Spring naar inhoud


Vervelende stiefmoeder

Beste Beatrijs,

Tijdens de begrafenis van mijn vader, alweer enkele jaren geleden, heb ik zijn vrouw (niet mijn moeder) uitbundig bedankt voor haar goede zorgen en het feit dat ze hem gelukkig heeft gemaakt. Er is echter het een en ander gebeurd, waardoor ik het contact met haar zou willen verbreken. (We zagen elkaar tijdens zijn leven slechts twee keer per jaar voor een etentje.) Zo ontkent zij categorisch het bestaan van zijn eerste dochter, vond ze het niet nodig om zijn familie van zijn dood op de hoogte te stellen, stond uitsluitend haar naam onder de rouwadvertentie en heeft zij nooit eens geïnformeerd of er iets van zijn persoonlijke zaken is wat ik zou willen hebben als aandenken. Ik denk hierbij aan foto’s van zijn eigen ouders en familie.

Ze wil eigenlijk alleen maar haar Florence Nightingale-rol keer op keer bevestigd zien en praat nooit over mijn vader zelf. Ondanks mijn lauwe reacties en vage beloftes lijkt het alsof ze niet wil inzien dat ik niet zit te springen om haar te logeren te hebben. Telkens staat ze weer op het antwoordapparaat of stuurt ze een kaartje. Hoe kom ik op een beschaafde manier van haar af?

Assepoester tegen wil en dank

De onwilligheid van uw vaders laatste vrouw om zijn familie te informeren over zijn dood is op z’n minst merkwaardig. Blijkbaar waren de verhoudingen tussen het echtpaar en zijn familie al veel langer verstoord, misschien zelfs nooit goed geweest, gezien ook de lage frequentie waarmee u als dochter contact met uw vader onderhield. Dat zou wel verklaren waarom zij niet gezellig temidden van de bloedverwanten wilde figureren in een rouwadvertentie, maar er eentje van zichzelf plaatste. Gebruikelijk in zo’n situatie is dan dat de familie en kinderen van de overledene hun eigen advertentie opstellen, maar sommigen wisten kennelijk van niks, wat in dit geval eerder u valt aan te rekenen dan uw vaders vrouw.

De vraag is wat u nog met deze vrouw aanmoet, nu uw vader er niet meer is. Er wellen geen warme gevoelens in u op, dus dat ziet er niet hoopvol uit. Uw waardering voor haar verzorgende rol in de laatste fase van zijn leven lijkt een te smalle basis om de betrekkingen te continueren. Dat is het lot van indringers in een familie. Als de lijmverbinding loslaat, is er geen bloed om op terug te vallen. Logeren zonder affectie en zonder familieband is een extreme exercitie. Een verzoek in die richting kunt u rechtstreeks afwijzen. U hoeft alleen maar ‘eerlijk’ uw fobie voor logeerpartijen op te biechten.

Wat u wel zou kunnen doen is een middagje uittrekken om haar te bezoeken. Dan heeft u de regie over uw tijd. U moet dan wel uw eigen agenda van te bespreken onderwerpen opstellen en u daarvan niet laten afleiden. Het voordeel van een afspraak in haar huis is dat ze meteen kan opspringen om die oude foto’s op te sporen waar u in bent geïnteresseerd. Wie weet heeft ze zelf nog iets op haar lever dat verder gaat dan haar verpleegstersrol. Als dit gesprek geen nieuwe inzichten of veranderde gevoelens oplevert (en die kans lijkt minimaal) kunt u de verhouding terugbrengen tot kerstkaart-niveau. Eens per jaar de beste wensen en verder stug doorgaan met wat u al doet: beleefd-lauwe reacties en vage beloftes.

Artikelen in Dood en begrafenis, Ouders en volwassen kinderen, Stieffamilie.

Gelabeld met , , .


Expat-bubbel

Onze buurt wordt overspoeld door buitenlanders. Twee keer per dag om precies te zijn: ’s ochtends om half negen rijdt een parade van Mercedessen en terreinwagens de buurt binnen om kinderen uit te laden, ’s middags om drie uur zorgt dezelfde stoet voor getoeter en forse verkeersopstoppingen om de kinderen weer in te laden. Sinds de school waar ik het over heb een nieuwe dependance heeft geopend twee straten verderop, is het breng- en haalverkeer nog verder geïntensiveerd.

