Spring naar inhoud


Jonge patiënten aanspreken

Beste Beatrijs,

Ik ben werkzaam als verpleegkundige op een polikliniek. Ik roep patiënten binnen die in de wachtkamer zitten, dan verzoek ik mevrouw Smit of de heer Jansen of hoe ze ook heten om ergens plaats te nemen. Kleine kinderen noem ik bij hun voornaam. Het probleem zit hem bij mensen tussen de pakweg 14 en 20 jaar. Het klinkt heel vreemd om tegen een jongen of meisje van 16 mevrouw of meneer Smit te zeggen. Soms staat er een voornaam op het patientenplaatje, maar dan lijkt het net of ik een bekende van ze ben. Als je ze bij de voornaam noemt voelen ze zich een klein kind, maar van ‘mevrouw’ of ‘meneer’ krijgen ze een rolberoerte. Ik heb zelf de leeftijd van hun ouders.

Ik spreek trouwens alle patiënten van boven de 20 aan met u. Buiten mijn werk zeg ik meestal je en jij tegen zowel jongeren als ouderen. Het gebruik van ‘u’ ervaar ik als te afstandelijk en een beetje onvriendelijk. Ik voel ook een beetje schaamte als men mij met ‘u’ aanspreekt.

Professioneel u-zegger

Beste U-zegger,

In vroeger tijden gebruikten mensen in dit soort situaties ‘mejuffrouw Smit’ of ‘jongeheer Jansen’. Deze aanspreektitels zijn in onbruik geraakt. Alle juffrouwen zijn mevrouw en alle jongeheren zijn meneer geworden. In uw geval lijkt me het een oplossing om zowel voor- als achternaam te noemen, als u een (tiener)patiënt binnenroept. Geen enkele tiener zal er bezwaar tegen hebben om als ‘Carla Smit’ of ‘Theo Jansen’ te worden opgeroepen. Ook voor kleinere kinderen raad ik u trouwens aan om zowel voor- als achternaam te gebruiken, omdat de kleintjes een vader of moeder bij zich hebben en volwassenen geconditioneerd zijn op achternamen. Als er geen voornaam op het patiëntenplaatje staat, dan ontkomt u niet aan ‘de heer Jansen’ of ‘mevrouw Smit’.

Het alternatief zou zijn om alleen de achternaam te gebruiken en dat klinkt bruusk en onprettig.

Wat het tutoyeren in het algemeen betreft: u schrijft dat u meestal zowel jongeren als ouderen tutoyeert, omdat u ‘u’ een beetje onvriendelijk vindt. Ook voelt u schaamte wanneer anderen ‘u’ zeggen. Mensen van ongeveer dezelfde leeftijd of jonger kunt u wel tutoyeren. Heel veel mensen doen dat. Toch zou ik u afraden om ouderen vanzelfsprekend te tutoyeren. Veel ouderen vinden dat te intiem of te opdringerig. Het verschil tussen ‘u’ en ‘jij’ was vroeger gebaseerd op verschillen in status en macht. Tegenwoordig duidt het op een verschil in intimiteit. Dichtbije mensen hebben een voornaam en zijn ‘jij’. Onbekenden hebben hoogstens een achternaam en zijn ‘u’.

Als mensen ‘u’ tegen u zeggen, zoals ik nu doe, hoeft u zich daarvoor niet te schamen. Het geeft inderdaad een zekere afstandelijkheid aan, maar de meeste korte contacten tussen onbekenden (in winkels, in het openbaar vervoer, aan de telefoon, voor een loket) zijn nu eenmaal zakelijk en formeel. U ervaart afstandelijkheid bij het ‘u’ zeggen en dat is ook precies de bedoeling. Die afstand hoeft trouwens in het geheel niet onvriendelijk te zijn. Korte contacten tussen mensen die elkaar met ‘u’ aanspreken kunnen bijzonder prettig verlopen.

Artikelen in Aanspreken en begroeten, Tieners, Zakelijke relaties.

Gelabeld met .


