moeten vragen. Ik vond dat toen vreselijk en wist ook zeker dat ik mijn kinderen later wel zou laten logeren. Maar nu het zo ver is, begrijp ik de onwil van mijn moeder. Mijn oudste dochter (8 jaar) zeurt al weken lang of haar vriendinnetje bij ons mag logeren. Totnutoe heb ik er een beetje vaag over gedaan en gezegd ‘later misschien’, maar eerlijk gezegd moet ik er niet aan denken: ’s avonds en ’s ochtends bij het ontbijt een vreemd kind over de vloer. Tegelijk weet ik nog heel goed hoe ellendig ik me voelde vroeger, als zoiets simpels niet mocht. Zal ik dan toch maar tegemoet komen aan het vurige verlangen van mijn dochter?

Ontaarde (?) moeder

Beste Ontaarde moeder,

Bedenk dat, wanneer u uw dochter terwille bent op het punt van logeren, u twee maal de klos bent: een keer in uw jeugd, toen het niet mocht van uw moeder, en de tweede keer nu u volwassen bent en het moet van uw dochter. Het grote voordeel van ouder zijn is dat je het recht hebt om te bepalen hoe de dingen thuis worden geregeld. U bent niet verplicht bezoek van volwassenen of kinderen te ontvangen op tijden dat het u niet schikt.

Uw gedachte als kind was: als ik groot ben, doe ik lekker toch mijn eigen zin. Ik zou zeggen: voer dat voornemen uit. U hoeft zichzelf daarbij niet gebonden te achten aan uw kinderlijke wensen. Tenslotte is met een ijslollie in een draaimolen zitten ook niet meer uw favoriete tijdpassering.

Afgezien van het feit dat uw persoonlijk gevoelen voldoende reden is om een opdringerige onderneming als een logeerpartij domweg te weigeren (pech voor uw dochter: u heeft er geen zin in, net zomin als u zin heeft om een hond te nemen of om ƒ80,- aan een Charizard-Pokémon uit te geven), zijn er nog andere argumenten die tegen logeren pleiten. Van slapen komt niets. De kinderen liggen de hele nacht te keten en de volgende dag zijn ze niet te genieten (als ze wel slapen, is er geen enkele reden waarom ze dat niet in hun eigen bed twee straten verderop zouden doen). Als de eerste logeerpartij is geweest, volgt een andere. Daarna ontdekt uw kind een ander vriendinnetje. Die mag ook. Vervolgens blijven er twee slapen. Nog leuker. En voor u het weet bent u om het andere weekend gecast in de rol van pannenkoeken bakkende jeugdherbergmoeder.

Daar komt bij: nu zijn het nog vriendinnetjes. Over een paar jaar is uw dochter een tiener. Als het in uw huis zo geregeld is, dat de kinderen vanzelfsprekend logés mogen uitnodigen of zichzelf voor de nacht kunnen afmelden, komt het moment dat u ’s ochtends niet oog in oog staat met Esmé of Milou, maar met Kevin of Thomas. En dan is het te laat om bezwaar te maken (‘Hè Mam, doe niet zo flauw, wat maakt dat nou uit een jongen of een meisje, we doen echt niks, hoor’). En u maar lakens wassen en ontbijtjes serveren.

Logeren? Alleen familieleden. Van buiten de stad.

Artikelen in Kinderopvoeding.

Gelabeld met .


Uitgerangeerd

Beatrijs Ritsema

Veel mensen verheugen zich op hun pensioen. Na een arbeidzaam leven is het goed om nog een tijdje op je lauweren te kunnen rusten in plaats van tot je laatste snik door te buffelen en meteen het graf in te duiken.

De tijd die voor deze gouden jaren wordt gereserveerd dijt steeds meer uit. De bevolking kijkt aan tegen een levensverwachting van 79 jaar (vrouwen 82, mannen 76), maar er is nog nauwelijks iemand die zijn werkend bestaan vol maakt tot de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar. Je moet wel kunnen vechten als een tijger voor het recht om inkomen uit arbeid te verwerven, of natuurlijk een kleine zelfstandige zijn, wil je die mijlpaal ook echt bereiken. Alle anderen zijn al veel eerder met de Vut of met speciale uitkeringen vertrokken. Ondoorzichtige afvloeiingsregelingen stimuleren medewerkers van 55-plus aan de universiteit om met behoud van 90 % van hun salaris plaats te maken voor jonge krachten die om een baantje verlegen zitten. Ik heb nooit begrepen hoe het op landelijk niveau een bezuiniging kan betekenen om tegen ervaren 50-plussers te zeggen dat ze bijna evenveel geld krijgen om niet te werken als om wel te werken. En dat terwijl die mensen nog wel vijftien jaar mee kunnen. Tenslotte gebruiken zij alleen hun hersens om wat colleges te geven, studenten te begeleiden en af en toe een artikeltje te schrijven. De cognitieve capaciteiten van een 65-jarige verschillen niet noemenswaard met die van een 55-jarige. Het is een onvoorstelbare verkwisting om deze hersenkracht met de Vut weg te sturen, of hoe die regelingen ook verder mogen heten.