Compleet met parkeerovertredingen gedragen ze zich precies hetzelfde als al die andere ouders die hun kinderen brengen naar de vele scholen die de buurt telt. Ik heb geen reden om me te ergeren en toch erger ik me. Niet aan de donkerblauwe uniformpjes die vergeefs de rijkdom proberen te maskeren die afstraalt van de jasjes, de lakschoentjes en de glimmend nieuwe rugzakjes. Wat me stoort is het fremdkörperachtige. Ze komen van heinde en ver aangezet in een soort capsule (ze rijden ook graag in van die space wagons met getint glas), droppen hun kroost in de schoolcocon en brengen het aan het eind van de schooldag weer onbezoedeld terug. Niemand spreekt Nederlands. Engels is de voertaal op deze school die door Engelse kinderen wordt bezocht. Er komen ook Amerikanen, Japanners, allerlei nationaliteiten. Gewoon een internationale school, niets bijzonders, die heb je overal. Toch bespeur ik vijandigheid bij mezelf tegen deze dagelijkse invasie. Onze buurt, onze straat, de mensen die er wonen vormen voor de dagelijkse bezoekers niet meer dan een decor voor hun uitgestippelde levensloop. Ze wonen toevallig in Amsterdam, maar in Kampala had hun leven er niet anders uit gezien.

De kern van mijn ongenoegen is natuurlijk dat mijn buurt, mijn stad, mijn cultuur door die buitenlanders niet waardig genoeg bevonden worden om aan deel te nemen. Misschien denken de inwoners van Kampala dat ook wel, als ze de kinderen van expats en ontwikkelingswerkers in bussen voorbij zien rijden naar hun exclusieve diplomatenschooltjes. De belediging is des te erger, omdat het een basisschool betreft. Waarom zouden buitenlanders die door een multinational voor een paar jaar in Nederland gestationeerd zijn hun kinderen niet naar het Nederlandse basisonderwijs sturen? Kinderen onder de twaalf leren via de onderdompelingsmethode binnen drie maanden moeiteloos een nieuwe taal. Voor het gezin als geheel is een kind op een Nederlandse school de eenvoudigste manier om kennis te nemen van een andere cultuur. Zelfs als zo’n episode maar een paar jaar duurt, dan is het nog een waardevolle ervaring.

Voor mensen die kort in Nederland wonen zal het wel teveel moeite zijn, al dat geïntegreer, maar de school wordt ook bezocht door kinderen van buitenlanders die hier min of meer permanent verblijven. Deze kinderen beginnen op de internationale crèche en halen hun internationale middelbare-schooldiploma zonder ooit in aanraking te zijn geweest met zo’n lastige en onbelangrijke taal als het Nederlands. Ouders nemen deze beslissing, omdat ze iets hogers in het verschiet zien voor hun kinderen dan een Nederlandse universiteit, maar ook – vermoed ik – omdat ze niet willen dat hun kind een Nederlander wordt, die – je moet er niet aan denken – ineens met een Nederlandse partner aan komt zetten.

Het is een keuze voor kosmopolitisme en voor de toekomst. Het heden telt niet mee. Ik heb het vaak genoeg gehoord van mensen (buitenlanders en Nederlanders) die hun kinderen naar internationale scholen sturen: ze kunnen later gaan studeren aan beroemde universiteiten in het buitenland, je geeft ze een enorme voorsprong mee in de beheersing van het Engels, de hele wereld ligt aan hun voeten. Maar later herinneren ze zich geen enkel tv-programma of kinderboek uit het land van hun jeugd, geen lokale kwesties waar het land van op z’n kop stond, geen merkwaardige gewoontes van de bevolking. Hun jeugd was vacuüm verpakt in een irrelevante omgeving die geen sporen in de ziel heeft achtergelaten. Op termijn zielig voor hen, maar in het heden krenkend voor ons.

Artikelen in Column.


Depressieve vriendin zeurt

Beste Beatrijs,

Een oude studievriendin van mij is al geruime tijd depressief. Zo op het oog heeft ze niet meer of minder problemen dan wij allemaal, maar ze neemt alles heel zwaar op en valt dus continu van de ene crisis in de andere. Het lijkt wel alsof ze het opzoekt.

Onderhand krijg ik erg de neiging om eens te zeggen: Kop op! Klagen kan ook een gewoonte worden! Of: doe eens wat voor een ander, dan ga je je vanzelf beter voelen! Aangezien ze altijd in een crisis zit, heeft ze erg weinig aandacht voor anderen en is ze er dus ook nooit voor mij, als ik haar eens nodig heb. Hoeveel begrip moet een mens opbrengen? Hoe ga je met sombere mensen om? En wat is het verschil tussen echt depressief en gewoon zeuren?