Cement

Beatrijs Ritsema

In de westerse cultuur werkt godsdienst niet meer bindend. Godsdienst is teruggedrongen naar de sfeer van de life style. Iemand kan een gelovig christen zijn, zoals een ander feministisch is of antiglobalistisch of vegetariër. Hoe diepgevoeld ook de overtuiging en hoe sterk ook iemands leven staat ‘in het teken van’, voor de buitenwereld gaat het slechts om privékeuzes die respect verdienen. Deze tolerante houding van niet-gelovigen wekt overigens ook weer ergernis op. Zo schamperde Willem Jan Otten onlangs in Vrij Nederland dat religiositeit door buitenstaanders in ongeveer dezelfde categorie werd geplaatst als het uitvoeren van schaamtevolle wc-handelingen: allemaal best, zolang het maar strikt privé blijft achter een deur met het haakje erop.

Otten heeft gelijk; het is irritant om welwillende onverschilligheid te ontmoeten, wanneer het naar je diepste overtuiging om iets essentieels gaat. Maar ‘godsdienst als cement van een cultuur’, zoals Job Cohen het in zijn nieuwjaarstoespraak formuleerde, geldt alleen voor andere culturen, niet voor de onze, die goddeloos is en aan autonomie hecht. Cohens oproep om meer in dialoog te treden met allochtonen via godsdienstige instituties als moskeeën, wekt bij voorbaat een soort schaamte, omdat de code in het westen luidt dat men niet iemand op z’n godsdienst aanspreekt – dat wordt toch nog indiscreet gevonden.

Nu is het natuurlijk niet de bedoeling dat de dialoog over godsdienst of theologie gaat. Cultuurverschillen en integratieproblemen liggen meer voor de hand als gespreksonderwerp, maar als de cultuur zo rechtstreeks uit de godsdienst voortvloeit, is het lastig de godsdienst te vermijden.

Het feit dat de Islam monotheïstisch is maakt het extra moeilijk. Vroeger leerde ik op school dat monotheïsme een stap vooruit betekende in de ontwikkeling van de mensheid van primitief naar beschaafd. Dit is het soort mededeling dat je als kind kritiekloos aanvaardt: van berenvel naar wambuis, van paard naar postkoets, van polytheïsme naar monotheïsme. Steeds hoger, steeds beter, steeds verder. In werkelijkheid is polytheïsme minder pretentieus en daardoor mogelijk beschaafder. Mensen hebben de behoefte om zich te verliezen in iets wat groter is dan zijzelf. Natuurvolken zien achter elke bron, vruchtendragende boom of gevaarlijk dier een god. Helden van de stam worden tot goden in de overlevering. Het vrouwelijke element mag ook meedoen. Omdat er zoveel verschillende goden zijn, kan iedere sterveling wel eentje van zijn gading vinden om zich tot te richten en zich te laten inspireren. Andere stammen hebben weer andere goden en hoeveel oorlog er ook gevoerd wordt, het gaat in ieder geval niet om godsdiensttwisten.

Polytheïstische godsdiensten bieden vrijheid. Pas in het monotheïsme volgens het autoritaire-vader-model van de christenen, joden en moslims kon de dogmatiek tot bloei komen, met regels voor het dagelijks leven en heilige gecanoniseerde teksten die worden toegepast op vraagstukken van eeuwen later. Het katholicisme is van alle monotheïsmen nog het sympathiekste, doordat het z’n polytheïstische opzet nooit helemaal heeft kunnen uitbannen: drie goden in één zogenaamde drie-eenheid, een belangrijke rol voor de moedermaagd Maria en tal van heiligen om apart te vereren.

Dominee Carel ter Linden die het huwelijk van Maxima en Alexander gaat inzegenen gelooft niet meer in de Opstanding. In zijn portret dat in deze krant geschetst werd afgelopen maandag wordt zijn geloof vergeleken met een kale boomstaak. Het zijn zware en schaamtevolle tijden voor de topmannen van het christendom. De islam en het orthodoxe jodendom zijn meer gericht op de praktijk van het dagelijks leven. De rituelen vallen samen met de religie. Van buiten af lijkt het op life style, maar het is ondoordringbaar cement.