Nog merkwaardiger is het dat deze personen zich ook daadwerkelijk heen laten zenden. Niet alleen aan de universiteit, maar in allerlei andere sectoren van de maatschappij hoef je kennelijk maar een kik te geven of iedereen met een paar grijze haren of enige rimpeling op het gelaatsoppervlak maakt zich in minder dan geen tijd uit de voeten. Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, afvloeiingsregelingen, gouden handdrukken, of wat voor fuiken je nog meer kan verzinnen, alles wordt met beide handen aangegrepen om weg te wezen. Ze zijn er nog blij mee ook! Wat te doen, als je nog in de kracht van je geestelijke leven bent en de dood klopt, als alles volgens verwachting gaat, pas over vijfentwintig jaar aan je poort? Ergens anders werken mag niet, want dan verliezen ze het fundament onder hun bestaan, de uitkering, dus gaan ze dingen voor zichzelf doen: een beetje sporten om in conditie te blijven, boeken schrijven (waar je nooit meer iets van hoort) of het buitenhuisje verbouwen.

Het grote genieten kan een aanvang nemen en dat doet het inderdaad. Van de mensen tussen de 55 en 65 is nu minder dan een derde actief op de arbeidsmarkt, de rest is zichzelf aan het amuseren. Ze boeken reisjes naar Nieuw-Zeeland of Thailand, ze golfen en ze crossen maandenlang door Europa met een camper. Het lijkt me allemaal even onbenullig, maar ze zijn er dik tevreden mee. Er zijn zelfs veertigers die na een korte, explosieve carrière zoveel geld verdiend hebben dat ze de rest van hun leven kunnen rentenieren. Met hun schaapjes op het droge besteden zij hun tijd aan verstandig beleggen en aan kinderopvoeding.

Het lijkt wel een samenzwering: aan de ene kant worden mensen die niet echt jong meer zijn uit de arena weggeduwd (sollicitatiebrieven van veertigers vinden zelden enthousiast onthaal), aan de andere kant ruimen de betrokkenen zelf maar al te graag het veld om leuke dingen voor zichzelf te gaan doen. Er is blijkbaar genoeg rijkdom voorradig om er een enorm contingent maatschappelijk inactieven op na te houden dat zich twee à drie decennia lang kan overgeven aan de dans der skeletten aan de zijlijn. Gezien de tevredenheid in het paradijs kan ik er weinig steekhoudends tegenin brengen, behalve dan dat het idee om met een glas piña colada in de hand de ondergaande zon op een Caraibisch eiland te moeten aanschouwen (en de dag daarna weer) mijn persoonlijke horror vacui verbeeldt. Zelfs het rottigste baantje biedt meer troost dan deze bodemloze leegte. Het wordt tijd de pensioenen en de AOW op te krikken naar 70 jaar.

Artikelen in NRC-column.


Dansfeestje met harde muziek

Beste Beatrijs,

Mijn echtgenote wordt volgende maand 50, en ze wil dat graag vieren met een knallend feest. Ze wil hiervoor een café afhuren. Een knallend feest betekent: om 8 uur beginnen en doorgaan tot in de kleine uurtjes, met veel drank en veel eten. Tot zover kan ik er wel mee leven, hoewel ik zelf niet zo’n feestnummer ben. Maar nu komt het erge: ze wil ook dat er wordt gedanst. Ze heeft zelfs een dj op het oog. Onze veertienjarige dochter vindt het een vét plan, maar ik gruw van het vooruitzicht, want ik weet hoe het gaat: zodra er gedanst moet worden, gaat het volume van de muziek omhoog en kun je een normale conversatie verder wel vergeten. Ik vermoed dat onze vrienden (toch ook een pietsje ouder) net als ik liever een prettig gesprek voeren dan routineuze bewegingen te maken op dreunmuziek.

Maar ja, het is wel haar feest. Wat te doen? Moet ik haar afhouden van potentieel desastreuze dansplannen of maar zien wat er van komt?