Afgeknapt

Sommige mensen kunnen de kuilen en hobbels van hun leven niet hanteren. Somberheid en wat u ‘zeuren’ noemt zijn het gevolg. Een echte depressie, zo eentje waarvoor je naar de psychiater gaat die vervolgens een Prozac-recept uitschrijft, heeft geen duidelijke oorzaken. Als iemand op een verschrikkelijke manier door het lot wordt getroffen, is het nogal wiedes dat ie gedeprimeerd raakt, al blijkt lang niet iedereen dan ook tot zeuren over te gaan. Iemand anders raakt al in een dip, als de wasmachine het begeeft. Maar degene die sombert over een kapotte wasmachine is misschien wel de ‘echte’ depressieveling, juist omdat hij zich door zoiets futiels terneer laat slaan. Je kunt nooit voor iemand anders bepalen wat een redelijke last is om te dragen, omdat de een zijn gruwelijk lot min of meer opgewekt draagt en de ander wanhoopt over onzin. De een gedraagt zich in de ogen van de omstanders bewonderenswaardig en behoudt de steun van vrienden, de ander is een zwakkeling die uiteindelijk gemeden zal worden.

Los van de vraag of uw vriendin professionele hulp nodig heeft voor haar depressieve gemoedstoestand (ik kan dat niet beoordelen) staat vast dat zeuren een van de doeltreffendste methodes is ter vervreemding van de medemens. Unisono zeuren over tegenslagen, eigen falen en onmacht is hetzelfde als pochen over je successen. Het is onbeleefd, onaangenaam en – de ergste overtreding – dodelijk saai. Een goede vriendschap is bestand tegen een avondje eenzijdig zwelgen in eigen leed. Tegen twee ook nog wel. Maar daarna is het snel afgelopen. Van een parasiet wordt niemand vrolijker en alleen de psychiater wijzer. Die compenseert het aanhoren van gezeur in zijn uurtarief.

Zonder tweerichtingsverkeer heb je niets aan een vriendschap. Uw vriendin is volop bezig door onophoudelijke demonstraties van zwakte zichzelf saai, onaantrekkelijk en minderwaardig te maken. U kunt u zelf wel willen dwingen om uw begrip op peil te houden, maar u zit al net zo vast aan uw impliciete standaard over geven en nemen als uw vriendin aan de hare. Uw weerzin zit daar als een gier op uw schouder te wachten tot hij de zieltogende vriendschap op kan peuzelen. Zodra u haar suggereert zich eens om anderen te bekommeren (soep schenken aan daklozen!), omdat ze daarvan op zal knappen, is de vriendschap morsdood, al heeft u nog zozeer gelijk. Probeer het eerst eens met doe-afspraken. Ga squashen, fietsen of bowlen in plaats van aan de alcohol in een café. Zweet verdrijft de muizenissen meer dan praten.

Artikelen in Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .


Bekoelde vriendschap

Beste Beatrijs,

‘Bob’, een vriend sinds de middelbare school, verhuisde enkele jaren geleden naar Maastricht (zelf woon ik in Amsterdam). Onze 20 jaar oude vriendschap begon geleidelijk te verwateren. Hij is en blijft een aardige vent, maar onze interesseren zijn mettertijd uit elkaar gedreven. Nu is hij getrouwd met een vrouw, die niet bepaald mijn type is, wat voor mij ook al geen aanmoediging vormt het nog resterende contact te onderhouden. Bob denkt daar echter heel anders over. Danig ongelukkig in zijn huwelijk (vrees ik) en bovendien sociaal geïsoleerd daar in het diepe zuiden, verwacht hij, nee, eist hij dat ik hem vaker kom opzoeken. Hij geeft me het irritante gevoel dat ik hem in de steek laat. Hij wil bijvoorbeeld weer eens ouderwets met me de kroeg in, dronken worden, jongens onder elkaar, net als vroeger. Persoonlijk heb ik niet veel trek in zo’n puberaal avondje stappen. En met zijn hoop de vroegere banden aan te kunnen halen weet ik al helemaal geen raad. Hoe loyaal moet je zijn aan een oude vriend?

Bekoelde vriend

Verhuizingen brengen de mooiste vriendschappen om zeep. Dertigers hebben geen tijd meer voor oeverloos nachtbraken in cafés. Vriendschappen krijgen een knauw, als er serieuze levenspartners in het vizier komen. Zo gaan die dingen. Alsof Bob dat niet weet!