Artikelen in NRC-column.


Boek: ‘Als ze maar gelukkig zijn’ door Beatrijs Ritsema

Als ze maar gelukkig zijn
over kinderen, opvoeding en onderwijs

Op dinsdag 29 januari 2002 verscheen een boek van Beatrijs Ritsema: Als ze maar gelukkig zijn. Het zijn eerder gepubliceerde columns en essays van haar (uit o.a. NRC Handelsblad), die allemaal over (de opvoeding van) kinderen gaan.
U kunt het op Internet bestellen via bijvoorbeeld BOL, maar het is ook bij de bibliotheek te leen.

Titel: Als ze maar gelukkig zijn
Auteur: Beatrijs Ritsema
Uitgever: Prometheus
ISBN-nummer: 9044601024
Prijs: € 14,95

Artikelen in Boeken.


De schillen en de dozen

Beatrijs Ritsema

Een van de genoegens van het dagelijks leven is het uit de weg ruimen van rotzooi. Het weggooien schept ruimte en geeft lichtheid aan het bestaan. Het is een geruststellende gedachte dat de vriesladen van mijn ijskast niet vol zitten met onidentificeerbare ingevroren restanten van maaltijden, die misschien ooit nog van pas kunnen komen. Ook liggen er geen stapels te kleine kinderkleren in afgelegen kasten te wachten tot er zich nog eens iemand aandient die er iets van zijn gading uit kan zoeken. Ah, de kick om een paar keer per jaar die bollende plastic zakken in de container van het Leger des Heils te dumpen. Het rinkelende plezier van de glasbak, het dof-ploffende voeden van de de oud-papier-container.

Het is iets vrouwelijks, denk ik, de animo om dingen weg te gooien. Als de kracht van mannen ligt in de creatie en in de destructie, dan ligt die van vrouwen in het opruimen en de omgeving een beetje leefbaar houden. Mannen bouwen ingewikkelde contrapties en gooien bommen, vrouwen brengen de boel aan kant. Toen honderdduizend jaar geleden een man en een vrouw zich na een smakelijke mammoetkarbonade te ruste wilden liggen, zal het in het hoofd van de vrouw zijn opgekomen om eerst nog even de botten en de rest van het afval weg te werken. In opgeruimde toestand ziet zo’n grot er meteen een stuk gezelliger uit.

Tegenwoordig heb je huishoudbeheersconsulentes (het zijn altijd vrouwen). Zo iemand kun je inhuren als je overspannen bent omdat de rotzooi thuis je boven het hoofd is gegroeid. Ik heb het wel eens op de televisie gezien. Meestal gaat het om tweeverdieners die al hun tijd aan productie besteden, zodat planning van het dagelijks leven en soms zelfs consumptie van de aangeschafte goederen erbij inschieten. De consulente komt binnen met een rol vuilniszakken onder haar arm. Terwijl de bewoners schaapachtig toekijken, verwijdert ze drie kwart van de inhoud uit de ijskast wegens verstreken houdbaarheid. Uit de keukenkastjes verdwijnen oude pakken pasteitjes, zakjes custardpoeder en blikken nasi die nooit meer iemand zal eten. Versteende mandarijnen, een doos met halfafgebrande kaarsen, bankafschriften van vijftien jaar geleden, stapeltjes reclamefolders, oude kalenders, kapot speelgoed, nog te lezen krantenbijlages, te repareren radio’s, niets ontsnapt aan de spiedende blik van de consulente. Weg ermee! Heerlijk beroep.

Weggooien montert op. Je hoort wel eens van vrouwen die last hebben van een dipje dat ze de stad ingaan om dingen te kopen: nieuwe kleren, nieuwe schoenen, maakt niet uit wat, als ze hun pinpas maar kunnen gebruiken. Dit helpt niet, want hun kasten puilen toch al uit. Een betere remedie tegen depressie is het om overbodige schoenen en kleren weg te werken naar de inzamelpunten die overal te vinden zijn. Als je je stemming wilt verbeteren kun je beter de vuilniszakken buiten gaan zetten dan iets onnodigs aanschaffen.