Houten Klaas

Er dient een onderscheid gemaakt te worden doel en middel, tussen het dansen als liefhebberij en het dansen als ritueel. Wie danst om het dansen zelf zit bij het Scapinoballet, volgt een tangocursus of zit op een rock & rollclub. Het gaat dan om het competent uitvoeren van pasjes en bewegingen. Net zo min als bridgen of figuurzagen beoefent men het hobbydansen op feestjes. Op feestjes wordt ritueel gedanst. Het is een van de mogelijke methodes om iemand aan de haak te slaan voor tijdelijk of voor iets langer. Bijgevolg zijn disco’s en dansavondjes vooral besteed aan jongeren en zoekende alleenstaanden. Een gezelschap van middelbare heren en dames zal aanzienlijk minder enthousiasme aan de dag leggen. Niet speciaal omdat ze al onder de pannen zijn (dat zegt niet zoveel), maar omdat andere flirtmethodes effectiever zijn, althans op enigszins gevorderde leeftijd. De dansvloer op betekent zweten, je glas kwijtraken en waar moet je je jasje en je tasje laten? Ook hopst het buikje op en neer en blijken de benen wat roestig. Maar het ergste is natuurlijk dat het zo saai is. Al die inspanning om net te doen alsof je in vervoering raakt en je kunt elkaar niet eens verstaan door die klereherrie. Het ziet er aftands uit en het is ook aftands. 45-plussers die net doen alsof ze jong en spontaan zijn zien er helaas nog aftandser uit dan ouderen die een beetje staan te praten.

Als uw vrouw erop staat dat de beentjes van de vloer gaan, kan uw bijdrage eruit bestaan om een geschikte locatie te vinden: eentje met vluchtmogelijkheden voor de geluidsterreur van de dj. Waarschijnlijk zal dit ertoe leiden dat de ‘conversatieruimte voor bedaagde types’ overvol raakt, terwijl een enkeling die jong van geest is de volledige dansvloer kan benutten voor lichamelijke expressie en aerobicsoefeningen op het ritme van Paradise by the Dashboardlight. De ziel van het feestje, de interessante flirts om over na te praten en gewoon de gesprekken tussen mensen die elkaar een tijd niet gezien hebben komen dan in de coulissen terecht, waar het altijd al veel leuker is. Maar zonder conversatiegelegenheid moet gevreesd worden voor een voortijdige afloop van het knalfeest.

Artikelen in Huwelijk en scheiding, Verjaardag.

Gelabeld met .


‘U’ afschaffen?

Beste Beatrijs,

Ik woon in Amerika. Onlangs moest ik met iemand in Nederland bellen, die ik niet kende. Ik schatte hem van mijn generatie. Omdat het gesprek over een ernstige zaak ging (een sterfgeval) dacht ik: ik zal ernstig en formeel doen. Dus ik begon met ‘u’ en ‘meneer’, maar hij zei meteen ‘je’, terwijl hij verder helemaal geen informele indruk maakte, integendeel. In Amerika komt dit soort onhandige situaties niet voor. Is het niet veel eenvoudiger om ‘u’ maar helemaal af te schaffen en net als de Engelsen en Amerikanen tegen iedereen ‘je’ te zeggen?

U-zegger

Het gebruik van ‘u’ is op z’n retour, maar kan niet op commando verdwijnen. De breuklijn tussen u-zeggers en jij-zeggers schuift samen met de geboortegolfgeneratie op in de tijd. Mensen van middelbare leeftijd gaan nu veel informeler met elkaar om dan hun ouders destijds. De babyboomers hadden het niet zo op volwassenen. Die vonden ze stijf en niet sexy. Een van de makkelijkste methodes voor oudere jongeren om zichzelf blijvend van die categorie te distantiëren is het tutoyeren. De veertig-plus vrouw met haar kokette bezwaren tegen ‘u’ en ‘mevrouw’ (‘nee, gekkie, dan voel ik me net mijn moeder’) is hiervan het duidelijkste voorbeeld.

Maar voorlopig zijn we nog niet af van ‘u’ zeggen. Veel vlotte veertigers moeten toch iets wegslikken, als ze door een blaag van zestien achter de kassa met ‘je’ en ‘jou’ worden toegesproken. De protesten (van de protestgeneratie) tegen de gemeenzame toon die Ikea in zijn folders aanslaat waren niet van de lucht. Het u-gebruik is minder frequent, maar des te scherper aan impliciete regels gebonden. Het vousvoyeren werd ingegeven door afwezigheid van intimiteit, dan wel door ongelijkheid in status of leeftijd. Dezelfde afwegingen worden nog steeds gemaakt, zij het dat er een verplichting tot symmetrie is ingeslopen. Het hiërarchische jij/u zeggen, zoals vroeger gebeurde tussen ouders en kinderen en in de meester/knecht verhouding, komt nauwelijks nog voor, behalve tussen kinderen en volwassenen die niet op vertrouwde voet staan. Opmerkelijk is dat patiënten, althans de hoogopgeleiden onder hen, vaak ‘je’ zeggen tegen hun huisarts en ‘u’ tegen de doktersassistente. Mensen met hoge status houden mensen met lage status op afstand door ‘u’ tegen hen te zeggen. Frequentie van contact kan deze situatie doorbreken. De werkster is en zegt ‘je’; de glazenwasser, de loodgieter en de postbode blijven ‘u’. Zoals gebruikelijk geeft degene met de meeste status de doorslag. Personen die om wat voor reden dan ook op hun tellen moeten passen (kinderen, jongeren, sociaal lager geplaatsten) nemen veiligheidshalve niet zelf het initiatief tot ‘je’ zeggen.