Toch wil hij u als vriend behouden. Hij neemt geen genoegen met het automatisch verglijden van iets wat ooit belangrijk was. U schrijft hem hierbij motieven van eenzaamheid en zelfs onvrede met zijn huwelijk toe en interpreteert zijn toenaderingspogingen als vastklampen-tegen-beter-weten-in. Zou dat echt aan de hand zijn? Of is hij misschien gewoon nog steeds op u gesteld?

Als een vriend zegt dat ie in een slecht huwelijk zit, is het de moeite waard om hem aan te horen, zonder meteen je gelijk te halen met: ‘Ik heb haar nooit zien zitten’. Als een vriend zich sociaal geïsoleerd voelt, kan het evenmin kwaad daar een gesprek aan te wijden, ook al is duidelijk dat u daar niets aan kan doen. Dit betekent niet dat u moet afreizen naar Maastricht op zijn commando. U heeft geen zin bij Bob te logeren, laat staan bij zijn vrouw. Ook wilt u geen hotelkosten maken of een dag kwijt raken aan op en neer rijden. U heeft het al druk genoeg met uw opslorpende werk, uw huidige vriendenkring, uw vrijetijdsbesognes, uw partner.

Wel kunt u hem eens bij u in Amsterdam uitnodigen – zonder zijn vrouw. Dan zijn de reisinvesteringen voor hem. En een caféavondje zónder doorzakken (want morgen is het weer vroeg dag) kan toch nog best gezellig zijn. Het is makkelijk genoeg om van een vriend als Bob af te komen: vage toezeggingen voor afspraken doen, zeggen hoe druk het leven is, zeggen ‘ik bel nog wel’ en dat vervolgens nalaten. Binnen een half jaar hoort u nooit meer iets van hem.

Maar oude vrienden hebben voordelen, zelfs al zijn de interessesferen uit elkaar gedreven. Ze kennen uw levensgeschiedenis van nabij. Je hoeft ze weinig uit te leggen.

Met twee contacten per jaar (kan zelfs telefonisch) onderhoud je al een oude vriend. Je weet maar nooit hoe zo’n relict uit het verleden nog eens van pas kan komen.

Artikelen in Vrienden en kennissen.

Gelabeld met , , .


Sleutelgatliteratuur

Beatrijs Ritsema

De literaire kwesties waarvoor men nu nog een beroep op de rechter doet worden wel erg miezerig. Het ezelsproces tegen Gerard (toen nog van het) Reve in de jaren zestig van de vorige eeuw was de laatste keer dat er iets inhoudelijks ter discussie stond. Tegen blasfemie komt niemand meer in het geweer. De Rushdie-affaire geldt als saillant bewijs van de inferioriteit van het moslimdenken. In het verlichte westen prevaleert de vrijheid van meningsuiting boven het vasthouden aan taboes. Sterker nog, het slechten van taboes hoort juist bij de taak van de kunstenaar, want daarin toont hij z’n visionaire blik. Wie een kunstenaar de voet dwars zet, plaatst zichzelf dus automatisch in het reactionaire hoekje van de geheven vingertjes.

Het beledigen van God is als riskante bezigheid vervangen door het beledigen van onderscheidbare volksdelen. Iemand die racistische of seksistische uitlatingen ventileert, loopt de kans op z’n vingers te worden getikt, tenminste wanneer het beledigen op een pamflettistische manier gebeurt. In fictie mag eigenlijk alles, omdat schrijvers niet samenvallen met hun hoofdpersonen en omdat schrijvers per definitie geoorloofd zijn weerzinwekkende personages op te voeren. Als dat niet zou mogen, zou je geen boek meer kunnen schrijven dat ergens over gaat en zou bovendien de helft van de wereldliteratuur bij het grof vuil kunnen.

In deze kunst- en literatuuropvatting hebben schrijvers en kunstenaars carte blanche voor alles. De vrijheid is totaal, wat op zichzelf natuurlijk mooi is, alleen weet ik niet of dit ook tot betere kunst en literatuur leidt. Ik vermoed dat onderdrukking en gebondenheid interessantere resultaten hebben opgeleverd (de samizdat-literatuur ten tijde van het communisme, de entartete kunst bij de opkomst van het nazisme, onder druk van de commercie ontstane kunstproducten) dan de vrijblijvendheid van l’art pour l’art. Maar goed, net als iedereen heb ik ook liever een vrije maatschappij met niet zo geweldige kunst dan een rottige dictatuur, waar in verborgen hoekjes de kunst tegen de verdrukking in bloeit.