Van overheidswege willen ze het weggooien ontmoedigen door het zogenaamde diftarsysteem. Tegelijk moet iedereen consumeren om de economie draaiende te houden. In het diftarsysteem moet de burger betalen naar rato van wat hij weggooit. Als enthousiast weggooier vind ik dit een minne aanpak, omdat het leidt tot het dumpen van afval in de container van de buurman. Een mens moet binnen de regels vrijelijk van afval kunnen afkomen, zonder per kilo te worden aangeslagen. Als de belasting op afvalverwerking omhoog moet, dan moet dat maar in de prijs van de aan te schaffen goederen tot uiting komen. In het licht van de geestelijke volksgezondheid kun je beter een drempel inbouwen tegen het in huis halen van rotzooi dan een straf zetten op het weggooien ervan.

Artikelen in NRC-column.


Gebruik maken van invalidentoiletten

Beste Beatrijs,

Zaterdagmiddag bij V&D. Een rij van dertig dames staat voor de toiletten van het restaruant min of meer benauwd op heur beurt te wachten. Al die tijd maakt niemand gebruik van het invalidentoilet, ook al is geen velden of wegen een rolstoeler te zien.

In zulke omstandigheden zie ik er geen kwaad in om uit de rij te stappen en gebruik te maken van het invalidentoilet. Toch word ik dan vreemd aangekeken als ik eraf kom. Jaloezie op een goed idee of breek ik hier een modern onuitgesproken taboe?

Toilet-inpikker

Beste Toilet-inpikker,

Een invalidentoilet is iets anders dan een invalidenparkeerplaats. Wie als gewone automobilist daar z’n auto parkeert, is buitengewoon onbeschoft bezig. Het is bovendien een wetsovertreding, die tot een boete kan leiden. Met toiletten ligt dat anders, omdat het gebruik daarvan hooguit een paar minuten in beslag neemt. Een rolstoeler ondervindt er geen schade van, als anderen ook gebruik maken van zijn of haar toilet. Ik ben er voor om gehandicapten zo veel mogelijk hetzelfde te behandelen als niet-gehandicapten. Dat betekent dat voor hen voorzieningen aangelegd worden om de toegankelijkheid van het publieke domein te vergroten, maar niet dat zij exclusieve rechten hebben op deze voorzieningen. Een moeder-met-kinderwagen mag net zo goed van de invaliden-oprit gebruik maken als een rolstoel.

Wat mij betreft is er dus niets op tegen om te allen tijde het invalidentoilet te gebruiken. Als er een rolstoeler aan komt rijden, is het wel zo beleefd deze persoon voor te laten gaan, maar verder kan iedereen z’n gang gaan op deze heerlijke, ruim bemete en meestal ook veel schonere wc’s.

Artikelen in Winkels, Ziekte.


Collega stinkt uit haar mond

Beste Beatrijs,

Mijn collega ruikt regelmatig onfris uit haar mond. De laatste weken is het werkelijk onhoudbaar geworden. Ik durf er echter niet over te beginnen. Zij is mijn baas, dus hulp hogerop kan ik niet inroepen. Aan anonieme briefjes heb ik een hekel. Wat te doen?

Lijdende collega

Beste Lijdende collega,

Dit probleem heb ik weleens eerder behandeld. Uw probleem is in zoverre anders dat het uw baas betreft en niet een directe collega. Toch is de oplossing niet wezenlijk anders. Iemand zal met haar moeten praten ongeveer op de manier zoals ik in mijn eerdere stukje aangaf. Dat hoeft u niet per se zelf te zijn. Het kan ook een ander zijn die dit slecht-nieuws-gesprek gaat voeren. Het beste is als iemand het doet die het wel goed kan vinden met de baas en andersom. Als mensen elkaar sympathiek vinden, gaat zo’n gesprek nou eenmaal makkelijker. Ik weet niet hoe u tegenover uw baas staat. Als u haar wel mag, zou ik zeggen: vertel het haar, op een rustige manier, zonder al te harde woorden te gebruiken. Als jullie verhouding niet zo goed is, moet u een andere collega zo gek zien te krijgen om met haar te praten.