In de Engels-sprekende landen lijkt dit allemaal soepeler te gaan, maar dezelfde discussie speelt zich daar af over het gebruik van voornamen. Veel Amerikanen hebben er een gloeiende hekel aan om door autoverkopers, baliepersoneel of telemarketeurs met hun voornaam te worden aangesproken in plaats van met Mr. Smith of Mrs. Jones. Ze hebben geen behoefte aan dikke mik met zomaar iedereen. Ook in het informele Amerika zal het nog lang duren voordat er geen behoefte meer bestaat aan het uitdrukken van sociale afstand.

Artikelen in Aanspreken en begroeten, Dood en begrafenis, Telefoon.

Gelabeld met .


Darwinisme

Sarah Blaffer Hrdy: Moederschap. Een natuurlijke geschiedenis. Uitgever Het Spectrum. Vertaling Hetty Otten en Jan Smit. f

Wie theorieën ontwikkelt over menselijk gedrag en daar biologische factoren bij betrekt, loopt het risico in de naturalistische valkuil terecht te komen. Deze komt erop neer dat 'alles wat voorkomt ook goed is, anders zou het niet bestaan'. Het Darwinisme en, in een moderner jasje, de sociobiologie en de evolutiepsychologie worstelen alle drie met de naturalistische dwaling, al was het maar omdat er aan receptiezijde (de mensen die reageren op de theorieën en het onderzoek) de neiging bestaat het goede ofwel met het natuurlijke ofwel met de beschaving te associëren. Is het slechte een anomalie van de cultuur of is het slechte juist inherent aan de natuur? Hierover kan lang en breed gediscussieerd worden, maar de reden dat evolutiepsychologen en sociobiologen vaak ongelooflijke irritatie opwekken is de macht die zij aan de natuur toekennen. Dat medici en moleculair-biologen de genen en het DNA uitpluizen, alla, maar ook psychologen, sociologen, cultureel-antropologen en in hun kielzog columnisten storten zich op de populaire groeimarkt van het neo-darwinisme. Er valt niet meer aan te ontkomen. Vooral de man-vrouwverschillen zijn weer helemaal terug van even (twintig jaar) weggeweest en het ene na het andere boek verschijnt, waarin uitgelegd wordt dat de seksen in de loop van honderdduizenden jaren toch aanzienlijke accentverschillen hebben ontwikkeld in hun genetische make-up.

Wat mij in deze golf van (populair-)wetenschappelijke boeken van evolutie-psychologische signatuur verbaasd heeft is dat een boek als Rape. A Natural History van Randy Thornhill en Craig Palmer werd neergesabeld, terwijl Moederschap. Een natuurlijke geschiedenis van Sarah Blaffer Hrdy welwillende, enthousiaste kritieken kreeg. Dit is absurd, want deze twee boeken werken met hetzelfde soort premissen en dezelfde wijze van redeneren. Oké, het ene boek (Rape) is dor en houterig geschreven, terwijl het boek van Hrdy een vrolijke, aansprekende toon heeft (zij het met 700 pagina's wel erg encyclopedisch). Maar de critici verketterden niet de schrijfstijl van Rape, maar het door de schrijvers ingenomen standpunt dat verkrachting een door de natuur geselecteerde voortplantingstactiek is. Blijkbaar, zo redeneren Thornhill en Palmer, heeft de methode van verkrachting net genoeg succes gehad om zich in de loop van de evolutie te hebben kunnen handhaven op het repertoire van de man. Vervolgens krijgen we de analogieën met het dierenrijk: van chimpanzee tot schorpioenvlieg, het merendeel van de soorten doet aan verkrachting van vrouwelijke soortgenoten, althans onder bepaalde ongunstige omstandigheden.