Toch vinden schrijvers nog steeds rechters op hun pad. Vanaf God en wereldlijke autoriteiten, via sociologische groepen zijn ze nu afgedaald tot het beledigen van individuen. Steeds nauwer wordt hun blikveld. Van Jezus, Allah en Mohammed, via de joden, de katholieken, de homo’s naar Ann Demeulemeester en de ex van Hans Dorrestijn is niet echt een opgaande lijn. Je kunt je afvragen of er in deze rechtszaken sprake is van taboes die noodzakelijk moeten worden afgebroken en of het begrip ‘vrijheid van meningsuiting’ hier überhaupt nog op van toepassing is.

Neem nooit een dichter, m’n dochter./ Zo een met een dichterskop,/ zo eentje met lange haren,/ zo een op een zolderkamer,/ zo een wordt er met de jaren/ niet monogamer op… dichtte Annie Schmidt in de jaren vijftig. Nu hoeft men een dichter niet meer te vrezen om zijn gebrek aan monogamie (daarin onderscheiden schrijvers zich allang niet meer van andere beroepsgroepen), maar om het vooruitzicht dat hij of zij zich op een gegeven moment als een schorpioen tegen ex-geliefden, vrienden of familieleden zal keren.

Wraak is altijd een eerzaam motief van schrijvers geweest. Zonder rancune en parasitisme op andermans privacy alweer geen wereldliteratuur. Toch is het akelig om mensen herkenbaar geofferd te zien worden op het altaar van de roem, in stukken gesneden, geanalyseerd en geëxposeerd door iemand die de kunst boven de menselijkheid stelt.

Wil ik een roman lezen over een hel van een huwelijk? Ja graag, maar ik wil niet tegelijk het gevoel hebben dat ik een openhartig levensverhaal uit de Privé of de Story zit te lezen. Nu de ex-vrouw van Hans Dorrestijn naar de rechter is gestapt, is zijn boek onmiddellijk tot sleutelgatlectuur gedevalueerd. Dat is zijn eigen schuld. Hij had onder pseudoniem kunnen schrijven of tenminste andere namen gebruiken. Maar hij verkoos de rol van schrijvende stalker. De literatuur heeft geen belang bij het predikaat ‘echt gebeurd!’, ‘echte mensen!’ De enige die hier zegeviert is de meedogenloosheid.

Artikelen in NRC-column.


Zwart schaap in de familie

Beste Beatrijs,

Ik heb me altijd een buitenbeentje gevoeld in het grote gezin waar ik uit kom. Ik wilde dit helemaal niet en heb mijn leven lang pogingen gedaan ‘erbij te horen’. Ik heb me overdreven geprofileerd, me extra bewezen, buitensporige beslissingen genomen, kortom mezelf overschreeuwd. Alle pogingen ten spijt bleef ik me buitengesloten voelen, iemand die uitgelachen en bekritiseerd werd.

Onze ouders leven inmiddels niet meer. Voor mij een reden om me terug te trekken uit de ‘grote groep’ van familieleden. Individuele contacten met degenen met wie ik redelijk overweg kan onderhoud ik wel. Met een van de zussen ben ik niet langer ‘on speaking terms’ en in de familie denkt men dat dat de reden is waarom ik me afzonder. Door mijn familie word ik nog regelmatig (uitsluitend indirect) bekritiseerd om mijn oude gedrag, bijvoorbeeld vroegere woedeuitbarstingen. Men vreest dat dit elk ogenblik weer de kop kan opsteken. Zelf heb ik vroeger niet in de gaten gehad dat ik anderen met mijn gedrag heb benadeeld. Ik was en ben bezig mijn plaats in dit leven op deze aarde te vinden. Daardoor voel ik me al snel in het verdomhoekje zitten, als iemand me op mijn gedrag aanspreekt.

Hoe kan ik afkomen van het negatieve beeld dat mijn familie van me heeft?

Wanhopige vrouw

Een gezin is niets anders dan een stansmachine die stereotiepen produceert. De rollen liggen vast voor het leven. Hoe groter het gezin, hoe minder een persoon onder zijn of haar stempel uit kan komen. In het forum van de familie heerst over iedereen afzonderlijk een gemeenschappelijke opvatting: de een is een baasje, de ander een flirt, weer een ander een warhoofd of een slappeling of, mogelijk in uw geval, een driftkikker. De ene familie werkt meer met stempels dan de andere, maar geen enkele familie ontkomt er helemaal aan, omdat het een simpele manier is om de werkelijkheid overzichtelijk en begrijpbaar te houden. Daarom worden familiebijeenkomsten ook door velen als beklemmend ervaren. De familie beschikt over een armzalig en uiterst selectief geheugen, elke uitlating van een persoon wordt geïnterpreteerd in het licht van de historisch gegroeide consensus over die persoon, steeds herhaalt men dezelfde afgetrapte anecdotes die voor saillant of grappig moeten doorgaan.