Het probleem ‘slechte adem’ is trouwens nog niet zo makkelijk te verhelpen. De meeste mensen weten het toch wel van zichzelf, omdat familieleden of intimi hen daarop gewezen hebben. Dit ligt ook veel meer op hun weg dan op die van collega’s op het werk. Pas recent is men er achter gekomen waardoor slechte adem (halitosis) nu eigenlijk wordt veroorzaakt. Niet alle tandartsen zullen hier van op de hoogte zijn. Het komt niet door slechte mondhygiëne en het komt niet uit de maag. Mondwatertjes, zes keer per dag tandenpoetsen, dropjes of pepermuntjes helpen ook niet. Het gaat hier om anaërobe, zwavelproducerende bacteriën die diep in de tongoppervlakte en vooral achter in de keel leven. Deze bacteriën breken eiwitten af van het voedsel dat passeert en produceren vervolgens vluchtige zwavelverbindingen die vreselijk stinken. Het zijn anaërobe bacteriën, dat wil zeggen: ze leven in een zuurstofarm milieu (diep tussen de tongpapillen). De oplossing die nu wordt toegepast is om het milieu zuurstofrijker te maken, zodat deze bacteriën verdwijnen.

Artikelen in Collega's.

Gelabeld met .


Mobiel

Beatrijs Ritsema

Moderne rijkdom staat gelijk aan beweging. Wie geld heeft zet dat op de een of andere manier om in verplaatsingen. Er worden goederen versleept, verre bestemmingen aangedaan, uiteenlopende vormen van vertier opgezocht. Ook degene die vooruit wil in het leven is gedwongen zichzelf voortdurend te verplaatsen. Stilstand is achteruitgang. Je mag niet jaren in hetzelfde baantje blijven zitten. Kinderen moeten naar ontplooiende vrijetijdsactiviteiten worden vervoerd. Als er twee ouders buitenshuis werken in een gezin, zijn er al snel twee auto’s nodig om de mobiliteit op peil te houden.

Een onthullende opmerking in dit verband kwam van minister Netelenbos die in een interview in Trouw zei dat de vrouwenemancipatie te danken was aan de pil èn de auto. Onmiddellijk zie ik dan een stoet van bemantelpakte vrouwen in leaseauto’s voor me, allemaal hun makeup bijwerkend in de file bij Rottepolderplein. En de sukkels die de trein nemen? Die zijn veroordeeld om op kille, informatieloze perrons te wachten op te korte en te late treinen. Hadden ze maar rijk of geëmancipeerd genoeg moeten zijn om zich per auto te verplaatsen.

De ene helft van de maatschappij, de winners met topconsumptiekracht, verstoppen alle kanalen met hun extreme mobiliteit. Van huis naar werk naar winkels, naar de horeca in zijn duizendvoudige verschijningsvormen. De andere helft bestaat uit losers en van hen wordt de mobiliteit steeds verder ingekrompen. Vooral oudjes hebben hier last van en in een cultuur die zozeer draait om flexibiliteit en dynamiek hoort eigenlijk iedereen van boven de vijftig al bij de oudjes. De 95 % vijftig-plussers die het in hun werkende bestaan niet tot de top van de hiërarchie hebben geschopt worden weggeduwd naar de marge, voor zover ze niet sneuvelen onder de aanhoudende reorganisaties. Het bed moet opgeschud, dor hout gekapt. Bij een rationele, transparante, geprivatiseerde bedrijfsvoering kun je geen 50-plussers gebruiken, want die hebben geen elan meer. Ze zijn alleen maar eigenwijs en plegen obstructie. Uitparkeren, detacheren of beter nog de Wao of Vut in.