Thornhill en Palmer keuren hiermee verkrachting niet goed (dat zou de naturalistische valkuil zijn), ze wijzen er alleen op dat het gedrag in potentie op het mannelijk repertoire staat en dat er vervolgens nog allerlei momentane invloeden aan te pas moeten komen, wil het ook daadwerkelijk tot uiting komen. Een weinig extremistisch standpunt, lijkt me, maar blijkbaar stuit het mensen toch tegen de borst. Hoe kan iets wat maar een kans van 2 % op succes heeft (verkrachting met als gevolg zwangerschap) zich evolutionair handhaven, smaalden de critici. Sinds wanneer hebben mensen een hoge kans op succes nodig om iets te doen? vraag ik me af. Dan zou er niemand ooit een voet in het casino zetten. Bovendien is het verkrachters niet om nakomelingen te doen maar om de seks, zoals iedereen die seks bedrijft niet per se aan baby'tjes denkt.

De gedachte dat de natuur of genetisch overgeërfde potenties niets met verkrachting te maken kunnen hebben is op zichzelf een voorbeeld van de naturalistische valkuil. Critici die het Rape-verhaal van Thornhill en Palmer verketteren kunnen geen parallellen tussen de mens en de rest van de dierenwereld verdragen, omdat zij denken dat de mens de dierenwereld is ontstegen. Jammer genoeg een misvatting. Ook gaan zij er impliciet van uit dat het slechte de mens alleen maar van buitenaf bereikt en dat het niet al eerder in hem zelf besloten ligt in de vorm van een scenario dat klaar ligt om uitgespeeld te worden als de omstandigheden dat uitlokken. Hoe kunnen anders groepsverkrachtingen na extreme dronkenschap en verkrachtingen in oorlogstijd verklaard worden, waar heel gewone jongens en soldaten aan meedoen, die in het dagelijks leven er niet over zouden piekeren een meisje lastig te vallen?

Dezelfde verhalen over verkrachting als alternatieve voortplantingsstrategie komen ook voor in Moederschap van Sarah Blaffer Hrdy. Heel wat beeldender en indringender dan Thornhill en Palmer schrijft ze over Indianenstammen, die bij elkaar binnenvallen, alle zuigelingen vermoorden en alle vrouwen tussen de 10 en de 50 verkrachten. In dit geval is de bedoeling naast lustbevrediging wel degelijk nageslacht verwekken. De praktijk van het verkrachten in oorlogstijd is speciaal gericht op het verspreiden van de eigen genen als de meest effectieve vorm van overheersingspolitiek. Niemand die Hrdy op deze Darwinistische uitlatingen aanvalt, wat misschien niet zo verwonderlijk is, omdat haar eigenlijke onderwerp, de evolutiepsychologische noodzaak van de werkende moeder, heel wat beter past in de huidige maatschappelijke consensus dan zwartgallige theorieën over de onontkoombaarheid van verkrachting.

Hrdy is cultureel antropoloog en primatendeskundige. Ze deed veldwerk bij de Afrikaanse Hadza en !Kung San, stammen die nog in het Pleistoceen leven (vroeger zouden we zeggen: stenen tijdperk) en observeerde ook diverse apen, onder andere langoers. In haar boek Moederschap ontkracht ze de mythe van de zelfopofferende moederliefde, een ideaalbeeld dat in ieder geval in de westerse cultuur eenwenlang de gedachten domineerde over hoe vrouwen waren en hoe ze behoorden te zijn. Afwijkingen van dat beeld (vrouwen die geen kinderen wilden, hun kinderen slecht verzorgden, of – tegenwoordig – een carrière nastreefden, werden beschouwd als slecht èn tegennatuurlijk.

Hrdy laat met behulp van evolutiepsychologische redeneringen en argumenten zien dat moeders altijd compromissen hebben moeten sluiten tussen het belang van het kind en het belang van zichzelf, dat werken (foerageren) altijd prioriteit nummer één was en dat het babysit-probleem al bestaat sinds de dageraad der mensheid. Bij veel nomadische jager-verzamelaar-volken zorgden vrouwen voor het grootste deel van de binnengebrachte calorieën. Zolang de intervallen tussen de opeenvolgende geboortes groot genoeg waren, lukte het nog wel om zelf voor elk kind te zorgen, ook omdat familieleden, onder wie vooral post-menopauzale oma's, een handje hielpen met de kinderverzorging. Allomoeders noemt Hrdy deze kinderoppassen. Het systeem liep spaak bij de overgang van nomadisch leven naar sedentaire landbouwgemeenschappen (de opkomst van het patriarchaat). Vrouwen werden uitgehuwelijkt in de familie van de man, kwamen onder diens rechtstreekse supervisie (hij ging er niet meer op uit om te jagen) en de geboorteintervallen werden kleiner. Dit laatste maakte het probleem van een betrouwbare kinderoppas alleen maar nijpender. Rijkdom helpt, maar de meeste mensen waren niet rijk. Als in een bestek van vier jaar je derde dochter wordt geboren, terwijl iedereen wacht op een zoon, is een beslissing tot postnatale abortus snel genomen.