U vraagt hoe u kunt afkomen van het negatieve beeld dat uw familie van u heeft en, lees ik tussen de regels door, dit kunt vervangen door een positiever beeld, namelijk van iemand die bezig is haar plaats in dit leven te vinden.

U vraagt het onmogelijke. Uw familie zal tot in lengte van dagen vasthouden aan het stempel dat u is toebedeeld: een dwarsliggend persoon met kuren. Voor een familie is het altijd prettig een zwart schaap onder haar leden te tellen – dat geeft ze iets om met elkaar over te praten. Het enige wat u doen kunt is uw schouders ophalen. U gaat om met de broers en zusters met wie u overweg kunt en de rest laat u zitten. Waarom zoekt u gezelligheid en waardering bij mensen, met wie u zelf kennelijk ook moeite heeft? Waarom die zucht naar erkenning? Ik vermoed dat u wilt dat hun de schellen van de ogen vallen en dat zij uw ware persoonlijkheid ontdekken. Vergeet het. Zij weten al twintig? dertig? veertig? jaar wie u bent.

Artikelen in Broers en zussen, Familie, Ouders en volwassen kinderen.

Gelabeld met , , .


Stinkende collega

Beste Beatrijs,

Mijn werkzaamheden spelen zich af op een relatief klein oppervlak in een open kantoorruimte. Een collega van mij, een middelbare vrouw van in de vijftig, heeft de gewoonte zich zo’n paar keer per maand niet te wassen en geen deodorant te gebruiken. Gedurende de hele werkdag zitten wij dan opgesloten met iemand die werkelijk stinkt als een bos uien. Het trieste is dat zij kennelijk niets in de gaten heeft (hoewel niemand naast haar wil zitten). Ik heb wel eens gedacht aan een nare klierziekte, maar er zijn ook dagen dat ze reukloos is. Het is duidelijk een kwestie van oud zweet en ’s ochtends niet douchen. Mijn chef heeft in een werkoverleg wel eens getracht het probleem aan te snijden door over lichamelijke verzorging in het algemeen te praten. Helaas is die boodschap niet aangekomen. Vorige week heb ik nogmaals mijn chef terzijde geroepen, nadat ik bijna over mijn nek was gegaan in onze piepkleine keuken, maar hij durft haar niet hiermee te confronteren. Hoe haar op subtiele manier laten weten dat zij niet bepaald onopgemerkt aanwezig is?

Veroordeeld tot het apenhuis

Een mij bekende hoogleraar tandheelkunde heeft in de praatjes die hij houdt tegenover groepen net-afgestudeerden een standaardpassage opgenomen over het belang van persoonlijke hygiëne. Hij weidt uit over zweet, wassen, schone kleren, tanden poetsen en schetst in schrille bewoordingen het leed van de patiënt in de tandartsstoel, die toch al geen kant op kan en daarbij niet ook nog eens bezwaard mag worden met onwelriekende lichaamsgeuren van de man of vrouw die met een boor over hem heen hangt. Of de donderpreek van de professor effectief is betwijfel ik, hoe loffelijk ook zijn streven. Het probleem van zo’n soort boodschap is dat hij al te zeer vanzelf spreekt. Men moet schoon op z’n lichaam zijn. Ja, ja, snurk, snurk. Binnen vijf seconden dwalen de gedachten af naar interessantere onderwerpen. Het komt niet in de hoofden van de toehoorders op dat zo’n aanmaning wel eens op hen zelf van toepassing zou kunnen zijn. Het zijn immers altijd de anderen die stinken.

Zo ook op uw kantoor. Uw chef hield een toespraak en niemand voelde zich persoonlijk aangesproken. De dingen moeten niet breed worden gebracht als ze toegespitst bedoeld zijn. Dan kun je ook wel toespraken gaan houden over het belang van goede voeding en dat verkeer van rechts voorrang heeft. Zulke exercities leiden alleen maar tot grondeloze verveling.

Het hoort bij de plichten van de chef om te waken over het welbevinden van de afdeling. Daarom is hij de aangewezen persoon om met uw collega dit precaire onderhoud te voeren. Intieme zaken als lichaamshygiëne kunnen niet subtiel ter sprake worden gebracht, zoals u vroeg, maar wel op een sympathieke manier. Het perspectief van het onderhoud moet zijn dat de betrokkene gered gaat worden uit misère waar ze zelf geen weet van heeft. Een keer de uitdrukking ‘lichaamsgeur’ laten vallen is genoeg. Wie, al goochelend met de woorden ‘zweet, douchen en deodorant’, een paar keer ‘voor uw eigen bestwil’ gebruikt, maakt zichzelf glashelder. De bewuste vrouw zal zich schamen, maar tegelijk beseffen dat zonder dit gesprek de ellende nog veel groter was. Een goede chef laat z’n medewerkers niet barsten in de beerput.

Artikelen in Collega's.

Gelabeld met .


Toffe peer

Het lerarentekort is op dit moment zo schrikbarend opgelopen dat hier en daar een vierdaagse schoolweek overwogen wordt om soelaas te bieden. De situatie op de basisscholen is nijpend, vooral in de Randstad, maar ook op de middelbare scholen kost het steeds meer moeite om vacatures te vervullen. Het komt voor dat klassen maandenlang geen Engels of wiskundeles krijgen, omdat er geen vervangers voor zieke docenten gevonden kunnen worden.

Als oorzaak van het lerarentekort wijst men meestal naar slechte betaling in combinatie met hoge werkdruk. Toch denk ik dat er iets anders aan de hand is. Leraren zullen best hard moeten werken, maar ze hebben nog altijd twaalf weken vakantie per jaar en de salarissen volgen het reguliere overheidspatroon. Het probleem ligt elders. Het leraarschap lijkt me een van de zwaarste beroepen van dit moment, omdat hij/zij veroordeeld is tot de rol van toffe peer.

Vroeger was een leraar koning in zijn klas. Hij was een soort vrije ondernemer, die zich weliswaar moest houden aan de afgesproken onderwijsmethode, maar die binnen de muren van zijn territorium toch ruim baan kreeg. Deze vrijheid lijkt mij het aantrekkelijkste aspect van het leraarschap. Je staat in je eentje voor een klas, de kinderen moeten van alles leren, en jij bepaalt hoe dat het beste kan gebeuren. Je stelt regels op voor een prettig werkklimaat en je moet improviseren als de kinderen met iets onverwachts komen aanzetten. Het werk heeft iets van een dirigent die een orkest tot een symfonie moet brengen. Een goede leraar vindt het leuk om de baas te spelen, hoe empathisch hij verder ook is (en dat is ook een belangrijke eigenschap voor een leraar).

Aan deze vrijheid is op drie fronten geknabbeld. Door middel van het systeem van interne begeleiding bestaat meer controle vanuit de schoolleiding op hoe het er in een klas aan toegaat. De kinderen zelf zijn mondiger en minder bereid een autoriteit te accepteren. En ten slotte heb je dan de ouders die zich veel intensiever dan vroeger bemoeien met wat hun kind op school zoal meemaakt.

Als ik met leraren praat, zeggen ze altijd dat het toegenomen overleg met collega's, het krijgen van feedback over didactiek grote voordelen heeft, al gaat er veel tijd mee heen. Ook de roerigheid, soms ongezeglijkheid van kinderen kunnen ze best aan. Leerlingen zeggen niet meer bangelijk ja en amen, ze geven tegenspel, je moet met ze discussiëren, maar daar zitten ook zeker leuke kanten aan. Het blijven toch kinderen en als een leraar er slag van heeft om met ze om te gaan, dan marcheert zo'n schooldag prima, ook al gaat het er wat rommeliger aan toe dan vroeger.

Het moeilijkst hebben leraren het met de ouders. Ouders zien de leraar niet meer als autoriteit maar als een soort dienstverlener die het geluk van hun kind moet vergroten. Vanuit het belang van hun kind bemoeien ze zich met de inhoud van het onderwijs en met de wijze van lesgeven. Het gaat eigenlijk altijd maar om één ding: meer aandacht voor hun kind. Ouders bellen leraren thuis op, omdat het kind een zeven voor z'n werkstuk had, terwijl die er zo z'n best op had gedaan en op een negen had gerekend. Ze vragen om coulantie voor ADHD, voor hoogbegaafdheid (vermeend of reëel) voor dyslexie of voor dyscalculie. Dit is allemaal nog op te brengen, want het past binnen het modern-individualistische concept van onderwijs-op-maat. In wezen is elk kind in een klas van dertig een uitzonderingsgeval.

Maar waar een leraar pas goed gek van wordt is het feit dat bij elk conflict tussen leraar en kind, waarbij regels zijn overtreden en de een of andere straf is toegepast, de ouders blindelings achter hun kind gaan staan en op school verhaal komen halen namens de getraumatiseerde partij. Het is alsof ze zich niet kunnen voorstellen dat hun engeltje zich wel eens stinkvervelend kan gedragen. Het werkelijk slopende van het leraarsberoep zit in de plicht om iedereen te vriend te houden, collega's, kinderen én ouders. De toffe peer wordt een acteur – maar applaus krijgt ie niet.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-column.


Kinderen laten meehelpen in huishouden

Beste Beatrijs,

Mijn kinderen (11 en 8) helpen niet mee in het huishouden. Ze ruimen nooit iets op. Ze weten niet hoe een stofzuiger werkt. Zelfs de afwasmachine inladen is er niet bij. Dat hoeft niet van mijn vrouw. Ze zegt dat het veel meer tijd kost om hen zo ver te krijgen dan om het zelf te doen. Ik moet erbij zeggen dat ik zelf ook niet zo veel doe, omdat mijn vrouw altijd kritiek heeft dat ik niet precies op haar manier te werk ga. Toch denk ik dat het nuttig is dat kinderen een beetje meewerken. Anders staan ze later met twee linkerhanden in hun eigen huishouden en daar bewijzen we ze ook geen dienst mee. Wat vindt u?

Bezorgd over de taakverdeling

Er zijn twee redenen waarom het aanbevelenswaardig is dat kinderen een handje meehelpen in het huishouden. U noemt de minst belangrijke: dat ze zich met het oog op latere zelfstandigheid de nodige vaardigheden eigen maken. Dat klopt, aan de andere kant is het hanteren van stofzuiger, dweil en pannensponsje in een ommezien te leren. Als iemand 18 jaar is en nooit van z’n leven een vuilniszak heeft buiten gezet, heeft ie geen hopeloze achterstand opgelopen, bedoel ik maar.

De andere reden is veel belangrijker: inzet voor het gemeenschappelijk belang. Mensen die met elkaar onder een dak wonen zien zich geplaatst voor een aantal taken waar niet aan te ontkomen valt. Om het huis leefbaar te houden moet de rotzooi worden weggewerkt. Het heeft iets buitengewoon onaangenaams een bepaalde categorie bewoners te vrijwaren van onderhoudswerkzaamheden, omdat de rest dan gedegradeerd wordt tot lakei. Nog steeds strijdt het feminisme voor een gelijke inzet van man en vrouw op huishoudelijk gebied. Het kan niet de bedoeling zijn dat kinderen de rol van vrijgestelde gaan innemen, achter wier rug alles door gedienstige ouders wordt opgeruimd. Kinderen van vier kun je al de gewoonte bijbrengen om hun vuile kleren in de wasmand te deponeren in plaats van alles op de grond te laten slingeren. Oudere kinderen kunnen meer verantwoordelijkheid aan. Het gaat hierbij minder om de resultaten dan wel om het idee te laten postvatten dat meehelpen niet meer dan normaal is. Chagrijnigheid, tegenspartelen, saboteren en schreeuwende woede van de kinderen zijn het gevolg, evenals tijdverlies voor de superviserende ouder, die het inderdaad allemaal in een handomdraai zelf had gekund. Het is vervelend om hier ruzie over te moeten maken, maar het alternatief van het vrijgestelde kind is nog vervelender.

U heeft een ander probleem. Uw vrouw en u zitten niet op een lijn wat dit opvoedingsaspect betreft. Uw vrouw heeft een hekel aan delegeren. Zelfs aan u vertrouwt ze de klusjes niet toe, laat staan aan de kinderen. Blijkbaar heeft ze buitensporig plezier in het huishouden of legt ze de kinderen graag in de watten. Zo’n levenshouding laat zich lastig verwrikken. Ik zou zeggen: laat verder maar zitten, het is ook wel weer makkelijk, iemand die zich vrijwillig als dienstbode opwerpt

Er zullen dagdelen zijn, waarop u alleen thuis bent met de kinderen. Gebruik die tijd om het op uw manier te doen. Wijs aan waar de vuilnisbak staat en leg uit hoe je kruimels van een tafel wegwerkt.

Artikelen in Kinderopvoeding.