Voor de nog oudere oudjes die het stadium van de pensioenpret met z’n doelloze internationale verplaatsingen alweer achter zich hebben gelaten, begint de werkelijkheid pas echt grimmige contouren te vertonen. Ze worden onderworpen aan terugkerende medische keuringen op rijvaardigheidsgebied. Hun eigen huisarts mag zo’n keuring niet verrichten. Andere huisartsen zijn niet happig op dit werk, omdat ze het al druk genoeg hebben. Ten slotte moet er drie maanden op de uitslag worden gewacht. Hoewel oudjes minder auto-ongelukken veroorzaken dan jongere automobilisten, zou de gezondheidspolitie hen het liefst helemaal de auto uitkrijgen (hebben de nuttige dertigers ook weer wat meer ruimte op de weg). Als ze dan eindelijk zo ver is, komen ze tot de ontdekking dat het openbaar vervoer wegens gebrek aan rendement verdwenen is of in frequentie gehalveerd. Bijkantoren van banken zijn opgeheven, zodat ze uren onderweg zijn om geld te bemachtigen, dat ze niet meer aan de balie mogen ophalen, omdat het voor banken niet rendabel meer is om klanten persoonlijk te woord te staan.

Ze kunnen de cijfers op de pinautomaat niet meer lezen, omdat ze staar hebben en ze moeten een half jaar op de wachtlijst doorbrengen voor ze aan de beurt zijn voor een operatie die maatschappelijk gezien alleen geld kost en niets oplevert. Stilletjes aan dement geworden krijgen ze, als ze tenminste heel veel geluk hebben, een plaatsje in een verpleeghuis, waar niemand van de verzorgers tijd heeft voor iets onnozels, omdat er productie moet worden gehaald in luiers en dienbladen.

Ik wens u allen een mobiel 2002.

Artikelen in NRC-column.


Vuil werk

Beatrijs Ritsema

In het Lagerhuis-met-prominenten werd gediscussieerd over euthanasie bij geestelijk lijden. De huidige euthanasiewet voorziet wel in een zachte dood in geval van uitzichtloos lichamelijk lijden, maar niet in geval van uitzichtloze geestelijke nood. Op dat onderscheid is de arts Sutorius die senator Brongersma aan een voortijdige, zachte dood heeft geholpen dan ook in het ongelijk gesteld. De voorstanders van een meeromvattende euthanasieregeling gaan ervan uit dat er geen verschil is tussen geestelijk en lichamelijk lijden en verder stellen zij het zelfbeschikkingsrecht van iemand boven alle andere rechten.

Hoezeer ik ook de waarde van de zelfbeschikking aanhang (wie niet in de westerse cultuur), ik kan me het concept gestuurd sterven niet goed in de praktijk voorstellen. ‘Als je zo iemand niet helpt,’ riep advocaat Spong op een gegeven moment, ‘dan springt ie van het Hilton hotel’. Hiermee bedoelde hij kennelijk: en dan zijn we nog verder van huis. Met dit argument betreden we het terrein van de pragmatiek. Al die mensen die van daken afspringen, zich voor treinen werpen, dat geeft rommel en overlast, ervan afgezien dat zo’n gewelddadige dood niet prettig is voor de betrokkene. Het is een naar gezicht voor degenen die de springer vinden en de rommel moeten opruimen. Machinisten lopen trauma’s op en treinreizigers vertraging. Klopt allemaal, toch had ik het nog schokkender gevonden wanneer Herman Brood na rijp therapeutisch beraad door een arts met een spuitje uit zijn lijden was verlost, dan zoals het nu is gegaan.

Het staat de mens vrij om zelfmoord te plegen – dit is geen recht dat deel uitmaakt van het rijtje mensenrechten, maar een gevolg van het feit dat de mens een bewustzijn heeft. Wie kan nadenken over leven en dood en de verschillen daartussen, kan de dood verkiezen, maar het is toch weer wat anders als anderen het vuile handwerk moeten opknappen.