In dit licht besteedt ze veel aandacht aan infanticide. Dit fenomeen ligt veel verder van ons comfortabele 20ste-eeuwse bed verwijderd dan verkrachting. Maar in het grootste deel van de geschiedenis van de homo sapiens was kindermoord of de milde vorm daarvan, kinderverlating, aan de orde van de dag, ook bij de jager-verzamelaars uit het Pleistoceen. Als je het allemaal kon uitrekenen, zouden de cumulatieve moordcijfers voor mannen en vrouwen elkaar misschien niet eens zo veel ontlopen, bedacht ik onder het lezen van de treurige stoet van voorbeelden. Bij de ene stam werden kinderen die zonder hoofdhaar worden geboren levend begraven, bij de volgende doden moeders kinderen, als de vader verdwijnt, in China zijn eeuwenlang (tot op de dag van vandaag) meisjesbaby's gedood, in India meisjesbaby's uit de hoogste kaste, in Europa hadden wij onze vondelingentehuizen als voorportaal voor het kerkhof en de zogende minnen, een moederlijke uitbestedingspraktijk die de meeste baby's met hun leven moesten bekopen.

De geschiedenis van infanticide en verlating vormt het pièce de resistance in Hrdy's boek dat als kernthema de moederlijke ambivalentie heeft. Het werkt als een dreunend akkoord in een betoog dat van alle kanten belicht dat het moederschap voor vrouwen weliswaar een bestemming is, maar vaak genoeg strijdig blijkt met de eigen overlevingskansen of die van eerder geboren kinderen. Zonder de hulp van allomoeders lukt het niet. Zelfs John Bowlby, de man van de hechtingstheorie die lange tijd door de moeders-terug-naar-de-aanrecht!-beweging als wetenschappelijk paradepaardje werd opgevoerd, ontkende niet dat een kind in staat is tot meerdere veilige hechtingen naast elkaar.

Na al die beschrijvingen van hoe er met moederschap wordt omgesprongen in verschillende tijden, in verschillende culturen, bij verschillende primaten kan de conclusie niet anders luiden dan dat moeders grenzeloos flexibel zijn. Het dictaat van de natuur (zwangerschap, baren, zogen) laat zich gelden, maar wordt tegelijk op allerlei vernuftige en vaak minder ethische manieren ondergraven, ook door sommige andere primaten en ook door allerhande vogels. Werkende moeders kunnen opgelucht ademhalen. De Victoriaanse huis-en-haard ideologie was slechts een kortstondige aberratie in het evolutionaire perspectief.

Het wezen van de evolutiepsychologische redenering is volgens mij niet zozeer 'wat bestaat is goed, anders zou het niet bestaan', maar 'wat bestaat is begrijpelijk en wel hierom'. Zolang de beoefenaren van deze wetenschap zich houden bij analyse is het gevaar van tautologisch redeneren groter dan dat van de naturalistische dwaling. Een extreem voorbeeld van dat laatste zien we in het boek van Helen Fisher (besproken in kader) die zich overgeeft aan vrouwenverheerlijking op grond van door de evolutie gevormde typisch vrouwelijke eigenschappen.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


De eerste sekse

Helen Fisher:

De eerste sekse. Over de eigenschappen van vrouwen

Uitgever Contact. Vertaling Marlou Gemmeke. 400 pag. f

Vergeleken met de eerste helft van de 20ste eeuw (en daarvoor) beschikken vrouwen nu over ongekende vrijheid, macht en ontplooiingskansen. Toch is er geen sprake van gelijkheid tussen de seksen. Topposities in het bedrijfsleven, technische en fysiek zware beroepen kennen een oververtegenwoordiging van mannen en ook in het gezinsleven worden de taken niet gelijk verdeeld. Al wordt de kloof smaller, hij blijft hardnekkig, reden om opnieuw in de biologie te duiken. Wat is het precies, na aftrek van de wet gelijkberechtiging, de kies-exact-campagne en de positieve discriminatie, wat een vrouw tot een vrouw maakt en een man tot een man?

Antropologe Helen Fisher combineert in haar boek De eerste sekse wetenschappelijke inzichten uit de biologie met het onvervalst heilig vuur van de vrouwophemeling. Uit de jaren zeventig kennen wij deze richting als het essentie-feminisme: de vrouw als maangodin en oermoeder, vredestichtster, gevoelsmens, uit op harmonie en geïnteresseerd in allerhande menstruatierituelen. Fishers zwelgen in het vrouwelijke doet denken aan die heksensabbaths van weleer.

Waarin onderscheiden vrouwen zich zoal van mannen? Een greep uit Fishers overzicht: taalvaardigheid, het interpreteren van non-verbaal gedrag, ze voelen, proeven, ruiken, horen beter, geduld, het vermogen aan verschillende dingen tegelijk te denken, een brede, contekstuele kijk op alles wat zich voordoet, plannen maken op de lange termijn, netwerken en onderhandelen, de aandrang om te zorgen, een hang naar samenwerking, consensus bereiken, leiding geven binnen egalitaire teams.

De sterke punten van mannen, ruimtelijk en technisch inzicht, concentratievermogen en de gave om emoties onder controle te houden, steken hier ontegenzeggelijk wat magertjes tegen af. Mensen die onverstoorbaar modelspoorbaantjes bouwen, terwijl de kinderen een verdieping lager aan het krijsen zijn, daar komt het mannelijk profiel eigenlijk op neer. Nu kan men geen algemeen boek schrijven over sekseverschillen zonder stereotypieën erin. Ook de meest naïeve mensbeschouwer zal desgevraagd met dezelfde observaties komen: mannen zijn fysiek sterker en ambitieuzer, vrouwen zijn zorgzamer en uiten hun emoties meer, mannen doen meer aan competitie en zijn monomaner, vrouwen zijn sterker op het relationele vlak, mannen vallen op jong en mooi, vrouwen op macht, enzovoort. Helen Fisher beschrijft hetzelfde als wat Aristoteles, Thomas van Aquino en de m/v op de Albert Cuijpmarkt eerder al was opgevallen. Haar bijdrage aan de discussie ligt vooral op het vlak van de positieve herformulering. Eigenschappen die vanaf de Middeleeuwen tot en met Buytendijks theorie over de vrouw nog voor minpunten doorgingen (emotionaliteit, intuïtie, gebrek aan ambitie) worden nu door Fischer met klaroengeschal aangehaald als kenmerken van de niet langer verborgen vrouwelijke superioriteit (zie ook de titel van haar boek).

Die superioriteit zit niet alleen in feitelijke scores op tests van bijvoorbeeld zintuiglijke vermogens, maar vooral in de contouren van een nieuwe maatschappij die, zoals Fisher schetst, bij uitstek geschikt voor vrouwen zal blijken. Hierbij moeten we denken aan de vervanging van de hiërarchische organisatie door een systeem van vrij toegankelijke, laterale netwerken met flexibele werkers die op een gelijkwaardige manier met elkaar samenwerken, aangevoerd door managers die oog hebben voor sociaal-emotionele factoren en een win-winhouding tentoonspreiden. In het onderwijs en de media zullen vrouwen de boventoon gaan voeren, voorspelt Fischer, door hun uitzonderlijke taalvaardigheden en hun brede contextuele kijk op dingen. Met hun sociale vaardigheden zullen zij de dienstensector en de detailhandel beheersen. Het rechtssysteem zal onder hun invloed verder humaniseren. Omdat hun fijne motoriek zo goed ontwikkeld is, zullen ze de mannelijke chirurgen verdringen. De hele medische wereld zal zich ontwikkelen in een meer contextuele, holistische richting. Vrouwen zullen 'gezondheidscentra' oprichten, waarin het aanleren van goede voedingsgewoonten en het nemen van voldoende lichaamsbeweging gecombineerd wordt met meditatie en spiritualiteit. Hola, denk ik bij mezelf, als ik daar niet naar toe wil, moet ik zeker extra ziekteverzekering betalen. Een dergelijke waarschuwing voor sceptici staat inderdaad een paar pagina's verderop verstopt tussen gejuich over kruidenthee, aromatherapie, huismiddeltjes, homeopathie en andere alternatieve (correcte term: 'aanvullende') geneeswijzen, waar vrouwen kennelijk een patent op hebben. Als de feminisering van de maatschappij tot gezondheidsfascisme leidt, geef mij dan maar het patriarchaat.

En zo gaat het voort: vrouwen domesticeren de wereld, ontwerpen strategieën voor de lange termijn, hebben een bijzonder talent voor het loskrijgen van fondsen, doen aan liefdadigheid, halen het geweld van de tv af. 'Misschien zullen vrouwen zelfs meer menselijke manieren introduceren om onze laatste levensdagen te slijten; er zijn al nieuwe rituelen rondom het sterven voorgesteld zoals een kalme bootreis met dierbare vrienden voorafgaand aan euthanasie.' Op dit punt aangeland werd ik door heftige walging bevangen. Helen Fisher heeft geen flauw benul wat doodgaan betekent. Ze ontkracht hier met haar onnozele praatjes haar eigen theorie van de perfect empathische vrouw.

Over de biologische achtergronden van de man-vrouwverschillen tenslotte heeft Fisher weinig meer te vertellen dan het bekende evolutiepsychologische verhaal over de mannen die op jacht gingen en de vrouwen die de kinderen kregen. Ook het om de haverklap verwijzen naar testosteron, respectievelijk oestrogeen heeft niets met een wetenschappelijke verklaring te maken.

Verschillen tussen de seksen bestaan wel degelijk, maar ze zijn altijd kleiner dan de verschillen tussen mannen onderling of tussen vrouwen onderling. Wie de ene sekse op alle fronten de hoogte in steekt kan wetenschappelijk noch menselijk serieus worden genomen.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


Donorkind

Beste Beatrijs,

Ik ben een 73-jarige weduwnaar. Mijn echtgenote is vijf jaar geleden overleden. Uit mijn huwelijk hebben we een dochter die inmiddels 42 jaar is. Zij is gehuwd en heeft zelf twee kinderen. Mijn vrouw en ik konden geen kinderen krijgen. Het bleek aan mij te liggen en daarom besloten we destijds tot kunstmatige inseminatie (we behoorden bij de eersten in Nederland). We hebben echter nooit aan mijn dochter verteld dat ik niet haar biologische vader ben. Mijn vrouw wilde dat niet. Een paar (nog levende) familieleden zijn wel op de hoogte. Ik twijfel hevig of ik alsnog mijn dochter moet inlichten. Als ik het niet vertel, hoort ze het na mijn dood misschien van iemand anders en dat zou erg vervelend zijn. Als ik het wel vertel, ga ik in tegen de wens van mijn overleden echtgenote.

Onvruchtbare vader

Beste Onvruchtbaar,

Als ieders wensen voor na de dood gerespecteerd waren, dan zou Rusland nog steeds onder het stalinisme zuchten en dan zouden de geschriften van Kafka zonder pardon verbrand zijn. Mensen willen graag over hun graf heen regeren, maar ze hebben niet altijd de juiste ideeën. Uw echtgenote is dood. Ze kan niet meer boos worden over iets wat u doet. Het was een verkeerd plan om de afkomst van uw dochter geheim te houden. Tot overmaat van ramp is dit plan ook nog eens krukkig uitgevoerd. Had uw vrouw (of u) dan tenminste uw mond gehouden tegenover die familieleden. Dan had u iets om mee het graf in te nemen. Zoals de zaak er nu voor staat, acht ik de kans dat uw dochter tezijnertijd van deze of gene iets hoort buitengewoon groot. Mensen nemen maar al te graag de rol van nobele waarheidsonthuller op zich. U bent de enige die uw dochter de ware toedracht kan vertellen. Doe dat, al was het maar om ervoor te zorgen dat zij zich haar vader niet als levenslange leugenaar zal herinneren.

Artikelen in Dood en begrafenis, Huwelijk en scheiding, Ouders en volwassen kinderen.


RSVP negeren

Beste Beatrijs,

Laatst gaven we een feestje. Om de hoeveelheid eten te kunnen plannen, had ik RSVP op de uitnodiging geschreven. Slechts de helft van de genodigden nam de moeite even te bellen om toe of af te zeggen. De niet-reageerders kwamen evengoed bijna allemaal opdagen. Waarom negeren mensen de RSVP-aanmaning?

Gefrustreerde kookster

Omdat ze hun opties tot het laatste moment open willen houden. Een feestje is leuk, maar misschien komt er in de tussentijd iets nog veel leukers langs, bij nog interessantere mensen. Zo denken velen, zeker degenen uit de periferie van uw kennissenkring. Hoe irritant ook, er valt niets aan te doen. Zelfs als iedereen door de etiquettepolitie met het pistool op de borst gedwongen werd een week van te voren te RSVP-en, dan nog weerhoudt niets bepaalde mensen ervan een uur voor aanvang van uw feestje af te bellen, omdat ze zich zogenaamd ziek voelen. In werkelijkheid gaan ze natuurlijk naar een concurrerend feestje.

Hanteer de gulden regel: bij elk feestje komt 25 % niet opdagen met of zonder bericht. Degenen die onaangekondigd wegblijven nodigt u nooit van z’n leven meer uit. Maak eten, alsof alle genodigden zullen verschijnen. Wat overblijft, eet u de volgende dag zelf op. Hoeft u lekker niet te koken.

Artikelen in Festiviteiten.

Gelabeld met .