Zou er iemand te vinden zijn geweest die Herman Brood in dat stadium van zijn aftakeling al had willen helpen? Het lijkt me twijfelachtig, omdat niet al het perspectief verdwenen was uit zijn leven. Wel zoals hij er zelf tegenaan keek, maar niet volgens anderen. Het probleem bij al het lijden dat niet op korte termijn op de dood afkoerst is dat iedereen het verschillend weegt. Euthanasie bij ongeneeslijke zieken, van wie het lichaam onafwendbaar in elkaar stort, kan nog met een zekere objectiviteit uitgevoerd worden, omdat artsen (met de verplichte second opinion), de patiënt en diens naasten tot overeenstemming kunnen komen dat dit de beste handelswijze is. Maar zelfs deze gelegaliseerde hulp bij eerder sterven, waar ethisch niets op aan te merken is, verliest aanhang onder de uitvoerders begreep ik uit het artikel van Margriet Oostveen laatst in deze krant over huisartsen die zich onprettig voelden bij hun euthanatisch handelen. Hoe zwak moet de steun dan wel niet zijn voor hulp bij mensen die geestelijk lijden? Het verloop van kanker, MS of progressieve spierziekten is, eenmaal in de eindfase, betrekkelijk voorspelbaar, maar van iemands psychische gesteldheid weet je nooit helemaal zeker welke kant het op zal gaan.

Dat iemands recht op zelfbeschikking ook in ambigue omstandigheden de doorslag zou moeten geven is niet realistisch, omdat er te veel mensen medewerking zouden weigeren. Zoals het onmogelijk is een arts of wie dan ook bereid te vinden om een demente, vegeterende bejaarde met zachte hand om het leven te brengen, ook al heeft die persoon daar eerder toestemming voor gegeven, zo zullen mensen die in zware, geestelijke nood verkeren of klaar met leven zijn, er niet snel in slagen een assistent te vinden voor hun levensbeëindigende plannen. De meeste mensen deinzen terug voor dit soort hulp. En de mensen die er niet voor terugdeinzen moet je misschien juist net weer niet hebben. Enthousiasme voor euthanasie pleit zelden in iemands voordeel. In het Haagse Juliana kinderziekenhuis is een verpleegster gearresteerd die verdacht wordt van moord op een aantal kinderen. Sommige mensen zijn zo slecht tegen andermans lijden bestand dat ze radicale maatregelen nemen om dat leed te verdelgen en daarbij vuile handen maken. Ik kan me wel iets voorstellen bij de aandrift om de zinloosheid weg te werken. Opgeruimd staat netjes en meer van die montere wijsheden. Met zo’n instelling kun je bij de gemeentereiniging terecht. Wie in de zorg werkt moet over een grote tolerantie voor zinloosheid beschikken.

Artikelen in NRC-column.


Cadeau voor feestdagen

Beste Beatrijs,

Je zult maar alleenstaande zijn en voldoende (niet-alleenstaande) vrienden hebben. Dan ben je in december onder de pannen. Immers, het ene paar, met al die leuke kinderen, nodigt je uit voor een aangeklede kerstavond. Het andere stel voor eerste kerstdag. Ook voor tweede kerstdag en oudejaarsavond vergeet men de invitaties niet. Bij al deze bezoeken dient men een aardigheidje mee te nemen, liefst voor iedereen ‘iets aparts’. Ik durf me nauwelijks nog te vertonen met alweer een fles wijn of pralines. Het moet dit jaar anders, maar hoe?

Onoriginele gast

Beste Onorigineel,

Uw vrienden nodigen u niet uit om de rol van kerstman te spelen. Tijdens de overmaat aan decemberfeesten kan er hevige tropenkolder toeslaan in gezinnen die de hele dag tegen elkaars koppen zitten aan te kijken. Een bezoeker van buiten zorgt dan vanzelf voor frisse lucht en een geanimeerde stemming. Wat u ook meeneemt voor uw vrienden (en de klassieke fles wijn of doosje bonbons zijn beter dan menig originele contraptie), uw geschenken vallen in het niet bij uw sprankelende persoonlijkheid naar wier komst kennelijk alom wordt gesmacht.

Artikelen in Cadeaus, Feestdagen, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .